Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 Juli '22. - No. 2353
SCHILDERKUNST-KRONIEK
DE KUNSTENAARS EN DE VOLKSVERTEGEN
WOORDIGING. Het moest niet zózijn; een
volk moest van zelf zijn komenden roem
verdedigen; een volk moest van zelf zijn
kunstenaars voeden. En niet op welwillende
wijs; niet 'als bedeelden; ze zijn te groot
daarvoor. Het moest zijn kunstenaars eeren,
door hun werk te geven, dat hun past; door
den portrettist de portretten te geven., die
hij kan schilderen; door den schilder van
muurschilderingen den naam te geven, dien
hij eeuwig zal maken door zijn rhythmen;
door den bouwmeester het huis te laten bou
wen, dat schoon is en degelijk; door den
beeldhouwer een plein te geven voor de
statuut van den mensen, of een overloofd
pad, voor een groep der innigheid; door den
meubelmaker sober een zaal te laten vullen
met hout, dat van materiaal werd tot weelde
en geest; door den pottenbakker een vaas
neer te laten zetten, waar een enk°l°roos in
zwelt als een riekende robijn; door den
drijver van metalen op te wekken ergens den
dans van zijn brons te doen leven vol tragen
praal. Een volk moest dat doen, en zijn groe
pen, die dat kunnen doen, moesten dat doen.
Niet ten eerste de trage Staat is daarvoor
aangewezen, die na-tobt over de roekeloosheid
van zijn huishouden in voorbije,
eeuwiggewaande jaren maar de leniger lichamen :
de groote vakvereenigingen (die nieuwe mach
ten!), de gemeenten, en de enkele personen of
maatschappijen, die dat nog kunnen. Deze
zijn daarvoor aangewezen. En op welke
manier? Op werkelijk-oekonomische wijze,
dat is dus op de manier van een goed
huisbestier. Dat is door zich werkelijk waarden
te koopen, in een tijd, dat het geld schaarsch
is, en dwingt tot bittere overweging en tot
ernstige bezinning. In een periode als deze
moeten ten eerste den werkelijken kunste
naars opdrachten worden gegeven; de an
deren, die zich met verf en ander materiaal
onledig houden, moeten zoo mogelijk
philanthropisch worden gesteund
Het spreekt van zelf uit het voorgaande,
dat ik me skeptisch verhoud tegen het kiezen
van een vertegenwoordiger der kunstenaars
in de Kamer of in de Kamers. Ik begrijp, dat
daartoe de neiging bestaat; er wordt in deze
dagen veel verwacht van het gouvernement,
maar het is bekend, dat de Staat zelf z
zich zal moeten beperken, dat bestellingen
van hem uitgaand, zoo goed als niet te
verwachten zijn. Er is echter een reden, dat
zulk een vertegenwoordiger toch iets zou
baten. Hij zou de viva vox, of wilt ge het, de
vox angelica kunnen zijn onder de Kamer
leden. Hij zou ten minste, gehoord door velen,
de geestelijke goederen van een natie kunnen
verdedigen, en hun meer .erkenning kunnen
verschaffen. Hij zou een veelgehoord spreker
kunnen blijken, die het oor van het Land
J W3DnhUY5
MEUBILEEPEn
wonino
AM5TERDAM
zou hebben meer dan de overigen, soms
grooteren, dat tijdens hun leven hebben. Hij
zou door de lezers der couranten, en van de
Kamerverslagen allicht getrouwer worden
gevolgd, dan wanneer hij enkel in kunst
rubrieken thuisbleef en dat is winst, z
er tenminste duur was in zijn Kamerlid
maatschap. Want.... herhalen, niet tien
maal maar honderd malen, is noodig, vór
dat wat ge verdedigt en wel verstaat, door
dringt tot wie ge wilt overtuigen.
3.
En moet de verdediger een willekeurig
Kamerlid zijn, die bij buien uit zijn politieken
slof schiet in den aesthetischen schoen?
die door temperament, of door singulieren
draai, meer dan door gave en kunde zich daar
voor opwerpt? Het lijkt onhartelijk dit niet
te wenschen, maar het is reëel aan den be
gaafde en bevoegde de voorkeur te geven.
Da vox angelica in de Kamer moet de stem
zijn van een kunstenaar, die gerijpt is, ge
schoold genoeg is, en een positie bezit, die
de anderen tot luisteren noopt. Waren zulken
er niet, dan was het willekeurig temperament
vol Kamerlid aangewezen maar zulken
zijn er onder de kunstenaars. Ik zal hier geen
namen noemen, maar er zijn kunstenaars en
meer dan genoeg, die de geestelijke goederen
der natie zegevierend zouden kunnen ver
dedigen. En het beste ware dan een af te
vaardigen, die niets inboette van zijn
aesthetisch inzicht, maar die als scheppend wezen
aan het minderen is, b.v. iemand als Doctor
Jan Veth. Ik ben geen bewonderaar van den
schilder meer, zoo ik ooit dat was, maar ik
weet (en het belang der kunstenaars gaat
mij boven alles), dat hij officieel genoeg gezien
is om tot luisteren te nopen; dat hij vaardig
heet te zijn in het debat, en dat hij ontwik
keling en stijl genoeg bezit in het uiten, om den
stand, dien hij verdedigt, niet te blameeren.
Ik herhaal, dat het beter was, dat in onze
Staten-Generaal geen noodhulp noodig was
voor de kunstenaars, maar dat daar vele der
leden de hoogheid der geestelijke goederen
eener natie wisten te erkennen, maar dit is
te weinig het geval, dan dat we deze noodhulp
.liet zouden aanvaarden' tot betere tijden.
Deze noodhulp gecandideerd op een enkle
lijst, of als eene van een kleine groep, heeft,
het is gebleken, geen kans te worden gekozen
een der groote partijen moest hem bij zich
nemen en hem een goed nummer op de rang
lijst" geven; hij zou, als zoo gehandeld werd,
de Kamer binnengeloodst kunnen worden.
Hij is daar noodig, totdat het aesthetisch ele
ment in de Kamer voldoende levendig is om
den specialist te missen; hij is daar zeker z
noodig als vele der vrouwelijke leden, die
eenigszins als specialisten daar eveneens
zetelen.
P 1. A S S C H A E R T
IHETBOEK
HET
KNUT HAMSUN. Hoe het groeide. 2dln
Vertaald door Margaretha Meyboom.
Arnhem 1921. Van Loghum, Slaterus
en Visser.
De opzet van dit boek is buitengewoon
mooi. Het is van een eenzaam, eenzelvig man,
die gaat wonen in de wildernis, en den strijd
begint van een sterk man tegen het woeste,
onontgonnen land. En het blijkt hem, dat
de aarde gewillig is voor een mensch, die ster
ker is dan zij. Eerst voert hij de worsteling
alleen, later helpt hem een vrouw. Hun sa
men-leven is van een primitieven eenvoud,
dat tot op het instinctieve ttrug-gaat. Daar
door krijgen de kleinste dingen beteekenis.
Als Izaak met een klok of een lamp thuis
komt, voelt de lezer dat evenzeer als een feit
van gewicht als de vrouw in Izaak's huis.
Ja, de opzet, de eerste honaerd vijftig
bladzijden van uit boek zijn prachtig. Het is
van ei'ii stoere kracht, en men mag een kunst
werk verwachten, waarvan de beieekenis i i
de werelo-ietterkunde niet gering zal zijn.
Maar dan, al in de tweede helft van het
eerste deel, komt de daling. De lijnen van de
samenstelling, aanvankelijk zoo sterk en zekei,
zoo wétend en beheerscht getrokken,
beVAN DE WEEK
DE VAN BERKELS EN
HUN VRIENDEN
door F. DE SINCLAIR
Nieuwe goedkoope uitgave
Prijs ingen.U.90. Geb. f 2.50
De ruis van de Van Berkels en
hun Vrienden naar Zwitserland
is op kostelijke wijze beschreven en
iedereen zal na lectuur van dit boek
ten zeerste voldaan zijn.
Uitgave van VAN HOLKEMA & WARENDORF, A'dam
gin/ien te vervagen. Er komen een inass"
personen bij, de eene al doezeliger getypeerd
dan de andere; het heele verhaal begint u
versuikerwateren en het slot is absoluut niets.
Zelaen heb ik ee-, verhaal gelezen, waarvan
het begin zógoed, en het verloop zóonbe
duidend is. Van den sterken man, die de ont
ginning begon, bemerken wij in het tweede
deel bijna niets meer. De eenheid is weg;
de roman verbrokkelt: het is ot ons eenige
afzonderlijke romannetjes worden voorgelegd,
en deze kunnen ons geen van alle boeien na
de grootsche visie, die de schrijver ons gaf
op menschen en land, in het eerste deel.
Hoe het groeiue" is, meen ik, het eerste
boek, dat van Knut Hamsun in het
Nederlandsch werd vertaald. Waarom werd juist
dit verhaal gekozen, om den schrijver bij ons
in te leiden ?
Het uiterlijk van het boek is leelijk, het
Hollandsen iets minder vlot dan wij hei van
de vertaalster gewoon zijn.
H L KM A .\ Al / U D f N D O K l'
MAARTEN DIJK, Het Begrijpen van mu
ziek. Arnhem, Uitgevers Mij. van
Loghuni, Slaterus on Visser.
De schrijver heeft zijn belangrijk onderwerp
met grooten ernst behandeld; het is liem ge
lukt zijne denkbeelden met klaarheid weer te
geven. En al vond ik in het boek ook wel
enkele begrippen en opvattingen, die ik niet
geheel doelen kan zoo vind ik de strekking
en inhoud van het werk toch van zulk belang,
dat ik het boek gaarne als zeer lezenswaardig
aanbeveel.
JOH. W A G E N A A R
RUSSISCHE BOEKEN
ORKI CONTRA DüSTOJEFSKY
Na de Gebroeders Karamazof heeft de
Kunstenaarsschouwburg in Moscou ook de
Demonen opgevoerd, een nog ziekelijker en
meer sadistisch stuk dan de Karamazofs",
zooals Gorki het noemt. 1)
Natuurlijk zijn tooneelbewerkingen als deze
altijd hachelijke ondernemingen. Er behoort
moed toe, zoowel deze figuren in levenden
lijve uit te beelden, als om hun doen en laten
mee te leveu v,or het voetlicht; gegeven
de geweldig-intensieve tooneelkunst der Rus
sen, moet dat wel een uitermate
emotioneerend beleven zijn.
Dat Gorki zich aan deze voorstellingen
ergerde is zonder meer te begrijpen; terecht
vraagt hij, waarom men ook maar niet
Mirbeau's Jardin des Supplices voor tooneel
bewerkt !
Maar bij orki zit het dieper: het gaat niet
in de eerste plaats tegen de opvoeringen,
maar vooral tegen Dostojefski en diens werk
/.elf. Het gaat om het Karamazovsjtsjiena"
(Karamasovisme).
Dostojefski is een genius, zegt G., maar
Onze booze genius. Hij
voelde, omvatte en
beeldde met genietende
* vreugde (dit laat ik
voor Gorki'srekening. S.)
de twee ziekten, die in
den Russischen mensch
zijn aangekweekt door
zijn afschuwlijke ge
schiedenis en zijn zondig
moeizaam leven : sadisme
en masochisme, de
sa*? distische wreedheio van
den nihilist, van een
Werchowenski, een
Bazarof, een Karamazof
Senior, de vreugde van
het vernederd en gepij
nigd worden bij een
Sjatof, een Aljosja Kara
mazof, een Djevoesjkien ;
zij zijn min of meer
gelukkig om hun gesla
gen zijn en worden;
z ij k u n n e n niet
ander s."
Kreupele, zieke zielen,
beide groepen. Inder
daad. Maar orki zelf
heeft zich niet minder
bezo.idigd" aan de uit
beelding van aeze beide
trekken der Russische
mentaliteit ; lees Uit
mijn Kindsheid": groot
vader, de
meedoogenlooze wreedaard, groot
moeder, de altijd maar
geslagene, lijdzame, in
liet bewustzijn, dat het
niet anders kan. Bij dit
verwijt van orki wor
den we dan ook on
willekeurig herinnerdaan
den Hollandschen pot en
den hollandschen ketel..
Waarom vestigt men
altijd de aandacht der
menschen op de zieke
lijke uitingen onzer na
tionale psyche, op die
afschuwelijkheden? Wij
moeten daar overheen,
er moet een gezonde atmosfeer geschapen
worden, waarin voor deze ziekelijkheden geen
plaats meer is."
Wat Gorki's afkeer nog grooter maakt is
het feit, dat De Demonen" bedoeld zijn als
een gruwelijk-scherpe geeseling van sommige
groepen revolutionairen 2), een hopelooze ont
rafeling van hun inzichten en doeleinden,
die velen der tegenwoordige machthebbers
in Moscou wel bizonder onaangenaam moeten
zijn. Gorki spot eenigszins met de zooge
naamde hoogere levensproblemen", die Dos
tojefski tegenover de
nihilistisch-revolutionaire tendensen plaatst. Het lijkt me ge
waagd eenzijdig, als Gorki die hoogste idealen
van een Aljosja, een Kirilof afdoet met een
beetje welsprekendheid, die van de levende
werkelijkheid afleidt, zonder het ethische
peil te verhoogen, een bewijs, dat Rusland
meer dan andere landen onder het juk der
kerkelijke en theologische opvoeding heeft
gestaan."
Gorki is een zapadnik (westerling), en het
is het slavofilstwo, dat hij in Dostojetski
niet verdragen kan. Dit is van belang te
weten, wil meu dit belangwekkende boek
juist beoordeelen.
Veel Russische kunstenaars wareu in
verzet gekomen tegen deze opvattingen
met het argument, dat orki de vrijheid
van den kunstenaar onder censuur van
de maatschappij wilde stellen. Toegegeven
dat Dostojefski een reactionair, een vijand van
het westen, een chauvinist en prediker
was van deemoed, gehoorzaamheid en het
redelooze nationalisme, toch staat hij als
kunstenaar zoo hoog, dat de maatschappij
niet het recht heeft te protesteeren tegen
zijn bedoelingen.
Merkwaardig is de hieruit ontstane
pennestrijd zeker, daar hij een typisch zeker
niet-Nederlandsch staaltje is van de rol,
die de Russische schrijver in de Russische
samenleving speelt. In de Russische litte
ratuur gaat het vooral om de kwesties, die
de menschen op allerlei gebied bezig houden
altijd, enkel letterkundige" in onze
allcrellendigste beteekenis van het woord is de
Russische schrijver nooit. Ook orki niet.
Allerminst. Maar ook zijn tegenstanders niet.
EINDE VAN DE HAAGSCHE
CONFERENTIE
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
Vooruitziende blik
Mlllllllllllttlllllllll
iiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiii miiiiiiiimiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIlllllllllllBlllltl
GEBOORTE- EN STERF-HUIS
VAN MATTHYS MARIS
Onlangsvermelddendedagbladen dit bericht:
Te Londen heeft zich een Comitégevormd, dat in
den gevel van No. 18 Westbourne-Square, waar
Jtatthijs Maris het laatste deel van zijn leven woonde,
een gedenksteen wil doen aanbrengen
Leden van het Comitézijn Lord Crawford, Sir
Charles Holmes, Sir Martin Conway, Sir Aston Webb,
Sir Claude Phillips, D.Y.Cameron, Muirhead Bonee.a.
Met zeer veel vreugde zal die tijding ont
vangen zijn door allen, die nog eene heilige
herinnering hebben aan den grooten mensch
daar in zijne harmonische omgeving
Onder diegenen zijn er, al zijn dat er
in Holland dan ook maar enkelen, voor
wie de momenten, daar bij hem doorgebracht,
behooren tot de schoonste huns levens.
Daar gaf een hart van opperste
tnenschelijkheid zich aan wie het verstond; een hart,
dat het leven en de kunst tot in de diepte
had gepeild en voor zijne vrienden vaak
menig duister punt tot kristallen helderheid
bracht, hun menigmaal voor hun geheele
leven iets wist mede te geven.
Een wijs man van uiterst genuanceerd
begrip, een kunstenaarsziel, en welk eene !
een diep-voelend mensch, vaak sterk be
wogen, zelfs niet zelden tot heftige stormen,
en dan weder als onder kinderen een kind,
tintelend van humor en franke vroolijkheid.
En nog tot een jaar voor zijn dood behield
hij zijn kracht
Hoe de laatste tien jaren van zijn leven op
die stille tage aan dat rustige pleintje zijn
geweest, geen beteren kijk krijgt men daarop
dan door het lezen van het verleden jaar ver
schenen werk van Ernest D. Fridiander,
gewijd aan de nagedachtenis van den mensch
en kunstenaar. *)
Voor de vrienden van den Meester, die dit
boek lezen, is het, alsof zij in eens weer zijn
in de atmosfeer die hem omgaf, en het is van
eene oprechtheid en trouw, als waarmede
Horatio over Hamlet zou hebben geschreven.
In Engeland is sinds zijne bekendheid altijd
een fijne geest voor hert geweest en het
respect iser zelfs zógroot, dat, toen tijdens den
Doorgang naar het hofje
van Reusei".
Korte Lombardstraat No. 12?34, waarop het
geboortehuis van de drie gebroeders Maris
van achteren uitziet.
x Etaj>e van No. IS Westbourne
Square te Londen, waar Matthijs
Maris de laatste tien jaren van zijn
leven heeft doorgebracht.
oorlog zijn brieven niet meer zouden Worden
doorgelaten, omdat de censor ze te lang vond,
toch onverwijld, nadat den censor in ce.i een
voudig particulier schrijven was meegedeeld
van welken Mr. Maris deze brieven waren,
van de Staf het bericht kwam, dat de corres
pondentie in het vervolg volkomen ongemoeid
zou blijven.
Treffend is ook de wijding, die in de echt
Engelsche kringen, waar men hem kende,
van zijn persoon uitging. En de verhalen, die
men daar hoorde. . . . zij getuigen alle van zijn
buitengewoon fijne menschelijkheid, en hoe
goed die er werd begrepen.
Hij was in Engeland niet alleen geëerd,
maar ook heel geliefd.
En zoo is het geenszins te verwonderen,
dat nu door een Engelsch Comitéeen gedenk
steen zal worden geplaatst in het huis op
dat stille pleintje, waar zeker de schoonste
ziel van zijn tijd de laatste tien jaren van zijn
leven heeft doorgebracht.
In een oud stadskwartier van den Haag
staat thans nog altijd, onopgemerkt, Matthijs
Maris' geboortehuis. Het is zelfs zoo goed als
onbekend, ofschoon het bovendien nog dat
van zijn beide broeders is geweest.
Wie van de Lange Lombardstraat de Korte
Lombardstraat inslaat, en dan rechts het
smalle, donkere, overbouwde gangetje door
gaat tusschen het vierde en vijfde huis van
den hoek, komt op een klein hofje, waarvan
twee zijden worden gevormd door de achter
gevels van beide genoemde straten, en dat
geen anderen officieelen naam draagt dan
Korte Lombardstraat No. 12?34. Echter
daar bij de ouden van dagen en bij die in
de buurt is het: Het Hofje van Reuser".
Dit hofje werd in 1830 door den Haagschen
aannemer Reuser voor zichzelf gebouwd op
een vlak terrein, dat, ommuurd, gediend
had voor militaire strafoefeningen. Hij ver
kreeg dien grond op erfpacht, maar werd na
enkele jaren door koop er eigenaar van.
Het eerste achtergevcltje nu van de Lange
Lombardstraat, bij het binnenkomen op het
hofje rechts in tien hoek, is dat van het
geboortehuis der gebroeders Maris, het derde
huis van den hoek in de straat (No. 26).
Het gezin Marris (zoo staat de naam van den
vader in den burgerlijken stand), behoorende
tot de eerste bewoners van de huizen van
Reuser, leefde aanvankelijk in het huis
beneimimiii IIIHIII
Ook Dotsjefski niet. En zelfs de aestheet
Poesjkien, de europeesche gentleman
Toergenjef zijn in de eerste plaats probleem
stellers.
Wat de onderhavige aangelegenheid betreft,
men heeft Gorki het vuur wel zoo na aan
de schenen gelegd, dat hij ten slofte be
kende :
Ik ben niet tegen Dustojefski, maar daar
tegen, dat zijn romans op het tooneel
vertoond worden. In de boeken liggen de
tegenstrijdigheden, de overspannen ideeën,
de reactionaire tendensen voor het grijpen.
Maar al lezend kan men ze verbeteren. Op
het tootieel krijgt dat alles, en vooral die
menschen, gespeeld door kunstenaars als die
van het Moscousche theater een diepere
beteekenis, een relief, een suggestieve wer
king, waarin groote gevaren schuilen. Want
de (Russische) menscli is niet zoo."
En me dunkt, Gorki heeft het niet geheel
mis, als hij zegt: ,,de Stavrogiens moeten
niet vertoond worden. Moed, levenskracht
moest gepredikt worden. Ons Russen ont
breekt moreele gezondheid, activiteit;
zelfbeschouwing hebben we genoeg. Het
moet uit zijn met de zelfbcspuwing, die bij ons
zeltcritiek heet. We moeten terug lot de
bronnen van de energie, naar de democratie,
naar het weten."
Het is vooral voor onze Nederlaiidsche
iiitellectueelen, die met Dostojefski dwepen
wel goed, deze toch altijd diepste en meest
ontroerende negentiende-eeuwer ook eens
door den (iorkiaanschen bril te bekijken.
A R N. SA A L B O R N
1) In liet boek Opstellen (Kaemmerer,
Dresden) cf. Amsterdammer van l Juli j.l.
2) Cf. mijn beschouwing : Dostojtfs'ky
en het bolsjevisme, in dit blad.
den, maar na de geboorte van het vierde kind
(1844) werd het noodig naareene ruimere wo
ning om te zien. Toen nu in hetnajaar van 1845
de verdieping boven leegstond gelijk met den
ruimen zolder, die voor een weinig in de week
erbij gehuurd kon worden, verhuisde het gezin
daar dadelijk heen, nadat de huiseigenaar had
beloofd op den zolder aan den kant van het
hofje voor de beide oudste jongens een kamer
tje te zullen laten afschieten met aan weers
kanten een ingetimmerd bed
Het is dit kamertje, met dat stille uitzicht,
waarvan Fridlander op blz. 4 van zijn boek
zegt: the little garret in nis father's house
hèloved so well and whence hèsaid never
wished tot wander fort h into the world".
Deze woorden worden verklaarbaar, wan
neer wij in verband met de gehechtheid, die
in hem wellicht meer bestond dan in een van
zijn broers, weten, dat zijn geheele leven
een gedurig verlangen is geweest naar uiting
van den hoogsten kunstenaar in hem, die
visionnair was met een diepen
gedachtengrond.
W. J. G. VAN M E U R S
In aansluiting aan het bovenstaande heeft
voor eene daad, analoog met de Engelsche,
het doen plaatsen van een gedenksteen in
het geboortehuis van de drie gebroeders Maris
----, zich onderstaand Comitégevormd, dat
gaarne bijdragen daarvoor in ontvangst zal
nemen, (te zenden aan W. J. G. van Menrs,
Heerengracht 480 Amsterdam).
Het Comitévoornoemd:
Tu. P. A. DHLI-RAT.
Dr. H. E. VAN GELDER.
H. J. HAVERMAN.
W. J. G. VAN MEURS.
Jhr. BW. F. VAN RIEMSDIJK.
MR. (}. VISSERING.
De dagbladpers wordt verzocht den oproep
over te nemen.
*) Matthew Maris by Ernest D. Fridlander.
Phillip Lee Warner Publisher to the Medici
Society Limited and Jonathan Cape, Bleven
ower Street London and Boston USA
1921.