De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 5 augustus pagina 1

5 augustus 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

p.' H°. 8354 Zaterdag 5 Augustus A°. 1928 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF H. SALOMONSON | Prijs per jaargang 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten BERICHT Bij verandering van adres ge lieven de abonnés te vermelden of de wijziging tijdelijk of blijvend is, en tevens zoowel het oude als het nieuwe adres op te geven. Losse nummers van De Am sterdammer" worden alleen toe gezonden wanneer een bedrag van f 0.31 voor elk exemplaar is bijgevoegd. iiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH INHOUD: 1. Beginselen van Napoleon, door Prof. Dr. H. Brugmans. Het blindenwezen op nieuwe wegen, door Dr. Ludwig Cohn. Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck. 2. Naar de Zee, teekening van Jordaan. Het zilver en het Economisch herstel, door H. Dunlop. ??De drinkwater voorziening uit de duinen, door Dr. J. E. Enklaar. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. 3. Spreekzaal. Het jongste staatsbedrijf en zijn concurrentie middelen, door Prof. Dr. A. O. Holwerda. 5. Voor Vrouwen : Regendagen, door Elis. M. Rogge. Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Babbeltje, door Yvonne de Tessan. Uit de Natuur: Aan den Veluwerand, door Jac. P. Thijsse. 6. Brieven uit Japan: Tokyo, door Ellen Forest. Een nieuw boek over beeldhouwkunst, door Theo van Reijn. 8. Reisaanteekeningen, door Corn. Veth. Op den Econ. Uitkijk: Het logisch gevolg, door Jhr. Mr. H. Smissaert. 9. De aanstaande conferentie te Londen, tee kening van Joh. Braakensiek. Charivaria door Charivarius. De mortius nil nisi beni !" door Jan C. de Vos Jr.: Rijmkronyck, door Melis Stoke. 10. Uit het Kladschrift van Jantje. Het oude torenliedje, door Melis Stoke, met teekeningen van B. van Vlijmen. = Omslag: De Krullenjongen, door Ralph Springer. Bijvoegsel: De batige saldi der gemeente rekeningen, teekening van Joh. Braakensiek. BEGINSELEN VAN NAPOLEON Een boek over Napoleon is altijd actueel. Een geweldige geest als hij heeft altijd iets, zelfs altijd veel tot de menschheid te zeggen. Hij heeft niet alleen door zijn heroische persoonlijkheid de revolutie bedwongen, maar ze eigenlijk eerst vruchtbaar gemaakt voor volgende tijden. De groote omwenteling heeft vór Napoleon weinig meer dan destructieven arbeid verricht; het oude Frankrijk was voor goed neergehaald. Maar de mannen der revolutie konden weinig anders dan juist dat; zij zaten op de puinhoopen van de monarchie, maar bleken niet in staat iets duurzaams op die puinhoopen op te bouwen. De oorzaak daarvan lag voor de hand; zij kenden van het bouwen alleen de theorie, niet de praktijk; zij konden wel bouwen in he\ luchtledige, maar niet in de werkelijkheid van den toenmaligen tijd. Verder dan dat komt een revolutie dan ook zelden, tenzij iiiiiliiiiiiiMiiiiilliiiiiiliiiiilliiiii nmlliiitlii "n zij in zich zelf conservatief is en slechts sloopt, wat hinderlijk en schadelijk is. Zoo was het met onze eigen omwenteling der zestiende eeuw; zoo was het ook met de roemrijke omwenteling van Engeland van 1688. Vooral de laatste heeft niet anders gedaan dan de van de historische ontwikkeling afgeweken lijn weer recht te buigen. Anders was het in het Frankrijk der acht tiende eeuw en ook met de revolutionaire bewegingen van onzen tijd. Wie optreedt met de pretensie van een geheel nieuwen staat of een geheel nieuwe maatschappij op te bouwen en dat wel op korten termijn, kan nooit iets anders tot stand brengen dan wat men teekenachtig en juist revolutiebouw noemt. Zoo ging het in Frankrijk; zoo gaat het nu in Rusland en tot op zekere hocgte ook in Duitschland. De historische ont wikkeling heeft nu eenmaal haar eigen tempo, dat niet willekeurig kan worden versneld. Dat is als een horloge; men kan het wel een korten tijd sneller doen loopen, maar dan is het meteen kapot. En dan moet de knappe horlogemaker komen om het uurwerk te herstellen en weer op gang te brengen. Zulk een knappe horlogemaker was Napo leon. Wat alle groote revolutionairen te zamen met hun geweldige redevoeringen niet hadden kunnen tot stand brengen, dat schiep hij in korte jaren als uit het niet. Want Napoleon was niet alleen een geniaal veldheer, maar ook een geweldig staatsman en een uitnemend wetgever. In ongeloofelijk korten tijd wist hij een nieuw Frankrijk te scheppen, dat steeds aan scherpe kritiek heeft blootgestaan, maar dat in hoofdzaak nog bestaat en dus zijn duurzaamheid heeft bewezen. Alleen daardoor is Frankrijk de gevaren der moderne demo cratie te boven gekomen, omdat het staats gebouw door Napoleon zoo stevig was gecon strueerd. Napoleon was geen man van de ijle en ijdele theorie. In zijn jeugd had hij gedweept met Rousseau; daarvoor was hij nu eenmaal jong. Maar sneller dan bij de meeste van zijn tijdgenooten, die hun leven lang op politiek gebied kinderen bleven, kwam hij zijn jeugd te boven. Hij werd de groote realist, dien de geschiedenis kent; hij zag de menschen, niet zooals zij moesten zijn ot zooals men ze gaarne wenschte, maar zooaK ze nu eenmaal waren, met hun onmiskenbare deugden, maar misschien nog grootere ge breken. Het naieve idealisme, waarmede de achttiende eeuw de menschen had gezien, was voor hem niets dan holle schijn. Zoo had hij gezien, dat de overgroote meerderheid der menschen zich zelf nauwelijks en dus anderen nog veel minder konden beheerschen ; vandaar dat de revolutionaire theorie dan ook geen behoorlijk gezag had weten te scheppen en dat de volkssotivereiniteit neerkwam op anarchie, die ten slotte min of meer georga niseerd werd in een schrikbewind. Napoleon zag onmiddellijk waar de fout in Rousseau's .telsel zat; er was geen ruimte gelaten voor het gezag, dat de meeste menschen noodig hebben, wil de maatschappij in behoorlijke orde blijven bestaan. Zulk een stevig gezag werd door Napoleon gevestigd in zijn eigen persoon. En het was alsof de wereid in een oogen blik was veranderd. Voor verwarring kwam regelmaat in de plaats, voor anarchie orde. Een teekenend voorbeeld. Terwijl de revolutie, die gepretendeerd had aan de financieele misère van het ancien régime een einde te maken, op dit gebied niets dan nieuwe tekorten had geschapen, sloot reeds de rekening van 1801 onder het bestuur van Napoleon met een batig saldo. Zoo snel en goed werkte het persoonlijk gezag van een geniaal man door. Naar hem schikte een ieder zich gemakkelijk; onder hem vond ieder gemakkelijk de hem toe komende en voor hem geschikte plaats. Niemand deed meer wat goed was in zijn oogen en dat was natuurlijk in den regel nog al slecht; maar ieder deed wat door het staats belang werd geeischt. Een man van beteekenis kent natuurlijk de beteekenis van den man. Napoleon zag in, dat de uitvoerende macht in tegenstelling van de wetgevende, geen zaak van delibe ratie, maar van beslissing is. Daarom is de regeering van een college in den regel nietje beste; onze oude republiek is daar om~~Eët te bewijzen. Centraliseering is noodig van gezag, indien mogelijk in een persoon. Hei ir daarbij natuurlijk betrekkelijk onverschillig, welken titel zulk een persoon draagt, of hij koning, consul, premier, president, minister of wat dan ook heet. Maar het uitoefenen van gezag is niet de taak van velen, vooral, omdat alleen het individu gevoel van verant woordelijkheid bezit; een college heeft dat in den regel niet of althans nauwelijks. Een college kan delibereeren, nooit handelen, al noemt het zijn deliberatiè'n ook dikwijls handelingen. Wie zal zeggen, dat dergelijke denkbeelden voor goed verouderd zijn? Onze tijd, die waarlijk niet aan een tekort aan demagogie lijdt, heeft ze misschien nog weer eens noodig. Wie er meer van weten wil, kan van zijn gading allerlei bijeenvinden in de onlangs verschenen Maximes de Napoléon, die K. J. Frederiks heeft uitgegeven (La Have, Martinus Nijhoff). Maar misschien zijn onze demagogen daarvoor nog niet rijp. Intusschen -?wat niet is, kan komen. H. B K U G .M A N S HET BLINDENWEZEN OP NIEUWE WEGEN De schrijver van dit artikel werd op zevenjarigen leeftijd blind, bezocht als blinde het Gymna sium en promoveerde tot Dr. phil. aan de Universiteit te Ber lijn. Gedurende en na den wereldoorlog maakte hij zich in Duitschland zeer ver dienstelijk in de Kriegsblinden - F rsorge" en streeft er vooral naar, de oorDr. Ludw. Cohn, lopsblindpn in een de schrijver van dit artikel,08. 'lnaen ,'" Cen. ' met hun aanleg en DIJ vroegere bezigheden passende betrekking terug te brengen. II11IIIIIIIHIIIIIIII1I llllllllllllmlIllllllllllllllllllllllMINlIII HET ZWARTE BOEK I Van verscheiden kanten dreunt het op ons toe, bijna als een strijdleus: Archieven opent u ! Die eerwaardige gebouwen of heilige col lecties worden gesommeerd de waarheid los te laten en de vrijheid te geven. Berichtten de couranten voor enkele dagen niet hoe de Belgische regeering daarover was gepolst door de neutrale commissie van onderzoek naar de oorzaken van den Oorlog, die in Stockholm resideert? En daarbij werd gesproken van een aarzeling te Brussel, omdat men niet al te groot vertrouwen had in de samenstelling der commissie en inlich tingen wenschte over de herkomst van haar financiën. Ook in dit weekblad is te zijner tijd aandacht geschonken aan de personen die deel uitmaken der Nederlandsche sectie van het Stockholmer comité; zelfs zoo ik mij wel herinner, is hier een, voorloopig, verslag gepubliceerd van een van haar zittingen. Maar uit welk archief? Welk nummer, welken datum, had het? of welke waarborgen gaf het van authen ticiteit? The battle of the Book?, The battle of the Archives ! Maar laat ons den ernst bewaren die bij het onderwerp past, al valt er eenigszins grotesk licht op de poging van enkelen om zich gewicht te geven; en is dat nog het best wat men van hen kan zeggen.... Archieven opent u ! Maar zij hebben zich al geopend en zij gaan voort met zich te openen. Een vloed van publicaties zet op. Hij over stroomt ons. O, de ongelukkige die zijn best doet met zijn tijd mee te blijven leven ! Dag aan dag zal hij de protocollen van conferenties lezen, en als hij even wil opkijken, legt men hem gele en zwarte publicaties voor den neus. De gele is de politieke correspondentie der Fransche regeering (onder de officieele kleur) van het jaar UI12, thans meegedeeld aan het Parlement; zij hoort direct tot de voorge schiedenis van den Oorlog en loopt over de Balkan-aangelegenheden; de :mirte, een eerste dikke deel van twee nog volgende dikke deelen, gaat ongeveer over denzelden tijd. Het heet zwart, het boek, maar 't is het niet: U n livre nair. Diplomatie d'avant gucrre, d'aprés les dociiments des archives russes HMO?HM4. Tome Ier: La corrcspondance d'Isvolsky. Het boek presenteert zich in een eenvoudig kastanjebruin onislagie; 't is de inhoud die zwart moet aandoen als de nacht. Toen het in de eerste lentedagen van uit jaar verscheen, werd het ingeleid door de volgende verklaring eener Fransche courant: Daar hebben we 't nu voor ons. In dichte drommen stormen de regels op ons aan. Het is vernietigend. Het komt neer niet knodsslagen. Laat de Russische gezant, Isvolski, er niet meer wezen (.'), zijn brieven zijn er toch met hun beschuldigingen en hun be wijzen. Er kan geen twijfel aan zijn, het is de tegenwoordige president van den minis terraad, de oud-President van de Republiek, die ons luchthartig en lichtvoetig ter slachtbank heeft geleid." Het gaat hier tegen Poincaré; de brieven van den Russischen gezant aan zijn regeering in het jaar HM2, toen Poincaréde leiding had van het Fransche ministerie, moeten getuigen, klaar aan den hemel, dat hij met de Russen heeft geheuld, toen zij het vuur stookten op het Balkansehiereiland. Het vuur dat den brand heeft ontvlamd van den oorlog tegen Turkije, die na zich heeft ge sleept den grooten Oorlog. In Frankrijk hebben Fransche bladen altde Hnmanitédadelijk uittreksels gebracht van het boek en de dépêches naar St. Peters burg medegedeeld; in Duitschland werden van Berlijn uit, met den steun van bolsjewieksche fondsen denkelijk, duizenden vliegende blaad jes in de fabrieken der groote steden verspreid, met argumenten aan het zwarte boek ontleend, om Poincaréte doodverven als een hoofd schuldige. Nu, zwart is wel de bedoeling van L'n livre iwir. Maar het bevat archiefstukken. En niet maar enkele. Zij volgen elkander bij menigten naar datum op. De vorm met /ijn aangifte van bron en nummer in het staatsarchief van Moskou kan niet authentieker worden ge boekt, tegenspraak is eenvoudig buitenge sloten. Alleen wat niet noodig was en schreeuwerig kan lijken: de passages waarop de uitgever der stukken bijzonder de aandacht wil vestigen zijn met renzenkapitale letters gedrukt, zotidat ze niet anders kunnen doen dan zich aan onze oogen opdringen, zonder dat de oorspronkelijke auteur ze op dergelijke wijs naar \oren 'heeft doen treden. De reden voor de afwijking van urchiefuebruiken is duidelijk genoeg. Bij zoo'n lijvige publicatie van honderden pagina's voor menschen, die weinig tijd tot hun beschikking hebben, is zelfs een opzichtige wegwijzing wel noodig. Komen de bewijze,! in zulke dichte drommen op ons toe, als de Fransche courant het uitdrukte, dan is het niet overbodig om de officieren in de linies zich kenbaar te laten maken. De pluimen van hun hoofddeksels dienen voor een overzicht. Wij honden den uitgever dus graag veel ten goede, ons eigen oordeel blijve toch intact bewaard, wij willen dat zelf vormen. Ik kan niet zeggen dat het van te voren gunstig wordt gestemd door een openbaarmaking van berichten die kan worden gebruikt als strijd middel tegen eenbepaald persoon. Nog minder kan mijn gedachte meegaan met een uit gever van archiefstukken, die in een roes Blindheid houdt men in 't algemeen voor het meest tragische lot, dat een mensch kan treffen en van oudsher wekte niemand zoozeer ieders medelijden op als de blinde. En vroeger althans gaf zijn totale hulpeloos heid daartoe alle aanleiding; volkomen op anderen aangewezen, niet in staat, iets in de wereld te presteeren, leefde hij van giften en gaven; gedrukt en zonder eenige levens vreugd leidde hij een doelloos bestaan, zich zelf en de maatschappij tot last. Eerst in het begin der 19de eeuw kwam hierin een verandering ten goede. Men begon zich toen het lot der blinden in dien zin aan te trekken,dat men hun door onderwijs en op leiding tot een beroep gelegenheid gaf, hun eigen kost te verdienen. Het aantal dier blindenberoepen was uit den aard der zaak zeer beperkt: mandenmaken, stoelenmatten, touwdraaien, pianostemmen, musiceeren en massage waren hun voornaamste bezigheden en leverden meesttijds slechts een karig bestaan. De wereldoorlog brengt ook hier een groote omwenteling. Mannen, in de kracht van hun leven en die vroeger een winstgevend beroep of in elk geval een behoorlijk bestaan hadden, worden blindgeschoten. Van aalmoezen leven willen ze niet; bij voorkeur willen ze terug in hun vroeger werk, de plaats weer innemen, die ze als zienden hebben verlaten. Ook de maatschappij is niet gebaat met een toene ming van het toch al groot aantal levenslang hulpbehoevenden. Toen moest het blindenwezen nieuwe wegen inslaan: wat er in dit opzicht in verschillende landen van Europa is gedaan, is verbazing wekkend. Het probleem der oorlogsblinden werd opgelost en deze oplossing geeft het geheele blindenwezen nieuwe en ongedachte vooruitzichten. Ik zelf, van mijn zevende levensjaar af blind, stelde mij beschikbaar voor de Duitsche Kriegsblinden-Fürsorge", opdat deze kon profiteeren van wat ik uit eigen ervaring wisten van wat ik op het ge bied van het blindenwezen in Duitschland en daarbuiten (ook in Nederland) had leeren kennen. Verschillende studiereizen ondernam ik in opdracht van de KriegsblindenFürsorge". Het verzamelde materiaal kan misschien ook den Hollandschen blinden ten goede komen en ik wil er hier een paar grepen uit doen. De verzorging der oorlogsblinden brengt als novum den blinde terug als arbeider in industriëele bedrijven; de ondervinding leert, dat hij daar zijn taak aan de machines, aan de persen, ponsmachines, ja zelfs aan draai en schaafbanken uitstekend vervult. De bekende firma Siemens?Schuckert in Berlijn heeft een afzonderlijke blindenafdeeling voor werktuigen voor nauwkeurige metingen inge richt en het is bijna ongelooflijk, hoe accuraat de blinde arbeiders hun werk verrichten. Daar staat tegenover, dat de pogingen, om de blinden in het landbouwbedrijf te werk te stellen, bijna overal mislukten; d. w. z. hij kan ten hoogste, indien hij zich met zijn familie op het platteland vestigt en daar den landbouw beoefent, met behulp van zijn huisxenootcn voortbrengen, wat hij voor eigen onderhoud behoeft; de blinde zelf presteerde daarbij evenwel maar weinig, tenzij hij het 'andbouwvak met een ander beroep, b. v. manden vlechten, combineerde. Maar ook in het handwerk werden blinden onder- of teruggebracht. Zoo hebben we een blinden bakker, die, behalve het werk aan den oven, alle onderdeelen van zijn vak be oefent. We hebben blinde koperslagers, schoenmakers, installateurs, kleermakers; de laatsten houden zich in hoofdzaak bezig met knoopen aanzetten, het innaaien van de voe ring en het naaien van rechte naden; ze ge bruiken daartoe een bijzondere soort naald, die ik voor het eerst aantrof in het In validenhuis Bronbeek bij Arnhem en daarna in Duitschland invoerde; de draad wordt niet op de gewone manier in het oog gestoken, maar er van boven ingedrukt; een fijn weeriiiiiiitiiiiimiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii van opwinding zijn genummerde en geklas seerde documenten aankondigt. Na de onsterfelijke bladzijden (!) van Brest Litowsk", zoo zegt hij in zijn voorbericht, waarmee in 't gezicht van het Duitsche imperialismus en te midden van het heiüooze rumoer der wereiddoodslagerij, Trotzky het recht van zelfbestuur der bevrijde volken uitriep, komen nu deze pagina's die ook der menschheid toebehoorcn, helaas ! omdat zij met een brandijzer zijn gedrukt in haar brutaal gemarteld \ leescil !" Wij denken daarbij aan het pathos van oudervvetsche romans, dat den spreker, min of meer hypocriet en niet zuiver op de graat, in t geëigende oogenblik zijn zakdoek voor den dag l:int halen, en wij wachten met zeker ongeduldig vertrouwen de passage in zijn voorrede af, waarin hij zijn tranen niet langer kan bedwingen. Dit komt ook, maar eerst on het eind van 't voorwoord. I'e uitgever neemt nl. het air aan van een die in de omgeving van ambassaden, zoowel te Parijs en St. Petersburg, heeft geleefd. Hij heeft zich dikwijls geërgerd, wanneer hij zag hoe lichtvaardig de grooten der wereld belangen behandelden die liet lot van millioenen in de waagschaal stelden hoe een losweg gesproken woord aan een diner, of bij liet napraten onder het gebruik van een kopje koffie en het ronken van een sigaar aanleiding werd tot een afspraak, waaraan men van beide zijden was gebonden en die tot catastrnphen leidde. Soms, /egt de uitgever, wanneer ik daarvan getuige was werd het mij wonderlijk te moede en moest ik een traan onderdrukken. Toen ik dan bij mijn onderzoek en mijn vertaling deze stukken in hun opvolging bijeenzag, is het mij al te machtig geworden en moest ik mijn tranen urn vrijen loop laten. Zoo is zijn bekentenis: ,.|-ji coinniilsaut ces dociiments, j'ai seiiti se rouvrir routes ces vkilles blessures et, comme aiurs, des i arme s me sont veiiues. Mais cette füis, je ne ies ai pas refovJei.s." Laat dit genoeg zijn tot kenschetsing van haakje belet den draad er weer uit te slippen. In Boedapest, waar veel ten behoeve van de oorlogsblinden wordt gedaan, vond ik messen- en scharenslijpers zelfs aan machines met electrische drijfkracht. In Praag werkten blinden aan het weefgetouw; in Weenen zijn blinde timmerlui, kleermakers, ja, een blinde bediende er een zetmachine. De kranigste oorlogsbünde, dien ik ken, een voorbeeld van buitengewone energie, is een blinde slager in Silezië; nadat het dier geslacht is, verricht hij met onberispelijke nauwgezetheid alles, wat tot zijn vak behoort en geldt in de heele streek als de beste slager. Verscheiden oorlogsblinden zijn ook in den handel gegaan of zitten aan de schrijfmachine of aan het dicteertoestel. Andere gingen academisch of niet-academisch studeeren. Groote bibliotheken met allerlei studiemate riaal in blindenschrift (Brailleschrift) werden ingericht en staan tot hun beschikking 1) en zoo hebben we thans een groot aantal blinde juristen, philologen en andere acade mici, al is het een feit, dat deze minder kans op j: een behoorlijk bestaan hebben dan hun ziende collega's. Het is geen overdrijving, wanneer men be weert, dat het grootste deel der oorlogs blinden langzamerhand in een of ander be roep is ondergebracht en een min of meer fatsoenlijk bestaan heef t. En zoo opent zich ook voor de andere blinden een nieuwe toekomst; het is te hopen, dat de tijd niet meer verre is, dat elke blinde, indien hij althans geen andere storende lichaamsgebreken heeft, leert in zijn eigen onderhoud te voorzien. Natuurlijk is hiertoe allereerst vereischt, dat de blinde over een behoorlijke intelligentie beschikt, geestelijk niet onder het normale peil staat; door scherping en scholing der overige zin tuigen kan dan in menig opzicht de hem ont brekende gezichtszin worden vervangen. Men heeft wel eens bij blinden van een zesde zintuig" gesproken. Men heeft hierbij het oog op het vermogen van gewaarwording op zekeren afstand, iets soortgelijks als men wel eens bij vogels onderstelt: de blinde neemt soms een of andere hindernis (muur. hek, deur enz.) waar op een afstand en stoot er daardoor niet tegenaan bij het loopen. Evenwel is hier geen sprake van een speciaal zintuig; doch alleen van een bijzonder fijn ontwikkeld waarnemingsvermogen voor lucht druk. Wanneer de bekende doofblinde Amerikaansche Hellen Keiler zegt, dat ze in den Dierentuin den leeuw voelt brullen, of dat ze den donder voelt rollen; wanneer een doofbiinde vriend, met wien ik veel omging, mij bij het gaan door een cafédeed opmerken, dat er maar zoo weinig bezoekers waren, dan berust dit alles op de waarneming van zekere drukkingsgolven", waaraan de blinde en in nog hoogere mate de doofblinde gewend heeft zich te oriënteeren, waarop hij scherp reageert, omdat hij dergelijke middelen, die den ziende ontgaan, beslist noodig heeft. Daardoor dus kan een blinde, die een beetje heeft leeren opletten, altijd openstaande deuren passeeren of voorbij boomen en palen gaan zonder zich te stooten. Bovendien bezit de blinde een bijzonder scherp oriënteeringsvermogen en kan daar door als veilige gids dienen op hem bekende straten of wegen. Men kent waarschijnlijk het systeem der blindenhonden"; honden worden afgericht om oorlogs- of andere blinden te leiden, zelfs door de drukste straten eener groote stad. In werkelijkheid is het hier evenwel de blinde, die leidt, terwijl de hond waarschuwt voor naderend gevaar op kruis punten en dergelijke. 1) Boeken in brailleschrift hebben een kolossalen omvang; het schrift eischt veel ruimte en het papier, dat tamelijk dik moet zijn, kan slechts aan n kant worden bedrukt; men stelle zich aan de hand van deze ge gevens nu maar eens een dik wetboek voor in brailleschrift. Illlllllllllllllllllllllllll 'IIIIIIIIM RenéMarchand, den uitgever, die op het oogenblik, zoo ik het wel heb nog het secre tariaat waarneemt bij Sadoul. Ik sla, om mij voorloopig in het dikke deel te oriënteeren, eenige dépêches op van Isvolski, die betrekking hebben op Poincaréen zijn leiding der regeering. Wordt er in 't algemeen over geklaagd. dat in Frankrijk de internationale banken en bankiers hun invloed doen gevoelen op het bestuur, in Isvolski's berichten naar St. Petersburg wordt uitdrukkelijk geconsta teerd dat Poincare's standpunt geheel ver schilt van Caiüaux' manier van zien: Poin carélaat het nationale belang voorgaan. ,.Dit heeft rcëele beteekenis", zoo onderstreept de Russische gezant zijn woorden. (Februari 1912). De tegenwoordige President van den Ministerraad," zegt hij, en minister van Buiteniandsche Zaken is een zeer machtige persoonlijkheid, en heeft bijzonder flinke e|ualiteiten die zijn trots voeden en hem buitengewoon gevoelig maken, wanneer men zich onverschillig toont voor wat hij doet of meent." Hij gaat direct en ongegeneerd op zijn doel af, de President", zegt op ecu anderen tijd de gezant; ..hij wil precies en zuiver geformuleerd de waarheid weten, hij heeft zijn fouten zeker, maar het is een kracht." Men krijgt door de Russische dépêches in 't geheel niet den indruk dat Poincaréde man is om zich te laten meeslepen. Dit zijn slechts vluchtige impressies. Her ernstig nagaan van den inhoud der gegeven berichten, een vergelijking met het Fransche geelboek over het jaar 1912, maar vooral de rustige scherpzinnigheid in grooten stiii van den heer J. Roniieu, den bekenden diplo maat, die in zijn brochure Livre noir et vrc jaiine heeft getoond hoe zoo'n brieven verzameling ais van Isvolski is te analy se, c re n, zal ons op den weg leiden tot een oordeel, niet aan 't wankelen te brengen door den wind en de opwinding van Trotzki's bewonderaar. \V. G. C. B ij v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl