Historisch Archief 1877-1940
p.'
H°. 8354
Zaterdag 5 Augustus
A°. 1928
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
H. SALOMONSON
| Prijs per jaargang 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
BERICHT
Bij verandering van adres ge
lieven de abonnés te vermelden
of de wijziging tijdelijk of blijvend
is, en tevens zoowel het oude als
het nieuwe adres op te geven.
Losse nummers van De Am
sterdammer" worden alleen toe
gezonden wanneer een bedrag
van f 0.31 voor elk exemplaar is
bijgevoegd.
iiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
INHOUD: 1. Beginselen van Napoleon,
door Prof. Dr. H. Brugmans. Het
blindenwezen op nieuwe wegen, door Dr. Ludwig
Cohn. Tijdgenooten, door Dr. W. G. C.
Byvanck. 2. Naar de Zee, teekening van
Jordaan. Het zilver en het Economisch
herstel, door H. Dunlop. ??De drinkwater
voorziening uit de duinen, door Dr. J. E.
Enklaar. Krekelzang, door J. H.
Speenhoff. 3. Spreekzaal. Het jongste
staatsbedrijf en zijn concurrentie middelen,
door Prof. Dr. A. O. Holwerda. 5. Voor
Vrouwen : Regendagen, door Elis. M. Rogge.
Bijkomstigheden, door Annie Salomons.
Babbeltje, door Yvonne de Tessan.
Uit de Natuur: Aan den Veluwerand, door
Jac. P. Thijsse. 6. Brieven uit Japan:
Tokyo, door Ellen Forest. Een nieuw
boek over beeldhouwkunst, door Theo van
Reijn. 8. Reisaanteekeningen, door Corn.
Veth. Op den Econ. Uitkijk: Het logisch
gevolg, door Jhr. Mr. H. Smissaert. 9.
De aanstaande conferentie te Londen, tee
kening van Joh. Braakensiek. Charivaria
door Charivarius. De mortius nil nisi
beni !" door Jan C. de Vos Jr.:
Rijmkronyck, door Melis Stoke. 10. Uit het
Kladschrift van Jantje. Het oude
torenliedje, door Melis Stoke, met
teekeningen van B. van Vlijmen. = Omslag:
De Krullenjongen, door Ralph Springer.
Bijvoegsel: De batige saldi der gemeente
rekeningen, teekening van Joh. Braakensiek.
BEGINSELEN VAN NAPOLEON
Een boek over Napoleon is altijd actueel.
Een geweldige geest als hij heeft altijd iets,
zelfs altijd veel tot de menschheid te zeggen.
Hij heeft niet alleen door zijn heroische
persoonlijkheid de revolutie bedwongen, maar
ze eigenlijk eerst vruchtbaar gemaakt voor
volgende tijden. De groote omwenteling
heeft vór Napoleon weinig meer dan
destructieven arbeid verricht; het oude Frankrijk
was voor goed neergehaald. Maar de mannen
der revolutie konden weinig anders dan juist
dat; zij zaten op de puinhoopen van de
monarchie, maar bleken niet in staat iets
duurzaams op die puinhoopen op te bouwen.
De oorzaak daarvan lag voor de hand; zij
kenden van het bouwen alleen de theorie,
niet de praktijk; zij konden wel bouwen in
he\ luchtledige, maar niet in de werkelijkheid
van den toenmaligen tijd. Verder dan dat
komt een revolutie dan ook zelden, tenzij
iiiiiliiiiiiiMiiiiilliiiiiiliiiiilliiiii nmlliiitlii "n
zij in zich zelf conservatief is en slechts sloopt,
wat hinderlijk en schadelijk is. Zoo was het
met onze eigen omwenteling der zestiende
eeuw; zoo was het ook met de roemrijke
omwenteling van Engeland van 1688. Vooral
de laatste heeft niet anders gedaan dan de
van de historische ontwikkeling afgeweken
lijn weer recht te buigen.
Anders was het in het Frankrijk der acht
tiende eeuw en ook met de revolutionaire
bewegingen van onzen tijd. Wie optreedt
met de pretensie van een geheel nieuwen
staat of een geheel nieuwe maatschappij
op te bouwen en dat wel op korten termijn,
kan nooit iets anders tot stand brengen dan
wat men teekenachtig en juist revolutiebouw
noemt. Zoo ging het in Frankrijk; zoo gaat
het nu in Rusland en tot op zekere hocgte
ook in Duitschland. De historische ont
wikkeling heeft nu eenmaal haar eigen tempo,
dat niet willekeurig kan worden versneld.
Dat is als een horloge; men kan het wel een
korten tijd sneller doen loopen, maar dan is
het meteen kapot. En dan moet de knappe
horlogemaker komen om het uurwerk te
herstellen en weer op gang te brengen.
Zulk een knappe horlogemaker was Napo
leon. Wat alle groote revolutionairen te zamen
met hun geweldige redevoeringen niet hadden
kunnen tot stand brengen, dat schiep hij
in korte jaren als uit het niet. Want Napoleon
was niet alleen een geniaal veldheer, maar
ook een geweldig staatsman en een uitnemend
wetgever. In ongeloofelijk korten tijd wist hij
een nieuw Frankrijk te scheppen, dat steeds
aan scherpe kritiek heeft blootgestaan, maar
dat in hoofdzaak nog bestaat en dus zijn
duurzaamheid heeft bewezen. Alleen daardoor
is Frankrijk de gevaren der moderne demo
cratie te boven gekomen, omdat het staats
gebouw door Napoleon zoo stevig was gecon
strueerd.
Napoleon was geen man van de ijle en
ijdele theorie. In zijn jeugd had hij gedweept
met Rousseau; daarvoor was hij nu eenmaal
jong. Maar sneller dan bij de meeste van
zijn tijdgenooten, die hun leven lang op
politiek gebied kinderen bleven, kwam hij
zijn jeugd te boven. Hij werd de groote
realist, dien de geschiedenis kent; hij zag de
menschen, niet zooals zij moesten zijn ot
zooals men ze gaarne wenschte, maar zooaK
ze nu eenmaal waren, met hun onmiskenbare
deugden, maar misschien nog grootere ge
breken. Het naieve idealisme, waarmede
de achttiende eeuw de menschen had gezien,
was voor hem niets dan holle schijn. Zoo had
hij gezien, dat de overgroote meerderheid
der menschen zich zelf nauwelijks en dus
anderen nog veel minder konden beheerschen ;
vandaar dat de revolutionaire theorie dan ook
geen behoorlijk gezag had weten te scheppen
en dat de volkssotivereiniteit neerkwam op
anarchie, die ten slotte min of meer georga
niseerd werd in een schrikbewind. Napoleon
zag onmiddellijk waar de fout in Rousseau's
.telsel zat; er was geen ruimte gelaten voor
het gezag, dat de meeste menschen noodig
hebben, wil de maatschappij in behoorlijke
orde blijven bestaan.
Zulk een stevig gezag werd door Napoleon
gevestigd in zijn eigen persoon. En het was
alsof de wereid in een oogen blik was veranderd.
Voor verwarring kwam regelmaat in de plaats,
voor anarchie orde. Een teekenend voorbeeld.
Terwijl de revolutie, die gepretendeerd had
aan de financieele misère van het ancien
régime een einde te maken, op dit gebied
niets dan nieuwe tekorten had geschapen,
sloot reeds de rekening van 1801 onder het
bestuur van Napoleon met een batig saldo.
Zoo snel en goed werkte het persoonlijk
gezag van een geniaal man door. Naar hem
schikte een ieder zich gemakkelijk; onder
hem vond ieder gemakkelijk de hem toe
komende en voor hem geschikte plaats.
Niemand deed meer wat goed was in zijn
oogen en dat was natuurlijk in den regel nog
al slecht; maar ieder deed wat door het staats
belang werd geeischt.
Een man van beteekenis kent natuurlijk
de beteekenis van den man. Napoleon zag in,
dat de uitvoerende macht in tegenstelling
van de wetgevende, geen zaak van delibe
ratie, maar van beslissing is. Daarom is de
regeering van een college in den regel nietje
beste; onze oude republiek is daar om~~Eët
te bewijzen. Centraliseering is noodig van
gezag, indien mogelijk in een persoon. Hei
ir daarbij natuurlijk betrekkelijk onverschillig,
welken titel zulk een persoon draagt, of hij
koning, consul, premier, president, minister
of wat dan ook heet. Maar het uitoefenen
van gezag is niet de taak van velen, vooral,
omdat alleen het individu gevoel van verant
woordelijkheid bezit; een college heeft dat
in den regel niet of althans nauwelijks. Een
college kan delibereeren, nooit handelen,
al noemt het zijn deliberatiè'n ook dikwijls
handelingen.
Wie zal zeggen, dat dergelijke denkbeelden
voor goed verouderd zijn? Onze tijd, die
waarlijk niet aan een tekort aan demagogie
lijdt, heeft ze misschien nog weer eens noodig.
Wie er meer van weten wil, kan van zijn
gading allerlei bijeenvinden in de onlangs
verschenen Maximes de Napoléon, die K. J.
Frederiks heeft uitgegeven (La Have,
Martinus Nijhoff). Maar misschien zijn onze
demagogen daarvoor nog niet rijp. Intusschen
-?wat niet is, kan komen.
H. B K U G .M A N S
HET BLINDENWEZEN OP
NIEUWE WEGEN
De schrijver van
dit artikel werd op
zevenjarigen leeftijd
blind, bezocht als
blinde het Gymna
sium en promoveerde
tot Dr. phil. aan de
Universiteit te Ber
lijn. Gedurende en
na den wereldoorlog
maakte hij zich in
Duitschland zeer ver
dienstelijk in de
Kriegsblinden - F
rsorge" en streeft er
vooral naar, de
oorDr. Ludw. Cohn, lopsblindpn in een
de schrijver van dit artikel,08. 'lnaen ,'" Cen.
' met hun aanleg en DIJ
vroegere bezigheden passende betrekking
terug te brengen.
II11IIIIIIIHIIIIIIII1I llllllllllllmlIllllllllllllllllllllllMINlIII
HET ZWARTE BOEK
I
Van verscheiden kanten dreunt het op ons
toe, bijna als een strijdleus: Archieven opent u !
Die eerwaardige gebouwen of heilige col
lecties worden gesommeerd de waarheid los
te laten en de vrijheid te geven.
Berichtten de couranten voor enkele dagen
niet hoe de Belgische regeering daarover
was gepolst door de neutrale commissie van
onderzoek naar de oorzaken van den Oorlog,
die in Stockholm resideert? En daarbij werd
gesproken van een aarzeling te Brussel,
omdat men niet al te groot vertrouwen had
in de samenstelling der commissie en inlich
tingen wenschte over de herkomst van haar
financiën.
Ook in dit weekblad is te zijner tijd aandacht
geschonken aan de personen die deel uitmaken
der Nederlandsche sectie van het Stockholmer
comité; zelfs zoo ik mij wel herinner, is hier
een, voorloopig, verslag gepubliceerd van een
van haar zittingen. Maar uit welk archief?
Welk nummer, welken datum, had het?
of welke waarborgen gaf het van authen
ticiteit?
The battle of the Book?, The battle of the
Archives !
Maar laat ons den ernst bewaren die bij
het onderwerp past, al valt er eenigszins
grotesk licht op de poging van enkelen om
zich gewicht te geven; en is dat nog het best
wat men van hen kan zeggen....
Archieven opent u ! Maar zij hebben zich
al geopend en zij gaan voort met zich te openen.
Een vloed van publicaties zet op. Hij over
stroomt ons.
O, de ongelukkige die zijn best doet met
zijn tijd mee te blijven leven ! Dag aan dag
zal hij de protocollen van conferenties lezen,
en als hij even wil opkijken, legt men hem
gele en zwarte publicaties voor den neus.
De gele is de politieke correspondentie der
Fransche regeering (onder de officieele kleur)
van het jaar UI12, thans meegedeeld aan
het Parlement; zij hoort direct tot de voorge
schiedenis van den Oorlog en loopt over de
Balkan-aangelegenheden; de :mirte, een
eerste dikke deel van twee nog volgende
dikke deelen, gaat ongeveer over denzelden
tijd.
Het heet zwart, het boek, maar 't is het
niet: U n livre nair. Diplomatie d'avant
gucrre, d'aprés les dociiments des archives
russes HMO?HM4. Tome Ier: La
corrcspondance d'Isvolsky. Het boek presenteert zich
in een eenvoudig kastanjebruin onislagie;
't is de inhoud die zwart moet aandoen als de
nacht.
Toen het in de eerste lentedagen van uit
jaar verscheen, werd het ingeleid door de
volgende verklaring eener Fransche courant:
Daar hebben we 't nu voor ons. In dichte
drommen stormen de regels op ons aan. Het
is vernietigend. Het komt neer niet
knodsslagen. Laat de Russische gezant, Isvolski,
er niet meer wezen (.'), zijn brieven zijn er
toch met hun beschuldigingen en hun be
wijzen. Er kan geen twijfel aan zijn, het is
de tegenwoordige president van den minis
terraad, de oud-President van de Republiek,
die ons luchthartig en lichtvoetig ter
slachtbank heeft geleid."
Het gaat hier tegen Poincaré; de brieven
van den Russischen gezant aan zijn regeering
in het jaar HM2, toen Poincaréde leiding
had van het Fransche ministerie, moeten
getuigen, klaar aan den hemel, dat hij met de
Russen heeft geheuld, toen zij het vuur
stookten op het Balkansehiereiland. Het
vuur dat den brand heeft ontvlamd van den
oorlog tegen Turkije, die na zich heeft ge
sleept den grooten Oorlog.
In Frankrijk hebben Fransche bladen
altde Hnmanitédadelijk uittreksels gebracht
van het boek en de dépêches naar St. Peters
burg medegedeeld; in Duitschland werden van
Berlijn uit, met den steun van bolsjewieksche
fondsen denkelijk, duizenden vliegende blaad
jes in de fabrieken der groote steden verspreid,
met argumenten aan het zwarte boek ontleend,
om Poincaréte doodverven als een hoofd
schuldige. Nu, zwart is wel de bedoeling van
L'n livre iwir.
Maar het bevat archiefstukken. En niet
maar enkele. Zij volgen elkander bij menigten
naar datum op. De vorm met /ijn aangifte
van bron en nummer in het staatsarchief van
Moskou kan niet authentieker worden ge
boekt, tegenspraak is eenvoudig buitenge
sloten.
Alleen wat niet noodig was en schreeuwerig
kan lijken: de passages waarop de uitgever
der stukken bijzonder de aandacht wil vestigen
zijn met renzenkapitale letters gedrukt,
zotidat ze niet anders kunnen doen dan zich
aan onze oogen opdringen, zonder dat de
oorspronkelijke auteur ze op dergelijke wijs
naar \oren 'heeft doen treden.
De reden voor de afwijking van
urchiefuebruiken is duidelijk genoeg. Bij zoo'n
lijvige publicatie van honderden pagina's
voor menschen, die weinig tijd tot hun
beschikking hebben, is zelfs een opzichtige
wegwijzing wel noodig. Komen de bewijze,!
in zulke dichte drommen op ons toe, als de
Fransche courant het uitdrukte, dan is het
niet overbodig om de officieren in de linies
zich kenbaar te laten maken. De pluimen van
hun hoofddeksels dienen voor een overzicht.
Wij honden den uitgever dus graag veel
ten goede, ons eigen oordeel blijve toch
intact bewaard, wij willen dat zelf vormen.
Ik kan niet zeggen dat het van te voren gunstig
wordt gestemd door een openbaarmaking van
berichten die kan worden gebruikt als strijd
middel tegen eenbepaald persoon. Nog minder
kan mijn gedachte meegaan met een uit
gever van archiefstukken, die in een roes
Blindheid houdt men in 't algemeen voor
het meest tragische lot, dat een mensch kan
treffen en van oudsher wekte niemand zoozeer
ieders medelijden op als de blinde. En
vroeger althans gaf zijn totale hulpeloos
heid daartoe alle aanleiding; volkomen op
anderen aangewezen, niet in staat, iets in de
wereld te presteeren, leefde hij van giften en
gaven; gedrukt en zonder eenige levens
vreugd leidde hij een doelloos bestaan, zich
zelf en de maatschappij tot last.
Eerst in het begin der 19de eeuw kwam
hierin een verandering ten goede. Men begon
zich toen het lot der blinden in dien zin aan
te trekken,dat men hun door onderwijs en op
leiding tot een beroep gelegenheid gaf, hun
eigen kost te verdienen. Het aantal dier
blindenberoepen was uit den aard der zaak
zeer beperkt: mandenmaken, stoelenmatten,
touwdraaien, pianostemmen, musiceeren en
massage waren hun voornaamste bezigheden
en leverden meesttijds slechts een karig
bestaan.
De wereldoorlog brengt ook hier een groote
omwenteling. Mannen, in de kracht van hun
leven en die vroeger een winstgevend beroep
of in elk geval een behoorlijk bestaan hadden,
worden blindgeschoten. Van aalmoezen leven
willen ze niet; bij voorkeur willen ze terug
in hun vroeger werk, de plaats weer innemen,
die ze als zienden hebben verlaten. Ook de
maatschappij is niet gebaat met een toene
ming van het toch al groot aantal levenslang
hulpbehoevenden.
Toen moest het blindenwezen nieuwe wegen
inslaan: wat er in dit opzicht in verschillende
landen van Europa is gedaan, is verbazing
wekkend. Het probleem der oorlogsblinden
werd opgelost en deze oplossing geeft het
geheele blindenwezen nieuwe en ongedachte
vooruitzichten. Ik zelf, van mijn zevende
levensjaar af blind, stelde mij beschikbaar
voor de Duitsche Kriegsblinden-Fürsorge",
opdat deze kon profiteeren van wat ik uit
eigen ervaring wisten van wat ik op het ge
bied van het blindenwezen in Duitschland
en daarbuiten (ook in Nederland) had leeren
kennen. Verschillende studiereizen ondernam
ik in opdracht van de
KriegsblindenFürsorge". Het verzamelde materiaal kan
misschien ook den Hollandschen blinden ten
goede komen en ik wil er hier een paar grepen
uit doen.
De verzorging der oorlogsblinden brengt
als novum den blinde terug als arbeider in
industriëele bedrijven; de ondervinding leert,
dat hij daar zijn taak aan de machines, aan
de persen, ponsmachines, ja zelfs aan draai
en schaafbanken uitstekend vervult. De
bekende firma Siemens?Schuckert in Berlijn
heeft een afzonderlijke blindenafdeeling voor
werktuigen voor nauwkeurige metingen inge
richt en het is bijna ongelooflijk, hoe accuraat
de blinde arbeiders hun werk verrichten.
Daar staat tegenover, dat de pogingen,
om de blinden in het landbouwbedrijf te werk
te stellen, bijna overal mislukten; d. w. z. hij
kan ten hoogste, indien hij zich met zijn
familie op het platteland vestigt en daar den
landbouw beoefent, met behulp van zijn
huisxenootcn voortbrengen, wat hij voor eigen
onderhoud behoeft; de blinde zelf presteerde
daarbij evenwel maar weinig, tenzij hij het
'andbouwvak met een ander beroep, b. v.
manden vlechten, combineerde.
Maar ook in het handwerk werden blinden
onder- of teruggebracht. Zoo hebben we een
blinden bakker, die, behalve het werk aan
den oven, alle onderdeelen van zijn vak be
oefent. We hebben blinde koperslagers,
schoenmakers, installateurs, kleermakers; de
laatsten houden zich in hoofdzaak bezig met
knoopen aanzetten, het innaaien van de voe
ring en het naaien van rechte naden; ze ge
bruiken daartoe een bijzondere soort naald,
die ik voor het eerst aantrof in het In
validenhuis Bronbeek bij Arnhem en daarna in
Duitschland invoerde; de draad wordt niet
op de gewone manier in het oog gestoken,
maar er van boven ingedrukt; een fijn
weeriiiiiiitiiiiimiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
van opwinding zijn genummerde en geklas
seerde documenten aankondigt.
Na de onsterfelijke bladzijden (!) van Brest
Litowsk", zoo zegt hij in zijn voorbericht,
waarmee in 't gezicht van het Duitsche
imperialismus en te midden van het heiüooze
rumoer der wereiddoodslagerij, Trotzky het
recht van zelfbestuur der bevrijde volken
uitriep, komen nu deze pagina's die ook der
menschheid toebehoorcn, helaas ! omdat zij
met een brandijzer zijn gedrukt in haar brutaal
gemarteld \ leescil !"
Wij denken daarbij aan het pathos van
oudervvetsche romans, dat den spreker, min
of meer hypocriet en niet zuiver op de graat,
in t geëigende oogenblik zijn zakdoek voor
den dag l:int halen, en wij wachten met zeker
ongeduldig vertrouwen de passage in zijn
voorrede af, waarin hij zijn tranen niet
langer kan bedwingen. Dit komt ook, maar
eerst on het eind van 't voorwoord.
I'e uitgever neemt nl. het air aan van een
die in de omgeving van ambassaden, zoowel
te Parijs en St. Petersburg, heeft geleefd.
Hij heeft zich dikwijls geërgerd, wanneer hij
zag hoe lichtvaardig de grooten der wereld
belangen behandelden die liet lot van
millioenen in de waagschaal stelden hoe een
losweg gesproken woord aan een diner, of bij
liet napraten onder het gebruik van een
kopje koffie en het ronken van een sigaar
aanleiding werd tot een afspraak, waaraan men
van beide zijden was gebonden en die tot
catastrnphen leidde. Soms, /egt de uitgever,
wanneer ik daarvan getuige was werd het
mij wonderlijk te moede en moest ik een
traan onderdrukken. Toen ik dan bij mijn
onderzoek en mijn vertaling deze stukken in
hun opvolging bijeenzag, is het mij al te
machtig geworden en moest ik mijn tranen
urn vrijen loop laten.
Zoo is zijn bekentenis:
,.|-ji coinniilsaut ces dociiments, j'ai
seiiti se rouvrir routes ces vkilles blessures
et, comme aiurs, des i arme s me sont veiiues.
Mais cette füis, je ne ies ai pas refovJei.s."
Laat dit genoeg zijn tot kenschetsing van
haakje belet den draad er weer uit te slippen.
In Boedapest, waar veel ten behoeve van
de oorlogsblinden wordt gedaan, vond ik
messen- en scharenslijpers zelfs aan machines
met electrische drijfkracht. In Praag werkten
blinden aan het weefgetouw; in Weenen zijn
blinde timmerlui, kleermakers, ja, een blinde
bediende er een zetmachine. De kranigste
oorlogsbünde, dien ik ken, een voorbeeld van
buitengewone energie, is een blinde slager
in Silezië; nadat het dier geslacht is, verricht
hij met onberispelijke nauwgezetheid alles,
wat tot zijn vak behoort en geldt in de heele
streek als de beste slager.
Verscheiden oorlogsblinden zijn ook in den
handel gegaan of zitten aan de schrijfmachine
of aan het dicteertoestel. Andere gingen
academisch of niet-academisch studeeren.
Groote bibliotheken met allerlei studiemate
riaal in blindenschrift (Brailleschrift) werden
ingericht en staan tot hun beschikking 1)
en zoo hebben we thans een groot aantal
blinde juristen, philologen en andere acade
mici, al is het een feit, dat deze minder kans
op j: een behoorlijk bestaan hebben dan hun
ziende collega's.
Het is geen overdrijving, wanneer men be
weert, dat het grootste deel der oorlogs
blinden langzamerhand in een of ander be
roep is ondergebracht en een min of meer
fatsoenlijk bestaan heef t. En zoo opent zich ook
voor de andere blinden een nieuwe toekomst;
het is te hopen, dat de tijd niet meer verre is,
dat elke blinde, indien hij althans geen andere
storende lichaamsgebreken heeft, leert in
zijn eigen onderhoud te voorzien. Natuurlijk
is hiertoe allereerst vereischt, dat de blinde
over een behoorlijke intelligentie beschikt,
geestelijk niet onder het normale peil staat;
door scherping en scholing der overige zin
tuigen kan dan in menig opzicht de hem ont
brekende gezichtszin worden vervangen.
Men heeft wel eens bij blinden van een
zesde zintuig" gesproken. Men heeft hierbij
het oog op het vermogen van gewaarwording
op zekeren afstand, iets soortgelijks als men
wel eens bij vogels onderstelt: de blinde
neemt soms een of andere hindernis (muur.
hek, deur enz.) waar op een afstand en stoot
er daardoor niet tegenaan bij het loopen.
Evenwel is hier geen sprake van een speciaal
zintuig; doch alleen van een bijzonder fijn
ontwikkeld waarnemingsvermogen voor lucht
druk.
Wanneer de bekende doofblinde
Amerikaansche Hellen Keiler zegt, dat ze in den
Dierentuin den leeuw voelt brullen, of dat ze
den donder voelt rollen; wanneer een
doofbiinde vriend, met wien ik veel omging, mij
bij het gaan door een cafédeed opmerken,
dat er maar zoo weinig bezoekers waren,
dan berust dit alles op de waarneming van
zekere drukkingsgolven", waaraan de blinde
en in nog hoogere mate de doofblinde
gewend heeft zich te oriënteeren, waarop
hij scherp reageert, omdat hij dergelijke
middelen, die den ziende ontgaan, beslist
noodig heeft. Daardoor dus kan een blinde,
die een beetje heeft leeren opletten, altijd
openstaande deuren passeeren of voorbij
boomen en palen gaan zonder zich te stooten.
Bovendien bezit de blinde een bijzonder
scherp oriënteeringsvermogen en kan daar
door als veilige gids dienen op hem bekende
straten of wegen. Men kent waarschijnlijk
het systeem der blindenhonden"; honden
worden afgericht om oorlogs- of andere
blinden te leiden, zelfs door de drukste straten
eener groote stad. In werkelijkheid is het hier
evenwel de blinde, die leidt, terwijl de hond
waarschuwt voor naderend gevaar op kruis
punten en dergelijke.
1) Boeken in brailleschrift hebben een
kolossalen omvang; het schrift eischt veel
ruimte en het papier, dat tamelijk dik moet
zijn, kan slechts aan n kant worden bedrukt;
men stelle zich aan de hand van deze ge
gevens nu maar eens een dik wetboek voor
in brailleschrift.
Illlllllllllllllllllllllllll 'IIIIIIIIM
RenéMarchand, den uitgever, die op het
oogenblik, zoo ik het wel heb nog het secre
tariaat waarneemt bij Sadoul.
Ik sla, om mij voorloopig in het dikke deel
te oriënteeren, eenige dépêches op van Isvolski,
die betrekking hebben op Poincaréen zijn
leiding der regeering.
Wordt er in 't algemeen over geklaagd.
dat in Frankrijk de internationale banken
en bankiers hun invloed doen gevoelen op het
bestuur, in Isvolski's berichten naar St.
Petersburg wordt uitdrukkelijk geconsta
teerd dat Poincare's standpunt geheel ver
schilt van Caiüaux' manier van zien: Poin
carélaat het nationale belang voorgaan.
,.Dit heeft rcëele beteekenis", zoo onderstreept
de Russische gezant zijn woorden. (Februari
1912).
De tegenwoordige President van den
Ministerraad," zegt hij, en minister van
Buiteniandsche Zaken is een zeer machtige
persoonlijkheid, en heeft bijzonder flinke
e|ualiteiten die zijn trots voeden en hem
buitengewoon gevoelig maken, wanneer men
zich onverschillig toont voor wat hij doet
of meent."
Hij gaat direct en ongegeneerd op zijn
doel af, de President", zegt op ecu anderen
tijd de gezant; ..hij wil precies en zuiver
geformuleerd de waarheid weten, hij heeft
zijn fouten zeker, maar het is een kracht."
Men krijgt door de Russische dépêches in
't geheel niet den indruk dat Poincaréde man
is om zich te laten meeslepen.
Dit zijn slechts vluchtige impressies. Her
ernstig nagaan van den inhoud der gegeven
berichten, een vergelijking met het Fransche
geelboek over het jaar 1912, maar vooral
de rustige scherpzinnigheid in grooten stiii
van den heer J. Roniieu, den bekenden diplo
maat, die in zijn brochure Livre noir et
vrc jaiine heeft getoond hoe zoo'n brieven
verzameling ais van Isvolski is te analy
se, c re n, zal ons op den weg leiden tot een
oordeel, niet aan 't wankelen te brengen door
den wind en de opwinding van Trotzki's
bewonderaar. \V. G. C. B ij v A N c K