Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 12 Augustus
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD 1. De groote verandering", door
Prof. Dr. G. W. Kernkamp De Beiersche
kwestie, door Prof. Dr. H. Brugmans
Tijdgenooten: Het Zwarte Boek II, door Dr. W.
G. C. Byvanck 2. De Internationale
Schuldenlast, teekening van Jordaan Het
modernisme in Nederland, door Ds. W.
Mackenzie Het verband tusschen lichame
lijke en geestelijke ziekten, door Dr. Adolph
F. Meyer 3. De Beiaardier Jef Denijn, door
A. H. van der Ven. 5. Voor Vrouwen:
Uit den vreemde, door Elis M. Rogge
Bijkomstigheden, door Annie Salomons Mina
Kruseman f, door Geertruida Carelsen Uit
de Natuur: Aan den Veluwrand, door Jac.
P. Thijsse Reisaanteekeningen, door
Cornelis Veth Nieuwe fransche boeken, door
C. Tielrooy-de Gruyter 7. Financien en
Economie, door Paul Sabel Onze Puzzle
Rijmkronyck, door Melis Stoke 8. De kolo
niale tentoonstelling te Marseilie, door Mr.
M. C. M. Voorbeytel Tooneel, door
Edmond Visser Schilderkunstkroniek, door
Plasschaert. 9. De Grieksche aanval op
Constantinopel gestuit, teekening van Joh.
Braakensiek Bezuiniging, teekening
van George van Raemdonck Charivaria,
door Charivarius Edith von Schrenck,
door Waldemar Bonsels 10. Uit het Klad
schrift van Jantje 't Schietgat, door Melis
Stoke Levidof, caricatuur door A. Ders
Het spoockslot, door L. J. van Emden Om
slag: Ouë Dieuwer, door Alie Smeding, met
' teekening van W. Backer.
Bijvoegsel: Lloyd George en Poincaréte
London, teekening van Joh. Braakensiek.
miiiiiimiiiiiliiiiimiiiiiiiijiiiiiliiiiiiiiiiiliiiiiiimiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiMii
DE GROOTE VERANDERING"
Op een regenachtigen vacantiedag
speelde het toeval mij een roman van
Wells in handen een van de meest
fantastische verhalen uit zijn vroegere
periode: ,,In the days of the cornet".
In welk jaar was het ook alweer, dat
we verblijd werden met het vooruitzicht
van een botsing tusschen een komeet
en de aarde?
Het is zeker wel een 16 of 17 jaar
geleden, vermoed ik. En al waren de
astronomen er gauw bij om ons gerust
te stellen, het onderwerp was te mooi
voor spotgeesten, dan dat zij het zouden
hebben losgelaten, toen de wetenschap
er geen houvast meer aan gaf.
Braakensiek zal er zeker ook wel een
plaat aan hebben gewijd. Zooals ook
Simplicissimus eraan smulde. Ik her
inner mij een teekening van het vertrekv
der familie Hohenzollern uit deze
aardsche dreven. Met het oog op alle
eventualiteiten want de mannen van de
wetenschap hebben zich toch ook wel
eens vergist vond zij het geraden
om reeds toen naar de maan te gaan.
En zoo zag je het geheele gezin dan
opstijgen in een luchtballon het
eenige middel van verkeer met een
ander hemellichaam, dat toen nog in
aanmerking kwam en aan de mand
van den ballon bengelden al de
requisieten van het Hohenzollernsche huis:
iiiiiiitiiiiiiimmiiiii
HET ZWARTE BOEK
II
Poincarébehoort tot de meest en best
aangevallen menschen van onzen tijd. Wat
bewijst het? Het bewijst alleen dat hij er
wel mag zijn.
Ais de illustre balling te Doorn zijn
Vergleichende Geschichtstabellen opmaakt, om
door den gang der feiten zelf aan te toonen
wie de schuldigen zijn aan den Oorlog, dan
krijgt Poincaréonder September 1912 daar
zijn nota.
Poincarézegt tot Isvolski Wanneer het
conflict tusschen Rusland en Oostenrijk aan
leiding geeft tot een gewapende inmenging
van Duitschland, dan erkent het Fransche
Gouvernement van te voren dat het een casus
foederis zou wezen".
Von vornherein is dus de verplichting aan
vaard, dat in het bepaalde geval het verbond
in werking zal treden. De casus foederis is
het verbond in praktijk. Poincaréhaast zich
om het te zeggen.
Zoo is de keizerlijke beschuldiging.
Het verbond was in 1912 al een twintigtal
jaren oud, het gaf aan Frankrijk en aan Rus
land een verzekering tegen een aanval van
Duitschland. Natuurlijk was hei enthousiasme.
daarover niet op dezelfde hoogte gebleven als
bij de geboorte, toen Rusland aan Frankrijk
verscheen als la grande amie et alliée.
Ja, het had er iets van of het geestdriftige
Frankrijk de vriendschap voor andere belan
gen ging verwaarloozen. Van daar Isvolski's
klacht in zijn brief naar Petersburg,(reeds ge
meld), dat onder Caillaux het land meer om
zijn bankzaken dan om zijn nationale eer
dacht. Maar met de komst van Poincaréaan
het bewind zou dat veranderen. Alleen, de
minister was een machtig man, gehecht aan
veldheersstaf en gepantserde vuist en
blinkende wapenrusting, die misschien
op de maan nog van pas zouden komen,
wanneer de daar regeerende dynastie
binnenkort mocht uitsterven.
En een andere plaat, waar de komeet
werd afgebeeld als een vast lichaam,
dat weinig plezier beleefde van zijn
aanraking met de aarde, want het botste
tegen een nog veel harder voorwerp,
nl. tegen den kop van een Beierschen
boer.
Maar deze laatste plaat was erg on
wetenschappelijk. Want de staart van
de komeet, die in het allerergste geval
de atmosfeer van onze aarde zou door
kruisen, bestond immers uit gassen. Uit
vergiftige gassen misschien, zoodat de
aardebewoners er wel eens beduusd van
konden raken, maar voor builen aan
het hoofd tengevolge van de botsing
hoefden zij in elk geval niet bang te zijn.
En Wells, die met de resultaten van
de wetenschap niet zoo haasje-over
speelt als de Simplicissimus, laat dan
ook behoorlijk de gassen van de komeet
zich in onze atmosfeer verspreiden.
Want in zijn boek gebeurt het ge
vreesde: de baan van de komeet snijdt
die van de aarde.
Op een zeer spannend moment
niet alleen van de liefdesgeschiedenis
uit zijn roman, maar bovendien is er
juist een oorlog uitgebroken tusschen
Engeland en Duitschland en wordt er
op de Noordzee een groote slag ge
leverd.
Maar de uitwerking van de gassen
op de menschen valt erg mee. Wel
zijn zij er een paar uur van buiten
Westen maar op die bezwijming volgt
een ontwaken, en daarmede gaat ge
paard the change", de ,,groote ver
andering", de regeneratie van het
menschdom. De wereld van vroeger,
met haar maatschappelijke ellende,
met haar nog grootere ellende van het
als vreemdeling of vijand naast elkaar
leven van de eene menschenziel en de
andere, schijnt een booze droom. Met
een huivering denken de menschen te
rug aan het leed, dat zij elkaar vroeger
hebben aangedaan. En een nieuw en
gelukkiger geslacht groeit op, dat
ternauwernood kan begrijpen de ver
halen van ouden van dagen over de
wereld van vroeger.
Hebben ook wij niet in zekeren zin
in de fantasie van Wells geloofd?
Zijn verbeelding sloeg de vleugels uit,
toen, jaren geleden, een oogenblik
de catastrophe scheen te dreigen van
een botsing tusschen aarde en komeet.
Maar wij hebben de catastrophe van
den wereldoorlog beleefd, en hoevelen
hebben toen niet ik zeg niet: gehoopt,
maar vast vertrouwd en zeker geweten,
dat uit dezen wereldbrand een betere
toekomst zou worden geboren?
zijn ideeën en van anderen verwachtend dat,
zij er rekening mee zouden houden ; een kerel
vol talenten, maar vooral razend trotsch np
de qualiteiten van zijn geest.
Uit de dépêches in het Zwarte Back meege
deeld, kan men niet goed opmaken waar die
sterk gequalitïceerde en begrensde ingeno
menheid met Poincaréop slaat. Het gele boek,
dat gelijken tred houdt niet het /.warte,
maar de aangelegenheden van Fransch stand
punt beschouwt, geeft nadere inlichingen.
Met het jaar 1912 vat n.l. Rusland zijn
Balkanpolitiek weer op en komt voor den dag
als beschermer van de belangen der Slavische
bevolkingen op het schiereiland; het wil die
in zijn cliënteel houden en den vrijen toegang
verwerven door de zeeengten, die de
ZwarteZee afsluiten. Dat zijn oude wenschen. Als
minister van den Tsaar heeft Isvolski die
politiek voorgestaan, thans zal hij haar van
Parijs uit bevorderen en zal zijn best doen er
Frankrijk voor te winnen.
Maar Frankrijk koesterdegeen
plannenwaarbij het, achter Rusland aan, zijn deel zou
nemen in de Europeesche politiek. Dit is het
juist wat aan Isvolski is opgevallen. Hij heeft
het uitdrukkelijk naar St. Petersburg ge
schreven.
Keizer Wilhelm had hem eens, bij gelegen
heid der Maroccaanscheonderhandelingen van
Frankrijk met Duitschland, eropgewezen.dat
blijkbaar voor Frankrijk de quaestie van
ElzasLotharingen volkomen was geliquideerd,
omdat 't het duel door Duitschland aange
boden niet had aangenomen en zich formeel
had onderworpen aan de voorwaarden van
den vrede van Frankfort.
Maar, gaat Isvolski voort, op die gedachte
moet de Keizer niet te veel vertrouwen; nu
die Marokkoverwikkelingen verleden zomer zijn
doorstaan, heeft Frankrijk het bewijs gegeven
van een vast besluit om, als het noodig mocht
zijn, niet terug te deinzen voor de gewapende
verdediging van zijn rechten en van zijn be
langen.
Het verbond met Frankrijk is dus voor
Rusland een waardevol bezit geworden. Voor
zichzelf voegt Isvolski er zeker bij: Jammer
dat hij, d.i. Poincaré, zoo eigenzinnig is, het
zal niet gemakkelijk vallen hem mee te nemen.
Hoe vaak is het niet verkondigd, door
mannen van gezag in de wereld van po
litiek en economie, dat na den oorlog"
het maatschappelijk leven een geheel
ander zou worden dan dat van vroeger?
De oorlog had immers de groote ver
broedering teweeggebracht; in de loop
graven was het verschil tusschen rang
en stand uitgewischt; het zou niet
mogelijk zijn, na den vrede de maat
schappelijke staketsels weer op te rich
ten; de vooroordeelen van vroeger zou
den met n zwaai worden weggevaagd.
En zeker, anders" is het geworden
na den oorlog, zoo geheel anders, dat
'de tijd van vór den oorlog als een af
gesloten periode wordt beschouwd, die
nooit meer zal terugkeeren, of althans
niet binnen afzienbare tijdsruimte.
Maar dat ,,andere" heeft alleen be
trekking op de verhouding van loonen
en prijzen; wat er als nieuw is gekomen,
dat is alleen de valuta-chaos en de duur
te en de wanverhouding tusschen de
belooning van intellectueelen en ande
ren arbeid; en wij zien op de vroegere
tijden niet terug als op een periode van
achterlijk maatschappelijk bestel, die
wij voorgoed te boven zijn gekomen,
maar wij verlangen er naar terug als
naar een paradijs, waaruit wij ver
dreven zijn, als naar een tijd, waarvan
wij het geluk niet beseften toen wij
erin leefden, maar dien wij eerst thans
hebben leeren waardeeren, nu hij ons
voor altoos schijnt ontglipt te zijn.
Want wat er ook veranderd moge zijn,
niet veranderd is het egoisme van in
dividu en klasse. Of zoo het al een wij
ziging onderging, dan werd het eer
grooter dan minder. En in plaats van
maatschappelijke verbroedering teweeg
te brengen, heeft de oorlog den
maatschappelijken strijd verscherpt.
En wat bleef er over van het ver
trouwen, dat bij velen misschien nog
vaster was dan het geloof in de komst
van een hetere en rechtvaardiger maat
schappij?
Van het vertrouwen, dat het monster
van den oorlog zichzelf zou verslinden?
dat er een geslacht zou opgroeien, dat
nooit meer naar de wapenen zou willen
grijpen?
Ook in dit opzicht heeft de vrede de
verwachtingen, die men ervan koester
de, beschaamd.
De nationale tegenstellingen zijn
scherper dan ooit geworden. De natio
nale belangen botsen nog altijd tegen
elkaar; elk volk denkt het eerst aan
zichzelf; de overtuiging, dat elk het
best vaart zoo eigen wenschen onder
geschikt worden gemaakt aan de be
hartiging van de belangen, die allen
gemeen hebben, bestaat niet, doet zich
althans niet gelden.
Zoo gij in Duitschland reist, dan
hoort gij, bij gesprekken met menschen
van allerlei stand en gezindheid, tel
kens boud verkondigen, dat er een nieu
we oorlog zal uitbreken: over tien of
twintig jaar, zegt de eer, over vijf jaar
reeds, meent een ander, die den vrede
korter respijt laat maar komen zal
hij. Vermoedelijk zal er een burgeroor
log aan voorafgaan, die een einde zal
maken aan de regeering van. nu, de
Joden"-regeering, zooals velen in
Duitschland haar plegen te noemen.
Wie zoo spreken, zijn niet altijd natio
nalisten, die terug verlangen naar het
Duitschland van vór 1914. Neen,
men hoort de verwachting van een
nieuwen oorlog ook uitspreken door
jonge mannen, die den oorlog meemaak
ten en een diepen afschuw ervan heb
ben opgevat, maar die van meening
zijn, dat de economische toestanden
voor het Duitsche volk zoo ondragelijk
zullen worden, dat het uit wanhoop
naar de wapenen zal grijpen.
En ook bij hen keert de haat zich
vooral, of uitsluitend tegen Frankrijk.
Duitschland is zeker niet het land,
waar men het meest zou verwachten de
sporen aan te treffen van de gezindheid
eener verbroedering tusschen de volken.
Maar is het elders beter? vindt men
bij andere volken, die niet in den oorlog
het eenige middel behoeven te zien om
uit de ellende te geraken, het vaste ge
loof, dat de oorlog een onmogelijkheid
is geworden?
Neen, de groote verandering" in de
gezindheid der menschen, waarmede
wij ons gevleid hadden in de dagen,
toen wij in de hoop op een betere toe
komst een tegenwicht zochten tegen
den last van de verschrikkingen van
den oorlog die groote verandering"
is uitgebleven.
Alleen door een wonder als waarvan
Wells in zijn roman gebruik maakt,
kan de menschheid worden
wedergeboren.
Hoe miraculeus ook de gebeurtenissen
van den wereldoorlog zijn geweest, een
nieuwe menschheid is er niet uit ver
rezen.
KERNRAMP
DE BEIERSCHE KWESTIE
Wie in de laatste weken in Duitschland
heeft gereisd, zal niet veel hebben bemerkt
van het ernstige conflict, dat opnieuw is uit
gebroken tusschen de uitsche regeering en
die van den grootsten bondstaat Beieren,
Toch is dat conflict van groot belang, niet
alleen op zich zelf, maar ook symptomatisch.
Vooral om deze laatste reden. Want al wordt
het nu ook weer bijgelegd, waarop eenige
kans schijnt te bestaan, de grond van de
groote tegenstelling tusschen Berlijn en Mün
chen blijft toch bestaan en zal bij een volgende
gelegenheid opnieuw aan den dag komen.
[uist die tegenstelling openbaart tevens ten
duidelijkste/ hoe wrak het Duitsche rijk
eigenlijk nog in elkander zit en hoe slecht de
bevoegdheden van het centrale gezag
tegenHimiimiiiiiiii iiiiiiiii iiiiiiiiiiitiiin "'i
Xu bemerken wij uit wat het zwarte boek
meedeelt, d.i. uit de brieven van den gezant
aan den minister, daar van bijna niets hoe
Isvoiski tegenover Poincaréte werk gaat. Hij
moet hem dikwijls hebben gezien, want in de
eerste helft van HU2 is Rusland druk in de
weer, wij weten alleen uit het gele boek, hoe
voorzichtig Poincarézich gedraagt, maar in het
zwarte vinden wij slechts een enkele aanwijzing
waar de Fransclie minister er bij den
Russischen minister op aandringt hem niet alleen
te zeggen, welke maatregelen zijn genomen,
maarook'verlangt dat hijcerstmethemoverlegt
voordat zij worden genomen. Dat heeft niet
veel van een zich laten meesleepen.
Het zijn ook voor Frankrijk geen zaken die
bij enkele afspraak tusschen een paar per
sonen kunnen worden geregeld, zij raken of
kunnen raken de geheele politiek van Europa,
en daarin moet de ministerraad worden ge
kend. Zoo is Poinearé's positie.
Maar de dépêches v;.n Isvolski ontbreken
hier, ofschoon hun bestaan kan worden aan
getoond.
Waarom moet men hen missen?
Blijkbaar is daarin Poincaréde man van den
Europeeschen vrede; hij heeft demaiiger.de
stem laten hooren aan Russische eerzucht.
Waren zij opgenomen, dan zou het zwarte boek
een andere kleur hebben gekregen, beter leek
het den uitgever daarom, ze te verzwijgen.
Ongelukkig voor zijn bedoelingen hebben ar
chiefstukken een nummer, en nu blijkt het
dat verscheiden nummers mankeeren.
Maar woorden van Poincarés zelf zijn er,
daarop steunt de uitgever en daarop steunt
ook Keizer Wilhelm zijn oordeel en zijn ver
oordeeling.
Laat ons zien wat er van aan is.
Met Augustus 1912 werd in den Franschen
ministerraad besloten, dat de president Poin
carénaar St. Petersburg zou vertrekken om
zich daar betrouwbare inlichtingen te ver
schaffen over de Russische politiek. Hij kreeg
ze, niet geheel volledig zeker, toch authen
tiek.
De minister van Buitenlandsche Zaken
Sazonoff las hem de woorden zelf voor van het
verdrag door Rusland tusschen de
Balkanstaten goedgekeurd. Daarin was sprake van
het behoud van het status quo en van den
vrede op het schiereiland.
Maar, merkte Poincaréop, er wordt hierbij
alleen van een status quo gesproken voor't
geval dat het wordt verbroken en overal
treedt Rusland als arbiter op. Die conventie
beantwoordt in 't geheel niet aan wat er mij
van is meegedeeld, het is een afspraak voor
een oorlog en zij heeft de kiem in zich van een
oorlog tegen Turkije en daarenboven van een
oorlog tegen Oostenrijk. Zij toont wat
Serben en Bulgaren in hun hart wenschen en het
staat te bezien waartoe Rusland hen aanmoe
digt.
Die woorden zijn nog den eigen dag door
den Franschen minister in een nota vastge
legd; zij is bewaard in het archief van Buiten
landsche Zaken te Parijs. En tevens worden
zij bevestigd door een memorandum van Sazo
noff over zijn onderhoud met Poincaré.
In die samenkomst, zegt de Russische minis
ter, is de toestand op den Balkan ter sprake
gebracht en een gezamenlijk plan is opge
maakt om door diplomatieke maatregelen een
verscherping van dien toestand te voorko
men. Poincaréhield bij die gelegenheid het
voor noodig om er den nadruk op te leggen,
dat de publieke ineening in Frankrijk nooit
zich zou laten vinden om de wapens op te
nemen voor zuivere Balkenzaken, wanneer
Duitschland er geen deel in had en zelf niet
het casus foederis opriep; in dat geval kon Rus
land er op rekenen,dat Frankrijk zijn verplich
tingen tegenover Rusland ten volle zou
nakomen".
Laat ons nu het zwarte boek opslaan.
In een geheimen zeer vertrouwelijken brief
aan Sazonoff van 12 September 1912 deelt
daar Isvolski mé, dat hij tengevolge der
vacantie geen onderhoud met Poincaréhad
kunnen voeren. Eerst vandaag heb ik wat
langer met hem kunnen spreken, maar telkens
kwamen anderen tusschen beide". Ik vroeg
hem of hij geen plan had voor te stellen, om
alle gevaren voor een eventueelen Turkschen
oorlog te bezweren .... Brak de oorlog toch uit
zeidc Poincaré, dan moest men zoo spoedig
mogelijk met een voorstel tot bemiddeling
aankomen; en daarbij kwam het in de eerste
plaats aan om de algemeene Europeesche lijn
over de bondstaten in de grondwet van
Weimar nog zijn geregeld. Die grondwet
bracht aan Duitschland een straffere organi
satie dan het keizerrijk had gehad. Had dit
laatste bij de grondwet van 1871 de compo
nenten van het rijk nog als sotivereine staten
erkend, die alleen sommige rechten aan de
centrale regeering hadden afgestaan, de con
stitutie van 1919 spreekt niet meer van staten,
maar van landen, waaruit het rijk is samen
gesteld. Dat die qualificatie opzettelijk zoo
gekozen is, spreekt van zelf. Maar het spreekt
ook van zelf, dat althans de groote bond
staten zich niet onmiddellijk in deze degra
datie kunnen schikken. Vooral een staat als
Beieren met een geheel eigenaardig en zelf
standig historisch verleden, dat zich eerder
van Pruisen afwendt dan daarheen trekt, is
niet door een grondwetsartikel te niet te
doen.
Praktisch heeft Beieren zich dan ook steeds
schrap gezet tegen iederen maatregel der cen
trale regeering, die het als een inbreuk op
zijn gewaarborgde rechten beschouwde. De
feitelijke toestand is dan ook eigenlijk in het
geheel niet in overeenstemming met de
theorie van de grondwet van Weimar. Beieren
heeft een gezant in Berlijn even goed als
Pruisen een gezant heeft in München. Nog
merkwaardiger is het, dat Frankrijk daar een
ambassadeur heeft, die natuurlijk de
traditioneele politiek volgt, die wij sedert eeuwen
kennen. Die gezant schijnt zich gecompro
mitteerd te hebben door al te intieme relatiën
met conservatieve, royalistische kringen en
zal dus moeten worden teruggeroepen. Hij
zal worden vervangen door een man van voor
zichtiger allures ; maar Frankrijk kan te
München toch geen andere politiek volgen
dan de oude van Richelieu en Mazarin, van
Lodewijk XlVen Lodewijk XV, van Napoleon
I en Napoleon III. Te Parijs moet men streven
naar losmaking van den band tusschen Prui
sen en Beieren. Dat is voor Frankrijk van het
grootste belang; mocht het gelukken Beieren
van Pruisen los te maken, dan zou de vrees
van Poincarévoor het toekomstige sterke
Duitschland veel minder grond verkrijgen;
dan zou zelfs de grond gelegd kunnen worden
tot een veel betere verhouding tusschen
Frankrijk en Pruisen-Duitschland. |
Maar zoover is het nog lang niet en zoover
komt het waarschijnlijk niet eens. Want in
Beieren werken naast de middelptmtvliedende
ook middelpuntzoekende krachten. In tal van
kringen begrijpt men zeer goed het belang,
dat Beieren bij een goede verstandhouding
met Berlijn heeft. En daarbij komen natuur
lijk de sterke moreele krachten, die naar
nationale aaneensluiting dringen. Niettemin
blijft het geheele geval merkwaardig genoeg.
Dat een bondstaat een op wettige wijze tot
stand gekomen rijkswet eenvoudigniet erkent,
is natuurlijk absurd en onduldbaar. Stond
de regeering te Berlijn dan ook sterk, dan zou
daarop maar n antwoord kunnen worden
gegeven: onderwerpt U. En bij weigering,
zou dan de hulp van den sterken arm moeten .
worden ingeroepen. Dat zal de rijksregeering
stellig niet doen en dat kan zij ook niet doen.
Want dat zou een burgeroorlog beteekenen
met zeer twijfelachtiger! uitslag en die kans
kan men te Berlijn niet wagen. Daarom moet
de rijkspresident een zoetsappigen brief naar
München schrijven, waarin Beieren op zeer
zachtmoedige wijze wordt beknord en waarin
al dadelijk absolutie wordt in uitzicht gesteld,
zoodra het maar met den mond beterschap
beloofd. Wij weten van ouds van de stoute
kinderen, wat zulk een belofte beteekent.
Natuurlijk moet men stoute kinderen mores
leeren en met Beieren zal het ook nog wel
zoover komen, dat het eraan gelooven moet.
Dan zal, waarschijnlijk in bitteren strijd,
moeten worden uitgemaakt, hoe ver de rech
ten der afzonderlijke staten van het Duitsche
van politiek te bewaren en de inmenging van
enkele mogendheden te voorkomen. Was het
niet mogelijk dat Rusland zijn passieve rol
volhield, dat het b.v. Servië met de wapens
tegen Oostenrijk moest beschermen, dan kon
Rusland er op rekenen van Frankrijk di
plomatisch den krachtigsten steun te zullen ont
vangen. Maar voor zulke gebeurlijkheden zou
noch het Parlement noch de publieke meening
machtiging geven tot militaire maatregelen,
welke ook. Bracht echter het conflict met Oos
tenrijk een gewapende inmenging van Duitsch
land mee dan erkent mi reeds het Fransche
gouvernement, dat het een casus foederis zou
'wezen en het zou niet aarzelen zijn plichten
te. vervullen tegenover Rusland.
Hier hebben wij dan de fameuse passage
over het casus foederis, dat onder het gebruik
van een kopje koffie na het dejeuner als een
oorlogsbom wordt klaar gemaakt om te zijner
tijd los te barsten. Daarbij wordt geheel over
't hoofd gezien, dat Poincarézijn ontevreden
heid heeft betuigd over de intriges die hem in
een oorlog zouden willen meesleepen, en dat
hij nadrukkelijk uitgaat van het denkbeeld
eener algemeene Europeesche politiek, dat
wil zeggen: van eene die niet de politiek der
Entente stelt tegenover de politiek der
Triple Alliantie, maar Europa houdt in zijn
geheel. En niet alleen dat Poincarédeze voor
waarde opnoemt, hij heeft zich stipt aan die
politieke lijn gehouden. Daardoor heeft hij in
1912 en 1913 den vrede van Europa bewaard.
Keizer Wilhelm in plaats van te Doorn over
zijn Geschichtstabellen gebogen te zitten, zou
beter doen het voorbeeld van een krachtig
man als Poincaréte bestudeeren.
De andere gevallen, in het zwarte boek
genoemd, zijn van hetzelfde kaliber. Het loont
de moeite niet hen uitvoerig te bespreken.
Was de poging niet zoo
belachelijkongelukkig uitgevallen, men zou zich verontwaardigd
moeten toonen over de gemeenheid van den
aanval, maar tegenover de huichelaars die
op de domheid der menigte speculeerert
past niet meer dan een schouderophalen na
een weerlegging.
W. G. C. BYVANCK