De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 12 augustus pagina 1

12 augustus 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 12 Augustus DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD 1. De groote verandering", door Prof. Dr. G. W. Kernkamp De Beiersche kwestie, door Prof. Dr. H. Brugmans Tijdgenooten: Het Zwarte Boek II, door Dr. W. G. C. Byvanck 2. De Internationale Schuldenlast, teekening van Jordaan Het modernisme in Nederland, door Ds. W. Mackenzie Het verband tusschen lichame lijke en geestelijke ziekten, door Dr. Adolph F. Meyer 3. De Beiaardier Jef Denijn, door A. H. van der Ven. 5. Voor Vrouwen: Uit den vreemde, door Elis M. Rogge Bijkomstigheden, door Annie Salomons Mina Kruseman f, door Geertruida Carelsen Uit de Natuur: Aan den Veluwrand, door Jac. P. Thijsse Reisaanteekeningen, door Cornelis Veth Nieuwe fransche boeken, door C. Tielrooy-de Gruyter 7. Financien en Economie, door Paul Sabel Onze Puzzle Rijmkronyck, door Melis Stoke 8. De kolo niale tentoonstelling te Marseilie, door Mr. M. C. M. Voorbeytel Tooneel, door Edmond Visser Schilderkunstkroniek, door Plasschaert. 9. De Grieksche aanval op Constantinopel gestuit, teekening van Joh. Braakensiek Bezuiniging, teekening van George van Raemdonck Charivaria, door Charivarius Edith von Schrenck, door Waldemar Bonsels 10. Uit het Klad schrift van Jantje 't Schietgat, door Melis Stoke Levidof, caricatuur door A. Ders Het spoockslot, door L. J. van Emden Om slag: Ouë Dieuwer, door Alie Smeding, met ' teekening van W. Backer. Bijvoegsel: Lloyd George en Poincaréte London, teekening van Joh. Braakensiek. miiiiiimiiiiiliiiiimiiiiiiiijiiiiiliiiiiiiiiiiliiiiiiimiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiMii DE GROOTE VERANDERING" Op een regenachtigen vacantiedag speelde het toeval mij een roman van Wells in handen een van de meest fantastische verhalen uit zijn vroegere periode: ,,In the days of the cornet". In welk jaar was het ook alweer, dat we verblijd werden met het vooruitzicht van een botsing tusschen een komeet en de aarde? Het is zeker wel een 16 of 17 jaar geleden, vermoed ik. En al waren de astronomen er gauw bij om ons gerust te stellen, het onderwerp was te mooi voor spotgeesten, dan dat zij het zouden hebben losgelaten, toen de wetenschap er geen houvast meer aan gaf. Braakensiek zal er zeker ook wel een plaat aan hebben gewijd. Zooals ook Simplicissimus eraan smulde. Ik her inner mij een teekening van het vertrekv der familie Hohenzollern uit deze aardsche dreven. Met het oog op alle eventualiteiten want de mannen van de wetenschap hebben zich toch ook wel eens vergist vond zij het geraden om reeds toen naar de maan te gaan. En zoo zag je het geheele gezin dan opstijgen in een luchtballon het eenige middel van verkeer met een ander hemellichaam, dat toen nog in aanmerking kwam en aan de mand van den ballon bengelden al de requisieten van het Hohenzollernsche huis: iiiiiiitiiiiiiimmiiiii HET ZWARTE BOEK II Poincarébehoort tot de meest en best aangevallen menschen van onzen tijd. Wat bewijst het? Het bewijst alleen dat hij er wel mag zijn. Ais de illustre balling te Doorn zijn Vergleichende Geschichtstabellen opmaakt, om door den gang der feiten zelf aan te toonen wie de schuldigen zijn aan den Oorlog, dan krijgt Poincaréonder September 1912 daar zijn nota. Poincarézegt tot Isvolski Wanneer het conflict tusschen Rusland en Oostenrijk aan leiding geeft tot een gewapende inmenging van Duitschland, dan erkent het Fransche Gouvernement van te voren dat het een casus foederis zou wezen". Von vornherein is dus de verplichting aan vaard, dat in het bepaalde geval het verbond in werking zal treden. De casus foederis is het verbond in praktijk. Poincaréhaast zich om het te zeggen. Zoo is de keizerlijke beschuldiging. Het verbond was in 1912 al een twintigtal jaren oud, het gaf aan Frankrijk en aan Rus land een verzekering tegen een aanval van Duitschland. Natuurlijk was hei enthousiasme. daarover niet op dezelfde hoogte gebleven als bij de geboorte, toen Rusland aan Frankrijk verscheen als la grande amie et alliée. Ja, het had er iets van of het geestdriftige Frankrijk de vriendschap voor andere belan gen ging verwaarloozen. Van daar Isvolski's klacht in zijn brief naar Petersburg,(reeds ge meld), dat onder Caillaux het land meer om zijn bankzaken dan om zijn nationale eer dacht. Maar met de komst van Poincaréaan het bewind zou dat veranderen. Alleen, de minister was een machtig man, gehecht aan veldheersstaf en gepantserde vuist en blinkende wapenrusting, die misschien op de maan nog van pas zouden komen, wanneer de daar regeerende dynastie binnenkort mocht uitsterven. En een andere plaat, waar de komeet werd afgebeeld als een vast lichaam, dat weinig plezier beleefde van zijn aanraking met de aarde, want het botste tegen een nog veel harder voorwerp, nl. tegen den kop van een Beierschen boer. Maar deze laatste plaat was erg on wetenschappelijk. Want de staart van de komeet, die in het allerergste geval de atmosfeer van onze aarde zou door kruisen, bestond immers uit gassen. Uit vergiftige gassen misschien, zoodat de aardebewoners er wel eens beduusd van konden raken, maar voor builen aan het hoofd tengevolge van de botsing hoefden zij in elk geval niet bang te zijn. En Wells, die met de resultaten van de wetenschap niet zoo haasje-over speelt als de Simplicissimus, laat dan ook behoorlijk de gassen van de komeet zich in onze atmosfeer verspreiden. Want in zijn boek gebeurt het ge vreesde: de baan van de komeet snijdt die van de aarde. Op een zeer spannend moment niet alleen van de liefdesgeschiedenis uit zijn roman, maar bovendien is er juist een oorlog uitgebroken tusschen Engeland en Duitschland en wordt er op de Noordzee een groote slag ge leverd. Maar de uitwerking van de gassen op de menschen valt erg mee. Wel zijn zij er een paar uur van buiten Westen maar op die bezwijming volgt een ontwaken, en daarmede gaat ge paard the change", de ,,groote ver andering", de regeneratie van het menschdom. De wereld van vroeger, met haar maatschappelijke ellende, met haar nog grootere ellende van het als vreemdeling of vijand naast elkaar leven van de eene menschenziel en de andere, schijnt een booze droom. Met een huivering denken de menschen te rug aan het leed, dat zij elkaar vroeger hebben aangedaan. En een nieuw en gelukkiger geslacht groeit op, dat ternauwernood kan begrijpen de ver halen van ouden van dagen over de wereld van vroeger. Hebben ook wij niet in zekeren zin in de fantasie van Wells geloofd? Zijn verbeelding sloeg de vleugels uit, toen, jaren geleden, een oogenblik de catastrophe scheen te dreigen van een botsing tusschen aarde en komeet. Maar wij hebben de catastrophe van den wereldoorlog beleefd, en hoevelen hebben toen niet ik zeg niet: gehoopt, maar vast vertrouwd en zeker geweten, dat uit dezen wereldbrand een betere toekomst zou worden geboren? zijn ideeën en van anderen verwachtend dat, zij er rekening mee zouden houden ; een kerel vol talenten, maar vooral razend trotsch np de qualiteiten van zijn geest. Uit de dépêches in het Zwarte Back meege deeld, kan men niet goed opmaken waar die sterk gequalitïceerde en begrensde ingeno menheid met Poincaréop slaat. Het gele boek, dat gelijken tred houdt niet het /.warte, maar de aangelegenheden van Fransch stand punt beschouwt, geeft nadere inlichingen. Met het jaar 1912 vat n.l. Rusland zijn Balkanpolitiek weer op en komt voor den dag als beschermer van de belangen der Slavische bevolkingen op het schiereiland; het wil die in zijn cliënteel houden en den vrijen toegang verwerven door de zeeengten, die de ZwarteZee afsluiten. Dat zijn oude wenschen. Als minister van den Tsaar heeft Isvolski die politiek voorgestaan, thans zal hij haar van Parijs uit bevorderen en zal zijn best doen er Frankrijk voor te winnen. Maar Frankrijk koesterdegeen plannenwaarbij het, achter Rusland aan, zijn deel zou nemen in de Europeesche politiek. Dit is het juist wat aan Isvolski is opgevallen. Hij heeft het uitdrukkelijk naar St. Petersburg ge schreven. Keizer Wilhelm had hem eens, bij gelegen heid der Maroccaanscheonderhandelingen van Frankrijk met Duitschland, eropgewezen.dat blijkbaar voor Frankrijk de quaestie van ElzasLotharingen volkomen was geliquideerd, omdat 't het duel door Duitschland aange boden niet had aangenomen en zich formeel had onderworpen aan de voorwaarden van den vrede van Frankfort. Maar, gaat Isvolski voort, op die gedachte moet de Keizer niet te veel vertrouwen; nu die Marokkoverwikkelingen verleden zomer zijn doorstaan, heeft Frankrijk het bewijs gegeven van een vast besluit om, als het noodig mocht zijn, niet terug te deinzen voor de gewapende verdediging van zijn rechten en van zijn be langen. Het verbond met Frankrijk is dus voor Rusland een waardevol bezit geworden. Voor zichzelf voegt Isvolski er zeker bij: Jammer dat hij, d.i. Poincaré, zoo eigenzinnig is, het zal niet gemakkelijk vallen hem mee te nemen. Hoe vaak is het niet verkondigd, door mannen van gezag in de wereld van po litiek en economie, dat na den oorlog" het maatschappelijk leven een geheel ander zou worden dan dat van vroeger? De oorlog had immers de groote ver broedering teweeggebracht; in de loop graven was het verschil tusschen rang en stand uitgewischt; het zou niet mogelijk zijn, na den vrede de maat schappelijke staketsels weer op te rich ten; de vooroordeelen van vroeger zou den met n zwaai worden weggevaagd. En zeker, anders" is het geworden na den oorlog, zoo geheel anders, dat 'de tijd van vór den oorlog als een af gesloten periode wordt beschouwd, die nooit meer zal terugkeeren, of althans niet binnen afzienbare tijdsruimte. Maar dat ,,andere" heeft alleen be trekking op de verhouding van loonen en prijzen; wat er als nieuw is gekomen, dat is alleen de valuta-chaos en de duur te en de wanverhouding tusschen de belooning van intellectueelen en ande ren arbeid; en wij zien op de vroegere tijden niet terug als op een periode van achterlijk maatschappelijk bestel, die wij voorgoed te boven zijn gekomen, maar wij verlangen er naar terug als naar een paradijs, waaruit wij ver dreven zijn, als naar een tijd, waarvan wij het geluk niet beseften toen wij erin leefden, maar dien wij eerst thans hebben leeren waardeeren, nu hij ons voor altoos schijnt ontglipt te zijn. Want wat er ook veranderd moge zijn, niet veranderd is het egoisme van in dividu en klasse. Of zoo het al een wij ziging onderging, dan werd het eer grooter dan minder. En in plaats van maatschappelijke verbroedering teweeg te brengen, heeft de oorlog den maatschappelijken strijd verscherpt. En wat bleef er over van het ver trouwen, dat bij velen misschien nog vaster was dan het geloof in de komst van een hetere en rechtvaardiger maat schappij? Van het vertrouwen, dat het monster van den oorlog zichzelf zou verslinden? dat er een geslacht zou opgroeien, dat nooit meer naar de wapenen zou willen grijpen? Ook in dit opzicht heeft de vrede de verwachtingen, die men ervan koester de, beschaamd. De nationale tegenstellingen zijn scherper dan ooit geworden. De natio nale belangen botsen nog altijd tegen elkaar; elk volk denkt het eerst aan zichzelf; de overtuiging, dat elk het best vaart zoo eigen wenschen onder geschikt worden gemaakt aan de be hartiging van de belangen, die allen gemeen hebben, bestaat niet, doet zich althans niet gelden. Zoo gij in Duitschland reist, dan hoort gij, bij gesprekken met menschen van allerlei stand en gezindheid, tel kens boud verkondigen, dat er een nieu we oorlog zal uitbreken: over tien of twintig jaar, zegt de eer, over vijf jaar reeds, meent een ander, die den vrede korter respijt laat maar komen zal hij. Vermoedelijk zal er een burgeroor log aan voorafgaan, die een einde zal maken aan de regeering van. nu, de Joden"-regeering, zooals velen in Duitschland haar plegen te noemen. Wie zoo spreken, zijn niet altijd natio nalisten, die terug verlangen naar het Duitschland van vór 1914. Neen, men hoort de verwachting van een nieuwen oorlog ook uitspreken door jonge mannen, die den oorlog meemaak ten en een diepen afschuw ervan heb ben opgevat, maar die van meening zijn, dat de economische toestanden voor het Duitsche volk zoo ondragelijk zullen worden, dat het uit wanhoop naar de wapenen zal grijpen. En ook bij hen keert de haat zich vooral, of uitsluitend tegen Frankrijk. Duitschland is zeker niet het land, waar men het meest zou verwachten de sporen aan te treffen van de gezindheid eener verbroedering tusschen de volken. Maar is het elders beter? vindt men bij andere volken, die niet in den oorlog het eenige middel behoeven te zien om uit de ellende te geraken, het vaste ge loof, dat de oorlog een onmogelijkheid is geworden? Neen, de groote verandering" in de gezindheid der menschen, waarmede wij ons gevleid hadden in de dagen, toen wij in de hoop op een betere toe komst een tegenwicht zochten tegen den last van de verschrikkingen van den oorlog die groote verandering" is uitgebleven. Alleen door een wonder als waarvan Wells in zijn roman gebruik maakt, kan de menschheid worden wedergeboren. Hoe miraculeus ook de gebeurtenissen van den wereldoorlog zijn geweest, een nieuwe menschheid is er niet uit ver rezen. KERNRAMP DE BEIERSCHE KWESTIE Wie in de laatste weken in Duitschland heeft gereisd, zal niet veel hebben bemerkt van het ernstige conflict, dat opnieuw is uit gebroken tusschen de uitsche regeering en die van den grootsten bondstaat Beieren, Toch is dat conflict van groot belang, niet alleen op zich zelf, maar ook symptomatisch. Vooral om deze laatste reden. Want al wordt het nu ook weer bijgelegd, waarop eenige kans schijnt te bestaan, de grond van de groote tegenstelling tusschen Berlijn en Mün chen blijft toch bestaan en zal bij een volgende gelegenheid opnieuw aan den dag komen. [uist die tegenstelling openbaart tevens ten duidelijkste/ hoe wrak het Duitsche rijk eigenlijk nog in elkander zit en hoe slecht de bevoegdheden van het centrale gezag tegenHimiimiiiiiiii iiiiiiiii iiiiiiiiiiitiiin "'i Xu bemerken wij uit wat het zwarte boek meedeelt, d.i. uit de brieven van den gezant aan den minister, daar van bijna niets hoe Isvoiski tegenover Poincaréte werk gaat. Hij moet hem dikwijls hebben gezien, want in de eerste helft van HU2 is Rusland druk in de weer, wij weten alleen uit het gele boek, hoe voorzichtig Poincarézich gedraagt, maar in het zwarte vinden wij slechts een enkele aanwijzing waar de Fransclie minister er bij den Russischen minister op aandringt hem niet alleen te zeggen, welke maatregelen zijn genomen, maarook'verlangt dat hijcerstmethemoverlegt voordat zij worden genomen. Dat heeft niet veel van een zich laten meesleepen. Het zijn ook voor Frankrijk geen zaken die bij enkele afspraak tusschen een paar per sonen kunnen worden geregeld, zij raken of kunnen raken de geheele politiek van Europa, en daarin moet de ministerraad worden ge kend. Zoo is Poinearé's positie. Maar de dépêches v;.n Isvolski ontbreken hier, ofschoon hun bestaan kan worden aan getoond. Waarom moet men hen missen? Blijkbaar is daarin Poincaréde man van den Europeeschen vrede; hij heeft demaiiger.de stem laten hooren aan Russische eerzucht. Waren zij opgenomen, dan zou het zwarte boek een andere kleur hebben gekregen, beter leek het den uitgever daarom, ze te verzwijgen. Ongelukkig voor zijn bedoelingen hebben ar chiefstukken een nummer, en nu blijkt het dat verscheiden nummers mankeeren. Maar woorden van Poincarés zelf zijn er, daarop steunt de uitgever en daarop steunt ook Keizer Wilhelm zijn oordeel en zijn ver oordeeling. Laat ons zien wat er van aan is. Met Augustus 1912 werd in den Franschen ministerraad besloten, dat de president Poin carénaar St. Petersburg zou vertrekken om zich daar betrouwbare inlichtingen te ver schaffen over de Russische politiek. Hij kreeg ze, niet geheel volledig zeker, toch authen tiek. De minister van Buitenlandsche Zaken Sazonoff las hem de woorden zelf voor van het verdrag door Rusland tusschen de Balkanstaten goedgekeurd. Daarin was sprake van het behoud van het status quo en van den vrede op het schiereiland. Maar, merkte Poincaréop, er wordt hierbij alleen van een status quo gesproken voor't geval dat het wordt verbroken en overal treedt Rusland als arbiter op. Die conventie beantwoordt in 't geheel niet aan wat er mij van is meegedeeld, het is een afspraak voor een oorlog en zij heeft de kiem in zich van een oorlog tegen Turkije en daarenboven van een oorlog tegen Oostenrijk. Zij toont wat Serben en Bulgaren in hun hart wenschen en het staat te bezien waartoe Rusland hen aanmoe digt. Die woorden zijn nog den eigen dag door den Franschen minister in een nota vastge legd; zij is bewaard in het archief van Buiten landsche Zaken te Parijs. En tevens worden zij bevestigd door een memorandum van Sazo noff over zijn onderhoud met Poincaré. In die samenkomst, zegt de Russische minis ter, is de toestand op den Balkan ter sprake gebracht en een gezamenlijk plan is opge maakt om door diplomatieke maatregelen een verscherping van dien toestand te voorko men. Poincaréhield bij die gelegenheid het voor noodig om er den nadruk op te leggen, dat de publieke ineening in Frankrijk nooit zich zou laten vinden om de wapens op te nemen voor zuivere Balkenzaken, wanneer Duitschland er geen deel in had en zelf niet het casus foederis opriep; in dat geval kon Rus land er op rekenen,dat Frankrijk zijn verplich tingen tegenover Rusland ten volle zou nakomen". Laat ons nu het zwarte boek opslaan. In een geheimen zeer vertrouwelijken brief aan Sazonoff van 12 September 1912 deelt daar Isvolski mé, dat hij tengevolge der vacantie geen onderhoud met Poincaréhad kunnen voeren. Eerst vandaag heb ik wat langer met hem kunnen spreken, maar telkens kwamen anderen tusschen beide". Ik vroeg hem of hij geen plan had voor te stellen, om alle gevaren voor een eventueelen Turkschen oorlog te bezweren .... Brak de oorlog toch uit zeidc Poincaré, dan moest men zoo spoedig mogelijk met een voorstel tot bemiddeling aankomen; en daarbij kwam het in de eerste plaats aan om de algemeene Europeesche lijn over de bondstaten in de grondwet van Weimar nog zijn geregeld. Die grondwet bracht aan Duitschland een straffere organi satie dan het keizerrijk had gehad. Had dit laatste bij de grondwet van 1871 de compo nenten van het rijk nog als sotivereine staten erkend, die alleen sommige rechten aan de centrale regeering hadden afgestaan, de con stitutie van 1919 spreekt niet meer van staten, maar van landen, waaruit het rijk is samen gesteld. Dat die qualificatie opzettelijk zoo gekozen is, spreekt van zelf. Maar het spreekt ook van zelf, dat althans de groote bond staten zich niet onmiddellijk in deze degra datie kunnen schikken. Vooral een staat als Beieren met een geheel eigenaardig en zelf standig historisch verleden, dat zich eerder van Pruisen afwendt dan daarheen trekt, is niet door een grondwetsartikel te niet te doen. Praktisch heeft Beieren zich dan ook steeds schrap gezet tegen iederen maatregel der cen trale regeering, die het als een inbreuk op zijn gewaarborgde rechten beschouwde. De feitelijke toestand is dan ook eigenlijk in het geheel niet in overeenstemming met de theorie van de grondwet van Weimar. Beieren heeft een gezant in Berlijn even goed als Pruisen een gezant heeft in München. Nog merkwaardiger is het, dat Frankrijk daar een ambassadeur heeft, die natuurlijk de traditioneele politiek volgt, die wij sedert eeuwen kennen. Die gezant schijnt zich gecompro mitteerd te hebben door al te intieme relatiën met conservatieve, royalistische kringen en zal dus moeten worden teruggeroepen. Hij zal worden vervangen door een man van voor zichtiger allures ; maar Frankrijk kan te München toch geen andere politiek volgen dan de oude van Richelieu en Mazarin, van Lodewijk XlVen Lodewijk XV, van Napoleon I en Napoleon III. Te Parijs moet men streven naar losmaking van den band tusschen Prui sen en Beieren. Dat is voor Frankrijk van het grootste belang; mocht het gelukken Beieren van Pruisen los te maken, dan zou de vrees van Poincarévoor het toekomstige sterke Duitschland veel minder grond verkrijgen; dan zou zelfs de grond gelegd kunnen worden tot een veel betere verhouding tusschen Frankrijk en Pruisen-Duitschland. | Maar zoover is het nog lang niet en zoover komt het waarschijnlijk niet eens. Want in Beieren werken naast de middelptmtvliedende ook middelpuntzoekende krachten. In tal van kringen begrijpt men zeer goed het belang, dat Beieren bij een goede verstandhouding met Berlijn heeft. En daarbij komen natuur lijk de sterke moreele krachten, die naar nationale aaneensluiting dringen. Niettemin blijft het geheele geval merkwaardig genoeg. Dat een bondstaat een op wettige wijze tot stand gekomen rijkswet eenvoudigniet erkent, is natuurlijk absurd en onduldbaar. Stond de regeering te Berlijn dan ook sterk, dan zou daarop maar n antwoord kunnen worden gegeven: onderwerpt U. En bij weigering, zou dan de hulp van den sterken arm moeten . worden ingeroepen. Dat zal de rijksregeering stellig niet doen en dat kan zij ook niet doen. Want dat zou een burgeroorlog beteekenen met zeer twijfelachtiger! uitslag en die kans kan men te Berlijn niet wagen. Daarom moet de rijkspresident een zoetsappigen brief naar München schrijven, waarin Beieren op zeer zachtmoedige wijze wordt beknord en waarin al dadelijk absolutie wordt in uitzicht gesteld, zoodra het maar met den mond beterschap beloofd. Wij weten van ouds van de stoute kinderen, wat zulk een belofte beteekent. Natuurlijk moet men stoute kinderen mores leeren en met Beieren zal het ook nog wel zoover komen, dat het eraan gelooven moet. Dan zal, waarschijnlijk in bitteren strijd, moeten worden uitgemaakt, hoe ver de rech ten der afzonderlijke staten van het Duitsche van politiek te bewaren en de inmenging van enkele mogendheden te voorkomen. Was het niet mogelijk dat Rusland zijn passieve rol volhield, dat het b.v. Servië met de wapens tegen Oostenrijk moest beschermen, dan kon Rusland er op rekenen van Frankrijk di plomatisch den krachtigsten steun te zullen ont vangen. Maar voor zulke gebeurlijkheden zou noch het Parlement noch de publieke meening machtiging geven tot militaire maatregelen, welke ook. Bracht echter het conflict met Oos tenrijk een gewapende inmenging van Duitsch land mee dan erkent mi reeds het Fransche gouvernement, dat het een casus foederis zou 'wezen en het zou niet aarzelen zijn plichten te. vervullen tegenover Rusland. Hier hebben wij dan de fameuse passage over het casus foederis, dat onder het gebruik van een kopje koffie na het dejeuner als een oorlogsbom wordt klaar gemaakt om te zijner tijd los te barsten. Daarbij wordt geheel over 't hoofd gezien, dat Poincarézijn ontevreden heid heeft betuigd over de intriges die hem in een oorlog zouden willen meesleepen, en dat hij nadrukkelijk uitgaat van het denkbeeld eener algemeene Europeesche politiek, dat wil zeggen: van eene die niet de politiek der Entente stelt tegenover de politiek der Triple Alliantie, maar Europa houdt in zijn geheel. En niet alleen dat Poincarédeze voor waarde opnoemt, hij heeft zich stipt aan die politieke lijn gehouden. Daardoor heeft hij in 1912 en 1913 den vrede van Europa bewaard. Keizer Wilhelm in plaats van te Doorn over zijn Geschichtstabellen gebogen te zitten, zou beter doen het voorbeeld van een krachtig man als Poincaréte bestudeeren. De andere gevallen, in het zwarte boek genoemd, zijn van hetzelfde kaliber. Het loont de moeite niet hen uitvoerig te bespreken. Was de poging niet zoo belachelijkongelukkig uitgevallen, men zou zich verontwaardigd moeten toonen over de gemeenheid van den aanval, maar tegenover de huichelaars die op de domheid der menigte speculeerert past niet meer dan een schouderophalen na een weerlegging. W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl