Historisch Archief 1877-1940
12 Aug. '22. - No. 2355
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UIT DEN VREEMDE
Mijn vacantie eindigt te Freiburg. Ik blijf
er langer dan het plan was. De ongesta
dige weersgesteldheid had invloed op het
verblijf in en bij de zware bosschen van
het Schwarzwald. Dus werd be.loten naar de
stad te trekken, die om haar schoone lig
ging toch zooveel natuurgenot waarborgt.
Ons hotel ligt nu midden in het volle bedrij
vige stadsleven. Vór mij de machtige Munster,
het grootsche 12de eeuwsche bouwwerk.
Als de avondzon vór het scheiden van de
aarde zacht heenglijdt over den rooden zand
steen en hoog omhoog speelt door den als
kant bewerkten toren, dan geeft dit indrukken,
die onvergetelijk zullen blijven. Rondom de
kathedraal is de marktplaats met haar
overtalrijke stalletjes van groenten, fruit,
bloemen, brood, vleesch en allerlei
tweedehandsch-artikelen. Hoe beweeglijk is dat
marktbedrijf, hoe glunder stappen de
Schwarzwalder-vrouwen met de hengelmand
aan den arm en den in slappe lijn gebogen
ronden hoed op 't hoofd, tusschen de opge
stapelde tafels en vergasten zich aan gedroogde
paddestoelen, aan vaten vol frambozen, roode
bessen en blauwbessen, aan groene ronde
koolrapen, en al het verdere lekkers, dat de
markt oplevert. Geen vrouw of zij koopt
daarbij bloemen, soms slechts n tak en
zij legt deze op de gekochte waren. Een
te vrijpostige koopman heeft in ijver om
zijn waar aan den man te brengen de
onbesmetheid der kerk, die zich fier, stilzwijgend,
boven al het getier verheft, niet ontzien en
plaatste op een der lage raamkozijnen een bijna
levensgroot beeld van een vrouw die nu juist
volgens de gegevens niet zal uitgemunt heb
ben door een kuische levenswandel. Daar
naast een groote spiegel met hobbelend spie
gelglas. Of deze standplaats aan beide stukken
succes opleverde is mij onbekend.
In den hoek van de Münsterplatz is de
Stads-Volks-Openbare leeszaal. Het aspect
van buiten is somber, grauw,gelijk dat van
alle huizen in de oude stad. Maar binnen
is 't licht genoeg. Ieder zoekt er met courant of
tijdschrift het hoekje dat hem of haar ver
trouwd is. 't Zijn vier frissche, zonnige, groote
ineenloopende leesvertrekken, Sober, eenvou
dig ingericht met hoegenaamd geen comfort,
of luxe, toch doelmatig en gezellig. Beneden is
de boekerij in de gelijkvloersche, steenen,
gewelfde ruimte. Twee vrouwen voeren er 't
beheer en regelen het boeken uitleenen en
terugbreng n. 't Loopt druk af en aan. Het
kaartsysteem vergemakkelijkt ook daar het
zoeken. De geschreven dikke catalogi worden
bij de keuze van boeken ijverig door de
beFuto r. B. Cozy
Het huis van de Frauenklub te Fruburg
zoekers, voor 5 Mk. per jaar lid, geraadpleegd.
De leeszaal beschikt niet over ruime finantiën,
er zijn weinig tijdschriften, en geen gedrukte
catalogi. Men roeit met de riemen die men
heeft en bevindt er zich wel bij.
Freiburg heeft ook zijn Frauenklub". In
Duitschland zag men reeds lang het belang
van een vereenigingspunt voor vrouwen in.
Van uit n centraalpunt te Berlijn breiden
zich een reeks afdeelingen als vertakking
over het rijk uit: te Aachen, Bremen, Cöln,
Dusseldorf, Eiberfeld, Essen, Frankfurt a/M.
Freiburg, Hamburg, Hannover, Köningsberg,
Leipzig, Stettin, Stuttgart, Wiesbaden, Wien
en München
De Frauenklub te Freiburg werd in 1907
door Frau Geheimrat Manz gesticht, in het
oud Duitsche patridërhuis, eertijds 11 n bezit
van den geschiedschrijver Karl von Rotteck,
op den hoek van Eisenbahnstrasse en
Rotteckplatz
De foto, door een vriendelijken jongen reizi
ger voor mij genomen, geeft slechts het front
in de Eisenbahnstrasse. Het breede gedeelte
aan de Rotteckplatz kon moeilijk tegelijkertijd
worden gezien; bovendien is het punt een
van de drukste verkeerspunten der stad en
was het fotografeeren lastig. De Frauenklub
zetelt op de drie bovenverdiepingen van het
groote huis. De benedenhoekruimte wordt
geheel ingenomen door het Frciburgsche
Rtise und Verkehrsburo". De ingang is in de
straat. Op de eerste verdieping liggen eetzaal
conversatiezaal,leeszaal en bibliotheekkamer,
benevens keukendepartement. De eetzaal
ziet met vijf openslaande ramen in de Eisen
bahnstrasse. 't Is een, licht, ruim vertrek,
alweer opmerkelijk, te oordeelen naar den
somberen indruk dien de gevel van 't gebouw
maakt. De zon speelt vroolijk over de kleine
tafeltjes, het buffet en de platen aan den wand.
Wij begrijpen*! als de Leiterin" van't huis
houdelijk beheer ons vertelt dat 't er o ! zoo
genoegelijk kan zijn als Dinsdags alle tafeltjes
gedekt en met bloemen gesierd zijn en 'tin de
zaal weerklinkt van het vroolijk gesnap en
gelach der meisjes- en v rouwe n Ie de n. Want
eiken Dinsdagmiddag is er réunie, dan kome
wie wil, tot een gezellig, opwekkend samen
zijn. Donderdag's worden er 's zomers geza
menlijk tochten gemaakt naar buiten; 's win
ters zijn er lezingen, concerten of muzikale
onder-onsjes van de leden. De Klub beschikt
over een groot aantal logeerkamers. Ze wor
den verhuurd aan meisjes en vrouwen, die
op de post of kantoren werkzaam zijn. Deze
pensionnaires kunnen middag- en avondeten
in de Klub gebruiken. Zijn er kamers vrij, zoo
kunnen deze bij aanvrage in beslag genomen
worden (op 't oogenblik tegen vrijbhjvenden
prijs) door tijdelijke bezoeksters van Freiburg.
Het oude huis bevat vele geriefelijke vertrek
ken, de kamers die wij zagen, waren prettig
ingericht. Overal een schrijf tafel, een divan, een
kast, een flinke tafel een zindelijk bed,
electrisch licht, een kachel. Hier eikenhouten ginds
witte lacquémeubels. Vór de openslaande
vensters bloemen, en het uitzicht op het mooie
stadsplein. De gedrukte huisorde vertelt ons
o.a. dat de vrouwenklub tot 10 uur 's-avonds
open is, dat men 3 maal in 't jaar als niet-lid
op de thee en speelmiddagen mag geïntrodu
ceerd worden, dat de klubvertrekken door
bevriende vereenigingen tegen geringe be
taling gebruikt mogen worden voor tentoon
stellingen enz, dat elke zaal in haar geëigend
gebruik moet gerespecteerd worden.
Onwillekeurig vergelijk ik onze Haagsche
Vrouwenklub met de Freiburgsche. Ik vind
dit fijne verschil: Den Haag heeft zijn Club
gebouw voor Vrouwen en Freiburg /.ijn ge
bouw voor de Frauenklub.
In hoofdzaak n streven doch verschillend
in opzet. Het Haagsche gebouw comfortable,
luxueus ten deele, verfijnd in lijn; het Frei
burgsche stoer, sober, nuchter, eenvoudig tot
in het kleinste kleine. En de vraag rijstjjij^mij.
Zouden er niet vél meer genoegelijke
vereenigingspunten voor vrouwen kunnen zijn, in
dien wij, Hollanders, minder waarde hechtten
aan een op 't uiterst gemak berekende omge
ving? Zou een Vrouwenklubgebouw met
witte muren, met houten vloeren en karpetten,
met gebeitste tafels en stoelen in aanvangssta
dium niet kunnen voldoen? Waarom toch dat
opvoeren van weelde, als de bijeengebrachte
galden daarvoor niet toereikend zijn? Duitsch
land stelt aan zijn Frauenklubgebouw weinig
eischen, op hetjaanzienlijk ledenaantal ;hee>ft
dit geen invloed. Zou dit niet de reden zijn
waarom het ons in dit opzicht zoo voor is?
E L i s. M. R o d <i E
WAT DE MODE BRENGT
Teektning voor de Amsterdammer"
van P. Haighton
AAN DEN VELUWERAND
Er is een goede ingang in het Asselt, vlak
tegenover den Rouwenberg. Het bordje met
verboden toegang is natuurlijk niet meer dan
een formaliteit. Het pad stuurt regelrecht
op de Onzalige Bosschen aan en is mooi
hard en effen, goed te fietsen, omzoomd met
laag eikenhout en jonge dennetjes. De wande
laar, die op planten let, kijkt er eventjes van
op, dat hier overal nogal groote pollen staan
van het hooge buntgras, de pijpdoorstekers:
een donkergroen gras met vele spichtige,
ongeleede halmen, die aan hun top ijler of dichter
trossen dragen van veelal violet aangeloopen
grasbloempjes, 't Is een plant, die men ge
woonlijk op vochtige plaatst n ontmoet;
Oisterwijk is er vol van. Maav wat doet die
hier nu op de hooge, droge Veluwe? Wel, zij
levert het bewijs, dat de Veluwe nog zoo droog
niet is, maar dat er overal vochthoudende
plekken zijn te vinden, en we zien daarookal
spoedig een andere vochtaanwijzer, de
bloembes met haar hooge, rolronde,
breinaaldvormige bladeren. Juist dit Asselt is een menge
ling van vochtig en droog, en dat is nu vooral
zeer goed te zien, want op de droge plekjes
zijn in het vorig jaar veel bcrkjes en eiken
gesneuveld.
In de laagte krijgen we nu wat hoogere
dennen, vrij staand met heel mooie berken en
een ondergroci van boschbes en
adelaarsvaren. Dan belanden we aan een rijweg,
omzoomd met vrij zware beuken, die behoort
nog aan de Vereeniging, maar aan de andere
zijde van den weg beginnen de Onzalige
Bos' schen, waar ook van die beukenwegen zijn.
tlllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIlmlIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII l Illlllllllllllll
HDie geven alweer een prachtige gelegenheid
om je te orienteeren; zelfs op zeer groote af
standen ziet men heel duidelijk de rij van
frisch beukenloof boven het grijze denncndak.
We hebben dan ook al, eer we in dit ravijn
kwamen, in de verte een beukenrij gezien die
rechtuit liep op den koepel van Virulyen daar
willen wij heen.
We zouden uit 't ravijn wel dadelijk kunnen
opklimmen naar dien tweeden beukenwcg,
maar ik houd liever in de laagte tusschen onze
eigen beuken nog een eindje naar links, en
neem dan het tweede dwarspad rechts dat
gaat nog al steil omhoog, juist op den koepel
af. Dit pad ziet er nog net zoo uit_als zes en
dertig jaar geleden: laag hakhout van ber
ken en eiken, dicht doorgroeid met adelaars
varens. Die onveranderlijkheid is natuurlijk
te wijten aan den mcnsch,
die om de zoo e n zoo vee l
jaar regelmatig zijn bos
schen kapt en dan be
gint alles weer van vor. n
af aan. Op echt woeste
gronden is dat heel an
ders, daar kan in zes en
dertig jaar een heide
verander^n in
hoogopgaand bosch, een plas
kan in dien tijd een
rietland worden en een
rietland verandert in
dertig jaar gemakkelijk
in een elzen- of
berkenbroekland, niet een be
groeiing van den grond,
die van vijf jaar tot vijf
jaar geheel veranderen
kan, totdat eindelijk een
tamelijk stabiele
climaxvorm bereikt is. Ik
houd wel van verande
ring; zij behoort bij on
gereptheid.
Het varenpad is nog
al breed en begroeid
met heiplakken.
Daartusschen blinkt het heete
Voor koele dagen.
Mantelpak met cape van zwart en wit
laken. Bijpassende hoed van wit laken mee.
zwart-zijden rand.
BIJKOMSTIGHEDEN
XXXVI
Men zegt dat Goethe, toen hij, aan het eind
van zijn weg, over zijn lang, voorspoedig en,
in de oogen van anderen, buitengewoon ge
zegend leven nadacht, tot de conclusie kwam,
dat hij, alles bij elkaar, zich nauwelijks zes
weken gelukkig had gevoeld.
Als ik, op mijn ouden dag, gelegenheid heb,
om op deze wijze de som van mijn aardsch
bestaan op te maken, zal ik niets anders heb
ben te doen, dan op mijn vingers na te tellen,
hoeveel keer ik in de zee heb gebaad; want
precies even zooveel uren heb ik een gevoel van
positieve gelukkigheid gekend.
Er bestaan alle mogelijke soorten van ne
gatief geluk," dat eigenlijk niets anders is,
dan de bevrijding van een physieken of
psychischen hinder. Wanneer een tand ons dagen
lang met borende pijn heeft gemarteld, eu
we zijn eindelijk van zijn aanwezigheid bevrijd,
dan overvalt ons een gevoel van verruiming,
dat we ten onrechte wel met den naam van
,,geluk" betitelen. Evenzoo als een band van
oude, maar versleten, genegenheid, die ons
lange jaren knelde, omdat we haar waren ont
groeid, plotseling begeeft; of wanneer een
bezoek, waar we weken tegenop hadden gezien,
op zijn onverwachtstoverbodigblijktgeworden.
De meeste gevoelens van welbehagen worden
bij ons opgewekt, door de, juist ingetreden,
afwezigheid van pijn of benauwenis of beklem
ming.
Maar wie zonder zorgen, als een gewoon,
rustig, niet-ontevreden mensen de zee inging,
komt er uit als een godin, bezonken,
in-zichzelf-voldaan, en met een zoo stralende levens
kracht, dat iedere beweging een vreugde
wordt. Eigenlijk^begint de opgang, zoodra we
het warme, donkere badkoetsje uitkomen, en
opeens in de wijdte staan, niet wind en zon
o verwon ze bevrijde armen, en^hct warme zand
aan onze voeten. Dan ziet het strand er al wat
Drinkt
SIPKES' Limonades.
Smaken zulvtr «n verfrt««ch«nd.
anders uit dan gewoonlijk; verder-af, meer in
een droom-sfeer, zonder aparte details, maar
in een wolk van licht," zooals Herman Gorter
het noemt; en de badmannen aan den rand
van het water, met hun gemoedelijke grapjes
van Pas maar op, juffie, de zee is weer erg
nat vandaag"; of Zachies an, hetwateriszoo
dun, je zakt er zódoor"; storen niet, maar
versterken de stemming, dat alles vreemd en
nieuw is, en verschillend van ons dagelijksche
leven.
Het volledige geluk treedt echter pas in,
als de eerste golven over onze schouders zijn
geslagen, en alles wat tevoren week en warm
aan ons was, koel wordt en vast en van een
robuuste onwrikbaarheid. Het blauwe water
glimmert vlak onder onze oogen; we voe
len hetj zand_, zacht-wielend zuigen onder
onze voeten, en nu eens glijdt een golf en
dan weer de zon over ons geheven gezicht.
De geneugten van de zee zijn altijd vol
maakt, maar altijd weer anders; soms beu
ken de golven als sterke, vlakke handen onzen
rug, en als we, verblind, onze oogen staan uit
te wrijven, overvalt ons al weer een nieuwe
stortvloed en weer een nieuwe, zoodat we doof
van het gedonder, met zouten mond en
snakkend naar adem, ten slotte in een stille
plas vluchten, om even te bekomen van die
stormachtige aanvallen.
Maar er zijn ook dagen, dat de zee vlak en
vredig is als het hart van een heel jong meisje,
en ons draagt met voorzichtige armen; de
zeilen, die we in de verte ontdekken, deinen
nauwelijks, en wijzelf liggen gebed in een
nestje van zoele, meegevende zachtheid, die
niet mér trilt, dan de blaren van een boom in
avondstilte. Dan breekt de jonge blijheid zich
baan in vroolijk balspel, of in een luidruchtig
krijgertje spelen, waarbij de beenen moei
zaam trekken door het zware water; maar
telkens blijft er n staan met een verstild
gezicht.en geniet de heerlijkheid van het oogen
blik: het onmetelijke, vlakke, zonnige water,
het verre, goudige land, en de eigen jonge
kracht.
Daarna, als we traag en langzaam, telkens
nog even terugduikend voor n zalige golf,
en nu nog even de laatste, en deze, omdat
hij zoo hoog is, maar dit wordt nu de aller
laatste, naar het land zijn teruggekeerd, is
lles in iets van positieve vreugde veranderd:
het warme zand is streelend aan onze voeten;
de badvrouwen hebben lieve, moederlijke
gezichten, en als we door het raam van ons
koetsje kijken, zien we den duinrand zoo teer
en ijl tegen de blauwe lucht, dat ons, vór
we het zelf weten, al de regel van Anna Bijns
is ontsnapt:
,,0ch, hoe schoon moet Hij zijn, die 't al heeft
geschepen"
Is er iets te vergelijken bij de zaligheid,
met n koele hand aan het stuur, zachtjes
de boulevard af te glijden, terwijl de wind en
de zon ons natte haar drogen.en alles aan ons
ziltig ruikt? Doet ooit iets zoo weldadig aan.
als de wanne chocola met de koele room, die
we naast een groote parasol zoetjes zitten te
drinken, terwijl een strijkje achter ons een
stille melodie speelt? De menschen schuiven
lachend en pratend aan ons voorbij; we over
peinzen, dat we het een aantrekkelijke mode
vinden met die frissche, vroolijke kleuren; en
we begrijpen niet, waarom zwartkijkers
Scheveningen een banale badplaats noemen;
het is net, wat het wezen moet, fleurig en
levendig; zelfs die pier in zee is toch eigenlijk
niet leelijk; en de boulevard is grandioos, het
Kurhaus impozant.... Maar lang blijven onze
gedachten ook al weer niet bij die concrete
dingen verwijlen; het bloed begint te gloeien
in onze vingertoppen; onze rug zinkt lekker
weg in den diepen stoel, en er blijft niets in
ons dan een stemming, die het best met
Andersen's uitspraak te verklanken is Het is
een lust te leven, eu in God en menschen te
vertrouwen".
Waarom ik wilde voorstellen, bij sluiting
van het seizoen, burgemeesteren Wethouders
van Den Haag (ofschoon ik moet bekennen,
dat dit, in tegenstelling met de
huwelijksadvertentie, meeren meer ongebruikelijk wordt,)
hartelijk dank te betuigen voor de goede
zorgen, door hen voor gemeente nare n en
vreemdelingen aan het Gemeentelijk
volksbad" besteed, waarin ze de hoogste,
menschelijke genietingen voo^weinigtgeld weten te
verschaffen, ^terwijl ze er toch nog in slagen
millioenen irT^het gemeentelijk spaarvarken
op te potten.
A N N i E SALOMONS
lllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlmillllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII
zand en juist als voor zes en dertig jaren
zitten zich nu de vlinders te zonnen:
koningsmantels en groote vossen, blauwtjes en zand
oogjes en de schaduwlooze heivlinder.
Graafbijtjes en graafwespen zijn druk aan 't werk,
want de helling ligt op het zuiden, blakerend
in de zou. Een groot geel insect vliegt nijdig
brommend laag langs den grond, 't is geen wesp
maar de groote roofvlieg, die als het er op
aankomt, gerust een wesp zou aandurven. De
verleiding is groot, om hier een paar uurtjes
te gaan Faberen", maar we kuieren toch
liever door.
Toch even naar de varens kijken. Ik heb
/.eldeu hooger adelaarsvarens gezien dan hier,
er zijn er bij van meer dan drie meter hoog en
ze staan op menige plaats zoo dicht als graan.
Aan den rand van het dennenbosch vormden
Adelaarsvaren
ze mooie groepen, de afzonderlijke veeren
fijn gesilhouetteerd tegen den donkeren ach
tergrond, maar hier is de een als de ander en
door de massa is de afzonderlijke plant niet
te zien: een echt varenwoud, waarin ongezien
de groote herten kunnen rondloopen, als ze
een schaduwrijk hoekje willen zoeken. Hier
en daar staan ze zoo dicht, dat men in zeer
korten tijd met een zeer scherpe zeis er een
karrevracht van zou kunnen^ maaien. Nu
echter vergenoegen wij ons er mee om even
een enkelen stengel ietwatschuin af te snijden,
om het figuurtje te zien, "dat de vaatbundels
maken en we willen ons best doen om daar
in den dubbelen adelaar te herkennen, waar
aan de plant haar naam dankt in vele talen;
maar eigenlijk, als bij zoo vele planten, toch
een boekennaam. De Engelschen houden vast
aan hun bracken" of
brake",zien in de
doorsneefiguur even graag
een eikeboom als een
dubbelen arend en noe
men haar dan ook wel
oak fern". In verband
met de omstandigheid
dat Koning Karel l zich
eens te verschuilen had
onder of in een eik,
wordt onze varen dan
ook wel eens royal
bracken" genoemd, een
Jacobietennaam.
Bij ons spreekt men
wel van beddevaren en
daar is een goede, be
grijpelijke reden voor. Dit
gebruik, dat men nog
van de plant maakt, is
maar een klein restje
van al de mogelijkheden,
die de boeken vermelden.
De dikke wortelstok,
dien ge op verschillende
diepten in den grond
kunt^ vinden, moet
eetbaar'zijn, en wordt aan
Foto A. Oepkes den anderen kant van
Kleurechte Gordijnstoffen
125 c.M. breed Vanaf f 1.55 p. Mtr.
MINA KRUSEMAN f
De mare van 't verscheiden van Mina
Kruseman noopt mijn geheugen, een halve
eeuw achteruit te kijken.
Zij was toen in haar besten tijd. Een mooie
vrouw met een goed figuur en een levendige
physionomie; elegant in haar kleeding, voor
naam in houding en manieren, imposant in
haar optreden, zoo was zij een interessante
verschijning. Dank zij haars vaders hooge
militaire positie, had zij eenige jaren als
salondame achter den rug. Maar het holle
en conventioneele van dit bestaan begon haar
te vervelen. En, haar eigen ervaringen
generaliseerend, meende zij aan de gezamenlijke
jonge dames van Nederland een grooten
dienst te bewijzen, door zich met volle kracht
te werpen in de beweging der Vrouwen
emancipatie".
Bij velen vond zij daarvoor waardeering;
bij anderen tegenzin. Sommigen stonden ver
baasd en duizelden er van; in anderen wekte
zij hoop op verbeterde toestanden. Menigeen,
die zelve zich gedrukt voelde onder, het
juk van conventioneelen familiedwang, ver
wachtte door haar toedoen bevrijding. Wie,
(als ik) het voorrecht had van op te groeien in
een, ook voor het vrouwelijk personeel,
geestelijke ontwikkeling ademende sfeer, zag
de noodzakelijkheid van Mina's drukte niet in
en keek de zaak een beetje uit de verte aan.
Doch bijna allen beseften dat, indien haér
wijze van optreden ,,er door kon" voor een
persoon als Mina Kruseman, zoo iets heelemaal
niet paste voor wie haar uiterlijke gavea mis
ten.Dit bleek duidelijk, toen zij een
voordrachttournee door het land ondernam samen met
Betsy Perk. Wat was deze in vergelijking
met haar? Een banale burgerjuffrouw in
uiterlijke verschijning, het podium beklim
mend zondereen zweem van welsprekendheid.
Men zei dat Mina haar meenam als foelie";
ik geloof niet dat zulk een berekening bij haar
was opgekomen; hoogstens dat zij zich
Betsy's vereering en trawante-schap voor
haar gemak liet aanleunen. Als in steden
waar beiden opgetreden waren, tal van
menschen met haar, Mina, wenschten kennis
te maken, ontving zij slechts enkele uitver
korenen, en liet aan Betsy over, de massa te
woord te staan.
Haar glorieperiode duurde slechts kort.
Haar succes leed onder haar strijdlust. De
ruwe toon, dien zij mondeling en schriftelijk
meer en meer aansloeg, wekte tegenzin en
vervreemde gaandeweg van haar ook diegenen,
die het in beginsel met haar ns waren ge
weest. De Nederlandsche vrouwenbeweging
sloeg weldra andere banen in en begreep,
zich kalmer te kunnen ontwikkelen zonder
hulp van lawaaimaaksters" als Mina Kruse
man. Zij verdween uit ons land. Men volgde
nauwelijks haar verderen levensloop. Zij had
het er niet naar gemaakt dat men algemeen
belang in haar bleef stellen.
Evenwel, nu zij is heengegaan, past het,
haar het recht te doen weervaren dat haar
toekomst. Als thans duizenden, rustig, zon
der lawaai" voortschrijdend in persoonlijke
ontwikkeling, dit doen kunnen zonder op
haar weg de hinderpalen te ontmoeten, die
grootmoeders en oud-tantes in den weg
stonden, dan hebben zij dit voor een deel
aan lawaaimaaksters" van de vorige eeuw
te danken.
Mina Kruseman was zich zelve; en zij was
te goeder trouw; en zij verdient dat wij het
beste wat er in haar was het meest in her
innering bewaren.
GEERTRUI o A CAREI. SIÏN
de wereld dan ook wel gegeten. Ook is er, zoo
goed als uit andere varenstengels, een
wormverdrijvend middel uit te bereiden. De heele
plant is rijk aan kali en geeft bij verbran
ding een uitmuntende potasch" die ook
hier en daar bij tijd en wijlen als zeep gebruikt
schijnt te zijn. Wie weet wat onze oer-over
grootouders nog meer van deze plant gepro
fiteerd hebben.
Thans wordt er weinig meer naar omgezien,
tenzij zij verketterd wordt als lastig onkruid.
Wij verlustigen ons er in, hoe in het voorjaar
de jonge veeren zich allersierlijkst ontkrullen,
hoe in den zomer het glanzig groen schemert
tusschen de stammen en hoe in den nazomer
dat begint nu al de veeren verkleuren door
rood en bruin en geel en zoo een groot aandeel
nemen aan de kleurenpracht van den herfst.
Zoo zijn we dan aan den koepel gekomen,
waarvan iedereen weet, dat hij behoort aan
mijnheer Viruly, een gul Oelderschman, die
er zich echter wel over zal verwonderen, dat
zijn gasten nog niet weten, wat ze met hun
vette papieren en eierdoppen behooren te
doen.
(Wordt vervolgd). JAC. P.. T n i j s s E
iiiiiiiiiimiiMiiiiiiimimiiimiiiMiiHii uiiiiiiiiiiiiiiiiiti
Hiiiiiimiiniiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
l MOERHEIM" |
l DEDEMSVAART l