De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 12 augustus pagina 5

12 augustus 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

12 Aug. '22. - No. 2355 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT DEN VREEMDE Mijn vacantie eindigt te Freiburg. Ik blijf er langer dan het plan was. De ongesta dige weersgesteldheid had invloed op het verblijf in en bij de zware bosschen van het Schwarzwald. Dus werd be.loten naar de stad te trekken, die om haar schoone lig ging toch zooveel natuurgenot waarborgt. Ons hotel ligt nu midden in het volle bedrij vige stadsleven. Vór mij de machtige Munster, het grootsche 12de eeuwsche bouwwerk. Als de avondzon vór het scheiden van de aarde zacht heenglijdt over den rooden zand steen en hoog omhoog speelt door den als kant bewerkten toren, dan geeft dit indrukken, die onvergetelijk zullen blijven. Rondom de kathedraal is de marktplaats met haar overtalrijke stalletjes van groenten, fruit, bloemen, brood, vleesch en allerlei tweedehandsch-artikelen. Hoe beweeglijk is dat marktbedrijf, hoe glunder stappen de Schwarzwalder-vrouwen met de hengelmand aan den arm en den in slappe lijn gebogen ronden hoed op 't hoofd, tusschen de opge stapelde tafels en vergasten zich aan gedroogde paddestoelen, aan vaten vol frambozen, roode bessen en blauwbessen, aan groene ronde koolrapen, en al het verdere lekkers, dat de markt oplevert. Geen vrouw of zij koopt daarbij bloemen, soms slechts n tak en zij legt deze op de gekochte waren. Een te vrijpostige koopman heeft in ijver om zijn waar aan den man te brengen de onbesmetheid der kerk, die zich fier, stilzwijgend, boven al het getier verheft, niet ontzien en plaatste op een der lage raamkozijnen een bijna levensgroot beeld van een vrouw die nu juist volgens de gegevens niet zal uitgemunt heb ben door een kuische levenswandel. Daar naast een groote spiegel met hobbelend spie gelglas. Of deze standplaats aan beide stukken succes opleverde is mij onbekend. In den hoek van de Münsterplatz is de Stads-Volks-Openbare leeszaal. Het aspect van buiten is somber, grauw,gelijk dat van alle huizen in de oude stad. Maar binnen is 't licht genoeg. Ieder zoekt er met courant of tijdschrift het hoekje dat hem of haar ver trouwd is. 't Zijn vier frissche, zonnige, groote ineenloopende leesvertrekken, Sober, eenvou dig ingericht met hoegenaamd geen comfort, of luxe, toch doelmatig en gezellig. Beneden is de boekerij in de gelijkvloersche, steenen, gewelfde ruimte. Twee vrouwen voeren er 't beheer en regelen het boeken uitleenen en terugbreng n. 't Loopt druk af en aan. Het kaartsysteem vergemakkelijkt ook daar het zoeken. De geschreven dikke catalogi worden bij de keuze van boeken ijverig door de beFuto r. B. Cozy Het huis van de Frauenklub te Fruburg zoekers, voor 5 Mk. per jaar lid, geraadpleegd. De leeszaal beschikt niet over ruime finantiën, er zijn weinig tijdschriften, en geen gedrukte catalogi. Men roeit met de riemen die men heeft en bevindt er zich wel bij. Freiburg heeft ook zijn Frauenklub". In Duitschland zag men reeds lang het belang van een vereenigingspunt voor vrouwen in. Van uit n centraalpunt te Berlijn breiden zich een reeks afdeelingen als vertakking over het rijk uit: te Aachen, Bremen, Cöln, Dusseldorf, Eiberfeld, Essen, Frankfurt a/M. Freiburg, Hamburg, Hannover, Köningsberg, Leipzig, Stettin, Stuttgart, Wiesbaden, Wien en München De Frauenklub te Freiburg werd in 1907 door Frau Geheimrat Manz gesticht, in het oud Duitsche patridërhuis, eertijds 11 n bezit van den geschiedschrijver Karl von Rotteck, op den hoek van Eisenbahnstrasse en Rotteckplatz De foto, door een vriendelijken jongen reizi ger voor mij genomen, geeft slechts het front in de Eisenbahnstrasse. Het breede gedeelte aan de Rotteckplatz kon moeilijk tegelijkertijd worden gezien; bovendien is het punt een van de drukste verkeerspunten der stad en was het fotografeeren lastig. De Frauenklub zetelt op de drie bovenverdiepingen van het groote huis. De benedenhoekruimte wordt geheel ingenomen door het Frciburgsche Rtise und Verkehrsburo". De ingang is in de straat. Op de eerste verdieping liggen eetzaal conversatiezaal,leeszaal en bibliotheekkamer, benevens keukendepartement. De eetzaal ziet met vijf openslaande ramen in de Eisen bahnstrasse. 't Is een, licht, ruim vertrek, alweer opmerkelijk, te oordeelen naar den somberen indruk dien de gevel van 't gebouw maakt. De zon speelt vroolijk over de kleine tafeltjes, het buffet en de platen aan den wand. Wij begrijpen*! als de Leiterin" van't huis houdelijk beheer ons vertelt dat 't er o ! zoo genoegelijk kan zijn als Dinsdags alle tafeltjes gedekt en met bloemen gesierd zijn en 'tin de zaal weerklinkt van het vroolijk gesnap en gelach der meisjes- en v rouwe n Ie de n. Want eiken Dinsdagmiddag is er réunie, dan kome wie wil, tot een gezellig, opwekkend samen zijn. Donderdag's worden er 's zomers geza menlijk tochten gemaakt naar buiten; 's win ters zijn er lezingen, concerten of muzikale onder-onsjes van de leden. De Klub beschikt over een groot aantal logeerkamers. Ze wor den verhuurd aan meisjes en vrouwen, die op de post of kantoren werkzaam zijn. Deze pensionnaires kunnen middag- en avondeten in de Klub gebruiken. Zijn er kamers vrij, zoo kunnen deze bij aanvrage in beslag genomen worden (op 't oogenblik tegen vrijbhjvenden prijs) door tijdelijke bezoeksters van Freiburg. Het oude huis bevat vele geriefelijke vertrek ken, de kamers die wij zagen, waren prettig ingericht. Overal een schrijf tafel, een divan, een kast, een flinke tafel een zindelijk bed, electrisch licht, een kachel. Hier eikenhouten ginds witte lacquémeubels. Vór de openslaande vensters bloemen, en het uitzicht op het mooie stadsplein. De gedrukte huisorde vertelt ons o.a. dat de vrouwenklub tot 10 uur 's-avonds open is, dat men 3 maal in 't jaar als niet-lid op de thee en speelmiddagen mag geïntrodu ceerd worden, dat de klubvertrekken door bevriende vereenigingen tegen geringe be taling gebruikt mogen worden voor tentoon stellingen enz, dat elke zaal in haar geëigend gebruik moet gerespecteerd worden. Onwillekeurig vergelijk ik onze Haagsche Vrouwenklub met de Freiburgsche. Ik vind dit fijne verschil: Den Haag heeft zijn Club gebouw voor Vrouwen en Freiburg /.ijn ge bouw voor de Frauenklub. In hoofdzaak n streven doch verschillend in opzet. Het Haagsche gebouw comfortable, luxueus ten deele, verfijnd in lijn; het Frei burgsche stoer, sober, nuchter, eenvoudig tot in het kleinste kleine. En de vraag rijstjjij^mij. Zouden er niet vél meer genoegelijke vereenigingspunten voor vrouwen kunnen zijn, in dien wij, Hollanders, minder waarde hechtten aan een op 't uiterst gemak berekende omge ving? Zou een Vrouwenklubgebouw met witte muren, met houten vloeren en karpetten, met gebeitste tafels en stoelen in aanvangssta dium niet kunnen voldoen? Waarom toch dat opvoeren van weelde, als de bijeengebrachte galden daarvoor niet toereikend zijn? Duitsch land stelt aan zijn Frauenklubgebouw weinig eischen, op hetjaanzienlijk ledenaantal ;hee>ft dit geen invloed. Zou dit niet de reden zijn waarom het ons in dit opzicht zoo voor is? E L i s. M. R o d <i E WAT DE MODE BRENGT Teektning voor de Amsterdammer" van P. Haighton AAN DEN VELUWERAND Er is een goede ingang in het Asselt, vlak tegenover den Rouwenberg. Het bordje met verboden toegang is natuurlijk niet meer dan een formaliteit. Het pad stuurt regelrecht op de Onzalige Bosschen aan en is mooi hard en effen, goed te fietsen, omzoomd met laag eikenhout en jonge dennetjes. De wande laar, die op planten let, kijkt er eventjes van op, dat hier overal nogal groote pollen staan van het hooge buntgras, de pijpdoorstekers: een donkergroen gras met vele spichtige, ongeleede halmen, die aan hun top ijler of dichter trossen dragen van veelal violet aangeloopen grasbloempjes, 't Is een plant, die men ge woonlijk op vochtige plaatst n ontmoet; Oisterwijk is er vol van. Maav wat doet die hier nu op de hooge, droge Veluwe? Wel, zij levert het bewijs, dat de Veluwe nog zoo droog niet is, maar dat er overal vochthoudende plekken zijn te vinden, en we zien daarookal spoedig een andere vochtaanwijzer, de bloembes met haar hooge, rolronde, breinaaldvormige bladeren. Juist dit Asselt is een menge ling van vochtig en droog, en dat is nu vooral zeer goed te zien, want op de droge plekjes zijn in het vorig jaar veel bcrkjes en eiken gesneuveld. In de laagte krijgen we nu wat hoogere dennen, vrij staand met heel mooie berken en een ondergroci van boschbes en adelaarsvaren. Dan belanden we aan een rijweg, omzoomd met vrij zware beuken, die behoort nog aan de Vereeniging, maar aan de andere zijde van den weg beginnen de Onzalige Bos' schen, waar ook van die beukenwegen zijn. tlllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIlmlIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII l Illlllllllllllll HDie geven alweer een prachtige gelegenheid om je te orienteeren; zelfs op zeer groote af standen ziet men heel duidelijk de rij van frisch beukenloof boven het grijze denncndak. We hebben dan ook al, eer we in dit ravijn kwamen, in de verte een beukenrij gezien die rechtuit liep op den koepel van Virulyen daar willen wij heen. We zouden uit 't ravijn wel dadelijk kunnen opklimmen naar dien tweeden beukenwcg, maar ik houd liever in de laagte tusschen onze eigen beuken nog een eindje naar links, en neem dan het tweede dwarspad rechts dat gaat nog al steil omhoog, juist op den koepel af. Dit pad ziet er nog net zoo uit_als zes en dertig jaar geleden: laag hakhout van ber ken en eiken, dicht doorgroeid met adelaars varens. Die onveranderlijkheid is natuurlijk te wijten aan den mcnsch, die om de zoo e n zoo vee l jaar regelmatig zijn bos schen kapt en dan be gint alles weer van vor. n af aan. Op echt woeste gronden is dat heel an ders, daar kan in zes en dertig jaar een heide verander^n in hoogopgaand bosch, een plas kan in dien tijd een rietland worden en een rietland verandert in dertig jaar gemakkelijk in een elzen- of berkenbroekland, niet een be groeiing van den grond, die van vijf jaar tot vijf jaar geheel veranderen kan, totdat eindelijk een tamelijk stabiele climaxvorm bereikt is. Ik houd wel van verande ring; zij behoort bij on gereptheid. Het varenpad is nog al breed en begroeid met heiplakken. Daartusschen blinkt het heete Voor koele dagen. Mantelpak met cape van zwart en wit laken. Bijpassende hoed van wit laken mee. zwart-zijden rand. BIJKOMSTIGHEDEN XXXVI Men zegt dat Goethe, toen hij, aan het eind van zijn weg, over zijn lang, voorspoedig en, in de oogen van anderen, buitengewoon ge zegend leven nadacht, tot de conclusie kwam, dat hij, alles bij elkaar, zich nauwelijks zes weken gelukkig had gevoeld. Als ik, op mijn ouden dag, gelegenheid heb, om op deze wijze de som van mijn aardsch bestaan op te maken, zal ik niets anders heb ben te doen, dan op mijn vingers na te tellen, hoeveel keer ik in de zee heb gebaad; want precies even zooveel uren heb ik een gevoel van positieve gelukkigheid gekend. Er bestaan alle mogelijke soorten van ne gatief geluk," dat eigenlijk niets anders is, dan de bevrijding van een physieken of psychischen hinder. Wanneer een tand ons dagen lang met borende pijn heeft gemarteld, eu we zijn eindelijk van zijn aanwezigheid bevrijd, dan overvalt ons een gevoel van verruiming, dat we ten onrechte wel met den naam van ,,geluk" betitelen. Evenzoo als een band van oude, maar versleten, genegenheid, die ons lange jaren knelde, omdat we haar waren ont groeid, plotseling begeeft; of wanneer een bezoek, waar we weken tegenop hadden gezien, op zijn onverwachtstoverbodigblijktgeworden. De meeste gevoelens van welbehagen worden bij ons opgewekt, door de, juist ingetreden, afwezigheid van pijn of benauwenis of beklem ming. Maar wie zonder zorgen, als een gewoon, rustig, niet-ontevreden mensen de zee inging, komt er uit als een godin, bezonken, in-zichzelf-voldaan, en met een zoo stralende levens kracht, dat iedere beweging een vreugde wordt. Eigenlijk^begint de opgang, zoodra we het warme, donkere badkoetsje uitkomen, en opeens in de wijdte staan, niet wind en zon o verwon ze bevrijde armen, en^hct warme zand aan onze voeten. Dan ziet het strand er al wat Drinkt SIPKES' Limonades. Smaken zulvtr «n verfrt««ch«nd. anders uit dan gewoonlijk; verder-af, meer in een droom-sfeer, zonder aparte details, maar in een wolk van licht," zooals Herman Gorter het noemt; en de badmannen aan den rand van het water, met hun gemoedelijke grapjes van Pas maar op, juffie, de zee is weer erg nat vandaag"; of Zachies an, hetwateriszoo dun, je zakt er zódoor"; storen niet, maar versterken de stemming, dat alles vreemd en nieuw is, en verschillend van ons dagelijksche leven. Het volledige geluk treedt echter pas in, als de eerste golven over onze schouders zijn geslagen, en alles wat tevoren week en warm aan ons was, koel wordt en vast en van een robuuste onwrikbaarheid. Het blauwe water glimmert vlak onder onze oogen; we voe len hetj zand_, zacht-wielend zuigen onder onze voeten, en nu eens glijdt een golf en dan weer de zon over ons geheven gezicht. De geneugten van de zee zijn altijd vol maakt, maar altijd weer anders; soms beu ken de golven als sterke, vlakke handen onzen rug, en als we, verblind, onze oogen staan uit te wrijven, overvalt ons al weer een nieuwe stortvloed en weer een nieuwe, zoodat we doof van het gedonder, met zouten mond en snakkend naar adem, ten slotte in een stille plas vluchten, om even te bekomen van die stormachtige aanvallen. Maar er zijn ook dagen, dat de zee vlak en vredig is als het hart van een heel jong meisje, en ons draagt met voorzichtige armen; de zeilen, die we in de verte ontdekken, deinen nauwelijks, en wijzelf liggen gebed in een nestje van zoele, meegevende zachtheid, die niet mér trilt, dan de blaren van een boom in avondstilte. Dan breekt de jonge blijheid zich baan in vroolijk balspel, of in een luidruchtig krijgertje spelen, waarbij de beenen moei zaam trekken door het zware water; maar telkens blijft er n staan met een verstild gezicht.en geniet de heerlijkheid van het oogen blik: het onmetelijke, vlakke, zonnige water, het verre, goudige land, en de eigen jonge kracht. Daarna, als we traag en langzaam, telkens nog even terugduikend voor n zalige golf, en nu nog even de laatste, en deze, omdat hij zoo hoog is, maar dit wordt nu de aller laatste, naar het land zijn teruggekeerd, is lles in iets van positieve vreugde veranderd: het warme zand is streelend aan onze voeten; de badvrouwen hebben lieve, moederlijke gezichten, en als we door het raam van ons koetsje kijken, zien we den duinrand zoo teer en ijl tegen de blauwe lucht, dat ons, vór we het zelf weten, al de regel van Anna Bijns is ontsnapt: ,,0ch, hoe schoon moet Hij zijn, die 't al heeft geschepen" Is er iets te vergelijken bij de zaligheid, met n koele hand aan het stuur, zachtjes de boulevard af te glijden, terwijl de wind en de zon ons natte haar drogen.en alles aan ons ziltig ruikt? Doet ooit iets zoo weldadig aan. als de wanne chocola met de koele room, die we naast een groote parasol zoetjes zitten te drinken, terwijl een strijkje achter ons een stille melodie speelt? De menschen schuiven lachend en pratend aan ons voorbij; we over peinzen, dat we het een aantrekkelijke mode vinden met die frissche, vroolijke kleuren; en we begrijpen niet, waarom zwartkijkers Scheveningen een banale badplaats noemen; het is net, wat het wezen moet, fleurig en levendig; zelfs die pier in zee is toch eigenlijk niet leelijk; en de boulevard is grandioos, het Kurhaus impozant.... Maar lang blijven onze gedachten ook al weer niet bij die concrete dingen verwijlen; het bloed begint te gloeien in onze vingertoppen; onze rug zinkt lekker weg in den diepen stoel, en er blijft niets in ons dan een stemming, die het best met Andersen's uitspraak te verklanken is Het is een lust te leven, eu in God en menschen te vertrouwen". Waarom ik wilde voorstellen, bij sluiting van het seizoen, burgemeesteren Wethouders van Den Haag (ofschoon ik moet bekennen, dat dit, in tegenstelling met de huwelijksadvertentie, meeren meer ongebruikelijk wordt,) hartelijk dank te betuigen voor de goede zorgen, door hen voor gemeente nare n en vreemdelingen aan het Gemeentelijk volksbad" besteed, waarin ze de hoogste, menschelijke genietingen voo^weinigtgeld weten te verschaffen, ^terwijl ze er toch nog in slagen millioenen irT^het gemeentelijk spaarvarken op te potten. A N N i E SALOMONS lllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlmillllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII zand en juist als voor zes en dertig jaren zitten zich nu de vlinders te zonnen: koningsmantels en groote vossen, blauwtjes en zand oogjes en de schaduwlooze heivlinder. Graafbijtjes en graafwespen zijn druk aan 't werk, want de helling ligt op het zuiden, blakerend in de zou. Een groot geel insect vliegt nijdig brommend laag langs den grond, 't is geen wesp maar de groote roofvlieg, die als het er op aankomt, gerust een wesp zou aandurven. De verleiding is groot, om hier een paar uurtjes te gaan Faberen", maar we kuieren toch liever door. Toch even naar de varens kijken. Ik heb /.eldeu hooger adelaarsvarens gezien dan hier, er zijn er bij van meer dan drie meter hoog en ze staan op menige plaats zoo dicht als graan. Aan den rand van het dennenbosch vormden Adelaarsvaren ze mooie groepen, de afzonderlijke veeren fijn gesilhouetteerd tegen den donkeren ach tergrond, maar hier is de een als de ander en door de massa is de afzonderlijke plant niet te zien: een echt varenwoud, waarin ongezien de groote herten kunnen rondloopen, als ze een schaduwrijk hoekje willen zoeken. Hier en daar staan ze zoo dicht, dat men in zeer korten tijd met een zeer scherpe zeis er een karrevracht van zou kunnen^ maaien. Nu echter vergenoegen wij ons er mee om even een enkelen stengel ietwatschuin af te snijden, om het figuurtje te zien, "dat de vaatbundels maken en we willen ons best doen om daar in den dubbelen adelaar te herkennen, waar aan de plant haar naam dankt in vele talen; maar eigenlijk, als bij zoo vele planten, toch een boekennaam. De Engelschen houden vast aan hun bracken" of brake",zien in de doorsneefiguur even graag een eikeboom als een dubbelen arend en noe men haar dan ook wel oak fern". In verband met de omstandigheid dat Koning Karel l zich eens te verschuilen had onder of in een eik, wordt onze varen dan ook wel eens royal bracken" genoemd, een Jacobietennaam. Bij ons spreekt men wel van beddevaren en daar is een goede, be grijpelijke reden voor. Dit gebruik, dat men nog van de plant maakt, is maar een klein restje van al de mogelijkheden, die de boeken vermelden. De dikke wortelstok, dien ge op verschillende diepten in den grond kunt^ vinden, moet eetbaar'zijn, en wordt aan Foto A. Oepkes den anderen kant van Kleurechte Gordijnstoffen 125 c.M. breed Vanaf f 1.55 p. Mtr. MINA KRUSEMAN f De mare van 't verscheiden van Mina Kruseman noopt mijn geheugen, een halve eeuw achteruit te kijken. Zij was toen in haar besten tijd. Een mooie vrouw met een goed figuur en een levendige physionomie; elegant in haar kleeding, voor naam in houding en manieren, imposant in haar optreden, zoo was zij een interessante verschijning. Dank zij haars vaders hooge militaire positie, had zij eenige jaren als salondame achter den rug. Maar het holle en conventioneele van dit bestaan begon haar te vervelen. En, haar eigen ervaringen generaliseerend, meende zij aan de gezamenlijke jonge dames van Nederland een grooten dienst te bewijzen, door zich met volle kracht te werpen in de beweging der Vrouwen emancipatie". Bij velen vond zij daarvoor waardeering; bij anderen tegenzin. Sommigen stonden ver baasd en duizelden er van; in anderen wekte zij hoop op verbeterde toestanden. Menigeen, die zelve zich gedrukt voelde onder, het juk van conventioneelen familiedwang, ver wachtte door haar toedoen bevrijding. Wie, (als ik) het voorrecht had van op te groeien in een, ook voor het vrouwelijk personeel, geestelijke ontwikkeling ademende sfeer, zag de noodzakelijkheid van Mina's drukte niet in en keek de zaak een beetje uit de verte aan. Doch bijna allen beseften dat, indien haér wijze van optreden ,,er door kon" voor een persoon als Mina Kruseman, zoo iets heelemaal niet paste voor wie haar uiterlijke gavea mis ten.Dit bleek duidelijk, toen zij een voordrachttournee door het land ondernam samen met Betsy Perk. Wat was deze in vergelijking met haar? Een banale burgerjuffrouw in uiterlijke verschijning, het podium beklim mend zondereen zweem van welsprekendheid. Men zei dat Mina haar meenam als foelie"; ik geloof niet dat zulk een berekening bij haar was opgekomen; hoogstens dat zij zich Betsy's vereering en trawante-schap voor haar gemak liet aanleunen. Als in steden waar beiden opgetreden waren, tal van menschen met haar, Mina, wenschten kennis te maken, ontving zij slechts enkele uitver korenen, en liet aan Betsy over, de massa te woord te staan. Haar glorieperiode duurde slechts kort. Haar succes leed onder haar strijdlust. De ruwe toon, dien zij mondeling en schriftelijk meer en meer aansloeg, wekte tegenzin en vervreemde gaandeweg van haar ook diegenen, die het in beginsel met haar ns waren ge weest. De Nederlandsche vrouwenbeweging sloeg weldra andere banen in en begreep, zich kalmer te kunnen ontwikkelen zonder hulp van lawaaimaaksters" als Mina Kruse man. Zij verdween uit ons land. Men volgde nauwelijks haar verderen levensloop. Zij had het er niet naar gemaakt dat men algemeen belang in haar bleef stellen. Evenwel, nu zij is heengegaan, past het, haar het recht te doen weervaren dat haar toekomst. Als thans duizenden, rustig, zon der lawaai" voortschrijdend in persoonlijke ontwikkeling, dit doen kunnen zonder op haar weg de hinderpalen te ontmoeten, die grootmoeders en oud-tantes in den weg stonden, dan hebben zij dit voor een deel aan lawaaimaaksters" van de vorige eeuw te danken. Mina Kruseman was zich zelve; en zij was te goeder trouw; en zij verdient dat wij het beste wat er in haar was het meest in her innering bewaren. GEERTRUI o A CAREI. SIÏN de wereld dan ook wel gegeten. Ook is er, zoo goed als uit andere varenstengels, een wormverdrijvend middel uit te bereiden. De heele plant is rijk aan kali en geeft bij verbran ding een uitmuntende potasch" die ook hier en daar bij tijd en wijlen als zeep gebruikt schijnt te zijn. Wie weet wat onze oer-over grootouders nog meer van deze plant gepro fiteerd hebben. Thans wordt er weinig meer naar omgezien, tenzij zij verketterd wordt als lastig onkruid. Wij verlustigen ons er in, hoe in het voorjaar de jonge veeren zich allersierlijkst ontkrullen, hoe in den zomer het glanzig groen schemert tusschen de stammen en hoe in den nazomer dat begint nu al de veeren verkleuren door rood en bruin en geel en zoo een groot aandeel nemen aan de kleurenpracht van den herfst. Zoo zijn we dan aan den koepel gekomen, waarvan iedereen weet, dat hij behoort aan mijnheer Viruly, een gul Oelderschman, die er zich echter wel over zal verwonderen, dat zijn gasten nog niet weten, wat ze met hun vette papieren en eierdoppen behooren te doen. (Wordt vervolgd). JAC. P.. T n i j s s E iiiiiiiiiimiiMiiiiiiimimiiimiiiMiiHii uiiiiiiiiiiiiiiiiiti Hiiiiiimiiniiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii l MOERHEIM" | l DEDEMSVAART l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl