De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 26 augustus pagina 1

26 augustus 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

«". vaal Zaterdag ao Augustus A . IWse DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten BERICHT Bij verandering van adres ge lieven de abonnés te vermelden of de wijziging tijdelijk of blijvend is, en tevens zoowel het oude als het nieuwe adres op te geven. Losse nummers van De Am sterdammer" worden alleen toe gezonden wanneer een bedrag van f 0.31 voor elk exemplaar is bijgevoegd. INHOUD: 1. Frankrijk en Duitschland, door Prof. Dr. Q. W. Kernkamp. Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Byvanck. 2. Frankrijk's nieuwe politiek, teekening van Jordaan. Een krant in de gevangenis, door Mr. N. Muller. Het schoone eiland, door J. J. L. Duyvendak. 3. De Internationale schulden, door H. Dunlop. Justus van Effen herdacht, door H. O. Cannegieter. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Een modepraatje uit Bretagne, door A. Louise van Be vervoerde-van Rappard. Logee, vers van Peerke den Belg. Uit de Natuur: Aan den Veluwerand (slot), door Jac. P. Thijsse. ??6. Groningen verlost, door Prof. Dr. H. Brugmans. Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert. Over moderne muziek, door Dr. J. C.Hol. 7. Op den Economischen uitkijk: De Zwitsersche Bondsraad, door Jhr. Mr. H. Smissaert. 8. Wat de Romeinsche ruïnes van Noord-Afri ka ons leeren, door Mr. C. P. van Rossem. Moeilijke positie, teeke ning van George van Raemdonck. Litte raire voorlichting, door J. Greshoff. 9. De redevoering van Poincaré, teekening van Joh. Braakensiek. Charivaria, door Charivarius. Een Mona Vanna" onderde Bedowinei, door Maurits Wagenvoort. Leekenspiegel. 10. Uit het Kladschrift van Jantje. 't Schietgat en Rijm-Kjonyck, door Melis Stoke. Buitenlandsche humor, door Charivarius. ??Omslag: Feuilleton: 't Klooster, door Gez. Andreae. Bijvoegsel: De onderhandelingen over het bezuinigingsprogram, teekening van Joh. Braakensiek. FRANKRIJK EN DUITSCHLAND De redevoering, die Poincaréin het begin dezer week heeft gehouden, had althans de verdienste der oprechtheid. Zoowel aan Frankrijk's bondgenooten als aan Duitschland schonk hij klaren wijn. Het woord bondgenooten is niet meer heelemaal juist. De mislukking van de jongste conferentie te Londen heeft zonneklaar aangetoond, dat de Entente eigenlijk niet meer bestaat. Immers, ten opzichte van de allerbelangrijkste kwestie: de schadevergoeding door Duitschland, gaan de voormalige bond genooten uiteen. Dat er te dezen opzichte geen een stemmigheid heerschte, was reeds lang gebleken. Engeland, daarbij gesteund door Italië en Japan, had op vorige conferenties reeds doen blijken van zijne gezindheid om Duitschland schappelijker te behandelen. Maar het was toen nog altijd gelukt een formule te vinden, waarmede de barst in de Eatente kon worden overpleisterd. Met eenigen schijn van recht kon bij het scheiden der vergadering worden ver klaard, dat er geen verschil van meening meer bestond over de ten opzichte van Duitschland te volgen gedragslijn. Eerst op de conferentie te Londen bleek de incompatibilitéd'humeur zoo erg te zijn geworden, dat zelfs tegenover de buitenwereld de schijn van een vriendschappelijken omgang niet meer kon worden gered. Eerst daar werd openlijk erkend, dat de leidende staats lieden der Entente tot geen eenstemmig besluit konden geraken over het voor naamste onderwerp, waarvoor de sa menkomst was belegd. Eerst van die conferentie werd toegegeven, dat zij mislukt was. Frankrijk stond er zoo goed als alleen met zijne weigering om aan Duitschland het gevraagde uitstel van betaling te verleenen, tenzij het bepaal de waarborgen verkreeg: waarborgen van zulk een aard, dat zij, naar de meening van de overige leden der Entente, niet zouden beantwoorden aan het doel, dat men ermede wilde bereiken. Immers, de door Frankrijk gewenschte controle over Duitsche staatsbosschen en staatsmijnen zou de opbrengst van deze bronnen van in komsten doen verminderen en boven dien in Duitschland binnenlandsche verwikkelingen te voorschijn roepen, waardoor de solvabiliteit van dit rijk zeer zeker niet zou worden verhoogd. Zelfs België bleek niet langer bereid de slippendrager der Fransche politiek te blijven. De vertegenwoordiger van België maakte zich op de Londensche conferentie verdienstelijk door het be ramen van bemiddelingsvoorstellen om de partijen tot elkaar te brengen, maar gaf tevens aan Poincaréte kennen, dat zijne regeering niet onvoorwaardelijk mee kon gaan met de gedragslijn, die Frankrijk wilde volgen. Dit mag men althans afleiden uit de onzekerheid, waarin de Fransche pers verkeert over de houding, die België zal aannemen in de Commissie van Herstel, die thans een oplossing moet vinden voor het schadevergoedingsvraagstuk. Wanneer een lang verheelde ruzie niet meer kan worden gemaskeerd, halen de voormalige vrienden soms rijkelijk de schade in van de terughouding.die zij ter wille van de buitenwereld tot dusverre in acht hadden genomen. Zoowel in de Fransche als in de Engelsche pers beginnen de opgekropte ver wijten zich lucht te geven. Van Engelsche zijde wordt tot Frank rijk de beschuldiging gericht,, dat de slechte financieele toestand van dit rijk grootendeels te wijten is aan zijne uitgaven voor militaire doeleinden. Daaruit blijkt thans, welk een groote vrees men daar koestert voor Frank rijk's militaire macht, met name voor zijne duikbooten en zijne luchtvloot. In de Fransche pers verwijt men aan Engeland zijne egoïstische politiek, die ter wille van eigen economische belan gen aan Duitschland de reddende hand toesteekt en dit land ontheffen wil van de verplichtingen, die het bij den vrede van Versailles heeft aangegaan. En men toont zich er zeer gevoelig over, dat Engeland, op hetzelfde oogenblik toen het Duitschland's verzoek om uitstel van betaling ondersteunde, Frankrijk heeft herinnerd aan de mogelijkheid, dat Engeland de terugbetaling zal moeten eisenen van de sommen, die het aan Frankrijk geleend heeft, wan neer de Vereenigde Staten hunne vor dering ten opzichte van Engeland blij ven handhaven. Aan die gevoeligheid gaf ook Poin caréin zijne jongste rede uiting. Zooals hij daarin ook het egoïsme van Frank rijk's bondgenooten hekelde, het hei lige egoïsme", zooals Italië het eens heeft genoemd, en waarin ook andere vrienden van Frankrijk, zij het op meer bescheiden schaal", zijn bevangen. Met die andere vrienden" bedoelde hij Engeland; met de woorden: de vrien den van Frankrijk, die vervuld zijn van hun eigen belangen, verbeelden zich nu eens, vreezend voor de verspreiding van het bolsjewisme, dit kwaad te kun nen afwenden door onvruchtbare onder handelingen, en zijn dan weer, als zij hun nijverheid do;;r werkloosheid lam gelegd zien, bezeten door den wensen hun buitenlandsche markten te herov^ren", met deze woorden hekelde hij de politiek van Lloyd George. Daarom noemden wij de rede van Poincaréoprecht tegenover Frankrijk's bondgenooten. Hij heeft, binnen de grenzen die door de eisenen der diplo matieke taal worden gesteld, ronduit uitgesproken wat Frankrijk aan de overige leden der Entente verwijt. En hij heeft, zoowel tegenover hen als tegenover Duitschland, onomwonden te kennen gegeven, dat Frankrijk niet zal afwijken van de eischen, die het te Londen heeft gesteld. Het wil aan Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllll IIIUIIIIIIIIIIIIIII iliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiimiimimiiiimiii iiiiiiu iinin ;:.un.n T]ybGENGOTEN: t;'.' i ENGELSCHE WERELD I MlDDLETON MURRYEN ZIJN APARTEMENSCHEN Had hij niet, instinctief bijna, zijn parapluie aangeboden aan een menschenpaar dat met hem schuilde voor een slagregen, de grondslag zou mankeeren voor dit tafereel van aparte menschen. Een verhaal van John Middleton Murry, den subtielen ontleder van het menschelijk hart, waaraan ik enkele woor den zou willen wijden. Aan zijn geschiedenis heeft hij tot naam gegeven: The things we are; eenvoudiger kan het niet; maar probeer het eens te vertalen, ik wed ge struikelt dadelijk. Er zijn vrienden genoeg van den scherpzinnigen man, den ongeevenaarden stylist, die hebben rhisgegrepen als zij de bedoeling van den titel wilden inter preteeren. Laat ons een oogenblik geduld hebben. Boston heet de man die zijn regenscherm afstaat en die het kan afstaan omdat hij zelf voldoende is gewapend door zijn zware over jas, hij is een eenzelvige die alleen flauwe indrukken krijgt van wat buiten hem om gebeurt, daarom noemde ik zijn handeling instinctief. Bettington, de journalist die het aanbod aanneemt ter wille van Felicia het meisje dat hem vergezelt en voor wier ge zondheid hij bezorgd is, vindt het geval exlra ordinair; hij is nu tien jaar in Londen en nooit heeft hij er zelfs aan gedacht, dat iemand in staat zou zijn hem te gemoet te komen met een parapluie; hij zal hem tegen den volgenden avond aan het opgegeven adres komen terug brengen, belooft hij aan Boston . Dat zijn de drie hoofdpersonen van het verhaal: Boston, de inzichzelf gekeerde, die genoeg heeft aan zich zelf, Bettington, de onhandige, die nog altoos verwonderd staat tegenover het leven, maar waarin meer zit dan er uitkomt, Felicia, de zelfstandige, de handigste van de drie, een charmant menschenexemplaartje, wat eigenzinnig misschien, maar au fond heel lief en zorgzaam. Bettington bewondert haar, zij is zijn ideaal; of hij haar liefheeft, daarover is hij het met zichzelf nog niet eens. Maar geen van de drie menschjes komt er veel op aan. Boston zullen wij voor den hoofdpersoon van het verhaal moeten houden, en hij past slecht als middelpunt. Loopt het den volgen den dag tegen den avond en kan hij verwach ten dat zijn parapluie zal worden terugge bracht, dan maakt hij een briefje klaar om neer te leggen: zet 'm maar in de gang, hij is daar veilig. En gaat de trap af naar de straat toe. Onderweg bedenkt hij zich, gaat de trap weer op en blijft thuis. Bettington verschijnt en wordt binnenge laten, hij praat en kan niet wegkomen en praat door, Hij is verwonderd over het abso luut ongezellige en onpersoonlijke van de kamer waar men hem ontvangt, en 't is of hij behoefte heeft de leegte te vullen met zijn ontboezemingen en met zijn gebaren waar hij voelt dat zijn wooiden onvoldoende zijn. Soms heeft hij pauzen en schijnt dan na te peinzen over wat hij heeft gezegd. Dan zitten zij stil tegenover elkaar, want zijn gastheer, zonder de uitbundigheid van den ander af te weren, ja, haar misschien wel aanmoedigend door een opmerking of een knikje, luisterde aldoor zwijgend. En op eens woei er weer een vlaag van enthou siasme aan in het ongezellige vertrek. Neen, droog is het leven niet on danks mathesis en wetenschap, betoogt Bettington. Men zou er veel eerder opgewon den over kunnen worden. Er gebeuren Hingen, ziet ge. Och, ik ben maar een obscuur journalistje, het doet er niet toe wat ik denk, ik heb geen invloed op de zaken, trouwens, wie heeft dat? Ze gaan hun gang, 't is een bewe ging. Bedenk eens: wij hebbenden completen ondergang gezien van de voorgaande gedachtenwereld. 't Is in de lucht opgegaan tijdens den oorlog. Nu staat iedereen op eigen beenen, kent geen band meer, en voelt zich verbazend ongemoedelijk. Niemand weet meer waaraan zich te houden. Werd het niet heel slecht ge rekend wanneer je wegliep met een ander mans vrouw? Niet dat iedereen het in zijn hart zoo vond. Maar je was er voor je zelf niet op je gemak over. Tegenwoordig ben je ook niet op je gemak, maar 't is over heel andere dingen. Eigenlijk omdat er niets is, om niet over op je gemak te wezen. En dat geeft 'n mensch tocli een raar gevoel. Noemt ge dat nu dat er dingen gebeuren?" kwam Boston uit den hoek. En gij?" vroeg Bettington. Jawel," zei Boston; maar ik zie niet waarom men zich daarover zoo op zou win den". Ik ben ook niet opgewonden," zei Betting ton. Ik stel er belang in. Ik zou willen weten, wat daaruit moet groeien. Zouden we over twintig jaar ons nog herkennen". En hij praatte door, enthousiast. Ik zie wel waar ge heen wilt," zeide Boston; maar ik ben zonder belangstelling geboren". Ook dat is karakteristiek," begon Betting ton. Er was over en weer toch een zekere con nectie. Bettington werd geïmponeerd door de terughouding van den ander, hij vermoedde dat daaronder een groot verdriet school en Boston liet zich winnen door de naïeveteit van Bettington's vertrouwen. Maar hij gaf zich niet verder. Zondags kwam voortaan de journalist geregeld bij hem praten en hoorde soms iets merkwaardigs van hem, zonder dat de minste familiariteit ontstond of dat Boston ooit een voet bij hem aan huis zette. Wij van onzen kant kennen wel het mysterie van Boston. Al op de eerste bladzijden hebben wij het op onvergelijkbare manier hooien vertellen, hoe Boston een moederszoontje was, inniggehecht aan het fijne, kleine weeuwtje dat alleen door haar zoon en voor haar zoon leefde. Sinds haren dood was er een gordijn gel rokken tusschen de wereld en den verweesden jongen man; flink genoeg was hij om zijn brood te winnen in het leven, maar verder zocilt hij uitsluitend zijn geluk bij de herinnering aan zijn moeder. Was hij wel heelemaal een Engelschman? Ik vermoed dat er wat Fransch bloed onder liep. Zijn gezicht stond als een masker, bleek, maar in zijn bruine oogcn was een verlangen, dat trok wondervol aan. Er leefde toeli iets in hem dat naar buiten drong, een behoefte. Opeens, het was Zondag, kwam hij uit. Er hinderde hem het een of ander, hij was niet tevreden met zich zelf, hij schaamde zich half'. Voor een verzet wandelde hij door toen hij eenmaal onderweg was en ging verder. Het zou een lust zijn bijeen Fransch auteur de beschrijving te lezen der incidenten van den Duitschland alleen een moratorium ver leenen, wanneer het bepaalde waar borgen krijgt voor de betaling van de uitgestelde schuld; het blijft op dit standpunt staan, zelfs al ware het gedwongen tot een isolement", wat wel niet anders kan beteekenen, dan dat het ook zonder medewerking van de anderen, zich in het feitelijk bezit van de verlangde waarborgen zal stellen; het zal zich echter deze onderpanden niet voor goed toeeigenen, maar ten bate van alle schuldeischers vanDuitschland het beheer erover voeren, totdat dit land zich van al zijn verplichtingen heeft gekweten. Aan duidelijkheid laat dit alles niets te wenschen over; voorzichtiger ware het echter geweest, indien de eerste minister van Frankrijk niet tevoren had aangekondigd, wat zijn land zal doen, indien de beslissing der Commissie van Herstel niet naar zijn wensen uit valt; en bovenal: verstandiger zou het zijn geweest, indien hij gebroken had met een politiek, die niet alleen tot het isolement van Frankrijk voert, maar tevens het economisch herstel van Europa verijdelt. Wanneer Poincaréaan Frankrijk's vrienden verwijt, dat eigenbelang het richtsnoer van hunne politiek is, dan zegt hij vermoedelijk geen woord te veel; maar met hetzelfde recht kunnen zij dit verwijt tot Frankrijk richten. Het heilige eigenbelang" noodzaakt Poincarétot de verdediging van een politiek tegenover Duitschland, waar mede hij niet zou kunnen breken, zon der den steun te verliezen voor de posi tie, die hij in Frankrijk inneemt; zijn schoorsteen kan alleen rooken, wanneer hij het vuur van den haat aanblaast en de meening in leven houdt, dat Duitsch land wel kan, maar niet wil betalen. En de schoorsteen van Frankrijk kan alleen rooken zoo meenen Poincar en allen, die hem steunen wanneer aan Duitschland voorgoed de mogelijk heid wordt ontnomen om zijne econo mische, en ten gevolge daarvan ook zijne politieke beteekenis van vroeger terug te krijgen. In de voorstelling, die Poincaréen de zijnen van Duitschland's houding geven, schuilt vermoedelijk wel een deel van waarheid; het zal zich wel armer houden dan het is; de lage stand van de mark zal ook wel voor een deel het gevolg zijn van financieele operatiën, waarvoor Duitsche financiers en indus trieel en de verantwoordelijkheid dragen. Maar de voornaamste oorzaak van Duitschland's deplorabelen financieelen toestand ligt toch in de verplichtingen, die het bij den vrede van Versailles heeft moeten aanvaarden, en het kan alleen weer op de been worden geholpen, weg: toen hij in de herbergen binnenkwam met hun Zondagsuitgaanderspublieken hoe een jong meisje een eindweegs met hem ging, dat zijn oogen zoo mooi vond en hoe hij niet wist wat het meisje pleizier kon doen en 's avonds laat aanlandde in een bescheiden loge ment je van de groote route afgelegen. Maar misschien gaat de schildering van zoo'n avon tuurtje van niets een Engelschman als Middle ton Murry nog beter af. Een moederlijke, opgewekte herbergierster laat den vermoeiden zwerver zich dadelijk thuis gevoelen, en omdat hij niets bij zich heeft, planloos op weg getogen, en nu vacantie wil nemen, telegrafeert hij aan Bettington om zijn goed en zijn toiletartikelen. Zal hij zijn telegram verzenden, dan bedenkt hij zich plotseling en voegt aan zijn verzoek toe: kom zelf mee, ik heb hier een wonder van een herberg gevonden, ge moet het ook zien. Boston wist zelf niet wat hem overkwam en hoe hij zich, anders zoo leuk, plotseling fami liaar met Bettington begon te gevoelen, maar de dingen willen zoo gebeuren, men heeft er geen macht over. De vriend in Londen vindt het geval extraordinair, hij was juist van plan om met Felicia een uitstapje te gaan maken en te zien of men met n pond per week op het land kon rondkomen. Maar hij staat dadelijk klaar en neemt F'elicia onder den arm om de dingen van Boston in te pakken. Felicia is in den waren zin boos op den dooyen sinjeur die zich nooit om haar gelegen heeft laten liggen, en zij vindt het toch dol om het mysterieuze apartenient van den eenzelvige te leeren kennen; ja zij is zelfs bereid om haar vacantiein 't zelfde van den weg-af-logementje te nemen. Zoo tret'len wij na heel kort verwijl de drie te zamen aan onder het moederlijk oog van de logementhoudster, die het iedereen weet te maken dat ie zich op zijn gemak voelt: de drie, Boston voor wien de wereld minder vaag is geworden, Bettington die het extraordinair \indt, wanneer Boston hem Betten oude Bett gaat noemen, Felicia die haar zin heeft omdat ze ook kennis heeft gemaakt met den dooden of halflevenden myslerieman, dien Bett altoos naliep, ofschoon er zooveel zeker niet aan hem kon wezen. Want wie had er ooit van hem gehoord? en het genie was toch als een licht dat schijnt, liet toont zichzelf, anders is het er niet. indien het voorloopig uitstel van be taling en vervolgens gedeeltelijke kwijt schelding van zijn verplichtingen krijgt niet van zijn plicht tot herstel van de verwoestingen, die het in Frankrijk heeft aangericht, maar van alles wat daarboven gaat. De politiek van Frankrijk's bondge nooten moge dan al, evenzeer als die van Frankrijk zelf, door eigenbelang worden ingegeven, het eigenbelang van die bondgenooten, met name dat van Engeland, valt samen met het belang van geheel Europa, ja van geheel de wereld, terwijl dat van Frankrijk daar tegen indruischt. En daarom is de Fransche politiek veroordeeld tot isolement; daarom wordt het waarachtig belang van Frank rijk ook niet door die politiek bevorderd, de thans levende generatie kan er schijnbaar door worden gebaat, een vol gend geslacht zal haar moeten bezuren. Frankrijk kan het economisch her stel van Duitschland wel vertragen, maar niet voor altijd keeren; hoe zwaar der het zijne hand op het Duitsche volk laat drukken, hoe meer het bevordert den groei van den haat, die ??o zeker ! nu reeds door een deel van dat volk wordt gekoesterd, maar die even zeker ook des te eerder door de meerderheid van dat volk zal worden gedeeld en zich in daden zal uiten, naarmate het meer reden heeft alleen Frankrijk ver antwoordelijk te stellen voor de misère, waarin het verkeert. Zelfs een verstandige, tegemoetko mende politiek van Frankrijk zou misschien den revanche-oorlog niet naar het rijk der onmogelijkheden ver bannen; maar zij zou in elk geval de kans daarop aanzienlijk verminderen en Frankrijk van de schuld daaraan bevrijden. En zij zou tevens aan Frankrijk de beste kansen bieden om de schuld vordering op Duitschland ingelost te krijgen, die het met recht mag hand haven. Wie eenigszins bekend is met de gezindheid der conservatieve, nationa listische kringen in Duitschland, weet, dat het ergste verwijt, dat men daar tot de tegenwoordige regeering richt, is: haar Erfüllungs-politik", het stre ven om de vredesbepalingen van Ver sailles na te komen, voor zooverre dat overeen te brengen is met de levens voorwaarden van het Duitsche Rijk. De politiek nu van Poincarézal het aan die regeering onmogelijk maken, zich langer te handhaven; zijne politiek verhaast het oogenblik, waarop de con servatieve machten in Duitschland het roer weder in handen krijgen, en daar mede het uur van den revanche-oorlog. KERNRAMP En nu waren zij alle drie gelukkig en gingen voort gelukkiger te worden. Neen, het duurde geen paar dagen of, toen ze samen waren, begonnen zij elkander te haten. Is het misschien wat sterk uitgedrukt voor hen allemaal, laat ons dan zeggen dat zij zich minder op hun gemak tegenover elkander begonnen te voelen, maar Boston had bepaald momenten, waarin hij Bettington in z'n graf wenschte en zichzelf ook. Hij kon hem Feli cia niet gunnen, hij was overtuigd dat Felicia hem nader stond dan zij het Bettington deed. Hij zou 't niet uit hebben kunnen houden, als hij zijn bekentenis niet aan Felicia had gedaan. Eigenlijk had zij, Felicia, met haar handigheid en haar takt die intimiteit van Boston uitgelokt l Op een wandeling te zamen heeft zij Boston zonder masker gezien en het was een gezicht zoo vreeselijk, als van een die zijn leven en zijn ziel had verloren; en diéniet alleen, maar ook den kern van zijn leven en het innigste lichtje van zijn ziel. Want de herinnering aan oude liefde verdween bij hem en de nieuwe herinneringaan nieuweliefde was vertwijfelend. Felicia ook had van haar gevoel doen blijken, met takt. Arme Bettington, het zou extraordmair voor hem zijn geworden als hij er van had Het onweder brak niet los. De intieme con fessies gaven opluchting. De twee laatste da gen in het logementje hernamen den toon van den eersten dag. Die aparte menschen voelden zich door hun opofferingszin gescheiden en verbonden in de wereld. De tragedie komt later, en dan is ze nog niet geweldig schokkend. Want het zijn 'allen menschen die de waarheid van hun leven zoeken en die haar nog niet hebben gevonden, zoolang ze geen steun van het leven zelf hebben gekregen. Boston begint dat te begrijpen, wanneer hij de vaste verhoudingen van het natuurlijk leven op het land gewaar wordt, hij zal er dieper in komen, wanneer hij iemand heeft om aan te haken", gelijk hij het noemt. Zal niet voor Felicia die taak van liefde zijn weggelegd? Vraag het aan Middleton Murry en leest zijn verhaal. Een lichte ironie zweeft over zijn trant van vertellen; Felicia is zijn Muze. W. G. C. BYVANCK.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl