Historisch Archief 1877-1940
«". vaal
Zaterdag ao Augustus
A . IWse
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
BERICHT
Bij verandering van adres ge
lieven de abonnés te vermelden
of de wijziging tijdelijk of blijvend
is, en tevens zoowel het oude als
het nieuwe adres op te geven.
Losse nummers van De Am
sterdammer" worden alleen toe
gezonden wanneer een bedrag
van f 0.31 voor elk exemplaar is
bijgevoegd.
INHOUD: 1. Frankrijk en Duitschland,
door Prof. Dr. Q. W. Kernkamp.
Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Byvanck. 2.
Frankrijk's nieuwe politiek, teekening van
Jordaan. Een krant in de gevangenis, door
Mr. N. Muller. Het schoone eiland, door
J. J. L. Duyvendak. 3. De Internationale
schulden, door H. Dunlop. Justus van
Effen herdacht, door H. O. Cannegieter.
5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge):
Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Een
modepraatje uit Bretagne, door A. Louise
van Be vervoerde-van Rappard. Logee,
vers van Peerke den Belg. Uit de Natuur:
Aan den Veluwerand (slot), door Jac. P.
Thijsse. ??6. Groningen verlost, door Prof.
Dr. H. Brugmans. Schilderkunstkroniek,
door A. Plasschaert. Over moderne muziek,
door Dr. J. C.Hol. 7. Op den Economischen
uitkijk: De Zwitsersche Bondsraad, door Jhr.
Mr. H. Smissaert. 8. Wat de Romeinsche
ruïnes van Noord-Afri ka ons leeren, door Mr.
C. P. van Rossem. Moeilijke positie, teeke
ning van George van Raemdonck. Litte
raire voorlichting, door J. Greshoff. 9. De
redevoering van Poincaré, teekening van
Joh. Braakensiek. Charivaria, door
Charivarius. Een Mona Vanna" onderde
Bedowinei, door Maurits Wagenvoort.
Leekenspiegel. 10. Uit het Kladschrift van Jantje.
't Schietgat en Rijm-Kjonyck, door Melis
Stoke. Buitenlandsche humor, door
Charivarius. ??Omslag: Feuilleton: 't Klooster,
door Gez. Andreae.
Bijvoegsel: De onderhandelingen over het
bezuinigingsprogram, teekening van Joh.
Braakensiek.
FRANKRIJK EN DUITSCHLAND
De redevoering, die Poincaréin het
begin dezer week heeft gehouden, had
althans de verdienste der oprechtheid.
Zoowel aan Frankrijk's bondgenooten
als aan Duitschland schonk hij klaren
wijn.
Het woord bondgenooten is niet meer
heelemaal juist. De mislukking van
de jongste conferentie te Londen heeft
zonneklaar aangetoond, dat de Entente
eigenlijk niet meer bestaat. Immers,
ten opzichte van de allerbelangrijkste
kwestie: de schadevergoeding door
Duitschland, gaan de voormalige bond
genooten uiteen.
Dat er te dezen opzichte geen een
stemmigheid heerschte, was reeds lang
gebleken. Engeland, daarbij gesteund
door Italië en Japan, had op vorige
conferenties reeds doen blijken van
zijne gezindheid om Duitschland
schappelijker te behandelen. Maar het was
toen nog altijd gelukt een formule te
vinden, waarmede de barst in de
Eatente kon worden overpleisterd. Met
eenigen schijn van recht kon bij het
scheiden der vergadering worden ver
klaard, dat er geen verschil van meening
meer bestond over de ten opzichte van
Duitschland te volgen gedragslijn.
Eerst op de conferentie te Londen
bleek de incompatibilitéd'humeur zoo
erg te zijn geworden, dat zelfs tegenover
de buitenwereld de schijn van een
vriendschappelijken omgang niet meer
kon worden gered. Eerst daar werd
openlijk erkend, dat de leidende staats
lieden der Entente tot geen eenstemmig
besluit konden geraken over het voor
naamste onderwerp, waarvoor de sa
menkomst was belegd. Eerst van die
conferentie werd toegegeven, dat zij
mislukt was.
Frankrijk stond er zoo goed als
alleen met zijne weigering om aan
Duitschland het gevraagde uitstel van
betaling te verleenen, tenzij het bepaal
de waarborgen verkreeg: waarborgen
van zulk een aard, dat zij, naar de
meening van de overige leden der
Entente, niet zouden beantwoorden
aan het doel, dat men ermede wilde
bereiken. Immers, de door Frankrijk
gewenschte controle over Duitsche
staatsbosschen en staatsmijnen zou de
opbrengst van deze bronnen van in
komsten doen verminderen en boven
dien in Duitschland binnenlandsche
verwikkelingen te voorschijn roepen,
waardoor de solvabiliteit van dit rijk
zeer zeker niet zou worden verhoogd.
Zelfs België bleek niet langer bereid
de slippendrager der Fransche politiek
te blijven. De vertegenwoordiger van
België maakte zich op de Londensche
conferentie verdienstelijk door het be
ramen van bemiddelingsvoorstellen om
de partijen tot elkaar te brengen, maar
gaf tevens aan Poincaréte kennen, dat
zijne regeering niet onvoorwaardelijk
mee kon gaan met de gedragslijn, die
Frankrijk wilde volgen. Dit mag men
althans afleiden uit de onzekerheid,
waarin de Fransche pers verkeert over
de houding, die België zal aannemen in
de Commissie van Herstel, die thans
een oplossing moet vinden voor het
schadevergoedingsvraagstuk.
Wanneer een lang verheelde ruzie
niet meer kan worden gemaskeerd,
halen de voormalige vrienden soms
rijkelijk de schade in van de
terughouding.die zij ter wille van de buitenwereld
tot dusverre in acht hadden genomen.
Zoowel in de Fransche als in de
Engelsche pers beginnen de opgekropte ver
wijten zich lucht te geven.
Van Engelsche zijde wordt tot Frank
rijk de beschuldiging gericht,, dat de
slechte financieele toestand van dit
rijk grootendeels te wijten is aan zijne
uitgaven voor militaire doeleinden.
Daaruit blijkt thans, welk een groote
vrees men daar koestert voor Frank
rijk's militaire macht, met name voor
zijne duikbooten en zijne luchtvloot.
In de Fransche pers verwijt men aan
Engeland zijne egoïstische politiek, die
ter wille van eigen economische belan
gen aan Duitschland de reddende hand
toesteekt en dit land ontheffen wil van
de verplichtingen, die het bij den vrede
van Versailles heeft aangegaan. En men
toont zich er zeer gevoelig over, dat
Engeland, op hetzelfde oogenblik toen
het Duitschland's verzoek om uitstel
van betaling ondersteunde, Frankrijk
heeft herinnerd aan de mogelijkheid,
dat Engeland de terugbetaling zal
moeten eisenen van de sommen, die
het aan Frankrijk geleend heeft, wan
neer de Vereenigde Staten hunne vor
dering ten opzichte van Engeland blij
ven handhaven.
Aan die gevoeligheid gaf ook Poin
caréin zijne jongste rede uiting. Zooals
hij daarin ook het egoïsme van Frank
rijk's bondgenooten hekelde, het hei
lige egoïsme", zooals Italië het eens
heeft genoemd, en waarin ook andere
vrienden van Frankrijk, zij het op
meer bescheiden schaal", zijn bevangen.
Met die andere vrienden" bedoelde hij
Engeland; met de woorden: de vrien
den van Frankrijk, die vervuld zijn van
hun eigen belangen, verbeelden zich
nu eens, vreezend voor de verspreiding
van het bolsjewisme, dit kwaad te kun
nen afwenden door onvruchtbare onder
handelingen, en zijn dan weer, als zij
hun nijverheid do;;r werkloosheid lam
gelegd zien, bezeten door den wensen
hun buitenlandsche markten te
herov^ren", met deze woorden hekelde
hij de politiek van Lloyd George.
Daarom noemden wij de rede van
Poincaréoprecht tegenover Frankrijk's
bondgenooten. Hij heeft, binnen de
grenzen die door de eisenen der diplo
matieke taal worden gesteld, ronduit
uitgesproken wat Frankrijk aan de
overige leden der Entente verwijt. En
hij heeft, zoowel tegenover hen als
tegenover Duitschland, onomwonden
te kennen gegeven, dat Frankrijk niet
zal afwijken van de eischen, die het
te Londen heeft gesteld. Het wil aan
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllll IIIUIIIIIIIIIIIIIII
iliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiimiimimiiiimiii iiiiiiu iinin
;:.un.n
T]ybGENGOTEN:
t;'.' i
ENGELSCHE WERELD
I
MlDDLETON MURRYEN ZIJN APARTEMENSCHEN
Had hij niet, instinctief bijna, zijn parapluie
aangeboden aan een menschenpaar dat
met hem schuilde voor een slagregen, de
grondslag zou mankeeren voor dit tafereel
van aparte menschen. Een verhaal van John
Middleton Murry, den subtielen ontleder van
het menschelijk hart, waaraan ik enkele woor
den zou willen wijden.
Aan zijn geschiedenis heeft hij tot naam
gegeven: The things we are; eenvoudiger kan
het niet; maar probeer het eens te vertalen,
ik wed ge struikelt dadelijk. Er zijn vrienden
genoeg van den scherpzinnigen man, den
ongeevenaarden stylist, die hebben rhisgegrepen
als zij de bedoeling van den titel wilden inter
preteeren.
Laat ons een oogenblik geduld hebben.
Boston heet de man die zijn regenscherm
afstaat en die het kan afstaan omdat hij zelf
voldoende is gewapend door zijn zware over
jas, hij is een eenzelvige die alleen flauwe
indrukken krijgt van wat buiten hem om
gebeurt, daarom noemde ik zijn handeling
instinctief. Bettington, de journalist die het
aanbod aanneemt ter wille van Felicia het
meisje dat hem vergezelt en voor wier ge
zondheid hij bezorgd is, vindt het geval exlra
ordinair; hij is nu tien jaar in Londen en nooit
heeft hij er zelfs aan gedacht, dat iemand in
staat zou zijn hem te gemoet te komen met
een parapluie; hij zal hem tegen den volgenden
avond aan het opgegeven adres komen terug
brengen, belooft hij aan Boston .
Dat zijn de drie hoofdpersonen van het
verhaal: Boston, de inzichzelf gekeerde, die
genoeg heeft aan zich zelf, Bettington, de
onhandige, die nog altoos verwonderd staat
tegenover het leven, maar waarin meer zit
dan er uitkomt, Felicia, de zelfstandige, de
handigste van de drie, een charmant
menschenexemplaartje, wat eigenzinnig misschien, maar
au fond heel lief en zorgzaam. Bettington
bewondert haar, zij is zijn ideaal; of hij haar
liefheeft, daarover is hij het met zichzelf nog
niet eens. Maar geen van de drie menschjes
komt er veel op aan.
Boston zullen wij voor den hoofdpersoon
van het verhaal moeten houden, en hij past
slecht als middelpunt. Loopt het den volgen
den dag tegen den avond en kan hij verwach
ten dat zijn parapluie zal worden terugge
bracht, dan maakt hij een briefje klaar om
neer te leggen: zet 'm maar in de gang,
hij is daar veilig. En gaat de trap af naar de
straat toe. Onderweg bedenkt hij zich, gaat
de trap weer op en blijft thuis.
Bettington verschijnt en wordt binnenge
laten, hij praat en kan niet wegkomen en
praat door, Hij is verwonderd over het abso
luut ongezellige en onpersoonlijke van de
kamer waar men hem ontvangt, en 't is of
hij behoefte heeft de leegte te vullen met zijn
ontboezemingen en met zijn gebaren waar
hij voelt dat zijn wooiden onvoldoende zijn.
Soms heeft hij pauzen en schijnt dan na te
peinzen over wat hij heeft gezegd. Dan zitten
zij stil tegenover elkaar, want zijn gastheer,
zonder de uitbundigheid van den ander af te
weren, ja, haar misschien wel aanmoedigend
door een opmerking of een knikje, luisterde
aldoor zwijgend.
En op eens woei er weer een vlaag van enthou
siasme aan in het ongezellige vertrek.
Neen, droog is het leven niet on
danks mathesis en wetenschap, betoogt
Bettington. Men zou er veel eerder opgewon
den over kunnen worden. Er gebeuren Hingen,
ziet ge. Och, ik ben maar een obscuur
journalistje, het doet er niet toe wat ik denk, ik
heb geen invloed op de zaken, trouwens, wie
heeft dat? Ze gaan hun gang, 't is een bewe
ging. Bedenk eens: wij hebbenden completen
ondergang gezien van de voorgaande
gedachtenwereld. 't Is in de lucht opgegaan tijdens
den oorlog. Nu staat iedereen op eigen beenen,
kent geen band meer, en voelt zich verbazend
ongemoedelijk. Niemand weet meer waaraan
zich te houden. Werd het niet heel slecht ge
rekend wanneer je wegliep met een ander
mans vrouw? Niet dat iedereen het in zijn
hart zoo vond. Maar je was er voor je zelf
niet op je gemak over. Tegenwoordig ben je
ook niet op je gemak, maar 't is over heel
andere dingen. Eigenlijk omdat er niets is,
om niet over op je gemak te wezen. En
dat geeft 'n mensch tocli een raar gevoel.
Noemt ge dat nu dat er dingen gebeuren?"
kwam Boston uit den hoek.
En gij?" vroeg Bettington.
Jawel," zei Boston; maar ik zie niet
waarom men zich daarover zoo op zou win
den".
Ik ben ook niet opgewonden," zei Betting
ton. Ik stel er belang in. Ik zou willen weten,
wat daaruit moet groeien. Zouden we over
twintig jaar ons nog herkennen".
En hij praatte door, enthousiast.
Ik zie wel waar ge heen wilt," zeide Boston;
maar ik ben zonder belangstelling geboren".
Ook dat is karakteristiek," begon Betting
ton.
Er was over en weer toch een zekere con
nectie. Bettington werd geïmponeerd door de
terughouding van den ander, hij vermoedde
dat daaronder een groot verdriet school en
Boston liet zich winnen door de naïeveteit
van Bettington's vertrouwen. Maar hij gaf
zich niet verder.
Zondags kwam voortaan de journalist
geregeld bij hem praten en hoorde soms iets
merkwaardigs van hem, zonder dat de minste
familiariteit ontstond of dat Boston ooit een
voet bij hem aan huis zette.
Wij van onzen kant kennen wel het
mysterie van Boston.
Al op de eerste bladzijden hebben wij het
op onvergelijkbare manier hooien vertellen,
hoe Boston een moederszoontje was,
inniggehecht aan het fijne, kleine weeuwtje dat
alleen door haar zoon en voor haar zoon leefde.
Sinds haren dood was er een gordijn gel rokken
tusschen de wereld en den verweesden jongen
man; flink genoeg was hij om zijn brood te
winnen in het leven, maar verder zocilt hij
uitsluitend zijn geluk bij de herinnering aan
zijn moeder.
Was hij wel heelemaal een Engelschman?
Ik vermoed dat er wat Fransch bloed onder
liep. Zijn gezicht stond als een masker, bleek,
maar in zijn bruine oogcn was een verlangen,
dat trok wondervol aan. Er leefde toeli iets
in hem dat naar buiten drong, een behoefte.
Opeens, het was Zondag, kwam hij uit.
Er hinderde hem het een of ander, hij was
niet tevreden met zich zelf, hij schaamde zich
half'. Voor een verzet wandelde hij door toen
hij eenmaal onderweg was en ging verder.
Het zou een lust zijn bijeen Fransch auteur de
beschrijving te lezen der incidenten van den
Duitschland alleen een moratorium ver
leenen, wanneer het bepaalde waar
borgen krijgt voor de betaling van de
uitgestelde schuld; het blijft op dit
standpunt staan, zelfs al ware het
gedwongen tot een isolement", wat wel
niet anders kan beteekenen, dan dat
het ook zonder medewerking van de
anderen, zich in het feitelijk bezit van
de verlangde waarborgen zal stellen;
het zal zich echter deze onderpanden
niet voor goed toeeigenen, maar ten
bate van alle schuldeischers
vanDuitschland het beheer erover voeren, totdat
dit land zich van al zijn verplichtingen
heeft gekweten.
Aan duidelijkheid laat dit alles niets
te wenschen over; voorzichtiger ware
het echter geweest, indien de eerste
minister van Frankrijk niet tevoren
had aangekondigd, wat zijn land zal
doen, indien de beslissing der Commissie
van Herstel niet naar zijn wensen uit
valt; en bovenal: verstandiger zou het
zijn geweest, indien hij gebroken had
met een politiek, die niet alleen tot het
isolement van Frankrijk voert, maar
tevens het economisch herstel van
Europa verijdelt.
Wanneer Poincaréaan Frankrijk's
vrienden verwijt, dat eigenbelang het
richtsnoer van hunne politiek is, dan
zegt hij vermoedelijk geen woord te
veel; maar met hetzelfde recht kunnen
zij dit verwijt tot Frankrijk richten.
Het heilige eigenbelang" noodzaakt
Poincarétot de verdediging van een
politiek tegenover Duitschland, waar
mede hij niet zou kunnen breken, zon
der den steun te verliezen voor de posi
tie, die hij in Frankrijk inneemt; zijn
schoorsteen kan alleen rooken, wanneer
hij het vuur van den haat aanblaast en
de meening in leven houdt, dat Duitsch
land wel kan, maar niet wil betalen.
En de schoorsteen van Frankrijk kan
alleen rooken zoo meenen Poincar
en allen, die hem steunen wanneer
aan Duitschland voorgoed de mogelijk
heid wordt ontnomen om zijne econo
mische, en ten gevolge daarvan ook zijne
politieke beteekenis van vroeger terug
te krijgen.
In de voorstelling, die Poincaréen
de zijnen van Duitschland's houding
geven, schuilt vermoedelijk wel een
deel van waarheid; het zal zich wel
armer houden dan het is; de lage stand
van de mark zal ook wel voor een deel
het gevolg zijn van financieele operatiën,
waarvoor Duitsche financiers en indus
trieel en de verantwoordelijkheid dragen.
Maar de voornaamste oorzaak van
Duitschland's deplorabelen financieelen
toestand ligt toch in de verplichtingen,
die het bij den vrede van Versailles
heeft moeten aanvaarden, en het kan
alleen weer op de been worden geholpen,
weg: toen hij in de herbergen binnenkwam
met hun Zondagsuitgaanderspublieken hoe een
jong meisje een eindweegs met hem ging, dat
zijn oogen zoo mooi vond en hoe hij niet
wist wat het meisje pleizier kon doen en 's
avonds laat aanlandde in een bescheiden loge
ment je van de groote route afgelegen. Maar
misschien gaat de schildering van zoo'n avon
tuurtje van niets een Engelschman als Middle
ton Murry nog beter af.
Een moederlijke, opgewekte herbergierster
laat den vermoeiden zwerver zich dadelijk
thuis gevoelen, en omdat hij niets bij zich
heeft, planloos op weg getogen, en nu
vacantie wil nemen, telegrafeert hij aan Bettington
om zijn goed en zijn toiletartikelen. Zal hij
zijn telegram verzenden, dan bedenkt hij
zich plotseling en voegt aan zijn verzoek toe:
kom zelf mee, ik heb hier een wonder van een
herberg gevonden, ge moet het ook zien.
Boston wist zelf niet wat hem overkwam en
hoe hij zich, anders zoo leuk, plotseling fami
liaar met Bettington begon te gevoelen,
maar de dingen willen zoo gebeuren, men heeft
er geen macht over.
De vriend in Londen vindt het geval
extraordinair, hij was juist van plan om met Felicia
een uitstapje te gaan maken en te zien of
men met n pond per week op het land kon
rondkomen. Maar hij staat dadelijk klaar en
neemt F'elicia onder den arm om de dingen
van Boston in te pakken.
Felicia is in den waren zin boos op den dooyen
sinjeur die zich nooit om haar gelegen heeft
laten liggen, en zij vindt het toch dol om het
mysterieuze apartenient van den eenzelvige
te leeren kennen; ja zij is zelfs bereid om
haar vacantiein 't zelfde van den
weg-af-logementje te nemen.
Zoo tret'len wij na heel kort verwijl de drie
te zamen aan onder het moederlijk oog
van de logementhoudster, die het iedereen
weet te maken dat ie zich op zijn gemak voelt:
de drie, Boston voor wien de wereld minder
vaag is geworden, Bettington die het
extraordinair \indt, wanneer Boston hem Betten
oude Bett gaat noemen, Felicia die haar zin
heeft omdat ze ook kennis heeft gemaakt
met den dooden of halflevenden myslerieman,
dien Bett altoos naliep, ofschoon er zooveel
zeker niet aan hem kon wezen. Want wie
had er ooit van hem gehoord? en het genie was
toch als een licht dat schijnt, liet toont
zichzelf, anders is het er niet.
indien het voorloopig uitstel van be
taling en vervolgens gedeeltelijke kwijt
schelding van zijn verplichtingen krijgt
niet van zijn plicht tot herstel van
de verwoestingen, die het in Frankrijk
heeft aangericht, maar van alles wat
daarboven gaat.
De politiek van Frankrijk's bondge
nooten moge dan al, evenzeer als die
van Frankrijk zelf, door eigenbelang
worden ingegeven, het eigenbelang van
die bondgenooten, met name dat van
Engeland, valt samen met het belang
van geheel Europa, ja van geheel de
wereld, terwijl dat van Frankrijk daar
tegen indruischt.
En daarom is de Fransche politiek
veroordeeld tot isolement; daarom
wordt het waarachtig belang van Frank
rijk ook niet door die politiek bevorderd,
de thans levende generatie kan er
schijnbaar door worden gebaat, een vol
gend geslacht zal haar moeten bezuren.
Frankrijk kan het economisch her
stel van Duitschland wel vertragen,
maar niet voor altijd keeren; hoe zwaar
der het zijne hand op het Duitsche volk
laat drukken, hoe meer het bevordert
den groei van den haat, die ??o zeker !
nu reeds door een deel van dat volk
wordt gekoesterd, maar die even zeker
ook des te eerder door de meerderheid
van dat volk zal worden gedeeld en
zich in daden zal uiten, naarmate het
meer reden heeft alleen Frankrijk ver
antwoordelijk te stellen voor de misère,
waarin het verkeert.
Zelfs een verstandige, tegemoetko
mende politiek van Frankrijk zou
misschien den revanche-oorlog niet
naar het rijk der onmogelijkheden ver
bannen; maar zij zou in elk geval de
kans daarop aanzienlijk verminderen
en Frankrijk van de schuld daaraan
bevrijden.
En zij zou tevens aan Frankrijk de
beste kansen bieden om de schuld
vordering op Duitschland ingelost te
krijgen, die het met recht mag hand
haven.
Wie eenigszins bekend is met de
gezindheid der conservatieve, nationa
listische kringen in Duitschland, weet,
dat het ergste verwijt, dat men daar
tot de tegenwoordige regeering richt,
is: haar Erfüllungs-politik", het stre
ven om de vredesbepalingen van Ver
sailles na te komen, voor zooverre dat
overeen te brengen is met de levens
voorwaarden van het Duitsche Rijk.
De politiek nu van Poincarézal het
aan die regeering onmogelijk maken,
zich langer te handhaven; zijne politiek
verhaast het oogenblik, waarop de con
servatieve machten in Duitschland het
roer weder in handen krijgen, en daar
mede het uur van den revanche-oorlog.
KERNRAMP
En nu waren zij alle drie gelukkig en gingen
voort gelukkiger te worden.
Neen, het duurde geen paar dagen of, toen
ze samen waren, begonnen zij elkander te
haten. Is het misschien wat sterk uitgedrukt
voor hen allemaal, laat ons dan zeggen dat zij
zich minder op hun gemak tegenover elkander
begonnen te voelen, maar Boston had bepaald
momenten, waarin hij Bettington in z'n graf
wenschte en zichzelf ook. Hij kon hem Feli
cia niet gunnen, hij was overtuigd dat Felicia
hem nader stond dan zij het Bettington deed.
Hij zou 't niet uit hebben kunnen houden,
als hij zijn bekentenis niet aan Felicia had
gedaan. Eigenlijk had zij, Felicia, met haar
handigheid en haar takt die intimiteit van
Boston uitgelokt l
Op een wandeling te zamen heeft zij Boston
zonder masker gezien en het was een gezicht
zoo vreeselijk, als van een die zijn leven en
zijn ziel had verloren; en diéniet alleen, maar
ook den kern van zijn leven en het innigste
lichtje van zijn ziel. Want de herinnering aan
oude liefde verdween bij hem en de nieuwe
herinneringaan nieuweliefde was vertwijfelend.
Felicia ook had van haar gevoel doen
blijken, met takt.
Arme Bettington, het zou extraordmair
voor hem zijn geworden als hij er van had
Het onweder brak niet los. De intieme con
fessies gaven opluchting. De twee laatste da
gen in het logementje hernamen den toon van
den eersten dag. Die aparte menschen voelden
zich door hun opofferingszin gescheiden en
verbonden in de wereld.
De tragedie komt later, en dan is ze nog niet
geweldig schokkend. Want het zijn 'allen
menschen die de waarheid van hun leven
zoeken en die haar nog niet hebben gevonden,
zoolang ze geen steun van het leven zelf
hebben gekregen.
Boston begint dat te begrijpen, wanneer hij
de vaste verhoudingen van het natuurlijk leven
op het land gewaar wordt, hij zal er dieper
in komen, wanneer hij iemand heeft om aan
te haken", gelijk hij het noemt. Zal niet voor
Felicia die taak van liefde zijn weggelegd?
Vraag het aan Middleton Murry en leest
zijn verhaal. Een lichte ironie zweeft over zijn
trant van vertellen; Felicia is zijn Muze.
W. G. C. BYVANCK.