Historisch Archief 1877-1940
26 Aug. '22. No. 2357
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
MET N UITRUSTING
UIT "DE BIJENKORF*
DE NIEUWE CATALOGUS
± 200 BLADZ.. MET 2OOO
ILLUSTRATIES, FRANCO
HYPOTHEKEN en CREDIETEN
C- B. EPKER, Administrateur,
Gelderschekade 27a, (Beursplein)
ROTTERDAM en Ottoweg 10,
HEELSUM, belast zich met
het bezorgen van
HYPOTHEKEN an CREDIETEN.
Momenteel kapitalen beschikbaar.
.tfRAVENSWAAY
DDlf' FRIESCHE ?
D DlV HEERENBAAI
20 CTS.PER MALFONS PAKJE
CHENARD&WALCKER
NASH M. A. N.
Automobielen en Vrachtwagens
l.ï. AulODObial Mij. JET CENTRUM"
Parkstraat 91a - 's-Bravsnhage
Tel. Haag 3569
Fa. Wed. P. v. d. Hert
Nassaustr. 2 Bussum.
j ii Munt uit door prachtwerk en
'C goedkoope prijzen.
jj Agent voor Bilthoven
' A. F. v. Keijzerswaard
Telefoon BUSSUM ........ 923
AMSTERDAM C. 2776
UTRECHT \
BILTHOVEN j
b577
Dames-
enHeerenKleeding
DjJettpik
Hoogewal 13-14
's-Gravenhage
KUHR
- Heerengracht 304
BONTMANTELS
Met bont gevoerde mantels naar maat en
reparaties. Nu extra lage prijzen.
MANTELCOSTUUMS
NAAR MAAT
tijdelijk vanaf f
ROBES NAAR MAAT lanaf f
DE INTERNATIONALE
SCHULDEN
DEFECTEN AAN
ELECTRISCHE
HUISHOUDELIJKE
APPARATEN
ZIJN LASTIG
REPARATIES
ZIJN KOSTBAAR
EN SOMS NIET
AFDOENDE
GEBRUIKT
DAAROM
TRICITY
MATERIAAL
EN MEN
ONTKOMT
HIERAAN
T R l C l T Y
SYNDICAAT
T ELEP HOON
7164 N N 3189
LOOIERSGRACHT
AMSTERDAM
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 10.?per Jaar
SIGAREN
BOEKBINDERS Amsterdam Telefoon 6828
IWtschedwarsstraat 17-1!)
- büdo Rgguliersgrachl
BINDEN SCHOOL- EN
STUDIEBOEKEN
OELEOENHEIDSALBUMS PORTEFEUILLES
ENZ.
BAARN
Bouw- en Woningbureau, van
den akelaar J. D. F. VAK
DER VKKfi, Kantoor van vaste
goederen, Nieuw Baarnstr.59
WONINGBUREAU
tanden Makelaar i G. VA! JGTMAAL
N. Baarnstraat 61 - Baarn
Tel. 241
F. FEDDEMA
WAGENSTR. 67
DEN HAAG
Telefoon 879
NIEUWSTE
MODELLEN
Heerenschoeisel vanaf
f 12.50
Het zal vermoedelijk nog geruimen tijd
duren eer de bekende, misschien zal men moe
ten zeggen: de beruchte Balfournota, tot
Frankrijk gericht, behoorlijk kan worden
beoordeeld. Is die nota, die in Engeland
en Amerika zooveel stof heeft opgejaagd,
een sterk stukje Balfour-sfatóra/f, die ten
slotte het resultaat zal hebben dat de auteur
erin zijn Machiavelliwijsheid van verwachtte?
Of heeft Balfour het document opgesteld
in opdracht van Lloyd Qeorge, van wien
beweerd wordt, dat hij nooit geloofd heeft
aan afbetaling van Engeland's schulden aan
Amerika? Dat een staatsman als Balfour
een zoo gewichtigen zet op het groote schaak
bord zou hebben gedaan in opdracht van
Lloyd George is ondenkbaar, laat staan
dat hij dien zet a contre-coeur gedaan zoude
hebben. Wij mogen dus aannemen, dat hij het
geheel met de gevolgde taktiek eens was,
en het is zelfs waarschijnlijk, dat het initia
tief van Balfour is uitgegaan. Daarvoor
zijn twee redenen. Vooreerst is hij te Was
hington stellig persona grata, en het is moeilijk
aan te nemen dat hij een zoo gewichtig
document als de Nota ongetwijfeld is, de
wereld zou hebben ingestuurd zonder vooraf
zijne voelhorens aldaar te hebben uitgestoken.
Hij kan niet anders dan op zeer intiemen
voet staan zoowel met de leiders aldaar als
met den Amerikaanschen Ambassadeur te
Londen. Hij heeft, door den knoop van het
Anglo-Japansche Verbond door te hakken,
een onschatbaren dienst aan de Vereenigde
Staten bewezen, want de kansen op een oorlog
met Japan, die te Washington met groote
ongerustheid werden overwogen, zijn daardoor
tot een minimum gereduceerd, en voorloopig
is het gevaar geweken. Wij weten volstrekt
niet of het afbreken der Anglo-Japansche
alliantie door Balfour te Washington als een
financieel wapen gebruikt is. Daarvan is
nooit gebleken. Maar niemand weet het tegen
deel. Alleen doen groote staatslieden zelden
iets voor niets, en wie de berichten omtrent
de Anglo-Amerikaansche verhouding heeft
gevolgd, zal zich wel ter dege herinneren
hoezeer de intimiteit tusschen Japan en
Engeland de Amerikanen hinderde.
De conferentie te Washington, al werd dit
met de grootste zorgvuldigheid verzwegen,
had geen ander doel dan een eind te maken
aan het Verbond tusschen Londen en Tokio.
Daar Amerika in de eerste plaats een demo
cratie is, hebben de leiders te Washington
geenerlei bindende belofte aangaande een
tegen-prestatie aan Balfour mede naar huis
kunnen geven, allerminst aangaande een tegen
prestatie van financieelen aard, want daartoe
is vór alles de goedkeuring noodig van de
volksvertegenwoordiging en van den Senaat.
De eenige tegen-prestatie kon slechts vaag
zijn: de verzekering, dat Balfours politiek
t.o.v. Japan onvermijdelijk de banden
tus,,iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimn ?
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
JUSTUS VAN EFFEN
HERDACHT
Nu men het schrijven, inzonderheid den
arbeid voor de periodieke pers, ook ten
onzent meer en meer als een beroep begint
te erkennen en men hetgeen te lang als een
aangename tijdpasseering is beschouwd gaan
deweg in zijn ernstige maatschappelijke
strekking doorgrondt, krijgt een wetenschap
pelijk onderzoek naar de pioniers van de
moderne journalistiek meer dan academische
beteekenis. Zij die in het krantenbedrijf be
langstellen, zullen dr. W. Zuydam erkentelijk
zijn, wijl hij tot onderwerp van zijn proef
schrift ter verkrijging van den graad van
doctor in de letteren en wijsbegeerte aan de
rijksuniversiteit te Utrecht heeft gekozen
.Justus van Effen. Een bijdrage tot déhennis
van zijn karakter en zijn denkbeelden".
Justus van Effen blijft voor bet Hoi.andsch
publiek vereenzelvigd met den Spectator.
Hij is de eerste geweest van een oneindige
reeks kleine en groote spectatoren, die met
hun mijmeringen over de dingen van den dag
het krantlezend vaderland nog menigen
vruchtbaren Zondagochtend zullen bezorgen.
Als stichter vaneen nieuwe rubriek, waarvan
het slotstuk nog in 't verre verschiet ligt,
als ontginner van een nieuw terrein, waarin
nog slechts de eerste spade is gestoken,
lijkt Justus van Effen een paar honderd jaar
na den pruikentijd nog hoogst actueel.
Deze opmerking is, om misverstand te
voorkomen leg ik er den nadruk op, niet
van dr.Zuydam, maar van mij. De verleiding
is te groot om van het eigenlijk onderwerp
van zijn proefschrift af te dwalen naar een
veld, waarheen het een belangstellend lezer
als van zelf heeft gevoerd. Van Effen, aldus
vertelt dr. Zuydam, had een groote voor
liefde voor het predikantschap. Hij zou zelf
predikant zijn geworden, zoo niet , nu
ja, ook in zijn tijd had een godsdienstig doch
tevens kritisch aangelegd jongmensch al
last van enkele moeilijk te overwinnen be
zwaren tegen het kerkelijk maal. En het gevolg
is geweest, dat Van Effen is gaan preeken,
niet op den kansel maar op papier.
Deze prediking op papier dunkt mij het
belangrijke en actueele inzake Van Effen
Men had vór zijn tijd reeds eeuwenlang
op papier gepredikt, het is waar, doch de
vondst van de publicisten, wier middelpunt
de latere schrijver van den Spectator is
geworden, was : het periodieke papier tot
preekstoel te bestemmen. De krant niet
louter voor nieuwtjes; het tijdschrift niet
slechts dienend om de weetgierigheid te
bevredigen, maar de periodieke pers het
wapen, het werktuig, het middel in de hand
van den moralist.
Hoewel de beteekenis van den preekstoel
in Van Effen's dagen door de dweepers met
het verleden schromelijk wordt overdreven,
ook in den pruikentijd klaagden de dominees
over leege kerken en het gehalte zoo van pre
dikers als van gehoor kon niet halen bij wat
het nageslacht in de/en zou opleveren, is
thans een tijdperk in de beschavingsgeschie
denis aangebroken, waarin het gesproken
woord als orgaan van den moralist het wel
heelemaal en voorgoed tegen het geschreven
woord schijnt te moeten afleggen. De maat
schappelijke beteekenis van de pers. is toe
genomen naarmate die van den kansel is
ingekrompen. En zoolang niet een volgende
periode, waarin het filmbedrijf en de
radiofonie het krantlezen zullen hebben vervangen,
het belang van de boekdrukkunst zal hebben
te niet gedaan, is het van het hoogste ge
wicht, meer dan tot nog toe pleegt te geschie
den, te letten op de sociaal-ethische beteekenis
van de pers. Bestudeering van den pionier der
Spectatoren zal daarbij een niet te
verwaarloozen hulpmiddel zijn.
Wel kan men het verleden niet terugroepen.
Justus van Effen zou in onze dagen een
uitermate tragische figuur wezen. De vrijheid
van drukpers.... men doet, zoo men zich
niet den toorn van alle weldenkenden op
den hals wil halen, misschien maar het best
over dit onderwerp te zwijgen. Zooveel is
zeker, dat Justus van Effen, indien hij nog
maals op de wereld kwam, zelfs wanneer een
gelukkig gesternte hem vergunde in het ook
te dezen opzichte fatsoenlijke Holland zijn
arbeid voort te zetten, als eerste onderwerp
voor een spectatoriaal vertoog op zijn weg
zou vinden den moreelen achtergrond van de
pers-techniek onzer dagen.
Doch al heeft de onbarmhartige
natuurnoodwendigheid van zeker economisch proces
schen de V. S, en Engeland nauwer zou
aanhalen. Die verzekering heeft niet veel
waarde, wanneer er van weerskanten niet
bestaat de neiging, geboren uit den drang
der omstandigheden en ook uit ras-verwant
schap, om alles daartoe in het werk te blijven
stellen. Want juist door Japan's sterke positie
wordt de Angelsaksische wereld, belichaamd
in de V. S. en het Britsche rijk, tot elkander
gebracht, hetgeen voor den wereldvrede van
niet te overschatten belang is.
De beide deelen dier Angelsaksische wereld,
die gezamenlijk over meer dan twee derden
van de economische hulpbronnen der aarde
beschikt, wier volkeren physiek en moreel
kerngezond en in hooge mate energiek zijn,
hebben elkander over en weer noodig. Enge
land kan niet buiten Amerika's financieelc
welwillendheid, omdat Europa's welzijn, het
welzijn van Engeland's besten klant, daarvan
afhangt. Maar omgekeerd heeft Amerika
er het grootste belang bij, te zorgen, dat er
in de toekomst niet opnieuw een zeer nauwe
toenadering tusschen Japan en Engeland
tot stand komt.
De nota was gericht tot de Fransche regee
ring, en over haar hoofd heen, niet tot. de
Amerikaansche regeering, maar tot het
Amerikaansche volk, hetwelk in laatste in
stantie de koorden der beurs in handen heeft.
Alleen wanneer een maatregel van zoo verre
strekking als een kwijtschelding of verminde
ring van Engeland's schuld aan Amerika
zou wezen, ook de goedkeuring van de
meer
iiiimtiiHiiiiiiiiiiiiiiiHifiiiiiiiiiiiiiiimi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniiiiiiiiiiiiiiiiii
de sociaal-ethische taak der periodieke pers
voor een oogenblik misschien praktisch
vrijwel onmogelijk gemaakt, op de
hedendaagsche moralisten blijft de taak rusten
haar theoretische mogelijkheid in het oog te
houden. Wie zich, en dit is het belang,
juist thans nogmaals op Justus van Effen
te wijzen, rekenschap geeft van hetgeen
,,de krant" voor de menigte is, hoe zij haar
voedt en drenkt met hetgeen de morgen-,
middag- en avondbladen haar aan geestelijk
ontbijt, lunch en middagmaal voorzetten
en verlekkert met het Zondagskostje van
haar al of niet geïllustreerd weekblad, zal
noch den aard van den inhoud noch de wijze
van de samenstelling noch het eigenlijke
karakter en het wezenlijk doel onzer perio
dieke uitgaven als voorwerp van onderzoek
mogen verwaarloozen.
Inzonderheid in een tijd van economische
ontreddering, sociale verwarring en moreele
verslapping is de invloed van de pers op de
volksziel wel een allerbelangrijkst vraagstuk
geworden. Zal de menschheid als maatschap
pelijk organisme nog een toekomst hebben
en net individueele leven eenigerlei waarde,
zelfs bestaansrecht behouden, dan is aller
eerst noodig, dat de opvatting, waarmee
Van Effen en de zijnen den publicistischen
arbeid hebben verrijkt, beter dan ooit tot
zijn recht komt, en dat het werk, in den
spectator als de vrij hulpelooze poging van den
eenling aangevangen, worde voltooid met de
in sterk sociaal besef wortelende stelsel
matigheid der gemeenschap.
Gelijk ik reeds opmerkte, en de opmer
king lag voor de hand, hadden de mannen
van het Journal Literaire" het met hun
streven, de pers tot orgaan der moraal te
verheffen, gemakkelijker dan zij het thans
zouden hebben. Toch moet men niet denken,
dat het ook in den pruikentijd geen moeilijk
heid meebracht, als journalist moralist
tezij n.
Dr. Zuydam kenschetst in zijn proefschrift
de omgeving, waarvan Justus van Effen het
middelpunt was, op treffende wijze. Er zit",
zegt hij, een geweldig gevoel van superiori
teit van den menschelijken geest in het werk
van de Journalisten, als zij hun taak om het
groote publiek voor te lichten en den weg te
wijzen, aanvaarden. De veroordeeling van
derheid des volks heeft, kan de administratie
te Washington gerust handelen. Die eigen
aardige gesteldheid der Amerikaansche pu
blieke opinie heeft Wilson jaren lang van
interventie teruggehouden, en ook in het
onderhavige geval, moet zij in een zekere
richting worden opgevoed.
De nota kan als menschenwerk nooit vol
maakt zijn. Er is veel op aan te merken, als
men wil. Maar zij heeft in ieder geval dit be
reikt, dat het vraagstuk in de V. S. druk
besproken wordt en aan de orde blijft. Voor
een land als de V. S. dat meer dan 4 milliard
dollars aan internationale weldadigheid ten
koste heeft gelegd, is de Britsche schuld van
ongeveer 5 milliard eigenlijk niet meer dan
een incident. Engeland heeft het nobele
gebaar: kwijtschelding der Europeesche
schulden zonder voorbehoud, niet gemaakt.
Misschien, en hier komen wij tot de tweede
reden die Balfour tot zijne Nota gebracht
kon hebben, was het met het oog op buiten
sporige neigingen van sommige elementen
in Frankrijk beter dat niet te doen, maar
integendeel, Frankrijk in deze aan zijne
verplichtingen te herinneren. Ook kan het
in de lijn van Baifour's Statecrajt gelegen
hebben, aan Frankrijk te toonen, dat hij met
de heeren te Washington op een goeden voet
stond, zógoed dat hij in het openbaar wel
dorst te zeggen waar het op aan kwam.
En in Amerika? Daar zit men eigenlijk
met de zaak verlegen, hetgeen denkelijk ook
wel de bedoeling zal zijn geweest. Men
kan het finantieel zeer wel stellen zonder
terugbetaling, en men weet dat de geheele
wereld dat k weet. Men gevoelt er tevens
dat de verantwoordelijkheid voor de wereld
crisis nu is komen te rusten op Amerika, dat
nu, dn haut de sa grandeur in de gelegenheid
wordt gesteld het nobele gebaar te maken
dat Engeland niet, of nog niet gemaakt heeft.
Thans kan men in Amerika nog een edel
moedige houding aannemen, door eenvoudig
een spons over de lei te halen. Later, wanneer
het blijkt dat de betalingen door Engeland
(van betalingen door andere landen is toch
geen sprake) ook voor de V. S. economische
gevolgen hebben die bedenkelijk zijn, zal het
moeilijker worden.
Rest nog de mogelijkheid dat Engeland in
den een of anderen vorm op de Balfour-nota
terugkomt en alvast het initiatief neemt door
de Europeesche schulden onvoorwaardelijk
uit te wisschen. In dat geval zou het voor
Amerika moraliter heel moeilijk zijn van
Engeland integrale betaling te eischen.
In ieder geval zou Amerika een eenige,
nooit weerkeerende gelegenheid voorbij heb
ben laten gaan om zijne edelmoedigheid te
toonen.
H. D u N L o i'
een boek door het Parlement van Parijs
mag hun geen beletsel zijn dit te recenseeren,
comme on ne reconnoit point d'autorit
souveraine dans la République des lettres".
,,De Journalisten hebben hun werk met de
noodige kennis, ernst en onpartijdigheid
volbracht. Ze betrappen den uitgever, die
een nieuwen titel op een oud boek plakt of
oude koperplaten gebruikt en den plagiaris
die een anders boek in het zijne verwerkt.
Zij leiden den schrijver in door opsomming
van wat hij vroeger schreef; herinneren wat
vroeger over een of ander onderwerp ver
scheen; weten of een vertaling naar een goeden
of een verouderden druk is bewerkt en nog
veel meer. Zij oogsten den lof van Crousaz
over hun verslagen en van Gibert. Ditton
alleen was ten onrechte verontwaardigd.
Zij maken zich met hun opbouwende critiek
aan alle kanten vrienden. Hartsoeker, over
wiens werk zij een verslag uitbrengen, dat
n stuk critiek is, schrijft hun uit Dusseldorp
een waardeerenden brief. Soms zijn zii iro
nisch, als de schrijver er allerlei dingen bij
haalt, die er niets mee te maken hebben,
soms is hun critiek vernietigend, waar het
minderwaardig werk of bedrog geldt. Een
enkelen keer halen zij een auteur dór, omdat
hij zegt geen principes te hebben. Ze genieten
de reputatie meer voor het nuttige te voelen
dan voor het curieuse".
Men bedenke, dat er in den tijd van Van
Effen nog geen Journalistenkring bestond
en geen Bureau voor Auteursrecht. Deze
omstandigheid doet de verdiensten der pio
niers nog beter uitkomen.
Wat stelde", aldus vraagt dr. Zuydam
zich af, Van Effen zich als moralist tot taak?"
Hij wenscht al die instincten, gebruiken,
zeden, tradities en godsdienstige voorschriften,
waarvan ieder individu voor zich een aantal
in eere houdt die voor hem gelden, aan critiek
te onderwerpen in een nieuw en helderder
licht te plaatsen" en de daaraan toekomende
algemeene geldigheid, wiskonstig" te be
wijzen. De neerslag van deze sociale atmosfeer
in het individu, het geweten, zal dit met
onfeilbare zekerheid zijn plicht voorschrijven.
Niet slechts berispen wil de Spectator. Hij
wil ook in de deugden der menschen een
edelmoedig vermaak neemen en deze deugden
tot een heugelijke voortgang aanmoedigen".
Hij leidt de lezers langs een weg met bloe
men bezaait tot waare nuttigheid", langs
den weg van zedeles en schertzerij", van
droom en allegorie, van leerdicht, type,
portret en schildering van burgerlijk leven.
Soms schijnt de moralist hem te hebben
verlaten, hij piekert" niet over goed of
slecht, hij ziet den mensch en menschelijk
leven in lijn en kleur, hij wordt schilder van
Hollandsen leven en binnenleven en is als
zoodanig een voorlooper van Beets. Maar
hoe staat deze met zijn copiëerkunst des
dagelijkschen levens vrijer dan de
achttiendeeeuwer, die steeds weer bezwaard is met de
last van zijn Aufklarungs-en deugd-theorieën."
Volkomen onbevangen schijnt Van Effen
nooit zijn onderwerp te naderen. In de
Agnictjes, net best geslaagde Hollandsche inte
rieur, heeft hij toch een moreel doel gehad.
Niet als literator moeten wij hem in de eerste
plaats bekijken; zijn grootste verdienste heeft
hij als Aufklarer en moralist".
( De tijd van de Aufklarung is voorbij en
de deugd" heeft voor ons, modernen, een
minder statisch karakter gekregen. Toch
blijft het grondbeginsel van den
journalistmoralist ook onder veranderde omstandig
heden van kracht en het gewijzigd werk
materiaal zal zijn roeping zelfs nog meer tot
haar rechtjjdoen komen.
Doch mijn uitweiding over hetgeen eigen
lijk niet meer op het terrein van dr. Zuydam's
proefschrift ligt, heeft mij, naar ik merk,
inmiddels de gelegenheid benomen te wijzen
op de belangwekkende stof zelf, door den
nieuwen doctor bijeengebracht. Laat ik dus
volstaan met enkele dingen aan te stippen,
die de lezers tot nadere kennismaking met
dit lezenswaardig proefschrift zullen prikkelen.
Inzonderheid denk ik dan aan de tegen
stelling door den schrijver uitgewerkt inzake
het ten onrechte vaak vereenzelvigde karak
ter van den Homme d'Age en Justus van
Effen zelf. Als oud-Groninger heeft dr. Zuy
dam hierbij natuurlijk de
karakterpsychologie en de classificatie van Heijmans gevolgd.
Voorts denk ik aan den nadruk door dr.
Zuydam op Van Effen's te veel over 't hoofd
geziene godsdienstigheid gelegd en vooral
ook aan zijn aanhangsel betreffende het
auteurschap der Vertoogen.
Haarlem. H. G. CANNEGIETER