Historisch Archief 1877-1940
>. 2358
Zaterdag 2 September
A". 1928
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TREN1TÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: 1. Treub's brochure over be'
zuiniging in Indië, door Prof. Dr. O.
WKernkamp. Tijdgenooten, door Dr. W.
GC. Byvanck. 2. Kabinetsformatie,
teekening van Jordaan. Wat wij hopen van
het genootschap voor zedelijke volkspolitiek,
door Prof. A. H. Blaauw. Krekelzang,
door J. H. Speenhof. Het Fransch op
de L. S., door K- C. Minderhoud. 3. Hoe
vloeien de bronnen van ons nationaal in
komen? door J. J. Bekaar. Chéradame
over Frankrijken Europa,door H. Dunlop.
5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge):
Bijkomstigheden, door Annie Salomons.
Van Kinderen, door E. Tierie-Hogerzeil.
Intern, bijeenkomst van huisvrouwen, door
Dr. I. Reiche. Uit de Natuur: De
Gentiaantjes, door Jac. P. Thijsse. 6. Boek
bespreking, door Herm. Salomonson en H.
Middendorp. De France". teekening van
George van Raemdonck. Nieuwe
Engelsche boeken, door W. van Doorn. 7.
Finpnciën en Economie, door Paul Sabel. 8.
Liefdes-fantasie, tooneelteekeningen van B.
van Vlijmen. Bestaan er rekenende
dieren, door Dr. A. F. Meijer. Dra
matische Kroniek, ? door Top Naeff.
9. Het Gooi bedreigd, teekening van Johan
Braakensiek. Rttize-Rijm en Charivaria,
door Charivarius. Onze Puzzle. Topo
grafische karakteristieken, door H. Veersema.
Verzen, door mr. F. Pauwels en Joh. C.
P. Alberts. ? Slaap..., kindeke slaap, door
Piet Muller. 10. Uit het Kladschrift van
Jantje. 't Schietgat en Rvmkronyck, door
Melis Stoke. Limburgsche typen,'door Dr.
A. Schillings. Buiteniandsche humor, door
Charivarius. Omslag : De Boffer, door
Alie Smeding.
Bijvoegsel: Het Financiëele Wereldvraag
stuk, teekening van Joh. Braakensiek.
mimniiiiiiiffmiiiii
llniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiniimitiiiiiiiitH
TREUB'S BROCHURE OVER
BEZUINIGING IN INDI
Wanneer op het bezuinigingsprogram
ma van het nieuwe kabinet-Ruys niet
de noodige aandacht aan Indië wordt
gewijd, zal dit althans niet de schuld
zijn van den heer Treub.
De heer Treub doet zelden of nooit
dingen ten halve. Toen hij het voor
zitterschap aanvaardde van den
Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië,
mocht men verwachten, dat het sinds
het overlijden van zijn ouderen broer
Melchior verbroken contact tusschen de
namen Indië en Treub zou worden
hersteld. En dat dit spoedig zou gebeu
ren, omdat de oud-minister niet alleeen
een zeldzame werkkracht, maar ook
een ongeëvenaard talent bezit om nieu we
objecten van studie snel te doorgronden
Kort na elkaar zijn dan ook in de
laatste maand twee geschriften van
zijne hand verschenen, die het bewijs
iiiiniiimim
ENGELSCHE WERELD
LAWRENCE EN ZIJN MOEILIJKE MENSCHEN
Vroeger was het Shaw, die met zijn comedies
de Engelsche samenleving schrik aanjoeg,
omdat hij haar wou dwingen het steile'
straffe masker van deftige deugd af te leggen;
thans is Lawrence in zijn schoenen getreden'
en er komt ongemoedelijkheid in de atmosfeer
wanneer men alleen den titel hoort van zijn
laatst verschenen roman.
De titel nu van het jongste product van
den auteur van Women in Love doet het 'm
niet alleen, het nieuwe boek van Lawrence
kondigt zich aan onder den naam van Aaron's
Rod.
De staf van den broeder van Mozes, zoo
lezen wij in de Bijbelsche boeken, was een
bezielde staf, het was geen stom, onvruchtbaar
ding, het sproot uit en gaf den voorrang
onder de stammen aan Aarons stamgenooten,
de Levieten. In den roman verzinnebeeldt hij
het muzikale talent van den held. Deze heet
Aaron, en daar zijn instrument de fluit is,
mag men het symbool niet al te ver gezocht
noemen.
De fluit speelt haar rol in het verhaal van
het oogenblik, dat zij in een Engelsen
mijnwerkersdorp op Kerstavond opent met
het spel van oude Kerstwijsjes, totdat zij
haar bestaan moet opgeven ten gevolge van
een bomaanslag in een cafévan Florence.
De twee mannen op hun wandeling dooi
den nacht, nog vermoeid van den ontvangen
schok in het koffiehuis", heet het in het boek,
leunden over de breede lijst van de balustrade
der Arnobrug en keken in de duisternis
van het stille verlaten water. Aa'ron hield nog
altijd het fragment van zijn gespleten fluit
in de hand.
,,Is dat de fluit?" vroeg Lilly.
leveren, dat hij zich in de Indische
financiën heeft ingewerkt: een
monographie over het Indische belasting
stelsel (door den heer Smissaert in dit
weekblad van 19 Aug 1.1. aangekondigd)
en een brochure, getiteld: Bezuiniging
in Indië en het nieuwe regeerprogram".
(Haarlem, Tjeenk Willink en Zoon;
ook opgenomen in de Sept.-aflevering
van Vragen des Tijds).
Het nieuwe regeerprogram" figu
reert slechts op den titel der brochure,
omdat de heer Treub eraan heeft willen
herinneren en hij hoopt met deze waar
schuwing nog niet te laat te komen !
dat de toestand der openbare fi
nanciën in Indië zeker niet gunstiger is
dan hier te lande en dat bij het vast
stellen van het werkprogram van het
nieuw te vormen Kabinet de uitvoering
der bezuinigingspolitiek ook voor Indië
stevig behoort te worden gewaarborgd."
Maar zijn eigenlijke onderwerp is:
bezuiniging in Indië; de
ontwerpbegrooting van de Indische regeering
voor het dienstjaar 1923 gaf hem
aanleiding, kritiek uit te oefenen op
het beleid dier regeering en de nood
zakelijkheid van ingrijpende bezuini
gingen te bepleiten.
Voor den Gouverneur-Generaal Fock
moet deze brochure een bittere pil zijn
om te slikken. Immers de heer Treub
meent van financieel wanbeheer" te
moeten spreken, ook al wil hij
billijkheidshalve rekening houden met de
buitengewoon moeilijke omstandighe
den, die voor Indië in de laatste jaren
hebben gegolden.
Enkele cijfers mogen volstaan om
te doen zien hoe treurig het met de
Indische financiën is gesteld. Van
1917 tot 1922 was er een steeds stijgend
tekort op den gewonen dienst, dat voor
die jaren tezamen niet minder dan
ruim ?561 millioen bedroeg; het te
kort op den dienst 1923 zal vermoedelijk
/ 100 millioen beloopen.
Tweeërlei verwijt richt de heer Treub
tot de Indische regeering: dat zij
dezen deplorabelen toestand zoo lang
mogelijk heeft bemanteld door licht
vaardige, veel te hooge ramingen van
inkomsten; dat zij en hier komt
vooral het beleid van den heer Fock
in het spel nu zij niet langer kan
verbergen, dat het met de Indische
financiën naar den kelder gaat en zij
zich dan ook niet meer schuldig maakt
aan het opwekken van veel te optimis
tische verwachtingen, wel de noodza
kelijkheid van bezuiniging blijkt in te
zien en geneigdheid daartoe toont,
maar niet de noodige kracht schijnt
te hebben om haren wil door te zetten.
Om dit laatste verwijt te rechtvaar
digen, gaat de heer Treub na, hoe de
Wat er van over is. Vernield," mokte
Aa'ron Sisson.
Laat me eens zien." Hij nam het ding.
,,Er is niets meer aan," zeide hij en gaf het
terug.
Niets meer," zei Aa'ron.
Gooi het in de rivier, Aa'ron", zeide Lilly.
Aa'ron keek op en zag hem aan.
Gooi het in het water," herhaalde Lilly.
Het is een eind."
Aa'ron liet slapjes de fluit in den stroom
vallen. Hij was geheel ontsteld door wat er
dien avond was gebeurd: het verlies van zijn
fluit. Daarop had hij in 't geheel niet gerekend,
en het beduidde voor hem nog iets meer dan
een verlies. Het klonk samen met een scherp
geluid in zijn ziel: de bom, de verpletterde
fluit, het einde.
Daar gaat dan Aa'rons staf," zei hij tegen
Lilly
Hij zal wel opnieuw groeien, 't Is een
riet, een waterplant. Ge kunt het riet geheel
doodmaken," zeide Lilly, zonder precies te
denken bij wat hij zei."
Speling van ruimte is er dus genoeg in
Lawrence's verhaal. Zijn personen zetten zich
makkelijk in beweging; van een Engelsch dorp
in wintertijd naar de boorden van den Arno,
van een Kerst viering naar een anarchisten
aanslag. Maar daarmee is mijn bedoeling nog
niet geheel uitgedrukt; ik moet ook wijzen
op het bruuske van de beweging. Zijn wij in
het eerste hoofdstuk van het boek te midden
van een landelijke industrieele omgeving,
worden wij binnengehaald in het wel verzorgde,
propere huishouden van een betergestelden
werkman, direct worden wij uit dat zindelijke
welgeschuurde Eden verdreven door den weer
zin van den hoofdpersoon, onzen Aa'ron
Sisson.
Hij voelt zich beé'ngd in huis, in den kring
waar hij al twaalf jaren heeft doorgebracht.
Hij is contrarie geworden, en kunnen wij met
hem meevoelen, wij vermogen toch niet hem
geheel te begrijpen.
Zou het wezen omdat hij in zijn hart kunste
naar was? Zijn moeder, vroeg weduwe gewor
den, had wat geld gespaard om haar zoon een
opvoeding te kunnen geven. Toen hij dan
een keus moest doen, stond hem op eenmaal
het geven van onderwijs tegen, het afgepaste,
geregelde, mocht hij niet.
Ik heb er geen lust in, zeide hij. Daarvan
was hij niet te bewegen en werd werkman,
Indische regeering, bij de begrooting
voor 1923, is gekomen tot een bezui
niging van 47 millioen op de uitgaven.
Hij toont in de eerste plaats aan, dat
alleen door toepassing van l'art de
grouper les chiffres, de bezuiniging
op/47 millioen is gebracht; in werkelijk
heid bedraagt zij slechts ? 42 millioen.
Vervolgens vestigt hij er de aandacht
op, dat dit bedrag zoo goed als geheel is
verkregen door vermindering van de
toeslagen der ambtenaren; de rest der
bezuiniging, nog geen 2 millioen, is
verkregen door vermindering van de
posten voor openbare werken, waarvan
sommige in verband met de tijds
omstandigheden zijn uitgesteld".
De Indische regeering weet dus alleen
te bezuinigen, door de inkomsten der
ambtenaren te verminderen. Dat ook
zij hun deel aan de bezuiniging zullen
moeten dragen en zullen moeten berus
ten in een geleidelijke vermindering
en ten slotteeen opheffing van de
duurtetoeslagen, wordt door den heer Treub
niet betwist. Men mag van hen ver
wachten, meent hij, dat zij hierin zullen
berusten; maar zoo voegt hij terecht
hieraan toe men mag niet van hen
verwachten en verlangen, dat zij zonder
ernstige protesten zich een deel van
hun inkomen zullen laten afnemen,
wanneer niet ook op andere wijze
krachtig bezuinigd wordt en zij alleen
liet kind van de rekening moeten
zijn".
Tot een bezuiniging op andere
wijze" heeft de Indische regeering ech
ter nog niet den weg kunnen vinden.
Zooals reeds gezegd werd, zij bezuinigt
ook, maar nog geen 2 millioen, op de
openbare werken; doch men heeft
hier alleen te doen met werken, die
voorloopig worden uitgesteld en waar
voor over eenige jaren, als de inkomsten
weer ruimer mochten vloeien, opnieuw
geld zal worden aangevraagd.
Van den vasten wil om tot aanzien
lijke bezuiniging te geraken door ver
sobering of inkrimping van diensten
en dus door vermindering van het
aantal ambtenaren, vindt men op de
begrooting voor 1923 nog geen enkel
blijk. Evenmin van het besef, dat ook
en vooral de departementen voor Oorlog
en Marine hun contingent aan de be
zuiniging zullen moeten leveren.
Vooral op rekening van deze depar
tementen komt de groote vermeerdering
der Indische uitgaven sinds 1916.
In dit jaar bedroegen de uitgaven op
den gewonen dienst voor Oorlog en
Marine tezamen bijna ?85 millioen;
voor 1923 wordt voor deze departemen
ten tezamen bijna ? 149 millioen ge
raamd.
Wanneer deze hoogere uitgaven
grootendeels mochten toe te schrijven
zijn aan een hoognoodige verbetering der
tractementen, dan klemt de eisch des
te meer, dat men het vraagstuk der
defensie van Indië principieel onder
de oogen zie.
Van de taak, die leger en vloot in
Indië hebben te vervullen, hangt de
kostenkwestie grootendeels af; en. die
taak wordt weder bepaald door het
antwoord, dat men geeft op de vraag:
moeten wij leger en vloot in Indië
zoo organiseeren, dat wij eventueel
een buitenlandschen vijand kunnen
weerstaan, althans tot zoolang een
machtige bondgenoot ons te hulp komt?
of moeten wij ze alleen sterk genoeg
maken om binnenlandsche onlusten
te kunnen bedwingen?
De heer Treub helt er, hoofdzakelijk
om financieele redenen, toe over, de
laatste vraag bevestigend te beant
woorden. Hij is niet van meening, dat er
voortaan geen kans op oorlog meer
bestaat; maar voor de eerste twintig
of dertig jaren acht hij die kans gering ;
alleen reeds wegens gebrek aan geld
zullen de groote mogendheden voor
eerst geen oorlog kunnen voeren; boven
dien hebben de laatste oorlog en de
gevolgen daarvan de regeeringen er
bevreesd voor gemaakt, de verantwoor
delijkheid voor een nieuwen oorlog
te aanvaarden.
Daarom acht hij het gewenscht,
de militaire uitgaven voor Indië op
bescheiden schaal te houden, d.w.z.
aan leger en vloot alleen de taak op
te dragen, het Nederlandsch gezag
te handhaven tegenover belagers van
dat gezag in Indië zelf. Mocht na vijf
of tien jaar het oorlogsgevaar blijken
toe te nemen, in plaats van te ver
minderen, dan zal het vermoedelijk
nog tijds genoeg zijn, voor Indië
plannen uit te werken tot defensie op
grooter schaal, d.w.z. ook tegen een
buitenlandschen vijand.
Reeds thans zou de heer Treub met
de voorbereiding van die defensie op
grooter schaal willen beginnen, indien
de financiën van Nederland en Indië
in minder desolaten staat verkeerden;
alleen wegens den nood der geld
middelen ziet hij voorloopig van het
volgens hem meer gewenscht plan van
verdediging af en wil hij aan leger en
vloot de meer bescheiden taak opdragen.
In dit opzicht verschillen wij van
meening. Ook al vloeiden de bronnen
van inkomsten ruim, dan nog zouden
wij in de eerste tien jaren, gedurende
welke naar menschelijke berekening geen
groote oorlog is te verwachten, niet
willen beginnen met de voorbereiding
eener organisatie van leger en vloot
in Indië, die bestemd zou zijn ze even
tueel te doen deelnemen aan een oorlog
tusschen groote mogendheden. Alleen
reeds om deze reden niet, omdat het
o.i. onmogelijk is, die organisatie te
doen beantwoorden aan de thans nog
onbekende eischen, welke een toe
komstige oorlog zal stellen, en het
daarvoor in de eerstvolgende jaren
uit te geven geld hoogst waarschijnlijk
in het water gesmeten zou zijn.
Maar dit is tenslotte slechts een
theoretisch verschil. In de practijk zijn
wij het voorloopig met den heer Treub
eens; in de eerste vijf of tien jaren moet
er in Indië ook enjvooral op leger en ma
rine worden bezuinigd ; daarna kunnen
wij verder zien. Nu de Indische-vlootwet
nog niet definitief van de baan is,
moet men er zich over verheugen, dat
iemand als de heer Treub, wiens mee
ning gezag moet hebben juist in de
kringen van hen, die financieel het
meest bij Indië geinteresseerd zijn, er
toe heeft aangespoord om ook in de
militaire uitgaven voor Indië de uiter
ste zuinigheid te betrachten.
Tout comme chez nous denkt men
herhaaldelijk bij de lezing van Treub's
brochure; veel van wat hij aan de
Indische regeering verwijt, is ook op
de Nederlandsche toepasselijk.
Ook in het volgende opzicht. Wij
hebben hier?meer dan eens betoogd,
dat de slechte financieele toestand,
waarin Nederland verkeert, voor een
deel geweten moet worden aan de
roekeloosheid, waarmede aan de De
partementen met 's lands gelden werd
omgesprongen reeds gedurende den oor
log, dus nog onder het kabinet Cort
van der Linden.
De heer Treub nu bevestigt onop
zettelijk deze meening door wat hij
op blz. 10 zijner brochure schrijft:
Niemand ontkent, dat tot 1916 in
Indië voorzichtig werd gefinancierd.
Ware dit niet geschied, dan zou het er
met de Indische schatkist nog veel
erger voorstaan. Het gevaar voor Indië
schuilt hierin, dat men sedert dat jaar
boven zijn kracht is gaan leven en dat
men zelfs nu nog niet ernstig genoeg
tot het besef is gekomen, dat daaraan
het koste wat het wil, een einde komen
moet."
De cursiveering in bovenstaande
regels is van ons. Ook in Indië is men
reeds tijdens den oorlog, na 1916, op
financieel gebied de kluts kwijtgeraakt;
ook daar is men te laat zich rekenschap
gaan geven van den werkelijken toe
stand ; ook daar aarzelt men zelfs nu
nog met het nemen van de maatregelen
die de nood gebiedt: tout comme chez
?< i
nous !
KERNRAMP
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiimmiii n nu IIIIIHI iiiiiiiiiiiiii iiiimiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiimimiiiiiimiitiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
zooals zijn vader het was geweest.
Dien Kerstavond, dat wij het eerst met hem
kennis maken, wou hij weg.
Hij ging aan 't dwalen, nadat hij 's avonds
in de kroeg was geweest.
Zijn weg leidde hem over een landgoed,
waar de familie van den fabrieksbezitter met
den Kerstavond bezig was een denneboom
in den tuin te verlichten. Hij doezelde binnen
iii dat troepje, bedwelmd en absent.
Men herkende den werkman niet dadelijk
in den stuggen vreemden man, dien men
niet weg kon krijgen. Hij was zorgzaam
gekleed; zijn mooie oogen, zijn regelmatig
gelaat oefenen hun bekoring uit.
Hen vin de zoons, die in den oorlog is ge
weest, neemt hem mede, en laat hem op de
sofa van zijn kamer rusten.
Den volgenden morgen is Aaron bruusk
vertrokken.
Hij werd weergevonden door een der dames
van het buiten, in het orkest van de Opera
te Londen, -- als fluitist verdiende hij er zijn
brood. Half en half werd hij in den kring van
die anderen in Londen opgenomen.
Men haalde hem aan; want au fond zijn
het bohème-menschen, gelijk men erzoo velen
vindt in het Londen van den oorlog. Het
troepje breekt even door in het kader van
den roman, de ontdekster die den fluitist in
het Opera-orkest heeft gevonden, legt voor
een poos op hem beslag.
Bruusk komt het op, bruusk gaat het weer
heen.De tooneeltjes, wat cynisch van stemming,
zijn toch in stijl gehouden. Kort en duidelijk,
niet vaag vervloeiend.
De belangrijkste betrekking van Aaron,
tijdens zijn verkeer met die ongeregelde maat
schappij is ongetwijfeld zijn vriendschap
mag men het wel noemen, met Rawdon Lilly.
Vooruitloopend, troffen wij hem reeds in zijn
gezelschap op de Arnobrug, in het duister.
Lilly bezat niets van de charme van Aa'ron,
hij wasén grinnekend verwaarloosd mannetje
als menjze wel vindtonder Chineesche poppe
tjes.Uit den zelfden stand opgekomen als Aaron.
had zijn energie en zijn bijtend schrijvers
talent hem een voorsprong gegeven in de
losaaneenhangende samenleving van den nieu
wen tijd. Hij kon onverdragelijk wez,en,
wanneer hij aan 't hekelen ging, toch moest
men van hem houden urn de degelijkheid van
zijn aard.
Zie hem eens, hoe hij Aa'ron oppast in zijn
ziekte !
Van zijn apartemcnt in Coventgarden heeft
hij uit de hoogte iemand waargenomen die
onzeker voortschuivend op de groentemarkt
is neergevallen. In een opwelling naar beneden
zich haastend, herkent hij daar op den grond
Aa'ron, bedronken, ontdaan. Met hulp van
een polieie-agent brengt hij hem op zijn kamer
en wijdt al zijn zorg aan hem.
Hij begrijpt dat de schoone die beslag heeft
gelegd op Aaron, hem tot vertwijfeling
heeft gebracht. Die menschen van Lawrence
wanneer zij bij elkander worden gebracht,
zijn even weinig te mengen als water en olie.
Zij stellen hun eischen, en zij worden heftig,
even goed tegen zich zelf als tegen elkaar.
Het schijnt e ven zoo te zullen gaan met
Lilly en Aa'ron. Ma?r het is nu toch iets anders.
Die handige Lilly heeft werkelijk leven en
levensgloed in zijn vriend behouden. Als
deze hem dan zoo secuur, zelfbewust en vrij
op zijn kamer ziet verrichten wat zijn hand
en zijn geest noodig vinden te doen, wordt
hij erg jaloersch zonder te willen toegeven dat
Lilly hooger staat. Lilly gunt hem zijn
gevoel van superioriteit.
Aaron gromt tegen zijn kamergenoot; :
Alsof wij ooit iets verder zouden komen !
Hebben wij iets meer gezien of iets meer
ondervonden, wat de menschen voor ont
wikkeling aannemen, de mensen in 't midden
van je bestaan verandert daarom niet," werpt
hij tegen Lilly aan, als hij van zijn ziekbed
in Lilly's kamer opkomt. Hij wil hem goed
laten weten dat hij zich tegenover hem niets
moet verbeelden.
Wat moeten wij dan doen?" vraagt
Lilly leuk.
Wij moeten zooveel mogelijk amusement
uit het leven zien te krijgen."
Goed dan," antwoordt Lilly, ik ga me
amuseeren."
Aa'ron maakt zich stil boos, hij kan niet
vt'ien, dat Lilly buiten hem kan.
Amuseeren, ja ! maar maak er dan niets
wonders van. Ge bent niet meer dan een man
die in een kroeg een slokje zoekt om wat op
te leven; alleen ge geeft het een troep mooie
namen en houdt je of ge uitziet naar den
steen der wijzen. Ge praat en laat de menschen
denken dat ge iets hebt wat ge niet bezit.
Het zijn alleen mooie woorden. Wat hebt ge
nog meer?"
In de duisterende kamer heerschte zwijgen.
Wat is er nog meer," vroeg Aaron knorrig.
Er is veel waars in wat ge van mij zegt,"
sprak Lilly's stem, toch is er een beetje,
een ietsje in mij dat niet lijkt op den man, die
naar de kroeg gaat...."
En wat mag dat wezen?"
Ik denk dat een mensch ten slofte in 't
bezit kan komen van zijn eigen ziel, zooals
de Indiërs willen, maar zonder dat hij daarom
ophoudt lief te hebben of zelfs te haten.
Men heeft lief, men haat, maar, boven dat
alles uit, bezit men zijn ziel in geduld en in
vrede."
Hij geeft hem de leer van de oefening in
het actieve Nirvana.
Het is een wonderlevendige dialoog.
Later vinden de beiden zich terug in Flo
rence. Aaron heeft door een nieuwe zielswond
nieuwe ervaring verkregen en hij luistert naar
de wijsheid van Lilly, of liever hij drinkt
haar met zijn gevoel op.
Het besef komt dan tot hem dat er iets van
elk mensch wordt verwacht en dat het is: de
vervulling van zijn eigen ontwikkeling. Nie
mand kan hem daarin bijstaan. Hij is voor
zichzelf verantwoordelijk, en het zal ge
schieden uit innerlijke kracht. Al de idealen
van opoffering en liefde, al dat geloof aan
een macht die ons reiner maakt en opheft,
dat is bedorven lucht die de wereld stinkend
heeft gemaakt. Zelf zal men zich vervullen.
Wij moeten de dingen eenvoudig in 't
gezicht durven zien, en ons onderwerpen
aan den drang in ons om onze macht te
ontplooien. Een macht die uit ons zelf en
van zelf wil groeien. Zoo lang hebben de men
schen alleen naar den liefde- en geloofsdrang
geluisterd, het is noodig dat zij zich schik
ken naar den machtsdrang.
Heeft Aa'ron, zoo moet hij voelen, onder
de woorden van Lilly, altoos bij al zijn
liefden het besef gehad, dat zijn ware
vereeniging, die was met zijn vrouw, zoo moet
hij terug op zijn weg. Zijn Aaron's staf is
gebroken, de bloesems, daaruit ontsproten,
zijn niet meer, het moet een nieuw leven,
een nieuwe muziek worden.
Geweldig vallen de geeselende woorden
van Lawrence over de tegenwoordige maat
schappij. Zij is als een vooze noot, zij heeft
niets in zich. Door het leege gerucht, rinkelt
wat geld en het dreigt ook papier te worden ..
W. G. C. BYVANCK