De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 2 september pagina 1

2 september 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

>. 2358 Zaterdag 2 September A". 1928 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TREN1TÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Treub's brochure over be' zuiniging in Indië, door Prof. Dr. O. WKernkamp. Tijdgenooten, door Dr. W. GC. Byvanck. 2. Kabinetsformatie, teekening van Jordaan. Wat wij hopen van het genootschap voor zedelijke volkspolitiek, door Prof. A. H. Blaauw. Krekelzang, door J. H. Speenhof. Het Fransch op de L. S., door K- C. Minderhoud. 3. Hoe vloeien de bronnen van ons nationaal in komen? door J. J. Bekaar. Chéradame over Frankrijken Europa,door H. Dunlop. 5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Van Kinderen, door E. Tierie-Hogerzeil. Intern, bijeenkomst van huisvrouwen, door Dr. I. Reiche. Uit de Natuur: De Gentiaantjes, door Jac. P. Thijsse. 6. Boek bespreking, door Herm. Salomonson en H. Middendorp. De France". teekening van George van Raemdonck. Nieuwe Engelsche boeken, door W. van Doorn. 7. Finpnciën en Economie, door Paul Sabel. 8. Liefdes-fantasie, tooneelteekeningen van B. van Vlijmen. Bestaan er rekenende dieren, door Dr. A. F. Meijer. Dra matische Kroniek, ? door Top Naeff. 9. Het Gooi bedreigd, teekening van Johan Braakensiek. Rttize-Rijm en Charivaria, door Charivarius. Onze Puzzle. Topo grafische karakteristieken, door H. Veersema. Verzen, door mr. F. Pauwels en Joh. C. P. Alberts. ? Slaap..., kindeke slaap, door Piet Muller. 10. Uit het Kladschrift van Jantje. 't Schietgat en Rvmkronyck, door Melis Stoke. Limburgsche typen,'door Dr. A. Schillings. Buiteniandsche humor, door Charivarius. Omslag : De Boffer, door Alie Smeding. Bijvoegsel: Het Financiëele Wereldvraag stuk, teekening van Joh. Braakensiek. mimniiiiiiiffmiiiii llniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiniimitiiiiiiiitH TREUB'S BROCHURE OVER BEZUINIGING IN INDI Wanneer op het bezuinigingsprogram ma van het nieuwe kabinet-Ruys niet de noodige aandacht aan Indië wordt gewijd, zal dit althans niet de schuld zijn van den heer Treub. De heer Treub doet zelden of nooit dingen ten halve. Toen hij het voor zitterschap aanvaardde van den Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië, mocht men verwachten, dat het sinds het overlijden van zijn ouderen broer Melchior verbroken contact tusschen de namen Indië en Treub zou worden hersteld. En dat dit spoedig zou gebeu ren, omdat de oud-minister niet alleeen een zeldzame werkkracht, maar ook een ongeëvenaard talent bezit om nieu we objecten van studie snel te doorgronden Kort na elkaar zijn dan ook in de laatste maand twee geschriften van zijne hand verschenen, die het bewijs iiiiniiimim ENGELSCHE WERELD LAWRENCE EN ZIJN MOEILIJKE MENSCHEN Vroeger was het Shaw, die met zijn comedies de Engelsche samenleving schrik aanjoeg, omdat hij haar wou dwingen het steile' straffe masker van deftige deugd af te leggen; thans is Lawrence in zijn schoenen getreden' en er komt ongemoedelijkheid in de atmosfeer wanneer men alleen den titel hoort van zijn laatst verschenen roman. De titel nu van het jongste product van den auteur van Women in Love doet het 'm niet alleen, het nieuwe boek van Lawrence kondigt zich aan onder den naam van Aaron's Rod. De staf van den broeder van Mozes, zoo lezen wij in de Bijbelsche boeken, was een bezielde staf, het was geen stom, onvruchtbaar ding, het sproot uit en gaf den voorrang onder de stammen aan Aarons stamgenooten, de Levieten. In den roman verzinnebeeldt hij het muzikale talent van den held. Deze heet Aaron, en daar zijn instrument de fluit is, mag men het symbool niet al te ver gezocht noemen. De fluit speelt haar rol in het verhaal van het oogenblik, dat zij in een Engelsen mijnwerkersdorp op Kerstavond opent met het spel van oude Kerstwijsjes, totdat zij haar bestaan moet opgeven ten gevolge van een bomaanslag in een cafévan Florence. De twee mannen op hun wandeling dooi den nacht, nog vermoeid van den ontvangen schok in het koffiehuis", heet het in het boek, leunden over de breede lijst van de balustrade der Arnobrug en keken in de duisternis van het stille verlaten water. Aa'ron hield nog altijd het fragment van zijn gespleten fluit in de hand. ,,Is dat de fluit?" vroeg Lilly. leveren, dat hij zich in de Indische financiën heeft ingewerkt: een monographie over het Indische belasting stelsel (door den heer Smissaert in dit weekblad van 19 Aug 1.1. aangekondigd) en een brochure, getiteld: Bezuiniging in Indië en het nieuwe regeerprogram". (Haarlem, Tjeenk Willink en Zoon; ook opgenomen in de Sept.-aflevering van Vragen des Tijds). Het nieuwe regeerprogram" figu reert slechts op den titel der brochure, omdat de heer Treub eraan heeft willen herinneren en hij hoopt met deze waar schuwing nog niet te laat te komen ! dat de toestand der openbare fi nanciën in Indië zeker niet gunstiger is dan hier te lande en dat bij het vast stellen van het werkprogram van het nieuw te vormen Kabinet de uitvoering der bezuinigingspolitiek ook voor Indië stevig behoort te worden gewaarborgd." Maar zijn eigenlijke onderwerp is: bezuiniging in Indië; de ontwerpbegrooting van de Indische regeering voor het dienstjaar 1923 gaf hem aanleiding, kritiek uit te oefenen op het beleid dier regeering en de nood zakelijkheid van ingrijpende bezuini gingen te bepleiten. Voor den Gouverneur-Generaal Fock moet deze brochure een bittere pil zijn om te slikken. Immers de heer Treub meent van financieel wanbeheer" te moeten spreken, ook al wil hij billijkheidshalve rekening houden met de buitengewoon moeilijke omstandighe den, die voor Indië in de laatste jaren hebben gegolden. Enkele cijfers mogen volstaan om te doen zien hoe treurig het met de Indische financiën is gesteld. Van 1917 tot 1922 was er een steeds stijgend tekort op den gewonen dienst, dat voor die jaren tezamen niet minder dan ruim ?561 millioen bedroeg; het te kort op den dienst 1923 zal vermoedelijk / 100 millioen beloopen. Tweeërlei verwijt richt de heer Treub tot de Indische regeering: dat zij dezen deplorabelen toestand zoo lang mogelijk heeft bemanteld door licht vaardige, veel te hooge ramingen van inkomsten; dat zij en hier komt vooral het beleid van den heer Fock in het spel nu zij niet langer kan verbergen, dat het met de Indische financiën naar den kelder gaat en zij zich dan ook niet meer schuldig maakt aan het opwekken van veel te optimis tische verwachtingen, wel de noodza kelijkheid van bezuiniging blijkt in te zien en geneigdheid daartoe toont, maar niet de noodige kracht schijnt te hebben om haren wil door te zetten. Om dit laatste verwijt te rechtvaar digen, gaat de heer Treub na, hoe de Wat er van over is. Vernield," mokte Aa'ron Sisson. Laat me eens zien." Hij nam het ding. ,,Er is niets meer aan," zeide hij en gaf het terug. Niets meer," zei Aa'ron. Gooi het in de rivier, Aa'ron", zeide Lilly. Aa'ron keek op en zag hem aan. Gooi het in het water," herhaalde Lilly. Het is een eind." Aa'ron liet slapjes de fluit in den stroom vallen. Hij was geheel ontsteld door wat er dien avond was gebeurd: het verlies van zijn fluit. Daarop had hij in 't geheel niet gerekend, en het beduidde voor hem nog iets meer dan een verlies. Het klonk samen met een scherp geluid in zijn ziel: de bom, de verpletterde fluit, het einde. Daar gaat dan Aa'rons staf," zei hij tegen Lilly Hij zal wel opnieuw groeien, 't Is een riet, een waterplant. Ge kunt het riet geheel doodmaken," zeide Lilly, zonder precies te denken bij wat hij zei." Speling van ruimte is er dus genoeg in Lawrence's verhaal. Zijn personen zetten zich makkelijk in beweging; van een Engelsch dorp in wintertijd naar de boorden van den Arno, van een Kerst viering naar een anarchisten aanslag. Maar daarmee is mijn bedoeling nog niet geheel uitgedrukt; ik moet ook wijzen op het bruuske van de beweging. Zijn wij in het eerste hoofdstuk van het boek te midden van een landelijke industrieele omgeving, worden wij binnengehaald in het wel verzorgde, propere huishouden van een betergestelden werkman, direct worden wij uit dat zindelijke welgeschuurde Eden verdreven door den weer zin van den hoofdpersoon, onzen Aa'ron Sisson. Hij voelt zich beé'ngd in huis, in den kring waar hij al twaalf jaren heeft doorgebracht. Hij is contrarie geworden, en kunnen wij met hem meevoelen, wij vermogen toch niet hem geheel te begrijpen. Zou het wezen omdat hij in zijn hart kunste naar was? Zijn moeder, vroeg weduwe gewor den, had wat geld gespaard om haar zoon een opvoeding te kunnen geven. Toen hij dan een keus moest doen, stond hem op eenmaal het geven van onderwijs tegen, het afgepaste, geregelde, mocht hij niet. Ik heb er geen lust in, zeide hij. Daarvan was hij niet te bewegen en werd werkman, Indische regeering, bij de begrooting voor 1923, is gekomen tot een bezui niging van 47 millioen op de uitgaven. Hij toont in de eerste plaats aan, dat alleen door toepassing van l'art de grouper les chiffres, de bezuiniging op/47 millioen is gebracht; in werkelijk heid bedraagt zij slechts ? 42 millioen. Vervolgens vestigt hij er de aandacht op, dat dit bedrag zoo goed als geheel is verkregen door vermindering van de toeslagen der ambtenaren; de rest der bezuiniging, nog geen 2 millioen, is verkregen door vermindering van de posten voor openbare werken, waarvan sommige in verband met de tijds omstandigheden zijn uitgesteld". De Indische regeering weet dus alleen te bezuinigen, door de inkomsten der ambtenaren te verminderen. Dat ook zij hun deel aan de bezuiniging zullen moeten dragen en zullen moeten berus ten in een geleidelijke vermindering en ten slotteeen opheffing van de duurtetoeslagen, wordt door den heer Treub niet betwist. Men mag van hen ver wachten, meent hij, dat zij hierin zullen berusten; maar zoo voegt hij terecht hieraan toe men mag niet van hen verwachten en verlangen, dat zij zonder ernstige protesten zich een deel van hun inkomen zullen laten afnemen, wanneer niet ook op andere wijze krachtig bezuinigd wordt en zij alleen liet kind van de rekening moeten zijn". Tot een bezuiniging op andere wijze" heeft de Indische regeering ech ter nog niet den weg kunnen vinden. Zooals reeds gezegd werd, zij bezuinigt ook, maar nog geen 2 millioen, op de openbare werken; doch men heeft hier alleen te doen met werken, die voorloopig worden uitgesteld en waar voor over eenige jaren, als de inkomsten weer ruimer mochten vloeien, opnieuw geld zal worden aangevraagd. Van den vasten wil om tot aanzien lijke bezuiniging te geraken door ver sobering of inkrimping van diensten en dus door vermindering van het aantal ambtenaren, vindt men op de begrooting voor 1923 nog geen enkel blijk. Evenmin van het besef, dat ook en vooral de departementen voor Oorlog en Marine hun contingent aan de be zuiniging zullen moeten leveren. Vooral op rekening van deze depar tementen komt de groote vermeerdering der Indische uitgaven sinds 1916. In dit jaar bedroegen de uitgaven op den gewonen dienst voor Oorlog en Marine tezamen bijna ?85 millioen; voor 1923 wordt voor deze departemen ten tezamen bijna ? 149 millioen ge raamd. Wanneer deze hoogere uitgaven grootendeels mochten toe te schrijven zijn aan een hoognoodige verbetering der tractementen, dan klemt de eisch des te meer, dat men het vraagstuk der defensie van Indië principieel onder de oogen zie. Van de taak, die leger en vloot in Indië hebben te vervullen, hangt de kostenkwestie grootendeels af; en. die taak wordt weder bepaald door het antwoord, dat men geeft op de vraag: moeten wij leger en vloot in Indië zoo organiseeren, dat wij eventueel een buitenlandschen vijand kunnen weerstaan, althans tot zoolang een machtige bondgenoot ons te hulp komt? of moeten wij ze alleen sterk genoeg maken om binnenlandsche onlusten te kunnen bedwingen? De heer Treub helt er, hoofdzakelijk om financieele redenen, toe over, de laatste vraag bevestigend te beant woorden. Hij is niet van meening, dat er voortaan geen kans op oorlog meer bestaat; maar voor de eerste twintig of dertig jaren acht hij die kans gering ; alleen reeds wegens gebrek aan geld zullen de groote mogendheden voor eerst geen oorlog kunnen voeren; boven dien hebben de laatste oorlog en de gevolgen daarvan de regeeringen er bevreesd voor gemaakt, de verantwoor delijkheid voor een nieuwen oorlog te aanvaarden. Daarom acht hij het gewenscht, de militaire uitgaven voor Indië op bescheiden schaal te houden, d.w.z. aan leger en vloot alleen de taak op te dragen, het Nederlandsch gezag te handhaven tegenover belagers van dat gezag in Indië zelf. Mocht na vijf of tien jaar het oorlogsgevaar blijken toe te nemen, in plaats van te ver minderen, dan zal het vermoedelijk nog tijds genoeg zijn, voor Indië plannen uit te werken tot defensie op grooter schaal, d.w.z. ook tegen een buitenlandschen vijand. Reeds thans zou de heer Treub met de voorbereiding van die defensie op grooter schaal willen beginnen, indien de financiën van Nederland en Indië in minder desolaten staat verkeerden; alleen wegens den nood der geld middelen ziet hij voorloopig van het volgens hem meer gewenscht plan van verdediging af en wil hij aan leger en vloot de meer bescheiden taak opdragen. In dit opzicht verschillen wij van meening. Ook al vloeiden de bronnen van inkomsten ruim, dan nog zouden wij in de eerste tien jaren, gedurende welke naar menschelijke berekening geen groote oorlog is te verwachten, niet willen beginnen met de voorbereiding eener organisatie van leger en vloot in Indië, die bestemd zou zijn ze even tueel te doen deelnemen aan een oorlog tusschen groote mogendheden. Alleen reeds om deze reden niet, omdat het o.i. onmogelijk is, die organisatie te doen beantwoorden aan de thans nog onbekende eischen, welke een toe komstige oorlog zal stellen, en het daarvoor in de eerstvolgende jaren uit te geven geld hoogst waarschijnlijk in het water gesmeten zou zijn. Maar dit is tenslotte slechts een theoretisch verschil. In de practijk zijn wij het voorloopig met den heer Treub eens; in de eerste vijf of tien jaren moet er in Indië ook enjvooral op leger en ma rine worden bezuinigd ; daarna kunnen wij verder zien. Nu de Indische-vlootwet nog niet definitief van de baan is, moet men er zich over verheugen, dat iemand als de heer Treub, wiens mee ning gezag moet hebben juist in de kringen van hen, die financieel het meest bij Indië geinteresseerd zijn, er toe heeft aangespoord om ook in de militaire uitgaven voor Indië de uiter ste zuinigheid te betrachten. Tout comme chez nous denkt men herhaaldelijk bij de lezing van Treub's brochure; veel van wat hij aan de Indische regeering verwijt, is ook op de Nederlandsche toepasselijk. Ook in het volgende opzicht. Wij hebben hier?meer dan eens betoogd, dat de slechte financieele toestand, waarin Nederland verkeert, voor een deel geweten moet worden aan de roekeloosheid, waarmede aan de De partementen met 's lands gelden werd omgesprongen reeds gedurende den oor log, dus nog onder het kabinet Cort van der Linden. De heer Treub nu bevestigt onop zettelijk deze meening door wat hij op blz. 10 zijner brochure schrijft: Niemand ontkent, dat tot 1916 in Indië voorzichtig werd gefinancierd. Ware dit niet geschied, dan zou het er met de Indische schatkist nog veel erger voorstaan. Het gevaar voor Indië schuilt hierin, dat men sedert dat jaar boven zijn kracht is gaan leven en dat men zelfs nu nog niet ernstig genoeg tot het besef is gekomen, dat daaraan het koste wat het wil, een einde komen moet." De cursiveering in bovenstaande regels is van ons. Ook in Indië is men reeds tijdens den oorlog, na 1916, op financieel gebied de kluts kwijtgeraakt; ook daar is men te laat zich rekenschap gaan geven van den werkelijken toe stand ; ook daar aarzelt men zelfs nu nog met het nemen van de maatregelen die de nood gebiedt: tout comme chez ?< i nous ! KERNRAMP IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiimmiii n nu IIIIIHI iiiiiiiiiiiiii iiiimiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiimimiiiiiimiitiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii zooals zijn vader het was geweest. Dien Kerstavond, dat wij het eerst met hem kennis maken, wou hij weg. Hij ging aan 't dwalen, nadat hij 's avonds in de kroeg was geweest. Zijn weg leidde hem over een landgoed, waar de familie van den fabrieksbezitter met den Kerstavond bezig was een denneboom in den tuin te verlichten. Hij doezelde binnen iii dat troepje, bedwelmd en absent. Men herkende den werkman niet dadelijk in den stuggen vreemden man, dien men niet weg kon krijgen. Hij was zorgzaam gekleed; zijn mooie oogen, zijn regelmatig gelaat oefenen hun bekoring uit. Hen vin de zoons, die in den oorlog is ge weest, neemt hem mede, en laat hem op de sofa van zijn kamer rusten. Den volgenden morgen is Aaron bruusk vertrokken. Hij werd weergevonden door een der dames van het buiten, in het orkest van de Opera te Londen, -- als fluitist verdiende hij er zijn brood. Half en half werd hij in den kring van die anderen in Londen opgenomen. Men haalde hem aan; want au fond zijn het bohème-menschen, gelijk men erzoo velen vindt in het Londen van den oorlog. Het troepje breekt even door in het kader van den roman, de ontdekster die den fluitist in het Opera-orkest heeft gevonden, legt voor een poos op hem beslag. Bruusk komt het op, bruusk gaat het weer heen.De tooneeltjes, wat cynisch van stemming, zijn toch in stijl gehouden. Kort en duidelijk, niet vaag vervloeiend. De belangrijkste betrekking van Aaron, tijdens zijn verkeer met die ongeregelde maat schappij is ongetwijfeld zijn vriendschap mag men het wel noemen, met Rawdon Lilly. Vooruitloopend, troffen wij hem reeds in zijn gezelschap op de Arnobrug, in het duister. Lilly bezat niets van de charme van Aa'ron, hij wasén grinnekend verwaarloosd mannetje als menjze wel vindtonder Chineesche poppe tjes.Uit den zelfden stand opgekomen als Aaron. had zijn energie en zijn bijtend schrijvers talent hem een voorsprong gegeven in de losaaneenhangende samenleving van den nieu wen tijd. Hij kon onverdragelijk wez,en, wanneer hij aan 't hekelen ging, toch moest men van hem houden urn de degelijkheid van zijn aard. Zie hem eens, hoe hij Aa'ron oppast in zijn ziekte ! Van zijn apartemcnt in Coventgarden heeft hij uit de hoogte iemand waargenomen die onzeker voortschuivend op de groentemarkt is neergevallen. In een opwelling naar beneden zich haastend, herkent hij daar op den grond Aa'ron, bedronken, ontdaan. Met hulp van een polieie-agent brengt hij hem op zijn kamer en wijdt al zijn zorg aan hem. Hij begrijpt dat de schoone die beslag heeft gelegd op Aaron, hem tot vertwijfeling heeft gebracht. Die menschen van Lawrence wanneer zij bij elkander worden gebracht, zijn even weinig te mengen als water en olie. Zij stellen hun eischen, en zij worden heftig, even goed tegen zich zelf als tegen elkaar. Het schijnt e ven zoo te zullen gaan met Lilly en Aa'ron. Ma?r het is nu toch iets anders. Die handige Lilly heeft werkelijk leven en levensgloed in zijn vriend behouden. Als deze hem dan zoo secuur, zelfbewust en vrij op zijn kamer ziet verrichten wat zijn hand en zijn geest noodig vinden te doen, wordt hij erg jaloersch zonder te willen toegeven dat Lilly hooger staat. Lilly gunt hem zijn gevoel van superioriteit. Aaron gromt tegen zijn kamergenoot; : Alsof wij ooit iets verder zouden komen ! Hebben wij iets meer gezien of iets meer ondervonden, wat de menschen voor ont wikkeling aannemen, de mensen in 't midden van je bestaan verandert daarom niet," werpt hij tegen Lilly aan, als hij van zijn ziekbed in Lilly's kamer opkomt. Hij wil hem goed laten weten dat hij zich tegenover hem niets moet verbeelden. Wat moeten wij dan doen?" vraagt Lilly leuk. Wij moeten zooveel mogelijk amusement uit het leven zien te krijgen." Goed dan," antwoordt Lilly, ik ga me amuseeren." Aa'ron maakt zich stil boos, hij kan niet vt'ien, dat Lilly buiten hem kan. Amuseeren, ja ! maar maak er dan niets wonders van. Ge bent niet meer dan een man die in een kroeg een slokje zoekt om wat op te leven; alleen ge geeft het een troep mooie namen en houdt je of ge uitziet naar den steen der wijzen. Ge praat en laat de menschen denken dat ge iets hebt wat ge niet bezit. Het zijn alleen mooie woorden. Wat hebt ge nog meer?" In de duisterende kamer heerschte zwijgen. Wat is er nog meer," vroeg Aaron knorrig. Er is veel waars in wat ge van mij zegt," sprak Lilly's stem, toch is er een beetje, een ietsje in mij dat niet lijkt op den man, die naar de kroeg gaat...." En wat mag dat wezen?" Ik denk dat een mensch ten slofte in 't bezit kan komen van zijn eigen ziel, zooals de Indiërs willen, maar zonder dat hij daarom ophoudt lief te hebben of zelfs te haten. Men heeft lief, men haat, maar, boven dat alles uit, bezit men zijn ziel in geduld en in vrede." Hij geeft hem de leer van de oefening in het actieve Nirvana. Het is een wonderlevendige dialoog. Later vinden de beiden zich terug in Flo rence. Aaron heeft door een nieuwe zielswond nieuwe ervaring verkregen en hij luistert naar de wijsheid van Lilly, of liever hij drinkt haar met zijn gevoel op. Het besef komt dan tot hem dat er iets van elk mensch wordt verwacht en dat het is: de vervulling van zijn eigen ontwikkeling. Nie mand kan hem daarin bijstaan. Hij is voor zichzelf verantwoordelijk, en het zal ge schieden uit innerlijke kracht. Al de idealen van opoffering en liefde, al dat geloof aan een macht die ons reiner maakt en opheft, dat is bedorven lucht die de wereld stinkend heeft gemaakt. Zelf zal men zich vervullen. Wij moeten de dingen eenvoudig in 't gezicht durven zien, en ons onderwerpen aan den drang in ons om onze macht te ontplooien. Een macht die uit ons zelf en van zelf wil groeien. Zoo lang hebben de men schen alleen naar den liefde- en geloofsdrang geluisterd, het is noodig dat zij zich schik ken naar den machtsdrang. Heeft Aa'ron, zoo moet hij voelen, onder de woorden van Lilly, altoos bij al zijn liefden het besef gehad, dat zijn ware vereeniging, die was met zijn vrouw, zoo moet hij terug op zijn weg. Zijn Aaron's staf is gebroken, de bloesems, daaruit ontsproten, zijn niet meer, het moet een nieuw leven, een nieuwe muziek worden. Geweldig vallen de geeselende woorden van Lawrence over de tegenwoordige maat schappij. Zij is als een vooze noot, zij heeft niets in zich. Door het leege gerucht, rinkelt wat geld en het dreigt ook papier te worden .. W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl