Historisch Archief 1877-1940
H0. 8359
Zaterdag 9 September
A°. 1922
D E
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Per No. f 0.25. | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten |
INHOUD: 1. Nederland en Skandinavië
in vroeger eeuwen, door Prof. Dr. G. W.
Kernkamp. Het democratische
Duitschland, door C. Eitje. Tijdgenooten, door
Dr. W. G. C. Bijvanck. 2. De namen van
den dag, teekening van Jordaan. Het
eindexamen onzer middelbare scholen, door
Dr. C. P. Gunning. Minister van
Karnebeek naar Scandinavië, door H. Salomonson.
Krekelzang, door J. H. Speenhoff. 3.
Talen leeren, door G. Carelsen. 5. Voor
Vrouwen: Elis. Siewertsz van Reesema,
door Elis. M. Rogge. Bijkomstigheden,
door Annie Salomons. Strijdroep voor het
bedreigde Gooi, door Car. van
Lanckervan Dommelen. Uit de Natuur: Het
Naardermeer, door Jac. P. Thijsse. 6. Het
Trippenhuis, door Prof. Dr. H. Brugmans
Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert.
Op den Economischen Uitkijk:
Rijksbemiddelaars, door Jhr. Mr. H. Smissaert. Louis
Bouwmeester, teekening van B. van Vlijmen.
Dramatische Kroniek, door Top Naeff.
8. Het jubileum Max van Gelder, door
Edmond Visser, met teekeningen van B. van
Vlijmen. Boekbespreking, door Julia
Frank en Dr. J. de Jong, 9. Ruize
Rijmen (met teekeningen van J. W. Bloem),
Charivaria en Buiten!, humor, door
Charivarius. Onze Puzzle. Verzen. De
internationale Jaarbeurs te Utrecht, teeke
ning van Joh. Braakensiek. 10. Uit het
Kladschrift van Jantje. Terug van de
reis, teekening van George van Raemdonck.
't Schietgat en Rijmkronyck, door Melis
Stoke. Feuilleton: De brandneuzen,
door Alie Smeding.
Bijvoegsel: De uitspraak van de Commissie
van Herstel, teekening van Joh. Braakensiek.
NEDERLAND EN
SKANDINAVIËIN VROE
GER EEUWEN
De reis van onze Koningin naar de
drie Skandinavische hoven roept de
herinnering op aan tijden, toen de
betrekkingen van ons volk met de
Noordsche rijken niet altijd zoo vriend
schappelijk waren als thans, maar in
elk geval niet verlevendigd" behoef
den te worden door officieele bezoeken.
Eerst de visscherij, later de handel
heeft de Nederlanders naar de kusten
van de Oostzee gebracht. In het begin
der zestiende eeuw hadden zij er de
Hanse reeds overvleugeld; het
meerendeel van de schepen, die door de Sont
voeren, kwam sedert uit
Nederlandsche havens.
In de dagen van Karel V is de grond
gelegd voor de handelsgrootheid van
onze latere Republiek. Zonder den bloei,
waartoe de Oostersche negotie", zoo
als men toen den handel op de Oost
zeelanden noemde, reeds vór onzen
opstand tegen Spanje was geraakt,
?iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinnii
iiiiiiimitmiiiinii
ENGELSCH LEVEN
III.
GALSWORTHY EN ZIJN GEWONE MENSCHEN.
zouden wij tijdens en na dien opstand
nooit de heerschappij ter zee hebben
verkregen. Moeder-commercie": zoo
noemden de Staten van Holland een
maal den handel op de Oostzee, met
juiste kenschetsing van de plaats, die
hij in de geschiedenis van den
Nederlandschen handel inneemt; uit dezen
boom zijn de andere takken ontsproten;
hij bleef ze voeden.
De politiek van onze Republiek
tegenover de Oostzee-mogendheden werd
dan ook altijd beheerscht door de be
langen van den handel. Denemarken
was in het bezit van den toegang tot
de Oostzee; tot over het midden van
de zeventiende eeuw behoorden beide
oevers van de Sont aan Denemarken;
de koningen van dit rijk hieven er tol;
de willekeurige verhoogingen van dien
tol trokken herhaaldelijk een streep
door de winstberekening van onze
kooplieden; de ambtenaren van het
tolkantoor maar laat mij met de
woorden van den 17de eeuwschen ge
schiedschrijver Aitzema verhalen, hoe
deze heeren de Nederlandsche schippers
behandelden.
De tollenaars lieten zich door de
Hollandsche schippers ontzien en eeren
alsof het hun onderdanen waren; kwam
het hun te pas, dan vertolden zij de
schippers en lieten hen dan gewoonlijk
meer tol betalen, dan door den koning
was verordineerd. Maar dikwijls kwam
het den heeren niet te pas; dan hadden
zij gasten; dan stond het hoofd hun nog
verkeerd van de roes van gisteren;
dan waren ze of moesten ze uit met een
speelwagentje om zich wat te
verluisteren; en ondertusschen moesten de
Hollanders zich den schoonen wind over
het hoofd laten waaien, wat hun dan
dikwijls een heele reis schade deed.
Zoodat de schippers en matrozen, die graag
weer thuis waren bij vrouw of vrijster,
schier desperaat en razend werden, en
hun een rechte haat tegen Denemarken
werd ingescherpt".
Zoolang Denemarken de machtigste
staat aan de Oostzee was, zochten wij
het bondgenootschap van zijn erfvijand:
Zweden. Nog in den
Deensch-Zweedschen oorlog van 1644?1645 betracht
ten wij ten opzichte van Zweden wat
men later zou noemen een welwillende''
onzijdigheid, d.w.z. zonder openlijk
aan den oorlog deel te nemen, hielpen
wij de Zweden; wij leverden hun een
hulpvloot en een zeeheld op den koop
toe, den Zeeuwschen admiraal Maarten
Thijssen, die uit dankbaarheid door de
Zweedsche regeering in den adelstand
werd verheven en sedert prijkte met
den naam van Anckarhjelma.
En wat voor den trots van den
Deenschen koning het allerergste was: een
Nederlandsche vloot, onder Witte
Cornelisz. de With , convooieerde onze
koopvaarders door de Sont en zorgde,
dat hun geen tol weer afgevorderd; de
Deensche vloot moest het aanzien zon
der een schot te lossen.
Maar sinds het midden der zeventien
de eeuw keerde het blaadje. Wat histo
rische herinneringen betreft, kunnen wij
den Denen even blijmoedig in de oogen
zien als den Zweden. Toen de schaal,
waarin de heerschappij over de Oostzee
gewogen werd, oversloeg naar de zijde
van Zweden, hebben wij Denemarken
getroost met onzen stalen kling".
Dat was in de dagen van den
Zweedschen koning Karel Gustaaf, toen men
langs de Oostzee kon reizen en telken
avond op Zweedsch gebied overnach
ten. Ook de Deensche eilanden schenen
in zijne macht te zullen vallen. Toen, in
1658, kwam onze Republiek het be
dreigde Kopenhagen te hulp. Onze vloot
onder Wassenaar-Obdam, versloeg de
Zweedsche, die haar den doortocht door
de Sont wilde beletten, en bracht
troepen, amunitie en levensmiddelen
in de hoofdstad van Denemarken. Een
jaar later verscheen de Ruyter in de
Deensche wateren om den voortgang
der Zweedsche wapenen te stuiten. Voor
een niet gering deel was het aan onze
tusschenkomst te danken, dat Dene
marken behouden bleef, al moest het
zijne aan de overzijde van de Sont ge
legen provinciën aan Zweden afstaan.
Zoolang onze Republiek nog meetelde
onder de groote mogendheden, stond
zij, bij Europeesche conflicten, voortaan
aan de zijde van Denemarken en tegen
over Zweden. In den algemeenen oor
log, die ontketend werd door den inval
van Lodewijk XIV in ons land, in 1672,
streden Nederlanders en Denen teza
men tegen de Zweden. Cornelis Tromp
voerde eenige jaren h<^ bevel over de
Nederlandsche-Deensche vloot in de
Oostzee.
Zoolang onze Republieknogmeetelde:
dat was tot in het begin der achttiende
eeuw. Toen sloeg haar stervensklok als
groote mogendheid.
Voor Denemarken was dat oogenblik
al vroeger aangebroken. Maar Zweden's
rol in de internationale politiek was
afgespeeld tegelijk met de onze. Er
loopt een merkwaardige paralel
tusschen de geschiedenis van Zweden en
die van onze Republiek: beide staten
bereiken tezelfder tijd hun hoogtepunt
en gaan tegelijk onder . En vrijwel om
dezelfde reden: zij hadden boven hunne
kracht geleefd.
Ook op cultureel gebied hebben
Nederlanders en Skandinaviërs in vroe
ger eeuwen veel aanraking gehad. Maar
Toen John Galsworthy, de zedenschilder
van de voornaam burgerlijke wereld in Enge
land, zijn Man of Property had geschreven,
heeft hij er dadelijk aan gedacht het kader
van zijn roman uit te breiden; wat een soort
van historisch tafereel was geweest van een
familie tegen het eind der 19e eeuw, wilde
hij maken tot een geschiedenis van twee
of drie opvolgende geslachten die zich aan
sloot bij het leven van den tegenwoordigen
dag. Evenals men, in oud-Germaanschen stijl,
spreekt van een Nevelingen-saga, heeft
Galsworthy zijn boek toen het geheel was
voltooid The Forsyte Saga genoemd. Want
het vertelt van de familie Forsyte (2e helft
19e eeuw tot 1920).
Waarom zou men toch de geschiedenis
van een volk niet in een reeks van typische
familiehistories mogen schilderen waarin kunst,
typisch beeldend en relief, het leven tot
spreken heeft gebracht?
Carlyle herkende in de hardnekkigheid
van den werkman van zijn tijd den geest
van den oud-Saksischen strijder, die ondanks
wond en uitputting den strijd voortzette
om der wille van den strijd. Zal men onder
de meest verschillende vormen het karakter
van dien strijd ook niet thans terugvinden?
Of het nu den schrijver is gelukt het recht
van zijn roman op den titel van Sage te doen
gelden? laat ons daarover niet disputeeren.
Hij lijkt mij zelf niet geheel overtuigd van zijn
Sage-recht.
Maar hij heeft een treffend punt van uit
gang gevonden tot opening van zijn roman
op den familiedag ten huize van den ouden
Jolyon Forsyte, hoofd van het geslacht,
de Wodan, om 't zoo te zeggen van de
Forsyte sage. De geheele clan is er bijeen ter
viering van het engagement van Jolyons
kleindochter en vermoedelijke erfgename,
en het is als een wapenschouwing van de ver
mogen bezittende en vermeerderende klasse
van het land. Het zijn men of property.
Men magdatniet eenvoudig weergeven met:
menschen van geld. Money, money, money:
dat maakt alle onderscheid van beschaving !
zal een man als Aaron Sisson uitroepen die
eigenlijk buiten de maatschappij staat.?Maar
vermogen, hoewel gebaseerd op geld, is nog
iets anders. Vermogen is het middel om in de
maatschappij eenverzekerd bestaan te hebben,
dat gelegenheid geeft tot ontwikkeling van
de krachten in den man of in zijn familie;
het is de grondslag en de bevestiging van de
ruimte die zijn vrijheid of de vrijheid van zijn
groep noodig heeft.
De Forsytes hebben, ieder hunner op zijn
manier, gebouwd aan de omvalling hunner
plaats in de wereld: de eenen door hun
handel en hun beroep en het geld daaruit
verkregen, anderen door hun land en hun
huizen, door den staat dien zij voeren, door de
weelde die zij ten toon spreiden, door de ver
zamelingen die zij aanleggen,.... op allerlei
manieren die maken dat het bezit waarop
hun macht en hun mogelijkheid steunt,
wordt tot iets immaterieels en moreels
zonder dat toch het karakter van het
materieele grijpen te loor gaat.
Die menschen zijn de menschen zooals
Keynes hen in zijn beschouwing van Europa's
economischen toestand vór den oorlog
heeft geschilderd: er opuit orn te bewaren en
te vergrooten en de vrijheid te dienen voor
zoover het de vrijheid van hun eigen beweging
betreft.
Daar bewegen zij zich heen en weer op den
familiedag bij den ouden Jolyon Forsyte.
Zij maken hun opmerkingen, zijn jaloersch
van elkaar en zijn spijtig, toch verbonden
door hun gezamenlijken godsdienst van
fatsoen en zedelijkheid.
Zooals het in de oude goden - en de nieuwe
menschen - saga's gaat, is het alsof de
verlovingsviering van de kleindochter in den
kring der machtigen en vermogenden zoo niet
een onheil dan toch een beroering met het
vreemde aankondigt. Hij, op wien de keus
van het meisje eicenzinnig is gevallen, heeft
geen middelen, hij is artist, een architect
met eigen kunstrchting. Zonder geregeld
bestaan !
toen waren wij de gevende partij.
Eerst in onzen tijd heeft het Noorden
terugbetaald.
Door den handel raakte men bekend
met eikaars taal. En veel Nederlanders
hebben zich tijdelijk of blijvend in
Denemarken of Zweden gevestigd:
boerengezinnenuitWaterland,dieChristiaan
II naar Amagar liet komen, om er den
Hollandschen groenteteelt over te bren
gen; Hollandsche kooplieden, die
Gothenburg hebben gesticht; industrieelen
als de leden der families Trip en de
Geer, die Zweden's rijkdom aan ert
sen hebben ontgonnen; maar ook bouw
meesters en schilders, die erheen werden
geroepen om hunne kunst uit te oefenen
en geleerden, die luister moesten bij
zetten aan het hof van Christina van
Zweden. Nederlandsche
tooneelgezelschappen voerden in Stockholm zelfs
Nederlandsche stukken op. Jacob Cats
werd in Zweden gelezen.
Omgekeerd waren er tal van Denen en
Zweden die verscheiden jaren in ons
land hadden doorgebracht. Zooals de
opvoeding van een Nederlander van
goeden huize toen niet volmaakt was,
als hij geen reis naar Frankrijk of
Italië had gedaan, zoo kwamen de
Denen en Zweden naar Holland om
aan onze hoogescnolen te studeeren.
Maar niet alleen om hier te studeeren.
Een Zweedsch diplomaat uit de zeven
tiende eeuw heeft een soort van gids
opgesteld voor zijne landgenooten, die
naar Holland kwamen: een opsomming
van allerlei dingen, die men moest zien
of waarnaar men moest informeeren.
Vooral op alles, wat den handel betrof,
moestcnzij goed letten. Want in de eerste
plaats was Holland het land, waar
je kon leeren rijk te worden.
Geen wonder, dat vooral de Zweden
die kunst wilden leeren: zij waren zoo
arm als de mieren. Fantasie hadden zij
genoeg: daaraan heeft het den Zweden
nooit ontbroken; de projecten vanhunne
ontelbare handelscompagnieën uit de
17de eeuw zijn altijd grootscheepsch;
maar er was nooit voldoende kapitaal
om die maatschappijen tot bloei te
brengen.
Zweedsche koningen versmaadden
dan ook soms niet het zoete winstje
om met Nederlandsche kooplui samen
zaken te doen.Ook,,Hertog Karel"niet:
zoo heet Karel IX in de jaren, toen hij
feitelijk reeds regeerde, maar den
koningstitel nog niet voerde. Dat leidde
dan wel eens tot een familiare verstand
houding tusschen de compagnons. En
ziehier een laatste bewijs, dat in vroeger
eeuwen de betrekkingen tusschen Ne
derland en Skandinavië" eenigszins
anders waren dan tegenwoordig. Of
wat dunkt u van zulk een brief van
een Amsterdamsen koopman aan den
regeerder van Zweden?
Jacob Jansz. Ruytenburgh, een
soort van handelsagent van Hertog
Karel", schrijft hem in 1596, als post
scriptum van een brief over politieke en
handelszaken:
Voorts moet ik mijn genadigen
Heer en Vorst mededeelen, dat de ge
boden van mijn huwelijk zijn afgelezen;
mijn aanstaande is een onbesproken
maagd; is vijf en twintig jaar oud; ik
wou wel, dat zij vijf jaar jonger was,
maar ik zal er genoegen mee moeten
nemen; ik moet bedenken, dat ik een
man van 63 jaren ben; het zal 't mij wel
doen; ik zou wel wenschen, dat het
alzoo gelegen was, dat mijn genadige
Heer en Vorst met zijne gemalin en 10
of 12 leden van zijne hofhouding op
onze bruiloft kon komen".
Wij kunnen dezen grappenmaker
narekenen; het is een betrouwbaar
mensch: uit de Amsterdamsche
huwelijksregisters blijkt, dat hij in 1596,
toen hij in zijn 63ste jaar was, in tweede
huwelijk trouwde met Hendrikje Tho
masdochter, oud 25 jaar.
Maar wèlbekomen schijnt het hem
niet: na 1596 hooren wij niets meer van
Jacob Jansz. Ruytenburch.
KERNRAMP
uiiiiiiiiiuiiiiiiiiiii iiiiiimiiiiriiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi
HET DEMOCRATISCHE
DUITSCHLAND?
Er wordt veel gesproken en geschreven over
den economischen toestand in Duitschland
en inderdaad het moet zelfs den niet al te opper
vlakkig denkenden en voelenden
vacantiereiziger, die slecht korten tijd in dit land ver
toeft, in de oogen springen hoe abnormaal
de toestanden bij onze Oostelijke naburen
zijn geworden. Hij ziet voor zijn oogen allerlei
kleine onbelangrijke gebeurtenissen zich af
spelen, die in hun zielige onbenulligheid
boekdeelen spreken, die vertellen van fat
soenlijke armoede, van nijpend gebrek, van
dolle verkwisting. Een ieder, die in Duitsch
land reist moet wel den indruk krijgen, hoe
zeer de burgerij lijdt onder deze economische
verhoudingen. Maar toch persoonlijk scheen
het mij toe, dat hoe zwaar ook de
materieele nood drukte, het beste deel der natie
nog zwaarder gebukt ging onder een moreele
ontreddering, onder het gevoel zichzelf en
alle zekerheid te hebben verloren. Een kleine
scène is mij bijgebleven, die m.i. teekenend
is voor deze geestesgesteldheid. In Hamburg
werd tijdens de berseewoche" een ten
toonstelling geopend Deutschland und der
Friedensvertrag"; de affiches stelden voor
een kaart van Duitschland, omwoeld met
ijzeren ketens, en voor zoo'n aanplakbiljet
heb ik een hxr zien staan, de vuisten gebald,
het gezicht vertrokken van tragische, wan
hopige machteloosheid. En deze spontane
uiting van een enkel individu leek mij opeens
het symbool te zijn voor den geestestoestand
van hen, die in het Duitsche rijk nog denken,
voelen en idealen koesteren. Zulke lieden zijn
vervuld van een radeloosheid, die schommelt
mm u i ii u muil n i i i iiiiiiiiin tiimiiiiiniiiiiiimmiiiiiiitiiiiiitiiiiiiiiiiitiiiiniiiiiiiiiiiu
Men heeft hem in de familie, zijn geslachts
naam verdraaiend, den Boekanier, den zee
schuimer, gedoopt, hij zal een buitenstaander
moeten blijven. Of zijn verloofde moest
hem inburgeren in den kring! Maar de
vrouwen zijn dikwijls een weerstrevig element
geweest in de familie.
Leeft niet de oude Jolyon zelf, in onmin
met zijn zoon wegens zijn dwaze huwelijk en
zijn aanleg die niet past aan een
rechtgeaarder Forsyte? De vrouw heeft in haar houding
en haar schoonheid een eigen macht. Zij bukt
niet voor oe goden door de Forsytes aange
beden, zij overstraalt hen wanneer zij in haar
luister verschijnt.
En ja, er is een Helen a onder de Fors>tes,
zij echter, de vrouw van Soames Forsyte,
ontwijkt, zooals het de gewoonte is der Heiena's
het gezelschap van haar echtgenoot en is niet
op de samenkomst der familiegenooten ver
schenen. Haar afwezigheid prikkelt evenzeer
de gedachten der gasten als haar tegenwoordig
heid het zou hebben gedaan....
Laat ons tochnietvergete.. den oudenjolyon
in de eerste plaats te gedenken. Hij geeft den
toon aan den inhoud van het verhaal; met
zijn stoere gestalte, ongebroken van autoriteit
ondanks zijn tachtig jaren, houdt hij den last
op van de wereld die hij behcerscht.
Neem dat kostelijk tafereel van den ouden
voorzitter der vergadering van aandeelhou
ders, als zij niet dadelijk wil instemmen met
den maatregel door het bestuur voorgesteld.
lir komt oppositie, amendementen, moties
weerlichteu aan; hij nu met zijn hamer
klopt af, en als de Olympische god van ouds
door het fronsen v»n zijn wenkbrauw verdrijft
hij de wolken van tegenstand. Zijn wil
zegeviert zonder tegenspraak.
Maar het nieiiochelijke is niet van Jolyon
geweken; in de harde worsteling met dun tijd
is de werkelijkheid van het leven niet geheel
van hem vervreemd. De eenzaamheid van
den ouderdom sluipt op hem aan. Zal hij
onverzoend met zijn zoon van de wereld
heengaan? Hij reikt hem de hand, hij leert nog
iets kennen van het geluk van te geven en van
zichzelf te geven, hij doet dat koninklijk.
Gevoeligheid is er bij hem niet zoozeer, als
wel een gevoel dat uit de diepte opkwam, voor
het leed der aardsche dingen op deze aarde.
Hij raadde, hij zag hoe een onheil de For
sytes sloeg door de schoonheid van de Helena,
die zijn neef Soames tegen haar wil in de fami
lie had binnengevoerd, Soames met zijn harde
houten gelaat dat geen liefde kon wekken.
Helena wier schoonheid den Boekanier
betooverde en van de zijde verdreef van
Jolyons' kleindochter.
Het is een tragedie geworden niet alleen
voor dit meisje, maar ook scherp vernietigend
voor de Helena die haar huis ontvluchtte, en
voor den armen Boekanier" die in wanhoop
den dood zocht en vond te midden van het
nevelig Londensch gewoel.
Wij vinden den ouden Jolyon in het
lijkenhuis om de identiteit van het slachtoffer te
kunnen getuigen.
,,Hij stond daar stil als de dood," zegt het
verhaal, zijn blik onafgewend van het lijk.
Wie zal vertellen waarmee zijn gedachten
bezig waren? Met hemzelf toen zijn lokken
nog bruin waren, als het haar van den jongen
man daar, dood voor zijn oogen ? Met hemzelf,
toen de strijd om het leven juist wou beginnen,
de lange, lange strijd waarvan zijn hart had
gehouden ; de strijd die voor dezen jongen man
al over was bijna voor dat hij was begonnen?
Dacht hij aan zijn kleindochter met haar
verbroken illusies? Aan de ironie, zoo bitter
en zoo raadselachtig van zulk een levenseind?
Recht, vergelding ! Bestond er wel recht voor
de menschen die altoos met hun oordeel
moesten rondtasten in het duister."
Arme Wotan ! Hij staat blind en onmachtig
tegenover het Noodlot.. Hij herinnert zich
zijn stormenden Saga-tijd toen de lust in het
strijden hem drong en drong zonder dat hij
vooruit wilde zien. Nu is de dag van het terug
kijken voor hem gekomen, en de verhaler
iaat hem zijn overdenkingen besluite.!:
Beter, van dit alles af te zijn ! Beter,
voor goed er uit te wezen, als die arme
jonkman die daar voor me ligt !"
Het leven gelijk het voor hem is geworden,
geeft hij op.
Dat is het slot voor hem van de Forsyte
Sage.
SoainesForsyte.dc harde houten
vermogensman, heeft gewonnen, hij die de macht van
het leven in zijn bezit heeft en de schoonheid,
vrijmaakt van het leven, in zijn greep wil
honden. Gewonnen? ten minste voor het
uiterlijk !
H.ermede eindigt de eerste hoofdafdceling
der Saga.
De twee volgende afdeclingen miss:n geheel
de eigenschappen van een saga. De tijd
maakt niet meer een groot kader, de
massawil van de groep verstuift, de Helena, hoe
de auteur met haar ook zijn best doet, wordt
geen fatale figuur. Het zijn allen romanper
sonen, die er de hun toekomende rol meester
lijk vervullen in een belangwekkend en
spannend verhaal.
Men kan er in lezen hoe Soames die een
erfgenaam voor zijn rijkdom wenscht, om ook
op de toekomst zijn greep te kunnen uit
oefenen,zich gedwongen ziet om van Helena"
te scheiden, en een vulgair huwelijk te sluiten,
waarin zijn vrouw hem, later, bedriegt. De
erfgenaam is een meisje.
Helena" nu voor goed verbonden aan haar
tijdelijk-eeuwige schoonheid, nadat zij zich
heeft vrijgemaakt van haar on uitstaan baren
echtgenoot, toont zich de liefhebbende vrouw
van des ouden Jolyons zorgzamen zoon en
een onvergelijkbare moeder voor haar eigen
kind, Jon.
Hij werd niet meer aangenomen in het
leger waarvoor hij zich had opgegven, omdat
de oorlog juist geëindigd was, toen hij zijn
18e jaar had voltooid, maar hij deed reeds
zijn keus voor een levensgezellin. Het was
Soames' erfgename.
Van die liefde kan noch hij, noch kan het
meisje er van afzien, maar haar bezit wil hij
niet meer als hij de levensgeschiedenis van zijn
moeder verneemt. Tusschen Soames' dochter
en zijn Moeder schaart hij zich aan de zijde
van haar die voor hem de eerste plaats in
't leven inneemt.
Wanneer het boek, The Forsyte Saga besluit
met een clanvergadering der Forsyte's bij
gelegenheid van het huwelijk van Soames'
dochter, evenals er een bij de opening plaats
had, dan is Joe Forsyte daarbij niet tegen
woordig. Hij is aan de overzijde van den
Atlantischen Oceaan. Galsworthy laat hem
op den drempel van het praktische leven.
Zoo deed Middleton Murry met zijn aparte
menschen. Ook van Lawrencl's Aaron
Sisson bestaat er bij ons alleen een vaag ver
moeden dat hij van eigen ervaring en van de
lessen van zijn vriend heeft geprofiteerd.
Den man van 't nieuw vermogen en van het
nieuwe vermogen treffen wij nog bij niemand
aan.
W. G. C. B IJ V A N K