Historisch Archief 1877-1940
H9. 3360
Zaterdag 16 September
1°. 1922
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Adverientiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositickosien
INHOUD: 1. Het nieuwe Kabinet-Ruys,
door Prof. Dr. O. W. Kernkamp. De
huidige wereldpositie, door Prof. von
SchulzeGavernitz. Tijdgenooten, door Dr. W. G.
C. Byvanck. 2. Het Smyrnasch tapijt,
teekening van Jordaan.?Krekelzang, door
J. H. Speenhoff. Nederland en het verre
Oosten, door H. C. Buurman. 3. De
Kabinetsformatie en het Parlementaire stel
sel, door Dr. E. van Raalte. Friesche
handschriften,door Prof. Dr. H. Brugmans.
Spre.ekzaal: Saga of Sage, door Dr. Jan de
Vries. Bij Vlaanderen's schrijvers te gast,
door Cornelis Veth. 5. Voor Vrouwen:
Coornherts' vrouw, door Geertruida Carelsen.
Moeders, door Willy Pétillon. Brieven
uit Zweden door L. M. Coster-Wijsman.
Over boeken en tijdschriften. Uit de
Natuur: Het Naardermeer, II. door Jac. P.
Thijsse. 6. Doctor Honoris Causa Jac.
P. Thijsse, door P. v. d. Burg, met teeke
ning van B. van Vlijmen. De Brief uit
Rusland, teekening van George van
Raemdonck. Tooneel, door Edmond Visser.
7. Schilderkunst-kroniek, door Hennus.
Dz Raaf (vers), door Francois Pauwels.
8. I. C. A. R., door Mr. Paul Lamberts
Hurrelbrinck. Boekbesprekingen, door
Prof. Dr. J. Prinsen J.Lzn. 9. Een
nieuwe bron van gemeente-inkomsten, tee
kening van Joh. Braakcnsiek.
Charivaria, door Charivarius. Programma, Stads
schouwburg. )oh. Messchaert f, door
H. J. den Hertog. 10. Het bedankje,
door Melis Stoke. Rijm-kronyck, door
Melis Stoke. Het moeilijk oogenblik,
door Per Lagerkvist. Uit het klad
schrift van Jantje.?Buitenlandsche humor,
door Charivarius.
Bijvoegsel: De overwinning van de Tur
ken in Klein-Azië, teekening van Joh.
Braakensiek.
HET NIEUWE KABINET-RUYS
Op het laatste nippertje is het tweede
Kabinet-Ruys dan toch nog gereed
gekomen. Het werd ook tijd: over
enkele dagen zal de nieuwe zitting
der Staten-Generaal worden geopend
en moet de Regeering haar programma
althans voor het eerstvolgende jaar
den volke bekend maken.
Door middel van het
Correspondentiebureau werd dan ook de samenstelling
van het nieuwe Kabinet medegedeeld,
bijna twee dagen voordat het daarop
betrekking hebbende Koninklijk besluit
in de Staatscourant verscheen: men
mocht anders eens gaan vreezen, dat
de fatale termijn zou verstrijken zonder
dat de benoeming der nieuwe ministers
nog was geschied !
Het heeft ditmaal wel bizonder lang
geduurd, voordat de Kabinetsformateur
zich van de hem gegeven opdracht
kon kwijten.
En toch scheen zijne taak niet zoo
hij uitstek moeilijk. De verkiezingen
van Juli hadden aan de drie rechtsche
partijen gezamenlijk een zoo «root aan
tal zetels in de Tweede Kamer verschaft
als zij slechts nmaal vroeger hadden
bereikt; in de Eerste Kamer hadden
zij een numeriek overwicht verkregen,
waarvan zij nooit gedroomd hadden:
de parlementaire basis voor een minis
terie van rechts was zoo vast als een
vloer van beton.
Ook de keuze der personen kon niet
zooveel bezwaar opleveren. Van den
aanvang af was het bekend, dat verre
weg de meeste leden van het eerste
Kabinet-Ruys bereid waren ook in het
tweede zitting te nemen. De Kabinets
formateur behoefde geen stel ministers
bijeen te brengen, die zich met elkaar
hadden te verstaan over het
regeeringsbeleid, dat in de naaste toekomst
moest worden gevolgd; men mocht
aannemen, dat de zitting hebbende
ministers zich daarover reeds een vast
oordeel hadden gevormd. Wat de per
sonen-kwestie betrof, was zijne taak
dus beperkt tot het vervangen van eenige
zwakke broederen door krachtiger fi
guren; alleen bij de vraag, of ook
minister Aalberse in het nieuwe Kabinet
zon overgaan, deden zich politieke over
wegingen gelden.
Maar al scheen de heer Ruys dan
ook den wind in de zeilen te hebben,
hij bereikte de haven van aankomst
eerst zoo laat, dat men zich al afvroeg
of zijn schip geen averij had gekregen.
Zooals men weet, lag de vertraging
aan de onderhandelingen, die met de
drie rechtsche partijen zijn gevoerd
over het regeeringsprogramma. Het zou
van weinig deferentie tegenover den
Kabinetsformateur getuigen,indien meïi
veronderstelde, dat hij zulk een pro
gramma is gaan vragen aan de leiders
der partijen, op wie zijn Kabinet moest
steunen; maar de lange duur der crisis
heeft in ieder geval bewezen, dat het
moeite heeft gekost, daarover niet hen
tot overeenstemming te geraken.
Te verwonderen behoeft men zich
daarover niet. Het nieuwe regeerings
programma moest in hoofdzaak een
bezuinigingsprogramma wezen. Over de
p Tactische vragen, die daardoor aan
de orde worden gesteld, bestaat ook
bij de rechtsche partijen, ondanks haar
gemeenschappelijk beginsel, verschil van
meening. En voor zoover de bezuini
ging ook beginselkwesties betreft, b v.
de vraag, of men bij de sociale wetge
ving een anderen koers zal volgen,
raakt zij beginselen, waarover ook in
den boezem der rechtsche partijen,
ondanks haar gemeenschappelijke!! wor
tel, verdeeldheid heerscht.
Het heeft dan ook veel voeten in
de aarde gehad, voordat de leiders der
rechtsche partijen hun zegel hebben
gehecht aan het programma van het
tweede Kabinet-Ruys. Maar ten slotte
is men het dan toch eens geworden.
Althans over het programma voor het
eerstvolgende jaar.
Want verschillende organen van rechts
hebben er reeds voor gewaarschuwd,
dat men niet al te groote verwachtingen
moet koesteren van het getroffen
accoord. Men moet vooral niet denken,
dat de hoofdlijnen zijn getrokken van
het regeeringsbeleid voor de eerst
volgende jaren. Neen, zoo hoog
heeft men niet gemikt. Bij de
onzekeiheid van de heerschende economische
toestanden is het onmogelijk, lang
vooruit den koers te bepalen; er kunnen
zich telkens omstandigheden voordoen,
die het noodzakelijk maken hem te
wijzigen. .Daarom heeft men zich
voorloopig tevreden gesteld met het uit
stippelen van den weg, die in het eerst
komende jaar zal worden gevolgd;
wanneer dit station bereikt is, zal men
weer verder zien.
Met andere woorden: de richting,
waarin wij moeten gaan, staat ook
voor ons, mannen van rechts, nog niet
vast; verwacht niet te veel van ons;
een grootsch opgezet plan tot ver
betering van den financieelen toestand
hebben wij niet kunnen opmaken; van
jaar tot jaar zullen wij ons bestek
zetten.
Wanneer straks de ,,Openingsrede" zal
zijn voorgelezen, zullen wij meer weten
van de voornemens der nieuwe re
geering. En nog meer als de begrooting
is ingediend.
Voorloopig kunnen wij alleen in de
samenstelling van het tweede
KabinetRuys enkele aanwijzingen zoeken om
trent het verschil, dat er tusschen dit
ministerie en zijn voorganger zal zijn.
Slechts twee leden van het eerste
Kabinet-Ruys hebben den
ministersrok uitgetrokken: de heeren König en
van IJsselsteyn.
De heer König wordt als Minister
van Waterstaat vervangen door den
Delftschen hoogleeraar, tevens
EersteKamer-lid, van Swaay, die zeer zeker
niet minder technische kennis heeft dan
zijn voorganger en hem vermoedelijk
zal overtreffen in parlementaire slag
vaardigheid. Zijne benoeming mag dan
ook als een versterking van het Kabinet
worden beschouwd. De nieuwe minister
zal spoedig op de proef worden gesteld;
hij zal zijn beleid kunnen toonen bij de
afwending van het conflict, dat aan
onze spoorwegen meer en meer dreigt
uit te breken.
Over het heengaan van Minister van
IJsselsteyn zal door weinigen rouw
worden gedragen. Zijn gebrek aan
herinneringsvermogen", zooals Het Va
derland schrijft, moge voor hem zelf
misschien geen reden zijn geweest om
zijne portefeuille neer te leggen, voor
menig Kamerlid was het een beletsel
in zijne verklaringen het vertrouwen
te stellen, dat aan de woorden van een
Minister moet kunnen worden gehecht.
Voorloopig zal minister Ruys ook
het departement van Landbouw, Nij
verheid en Handel onder zijne hoede
nemen. Reeds geruimen tijd is echter
bekend, dat het niet langer een zelf
standig bestaan zal leiden, maar dat
de verschillende afdeelingen ervan bij
andere departementen zullen worden
ingedeeld.
OUDE EN NIEUWE WERELD
Dezer dagen, nu voor de derde maal de
Volkenbond te Genève is vergaderd, mogen
wij ons niet opsluiten in onzen toren van
beschouwing. Met een gedicht vór ons
of een boek van wijsheid, afgekeerd van
het buitenlicht, dat de bladzijden toch maar
klaar zullen uitkomen, willen wij niet gaan
mijmeren over schoone gedachten en diepe
inzichten; neen, wij moeten het raam open
slaan en luisteren naar de verwarde geruchten
en uitkijken naar wat er in de wereld omgaat
en meêgevoelen de zucht en den tocht der
beweging die de harten van onze menschen
verontrust en pijnigt....
Wat nu de deftige bijeenkomst aan de
oevers van het Zwitsersche meer voor ons
met de stemming van Europa op dit oogenblik
heeft te maken, dat is gauw genoeg gezegd.
Het is niet dat onze verwachting gespannen
is omtrent de besluiten door de vergadering
te nemen, maar het is een herinnering welke
ons bevangt aan den man die het idee van
de volkenverbinding door een volkenverbond
in de wereld heeft ingeleid.
Aan een zelfgenoegzaam Europa heeft Wilson
een uitbreiding in ruimte en geest willen geven
door het ongemeten en zich aldoor ver
nieuwende gebied der Vereenigde Staten;
een zelfgenoegzaam Amerika heeft zich
booswillig van Europa gescheiden. Wilson
is de martelaar van zijn idee geworden.
Het is Europa duur te staan gekomen.
De economische ontreddering van
MiddenEuropa die thans haar hoogtepunt heeft
bereikt en in haar draaikolk naburige staten
en volken dreigt mee te sleepen, kan niet
worden gekeerd, zonder de hartgrondige
meewerking van de Vereenigde Staten. Dat
is de algemeene overtuiging.
Maar Amerika houdt z;ch meer en meer
apart.
Het heefi zich geëxcuseerd ter Conferentie
van Genua te verschijnen omdat het zich
niet in de Europeesche politiek wou mengen,
en zoo heeft het Europa alleen laten staan voor
het Russische vraagstuk. Op alle punten
zoowel waar het te doen was om de afbetaling
van wederzijdsche schulden, als om de be
palingen van het verdrag van V'ersailles
over het herstel der schade door den oorlog
geleden, heeft Amerika /.ich onbetuigd ge
laten. Wat ging de poging van wederopbouw
van Europa den Vereenigden Staten aan, wan
neer er toch geen orde door werd geschapen V
Waarlijk niet dat het bestuur van
President Harding het belang van den
wereldvrede ontkende. Bij zijn verkiezing
tot het hooge ambt dat hem thans is opge
dragen, heeft hij zich verklaard voor een
associatie der volken van de wereld.
De algemeene beschaving toch verlangde vol
gens hem samenwerking in bepaalde aange
legenheden en door de conferentie, :n 1921
naar Washington opgeroepen ter regeling
van de verschillende vraagstukken van den
Stillen Oceaan, heeft hij een voorbeeld willen
geven, hoe door gezamenlijk overleg van de
groote mogendheden aldaar, geschillen die
oorlog dreigden, konden worden vereffend.
Ruimte diende er te worden gelaten voor de
zekerheid van een gevestigden vrede, ten
minste gedurende een niet al te groot tijds
verloop. De vaagheid van onbegrensde ide
alen zuchtende Presidenten zijn ministers niet.
Door aan de wereld tot voorbeeld te strek
ken, moest Amerika handelen; en niet di or
zich in onoplosbare moeilijkheden te steken !
Men denkt er in Amerika niet aan om de
schuld van het Britsche Rijk kwijt te schelden.
Heel vriendelijk maar heel precies heeft
men daar aan Engeland te kennen gegeven
dat zijn leening geregeld dient te worden
afbetaald, daar men anders zelf zijn belofte
niet kan voldoen om de hooge belastingen
in de Vereenigde Staten te verlagen en de
pensioenen uit te betalen waartoe men is
verplicht.
Het antwoord van Lord Balfour,
middelerwijl tot Earl verheven, is de bekende nota
van l Augustus geweest aan de
Ententcbondgenooten, waarin hij zijn uitleg geeft
van de leeningen, grootendeels door Engeland
bemiddeld, maar aan andere landen ten
goede gekomen. Men mag dat geleende geld
volgens hem niet uit een zuiver financieel
standpunt beschouwen, het is hulp geweest
in dagen van nood gedurende den internati
onalen oorlog aan elkander verleend, ter
verkrijging van een gezamenlijk goed. Dat
neemt toch niet weg dat Engeland zijn schuld
erkent. Het zal haar betalen met wat de
bondgenooten hunnerzijds aan het Britsche Rijk
verschuldigd zijn, ofschoon dat veel meer
is dan de schuld aan Amerika, l let excedent
scheldt Engeland aan zijn schuldenaren
kwijt.
Op zijn beurt geeft Balfour hier dus een
voorbeeld van edelmoedigheid aan -Amerika.
en zoo heeft men de nota ook in de Vereenigde
Staten opgevat, aslof het een aandrang was
om alle intergeallieerde schulden wederzijds
af te schrijven. En daarvoor heeft men doove
ooren ; het Amerikaansche Congres houdt zich
vooreerst aan zijn besluit om de geleende
milliarden te innen met hun interest van het
jaar 1919 af.
Het is ook inderdaad niet om een kleinig
heid te doen.
Neen, waar het zijn eigen weg kan volgen
en zich niet dieper in de zaken heeft te mengen
dan het zelf verkiest, is Amerika bereid genoeg
offers te brengen. Wilson is niet de eenige
geweest onder de Amerikanen, die idealen
Vermoedelijk geschiedt dit met de
bedoeling om te bezuinigen, zoowel
direct, door de opheffing van een af
zonderlijk ministerie, als indirect, om
dat bepaalde takken van staatsdienst
meer plegen te kosten, wanneer zij
onder een eigen ministerie staan, dan
wanneer zij zijn ingedeeld bij een depar
tement, dat ook voor andere belangen
heeft te zorgen. In dezen
gedachtengang zou men dan echter de benoeming
van een afzonderlijken minister van
marine als een vermeerdering van
uitgaven hebben te boeken.
Een tijd lang heeft het plan bestaan,
om de ministeries van oorlog en marine
tot n departement van landsver
dediging te vereenigen. Minister van
Dijk heeft ook de maiine tijdelijk
beheerd; thans is weer een afzonderlijk
minister van marine benoemd, de heer
Westerveld, een gewezen zee-officier,
laatstelijk directeur-generaal van de
posterijen, telegrafie en telefonie.
Het is mogelijk, dat de heer van Dijk
er tegen op heeft gezien, de Vlootwet
te verdedigen; maar ook al ware dit
zoo, dan nog moet men aannemen,
dat niet deze reden den doorslag heeft.
gegeven tot de benoeming van een mi
nister van marine. Over de beteekenis
van deze benoeming zal men eerst kun
nen oordeelen, wanneer de n'euwe
regeering hare plannen ook ten opzichte
van onze marine heeft doen kennen.
Er is eenige reden zich daarop te spitsen,
nu in de laatste weken naar aanlei
ding van het feit, dat onze Regeering
noch naar uetaria, noch naar Smyrna
een oorlogsschip kon zenden van
christelijk-historische zijde ach en wee
wordt geroepen over liet verval van
onze marine en de Nederlander zelfs
schrijft, dat de a.s. behandeling der
Vlootwet een keerpunt vormt" in onze
geschiedenis.
Met uitzondering van de genoemden,
vindt men alle vroegere ministers in
het nieuwe Kabinet terug. Verreweg
de meesten van hen zullen algemeen
worden erkend als de beste mannen,
die de rechterzijde aan het roer kon
brengen. Alleen omtrent de ministers
de raaff en Aalberse ontbreekt die
nstemmigheid.
De minister van Koloniën heeft zich,
vooral door zijn beleid bij de
Djambiconcessies, de felle kritiek van een groot
deel der linkerzijde op den hals gehaald.
Dezelfde fracties waren met minister
Aalberse meer ingenomen; maar deze
werd door een aantal van zijn eigen
geestverwanten als een der gevaarlijk
ste leden van het ministerie beschouwd.
De actie van de Nieuw-Katholieke
partij was vooral, zoo niet uitsluitend,
tegen dezen minister gericht.
Beteekent zijn aanblijven nu, dat
de Katholieke partij hem niet heeft
durven laten vallen, tiit vrees daardoor
de Katholieke arbeiders van zich te
vervreemden?
Het lijkt er veel op; maar men zal
goed doen, het oordeel ook hierover
op te schorten, totdat de nieuwe
regeering heeft gesproken.
Want al is het tweede
KabinetRuys in hoofdzaak een reconstructie
van het vorige, in dezen zin, dat het
ongeveer uit dezelfde personen bestaat,
daarom behoeft het nog niet een her
haling daarvan te zijn.
Het treedt op onder geheel andere
omstandigheden, dan zich in 1918
voordeden; de loop der gebeurtenis
sen heeft het thans voor een zeer be
paalde taak gesteld; het kan zijn
voordeel doen met de rijke ervaring,
die het heeft verkregen: dit alles kan
op een tweede Kabinet-Rnys, zelfs al
blijven ongeveer dezelfde personen deel
er van uitmaken, een anderen stempel
drukken.
Wachten wij daarom af, wat het
heeft te zeggen en wat het zal doen.
KERNRAMP
iiimiiiiiiiiiiiiiii
DE HUIDIGE WERELDPOSITIE
DOOR
PROF. VON SCIIULZE?GÖVERNITZ
(Freiburg i. Br.)
[Prof. Dr. G. von Schulze
Gavernitz,hoogleeraar in de Staathuishoudkunde aan de
universiteit te Freiburg i. Br., beweegt zich,
als man van wetenschap, vooral op
kultuurhistorisch terrein. Daarnaast heeft het bank
wezen zijn bij/ondere aandacht.
Hij is echter ook praktisch werkzaam en
neemt in de democratische politiek tijdens
en na den oorlog een vooraanstaande plaats
in. .Als lid van den Rijksdag in 1918 hielp
hij mede aan de totstandkoming der
grondwet van Weimar. Zijn voornaamste
streven is, zijn landgcnooten te doordringen
van de noodzakelijkheid vaneen orienteering
naar Engeland", van welk land hij een
speciaal kenner isj.
ii IIIIIIIIIHIIIII immuun imiiiii
koesterde. Het volk, heeft men wel gezegd,
is sentimenteel gestemd, p welke grootsche
schaal heeft het niet philanthropie betuigd
en uitgeoefend, in den oorlog en voor dien
tijd, in alle streken van de wereld zendingen
uitgestuurd, scholen gesticht en
menschenliefde in daden omgezet !
Maar het begrijpt Europa niet.
Men heeft de Amerikanen genoemd een
natie van internationale weezen", om hun
nationaal gevoel te karakteriseeren. Zij zijn
daar in hun land neergevallen, zonder zich
in verscheiden opzichten bewust te zijn,
waar zij vandaan kwamen. Zij hadden geen
vaderen, geen tradities van eeuwen, geen
monumenten, en zij hebben veelal, ook ge
durende de 19e eeuw, het leven van pionieren
geleid, - meestal uitgekeken waar zij heen
zouden gaan, in plaats van lenig te zien naar
een verleden dat hun thuis was.
Beschouwden zij dat niet als een privilegie
dat er een ruimte voor hen open lag, dat zij
ongehinderd op hun eigen wijze de vleugels
konden uitslaan ! Zooveel spatie was er voor
h e n, zooveel animo gaf hun het gevoel van
vrijneid van beweging, dat zij hun levenslust
mee deelden aan de vreemde volken die naar
hen toestroomden. Hoe kunnen zij clan be
grijpen dat in Europa de verscheiden volken
moeite hebben om rustig samen te leven !
Amerika heeft zijn leren. Italianen, C/echen,
Russen, Joden, en ik u eet niet hoeveel
exemplaren van andere volkstammen nog
meer. Ik zeg niet dat er geen moeilijkheden
rijzen tusschen verschillend geaarde af
stammelingen van uiteenloopende rassen;
wie aan de houding van de Negers denkt
zal niet beweren dat Amerika geen problemen
heeft,maar het zijn nergens massa-beroeringen,
diep ingrijpend in den gewonen loop der
dingen.
nmaal heeft Amerika de risico gehad
van een splitsing in twee deele.i ; de geweldige
inspanning van den Burgeroorlog onder
Linoln heeft de eenheid bewaard. Sedert
dien tijd heeft het volk als geheel zijn
deniocratischen stempel gekregen. Het heeft zich
Anicrikuüiiscli gevoeld. Zijn geloof in de gelijk
heid van nature aller menschen is vast ge
grond. Het is het groote beginsel geworden.
Gelijke gelegenheid moet aan allen worden
toegestaan om zich te ontwikkelen en te
toonen wat er in zit. Vandaar de energie en
het zelfvertrouwen en de ondoofbare over
tuiging van den vooruitgang van het
menschengeslacht. Amerika zou toonen waar de
wereld heenging.
Andere volken hebben hun buren waarmede
zij moeten zien te leven, zij hebben een over
geleverde politiek waarvan het hun gevaarlijk
schijnt af te wijken. Amerika staat inderdaad
alleen in de wereld, ,,een wees"; een conse
quente politiek bezit het niet. liet heeft
zich niet af te geven met de vraag hoe andere
volken zijn houding beoordeeld!. Wilson
is zijn eigen weg gegaan, toen hij de
Vereenigde Staten langzaam leidde tot het
gevoel dat Amerika zich moest doen kennen
in den wereldoorlog. Hij heeft inderdaad
alleen en dadelijk zijn programma opgesteld
toen Duitschland om een wapenstilstand
vroeg. Amerika heeft zich waarlijk altoos
apart gehouden.
Wilson zou door zijn volkenbond een band
hebben gelegd tusschen 'Europa en de
Vereenigde Staten, toen het onheil hem overviel
waartegen zijn krachten niet langer bestand
waren. Men heeft het aan de overzijde van
den Oceaan als een opluchting gcvocid.
Het werk der aanknooping tusschen de
beide wereldhelften moet thans opnieuw
worden aangevat; want het is alleen de
gcheele wereld in haar energieke samenwerking
die in staat zal zijn om het vraagstuk waar
voor Europa staat geleidelijk en door alle
klippen en gevaren heen verstandig op te
lossen. Laat ons niet schromen om het
probleem ook van de zijde der oude wereld
onder de oogen te zien.
W. G. C. B Y V A N C K