De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 16 september pagina 2

16 september 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 16 Sept. '22. - No. 2360 HET SMYRNASCH TAPIJT Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan min WTU TOEZEUm UI x^ r "VAN DER HOOP1* MEUBELBEWARINOEN TRANSPORT MIJ. AMSTERDAM TELEFOOI flIllllllllllimilllMllllllllllllllimillllllllllllimillllllllllMllllllllniiii De moord op Rathenau heeft bliksemsnel een licht geworpen op den toestand van ver twijfeling, die breede lagen van het jonge intellectueele Duitschland vervult.Onder een ondragelijken druk van buitenaf groeit deze vertwijfeling van dag tot dag met de waarde vermindering der Duitsche valuta, die van haar kant weer een gevolg is van de onzinnige schadevergoedingseischen. Men moet niet ver geten dat honderd-duizenden van de ge noemde kringen: studenten, ontslagen offi cieren, oorlogsinvaliden, kleine renteniers van allerlei soort, weduwen en weezen, door de steeds voortgaande waardevermindering van onze valuta het noodlot van langzam.: verhongering niet meer kunnen ontkomen. En toch is dit alles niet onafwendbaar. De groote mogendheden, die politiek en econo misch de wereld beheerschen, zouden bij machte zijn, door een vaste en doelbewuste politiek de Duitsche regeering, die tegen woordig van rechts en links door moord wapens en burgeroorlog bedreigd wordt, als de eenig mogelijke in Duitschland te steunen. Ik zal trachten hieronder den weg naar betere tijden te wijzen en ik meen dat mijn uiteen zettingen voor uwe lezers niet oninteressant zullen zijn: het lot van Duitschland immers is dat van geheel Europa. De Duitscher, wien de schellen van de oogen Uitgeklopt" vielen, bevindt zich tegenwoordig in een ge heel veranderde omgeving, waar hij zelf op den achtergrond gedrongen is. Uit algemeen historisch oogpunt beschouwd is wel het ge wichtigste feit, dat uit dezen oorlog voort gekomen is: de verplaatsing van het econo misch zwaartepunt over den oceaan heen naar de Vereenigde Staten. Daardoor ge raakte Amerika finantieel en industrieel in staat de Engelsche oorlogsvloot na ver loop van weinige jaren voorbij te streven. De wedstrijd in het bouwen van oorlogsschepen tusschen de beide Angelsaksische machten bedreigde de menschheid met eenen nieuwen wereldoorlog van nog grooteren omvang: Engeland met Japan tegen Amerika en Frankrijk. De conferentie in Washington ? een keerpunt in de wereldgeschiedenis ! ? heeft dit gevaar de spits afgebroken door een regeling van het maritieme evenwicht tus schen de beide leidende wereldmachten. Achter dit vlootverdrag staat de mogelijk heid van een voortdurende overeenstemming der beide Angelsaksische landen en tevens het herstel van een wereldmacht, die de aarde overschaduwt en vrede en orde afdwingen kan, waar en wanneer zij wil. Nog is de Amerikaansche volksziel Europa-moede, vol weerzin tegen Versailles; nog voelt zij slechts insulair, maar in haar diepten leeft het verlangen de wereld te verbeteren (,,to make the world a decent place to live in"). Deze gedachte wordt versterkt door economische motieven: deze groote mogendheid is economisch aan het wel en wee der wereld gebonden. Heden ten dage hangt het wel en wee der wereld af van de ontwikkeling der openbare meening in Amerika. Onze Amerikaansche vrienden van Duitschen oorsprong kunnen deze gedachte, die naar verwezenlijking streeft, bevorderen, door zich duidelijk voor oogen te stellen dat een Engelsch-Amerikaansche samenwerking sterk genoeg zou zijn vrede en orde in de gansene wereld door te zetten. De poging tot pacificatie werd in Washing ton met succes doorgevoerd wat betreft de Stille Zuidzee. Japan, dat door eenzelfde nood lot werd bedreigd als eenmaal Duitschland ondervond, heeft op het goede oogenblik inge bonden. China, zelfstandig gemaakt, met ge lijke rechten voor allen op de oneindig rijke Chineesche markt, is tot een bijzonder belang geworden voor alle economisch geïnteres seerde volkeren van Europa. Daarnaast kwam in Washington de ge dachte op tot eenzelfde soort pacificatie in Europa. Dit verlangen echter leed schip breuk op den tegenstand van Frankrijk, dat weigerde mee te werken aan een ontwapening te land. Het verbond met Polen, Roemenië en België heeft Frankrijk in een machts positie gebracht, gelijk aan die van Napoleon op 't zenith van zijn macht. Meer nog: terwijl Frankrijk elke beperking in vliegtuigen, onder zeebooten en verdragend geschut weigert, be dreigt 't de Engelsche ku.-f met nog meer succes dan eens Napoleon van Boulogne uit. De moderne techniek vermindert de veiligheid van Engeland als eilandenrijk. Men moet be denken dat Duitschland van zijn ten opzichte van Engeland ongunstig gelegen kusten uit Engeland ernstig bedreigde met zijn vór den oorlog verwaarloosde, maar tijdens den oorlog slechts met aarzeling gebezigde onderzeeërs. Men vergelijke daarmee de Fransche kust, breed tegenover Engeland liggend, vol schuilhoeken voorde onderzeebooten, welke Frank rijk zich in Washington voorbehield. Dit alles voert f tot een vreedzame ontspan ning door een democratisch nieuw-Frankrijk, f tot een gewelddadige uitbarsting door een opgezweept nationalisme. Niets echter is verkeerder dan Duitschlands naaste toekomst te willen opbouwen op deze Engelsch-Fransche tegenstellingen, waarbij steeds het gevaar bestaat dat de vijanden zich achter den rug van Duitschland om met elkaar verzoenen. Veeleer is het een wensch van het Duitsche volk en ook zijn belang, dat Engeland door waarborgen" Frankrijk's angst wegneemt voor een Duitschen aanval, voor welken angst de Duitsch-nationalen ? vooral Ludendorff zelf den besten voe dingsbodem bieden in hun ophitsende rede voeringen. Voor het Duitsche volk van na den oorlog is het zaak de wcreldpositie te zien zooals zij is, niet zooals het zich die wenscht! Harde wer kelijkheid: beroofd van allerbelangrijkste gebieden die grondstoffen en levensmiddelen leveren, door de schadevergoedingsverplich tingen verstrikt in de wereldhuishouding de buitenlandsche wissels voor de schade vergoeding kunnen slechts door uitvoer ver kregen worden! is het tegenwoordige Duitschland tegenover het blokkadegevaar, nog veel kwetsbaarder dan het Duitschland van Wilhelm ! Daarbij dan nog de verwoesting van Oost-Europa voor jaren. Verder de Poolsche barrière tusschen Duitschland en Rusland ! Duitschland is nu meer dan ooit afhankelijk van het verkeer ter zee en daarbij voorgoed ontwapend ter zee ! Voor Duitschland is de vrijheid van keuze t en opzichte van de internationale politie k voor eerst uitgesloten. Er blijft niets anders over dan opname in het Angelsaksische concern. Hoe eerder men zich hiervan bewust wordt, des te beter. Het is in het belang van Duitsch land dat Engeland de moeilijkheden in Ier land, Egypte en Indië door een verstandig Home-rule overwint, dat Engeland en Ame rika in de wereldpolitiek samengaan; want slechts een Engeland dat in zijn overzeesche bezittingen ongestoord z'n gang kan gaan, zal in Europa een onafhankelijke eigen politiek kunnen voeren. Aan den anderen kant hebben de Angelsaksische landen niet alleen een econo misch belang .bij het herstel van de MiddenEuropeesche markt; bevrijd van de oorlogs psychose, moet Engeland een politiek even wicht wenschen van de Europeesche machten te land en dus Duitschland als n der Euro peesche groote mogendheden gaan beschou wen. Slechts zóis er hoop voor ons Vaderland, de groote economische en geestelijke krachten, die nogjoverbleven, langzamerhand in tastbare waarden om te zetten en uit een periode van ongehoord lijden en ontbering op te groeien tot die gelijkgerechtigdheid, die Wilhelm II verspeelde. Terwijl het de bepalingen van het verdrag van Versailles nakomt, voor zoover dit mogelijk is, hoopt 't op een uitlegging van het Verdrag in den zin vanpraktische.uitvoerbaarheid. Elementen in deze ontwikkeling zijn: Ver mindering der schadevergoeding tot een reëel bedrag, dat door buitenlandsche leeningen mobiel zou kunnen worden gemaakt; van Engeland afstand van de intergeallieerde schulden, die echter opwegen tegen de ge weldige kostelooze toeneming van het Britsche Rijk in Azië en Afrika; stabiliseering der Duitsche valuta en herstel van het Duit sche geldwezen door eigen krachtig initiatief en door een Engelsch-Amerikaansch-neutraal crediet, opdat daarmee gepaard kan gaan op heffing van de doellooze bezetting met haar krankzinnige finantieele gevolgen, waarop Lord Newton in het Hoogerhuis 1) heeft gewe zen?; bovendien ontwapening van het leger in alle landen en als de kroon op het werk een instantie boven de staten, die dan geen chimaere meer is, indien de Angelsaksische machten haar wenschen en steunen. Dit alles niet tegen Frankrijk ! Veeleer zou men kunnen streven naar een Engelsch-Fransch-Duitsch Verbond als aanvulling van het EngelschAmerikaansche het laatste voor den vrede in de geheele wereld en ter waarborg der wereldhuishouding, het eerste voor de pacificatie en wederopbouw van Europa. In die mate bovendien als de opbouw van Oost-Europa vorderingen maakt, zal ook Duitschland weer meer op den voorgrond treden in de wereldhuishouding en het even wicht in de wereld weer hersteld worden. Maar deze veel aangeprezen oriënteering naar het Oosten, economisch en politiek, is slechts zoolang ongevaarlijk als zij voeling houdt met het Angelsaksische inachts- en I.C.A.R. nu in iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii NEDERLAND EN HET VERRE OOSTEN Een deel van ons volk is er heilig van overtuigd dat we ons zeer bizonder bezit in Azië te danken hebben aan onze deugden. Het gelooft,dat een Hollander een uitverkorene is temidden van groote scharen ondeugdzame Belgen, Franschen, Duitschers en Engelschen. Maar het vergeet dat we behalve aan Engeland's fairheid na Napoleon ons Indië te danken hebben aan ondernemende kooplieden, belust op wat ijdel gewin, en aan kapiteins en matrozen, die de haring rauw inslikten. En het is wel bedroevend te zien, dat, terwijl we onze taak in Indië nog voor geen tiende deel volbracht hebben, zich al ver schijnselen van decadentie voordoen. Wat be teeken t in sommige kringen een Hollander die jaren lang zijn plicht doet in de rimboe, vergeleken bij een Inlander of een Indo? De mannen van de praktijk in Indië, die inderdaad meer voor de Inlanders doen dan al die zachtzinnige theoretici lachen natuurlijk wat om al het overdreven gedoe, maar ondertusschen moeten ze er toch maar rekening mee houden. Die overdreven zachtzinnigheid, die vooral in Holland hoogtij viert, maakt dat in den loop der tijden de ondernemingsgeest aardig in het individu is verslapt. Vandaar dat we over het algemeen gesproken in Indië niet verder kijken dan ons Indië zelf en b.v. weinig acht geven op het daar nabije Verre Oosten. In Europa denkt men ook al weer in het algemeen zelfs niet aan het verre Oosten. Naar alle waarschijnlijkheid bestond er in de zeventiende eeuw in Europa meer belang stelling voor het Verre Oosten dan in onzen tijd. Men was open voor het mysterie van het Verre Onbekende, er leefde in de inenschen een verlangen om te zoeken in den vreemde en er was niet zooveel anders dat den geest bezig hield, zooals in onze moderne tijden. In de zeventiende eeuw was belangrijk wat in de onmiddellijke omgeving plaats greep. Nu is voor ons eveneens belangrijk een betrek kelijk klein ongeluk in Friesland of Limburg, omdat de telegraaf het onmiddellijk over brengt en de dagbladen het afdrukken. Naast dat betrekkelijk onbeduidende nieuws wordt ons ter kennis gebracht, alles wat er ver der in ons land, in Europa, in Amerika, etc. plaats grijpt. Hoe verder weg, des te geringer echter de hoeveelheid aandacht die het publiek er in gewone tijden aan besteedt. En heel stiefmoederlijk bedeeld wordt dan wel het Verre Oosten. Dat is tot op zekere hoogte nog altijd in een dun waasje van mystiek verdoezeld voor ons voorstellingsvermogen en overigens.... laat het ons bijster koud, wat daar gebeurt. Toch is dat een wereld, grooter dan de onzeen zeker niet minder belangrijk. Toch liggen daar nog geheele velden onontgonnen te wachten op Nederiandsche energie, toch is daar nog plaats voor duizenden menschen die met Hollandschen handelsgeest en zin tot ondernemen er heen willen trekken. Natuurlijk geen landarbeiders of handwerklieden, want die kunnen niet concurreeren tegen den rijstetenden koelie, maar kooplieden, jonge kapi talisten, wegenbouwers, kapiteins van stoomschepen, inijn-ontgitiners, bont-exporteurs, thee-verzenders, zijde-verschepers, etc. etc. Ik zou ze niet graag allen willen garandecren dat ze er den kost vinden, maar wat ik wel weet is, dat er een groot deel tot welvaart zou komen, dat ze allen een manlijken strijd zouden strijden en dat ze mee zouden arbeiden aan het grootsche werk van twee geheel verschillende werelden nader tot elkaar te brengen. Werk dat nu voor het voornaamste deel gedaan wordt door Engelschen, Japan ners en Amerikanen. Er zijn er altijd onder ons, die ons wijs willen maken dat Engelschen en Amerikanen dat wel kunnen, maar wij niet. Zoo goed als wij op Spitsbergen steenkool uit den grond kunnen halen, zoo goed hebben wij gelukkige voorbeelden er van, dat wij man voor man in het verre Oosten ons werk kunnen doen, b.v. iii de Nederlandsche Maatschappij voor Havenwerken, de Java-China-Japan-Lijn, de Asiatic-Petroleum Cv, de kantoren van de Ned. Handcl-Mij en van de Ned. bid. Handels bank, etc. etc. Maar het is helaas alleen het groot-kapitaal, dat daar werkzaam is en ofschoon dat natuurlijk evenzeer te waar deere n valt, hebben we voor expansie toch meer noodig het -?schrik niet - het avon tuurlijke element van onze natie. Want het avontuurlijke element, (dat is niet het element der avonturiers) is het, dat voor een natie nieuwe vooruitzichten opent, dat de vlag voor anderen uitdraagt. Holland zou nooit het Holland van de 17de eeuw zijn geworden zonder dat avontuurlijke element van ons volk. Dat deel van een natie heeft zeker ook in onzen tijd nog kans van slagen, en de bewijzen zijn o.a. te vinden in Amerika en ook in groote Nederlandsche zaken, waarvan de grond vesters Duitschers waren, die met een reiszak, een wandelstok en enkele honderden mar ken naar Holland trokken. Ons Deli zou niet geworden zijn, wat het is, hadden jonge kerels den moed en de overtuiging niet gehad om het te openen. Maar een veel «rooter aantal kansen biedt het Verre Oosten. Het vraagt natuurlijk man nen, die weten, wat ze willen; die niet in de eerste plaats verlangens hebben naar een auto en die tegen de teleurstelling kunnen van door de diplomatieke vertegenwoordigers niet op de lunch te worden genoodigd. Maar ze mogen werken in de zekerheid, dat de Hollandsche vlag eeuwen geleden reeds welkom was in het Verre Oosten, dat de Hollandsche beschaving - - die gaarne plaats laat aan de beschaving van anderen vaak gunstig afsteekt bij Amerikaansche, Duitsche en En gelsche beschaving. Voor de rest behoeven ze niet te vreezen. Wat een vreemdeling kan, kan een Hollander ook, en dikwijls degelijker. Het eenige waar ze voor behoeven te vreezen is, dat de thuis blijvers in het Moederland hen door grcnzelooze onverschilligheid of erger dupeeren. Want daarin steekt de Hollander ongunstig af bij b.v. een Engelschinan. Maar overigens is een man een man en een schip een schip. Dezen winter kwam ik aan boord van de Engelsche P. en O.-steamer Kashmir" van Kiau-chau naar Shanghai, met een harden Noorderwind achter, zoodat de golven telkens tot over het achterdek sloegen. De hei'ige kim leek vlak bij te zijn, de hemel hing laag en de verlaten zee was n groot veld van woedend-aanrollende schuimkoppen. Daar komt, vooruit, geheimzinnig uit de nevelen de vorm van een schip zich losmaken, een tegenligger. Op de geheele droefgeestige, wijde zee, is niets anders te zien, en al wat passagier is, verschijnt aan dek, ondanks den snijdenden wind. Want een grootsch schouwspel komt ons tegen. Soms is het schip met den boeg uit de golven en vlak daarop schijnt de zee het weggezogen te hebben, naar de diepte. Maar dan breekt de steven weer door een muur van zeewater, rijst, rijst, alsof het schip naar omhoog wil varen en daalt dan statig weer met den kop in de golven. Hoe dichter wij bij het schip komen, hoe interessanter wordt wat we gadeslaan. Want we zien nu den rook,die door den wind uit den schoorsteen wordt gerukt en omlaag geslagen, we zien hoe het schip als het weet opduikt uit dézee, bergen water met zich om hoog tilt, langs zijn gladde dekken en flanken het af laat loopen tot het alleen nog in witte stralen uit de spuigaten perst. En weer duikt het schip voorover in de golven, weer wordt het van voor tot achter bedolven onder water, weer heft het zich op met de stilk zekerheid die door kracht gegeven wordt. En al worstelend gaat de boot ons voorbij op de verlaten zee, in een schouwspel van zon verheven grootschheid dat men er stil onder wordt. Door mijn kijker zie ik op de brug de wachtdoende officieren strak voor zich uit turen, naar het Noorden.... De Britten aan boord hebben vastgesteld dat het ,,a British ship''is, de Amerikanen dat het een nieuw product moet zijn van de United States Shipping Board, maar een paar Engelsche koopvaardij-officieren die den naam op den voorsteven spelden, zeggen: it is a Dutchman, the Aldabi", van de nieuwe Holland-Oost-Azië-Lijn", en nu gaat het 't schip rond: ,,it is a utchman", it is a Hol lander". Mij loopt iets kouds langs mijn rug. . Siberië met zijn ruim twaalf millioen vier kante kilometer en zijn slechts tien millioen inwoners biedt juist in dezen tijd vooral daar de invloed van de Sovjet er uiterst gering is een prachtig veld voor wie durft. Niet voor de groote maatschappijen, die millioeneii te verliezen hebben (en ze er ook gemakkelijk kwijt kunnen raken) maar voor den enkeling, die durf, vakkennis en een beetje geld bezit. Vliegen, varen, sport en spelen: Rotterdam viert waardig feest. In geen jaren is er reden Voor zooveel bekijks geweest. Amsterdam kwam met zijn Elta, Breed van uitvoer, groot van plan, Rotterdam toont met zijn Icar Dat het mededingen kan. 't Is er Roüerdamsch in orde Op het ruime, mooie veld. 't Is belangrijk, nieuw en leerzaam Wat er is tentoongesteld. Krantz de onvolprezen leider Is van heel liet werk de ziel, Hem gehuldigd, hem bewonderd Met zijn rechterhand Dutilh! Ziet de drukbezette booten Varen af en varen aan, Ziet de breede stoet van schepen Door de wereldhavens gaan. Ziet de Nederlandsche vliegers Paradeeren in de lucht, Honderden zijn ingeschreven Voor een wonderschoone vlucht. Ziet de Fransche officieren, Ziet de Belgen aan den slag, Zij vertoonen vaardigheden Die men zelden stouter zag, Uit Parijs, Berlijn of Londen Komen de machines aan, En men ziet ze even veilig Weer den groolen luchtweg gaan. Zelfvertrouwen, levensvreugde, Ongemeten scheppingskracht: Rotterdam toont met zijn Icar Zijn geduchte arbeidsmacht. J. H. S P E E N H o F F Hl Illlllllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIII Illllllll'JIIIHIIIIIUIIH UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAYENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABATA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN Siberië brengt voort: goud, ijzer, lood, koper, grafiet, bont, leer, ivoor, edelgesteenten, kapok en petroleum. Daar is dus handel, daar wordt gekocht, geleefd, gewerkt. Irkoetsk, Omsk, en Tomsk zijn moderne steden met ongeveer honderdvijftig duizend inwoners elk. Tschita en Wladiwostok hebben er elk bijna honderdduizend. Wat Port Arthur, Dairen (Daltiy), Kiau-chau, etc., voor Japan beteekenen, daarvan heeft men hier geen idee. Dan is er Wei-hai-wei (Engelsen), het inter nationale Shanghai, Foechow, Hongkong, etc. Het enorm-rijke China, waarvan Richthot'en zei, dat n provincie voldoende ijzer en steenkool bezit om de wereld twee duizend jaar te voorzien, is pas in den morgen van zijn ontwikkelingen de moderne Chineezen vragen meer en meer urn invoer van Westerschc artikelen. Daar is in die plaatsen ruimte voor Europeesche magazijnen, hotels, res taurants, winkels, assurantie-bedrijf (zeeassurantie) gcldarbitrage, scheepsbenoociig heden, etc. etc. Daar is kans voor den man niet durf en een weinig geld, maar vooral voor den man, die weet, wat hij wil en toe gerust is met goede kennis van zijn vak. [Je geweldige bloei, dien de Engelsche maga zijnen van John Little, van Whiteway en anderen in het geheele verre Oosten kregen, wijst er op, dat er vraag is. Gelukkig zag ik ook in het Hollandia-llouse in Kiaii-chan, dat het geen vereischte is om een Engelscli, maar wel om een «oei! magazijn te zijn. Maar wat weten wij van het Verre Oosten? En wat willen wij er van weten? Een deel van onze natie acht het 't beste vooral met het oog op ons Indië - om maar geen slapende honden wakker te maken. Maar beste menschen, zou ik ze willen toevoegen, die hondenzijn wakker, waren ;il lang wakker voor u het was en bovendien nog wel klaar-wakker. Wij hebben meer kennis en vooral economische voorlichting omtrent dat Verre Oosten noodig, brood-noodig. Er heen, wie er heen kan, en durft. Zeker, de tijden zijn treurig, men zegt wel, dat de wereld op haar eind loopt, en voert terecht aan, dat Holland het slechtste land nog niet is, etc. etc. . . . Maar gerust, de wereld zal over vijfentwintig jaar nog wel draaien en in die vijfentwintig jaar zijn duizen den Engelschen en Amerikanen en tien duizenden Japanners, honderden Franschen en Belgen, bezig contact te zoeken met de nieuwe wereld, die daar geboren wordt. Men dient er rekening mee te houden, dat de Japanners tegenwoordig liet Engelsche systeem gaan navolgen en met de inwoners van de betrokken landstreken allerlei bedrijven, mijnen, etc. gaan exploiteeren. In China doen de Japanners dat nog slechts sporadisch, maar op Noord-Saghalien en in Siberië treft men het meer en meer aan. En toch mag met het oog op de animositeit --- gerust aangenomen worden, dat de Siberische Russen liever een andere combinatie aanvaarden dan de Russisch-Japansche, evenals de Chineezen niet in de eerste plaats een Chineesch-Japansche zullen zoeken. Japan houdt dan ook niet voor niets zijn troepen zoo lang mogelijk in Siberië en Noord-China. Vooral de Maat schappij Mitsoe-Bishi is buitengewoon actief in het steunen van alle pogingen van parti culiere Japanners in Siberië en Noord-China en vooral ook op Saghalien, in verband met de steenkool en petroleum. De Hoden en de Nippon Oil hebben om goede redenen ver leden jaar zich vereeuigcl tot n groote Petroleum-Maatschappij, die krachtig door de Japansche Regcering wordt gesteund, vooral tegen de Standard. Hoeveel ver dienden de Japanners ook niet aan door voer van onze Java-suiker naar Siberië ! Ik gun ze graag, dat hun activiteit beloond wordt, maar het zou toch ook wel aardig zijn, als Nederlanders er iets aan hadden. We dienen vooral in dezen tijd niet veel te praten, maar te doen. En het zou van belang zijn, ten einde dat doen" mogelijk te maken, te komen tot een Genootschap tot het bijbrengen van kennis omtrent liet Verre Oosten. Welk genootschap zou moeten beoogen het geven van voorlich tingen op handeisgebied, voor mijn-exploi taties, hulp bij uitzending van geschikte particulieren, etc. etc. Die dan uitgaan, zouden het werk moeten doen, en die achterblijven, zouden voldoend besef moeten toonen, om wie werkt ver van huis, in alle omstandighe den hun mortelen steun niet te onthouden. Men kan niet zeggen, dat het Verre Oosten voor ons van geen belangbehoeft te zijn, want daarvoor ligt ons groote Indische Rijk met zijn vijftig millioen inwoners er te dicht bij en de ontwikkeling van de naburige gebieden Europa heeft het nu wel geleerd, als het nog geleerd moest worden - is van groot belang. Wat Nederland en ons hidië in de eerste plaats noodig hebben, is meer economische voorlichting omtrent de mogelijkheden in liet Verre Oosten we weten er in het alge meen gesproken nog niet veel van. Dan plooien zich wel eventueele politieke moeilijk heden, want er is geen grooter gevaar dan niet of verkeerd gekend te worden. En vooral hebben wij ten opzichte van ons Indië den plicht om uit te gaan tot het Verre Oosten, omdat anders het Verre Oosten uitgaat tot ons. Wie niet blind is, ziet immers, voelt immers, dat er in het nieuwe Oosten een nieuwe wereld zich aan het vormen is, met het Japansche Rijk als kern. Er steekt geen gevaar in als we de zich daar ontwikkelen de energie tegemoet treden, opvangen, als we voorlichting geven en krijgen. Er steekt wel gevaar in als we in een hoekje gaan zitten en geloof hechten aan praatjes. Dan vormen zich gevaren buiten ons weten om, gevaren, die alleen maar voorkomen kunnen worden door wederzijdsche gezonde belangstelling, dus door den prikkelenden invloed van kennis en economische voorlichting. H. C. I! r i1 n M A N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl