Historisch Archief 1877-1940
"/l
s
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
16 Sept. '22. - No. 2380
I.C.A.R.
quique aethera carpere possunt
f-t-orïi Hit aooo Ho r»c«
credidit esse deos.
Ovidius.
Onze tijd heeft droomen der eeuwen in
verwezenlijking zien gaan. De Volkenbond is
geboren en de Mensen heeft zich weten te
verheffen boven de aarde om zich een weg
door het luchtruim te banen. De gespannen
verwachtingen der voorgaande geslachten
zijn in vervulling gegaan en de aanschouwers
van deze tot werkelijkheid geworden wonderen
staan met onverschilligheid daartegenover.
Het luchtverkeer, dat zulke immense
perspectieven opent voor de toekomstige
ontwikkeling van de maatschappij wordt door
het overgroote deel van het publiek beoordeeld
met hetzelfde scepticisme, waarmede onze voor
ouders den overgang van trekschuit en dili
gence naar het stoomwezen taxeerden. Aan
de toekomst van de luchtvaart als onontbeer
lijk element in de samenleving der volkeren,
wordt vooralsnog niet geloofd. De belang
stelling van het publiek voor alles wat op de
aviatiek betrekking heeft is meer van een
curiositeits- dan van een zakelijk gehalte. De
tallooze toeschouwers bij iedere
vliegdemonstratie zoeken daar meer amusement dan
leering.
Niet altijd is dit zoo geweest. Het is op
merkelijk hoe de belangstelling van het pu
bliek voor de intrinsieke waarde der aviatiek
langzamerhand is verflauwd, in spijt van den
onmiskenbaren vooruitgang in de techniek,
die het vliegwezen in ongedacht korten tijd
tot aan de poorten gebracht heeft eener
algetneene toepassing in het wereldverkeer.
In de dagen, dat de gebroeders Wright voor
het eerst de mogelijkheid deden veronder
stellen, dat het den mensch gelukken zou,
zich, onafhankelijk van atmospherische in
vloeden, in de lucht voort te bewegen, toen
volgde de geheele wereld hunne pogingen
met hoopvolle spanning. En als enkele jaren
daarna Blériot zijn kanaalvlucht volbracht,
juichte de menschheid over de verkregen
zekerheid, dat het nog slechts een quaestie
van jaren was, voordat de luchtvaart in het
internationale verkeer zou ingeschakeld wezen.
Daarna kwam de oorlog en onder den hoogen
druk der noodzakelijkheid werd in enkele
jaren de bruikbaarheid der vliegtuigen opge
voerd tot eene hoogte, welke onder normale
omstandigheden pas na decenniën bereikt
zou wezen. Als sportinstrument, dat mogelijk
bij krijgsverrichtingen een bruikbare rol
zou kunnen spelen, werd het vliegtuig aan
vankelijk door de militaire autoriteiten bij
het leger ingelijfd. Als zuiver militair wapen
kwam het uit den oorlog in de burgermaat
schappij terug.
Maar daarmede was tevens de belangstel
ling van het publiek voor de luchtvaart
weggevaagd. Op de aviatiek stond nu een
maal het militaire stempel van oorlogswapen
gedrukt.
Dit blijkt meer en meer een belemmering
te wezen voor een krachtige ontwikkeling
van het civiele luchtverkeer. De groote toe
komst, welke voor de luchtvaart in het maat
schappelijk leven is weggelegd, wordt bij be
wuste overdenking door weinigen ontkend.
Maar de zooveel machtiger invloed eener on
bewuste gevoelsredeneering doet op den
achtergrond van alle gedachten over aviatiek
de schaduw op-doemen van das Militair".
En daarbij doen zich de, vooral bij ons volk,
zoo uitgesproken anti-militairistische
tendenzen gelden.
Het anti-militairisme van het
Nederlandsche volk is van de goede soort. Met den
grooten rechtvaardigheidszin en het haast juridisch
fijn onderscheidingsvermogen, die sterk uit
gesproken kenmerken zijn van het
Nederlandsche volkskarakter, richten deze
antimilitairistische gevoelens zich tegen het stelsel
en niet tegen de dienaren daarvan,
achtenswaardige mannen, die in eerlijke overtuiging
hun levenstaak zoeken op een gebied, dat
door de overgroote meerderheid hunner
landgenooten beschouwd wordt als een helaas
vooralsnog noodzakelijk kwaad. Vandaar dat
vele duizendtallen naar de vliegvelden trekken
om militaire vliegers toe te juichen voor den
moed en behendigheid bij hunne evoluties
hoog in de lucht ten toon gespreid, terwijl deze
zelfde duizendtallen blijken geven van
eene betreurenswaardige onverschilligheid
voor de vorderingen der luchtvaarttechniek
en zich onthouden van iederen
daadwerkelijken steun, welke eene meer algemeene toe
passing van het reizen door de lucht zou kun
nen bevorderen.
Dat niettegenstaande deze onthouding
van het groote publiek, het civiele luchtver
keer toch meer en meer toeneemt en alhoe
wel langzaam en als het ware schoorvoetend,
een steeds
belangrijkerfactorinhetwereldverkeer begint te worden, wijst zeker op de
voorname rol welke voor haar in de toe
komst is weggelegd. Om dezen
onvermijdelijken gang van zaken te bespoedigen, hetgeen
alleen geschieden kan met behulp eeuer meer
intense belangstelling van de zijde van hel
publiek voor het nieuwe v. rvoermiddel, is
het Icar in het leven geroepen. Bij de opening
van het vliegterrein der gemeente Rotterdam,
een vliegterrein dat uitsluitend ten dienste -/al
gesteld worden voor het civiele lucht verkeer,
Een hollandsche escadrille
mint mm MUI
uit de Kooy in de lucht.
wilden de organisatoren een overzicht geven
van de vorderingen welke de vliegtuigentech
niek in den loop der jaren gemaakt heeft,
waardoor de luchtvaart geworden is tot een
alleszins betrouwbare en veilige manier van
reizen. Eene propaganda dus voor het bur
gerlijk verkeer door de lucht, eene bewijsle
vering, dat het vliegtuig niet langer meer
uitsluitend als oorlogswapen moet beschouwd
worden, maar daarnevens en wel in de eerste
plaats geroepen is om een belangrijke rol Jte
spelen in een op vredesleest geschoeide maat
schappij.
Een toejuichenswaardig voornemen, waar
van de uitvoering helaas de averechtsche ge
volgen dreigt te hebben van hetgeen de or
ganisatoren zich daarvan voorgesteld hadden.
Immers liet zon moeilijk vallen om de
militaire zijde- der aviatiek sterker te belichten
dan zooals dit te Rotterdam geschied is.
l)i- verschillende wedstrijden en
vliegdcmonstralie.s droegen een bij uitstek militair ka
rakter. De deelnemers daaraan waren zoo
goed als /.onder uilzondering militairen. Op
hel middenterrein, rondom de vliegtuigen
en bij de hangars zag men slechts uniformen.
En op deze wijze dacht men nu het publiek
van zijn waan te genezen, dat de aviatiek
slechts belang heeft voor het leger en dat haar
tijd nog niet gekomen is om ook in de burger
maatschappij zich te laten gelden.
De tentoonstelling zelve was eveneens merk
waardig, wanneer men in het oog houdt het
vooropgestelde doel: Propaganda voor het
civiele luchtverkeer. De eerste stand, naast
den hoofdingang, werd ingenomen door eene
inzending van het Italiaansche ministerie
van oorlog, l lier waren pholographieën
geëxposeerd, uit een vliegtuig genomen.
Zij gaven den be/.oekers gelegenheid om zich
te verlustigen in tat'ereelen als: Bombarde
ment aérien d'ime gare; Tir sur une batlerie
contre avions; Boinbardemento di l:iume;
Bombaidcmenlo di Trieste; Sacile incendiée
par les Aulricliiens en retraite:|Effetsde bom
bardement. Deze laatste voorstelling werd
nog eens verduidelijkt door eene afbeelding
welke tot titel droeg L'antagnevizza avant
el après Ie bombardement."
In de/e gruwelkamcr van stichtelijke
heeldcnlilteratuur moest de belangstelling van
het publiek voor de aviatiek opgewekt worden.
Hel is alsof men op eene tentoonstelling, die
den vooruitgang der techniek in de metaal
nijverheid moet demonstreeren, een belang
rijke plaats zou inruimen voor eene verzame
ling geperfectioneerde inbrekerswerktuigen.
Bij de inzending van het militaire
vliegkamp te Soesterberg kon men eene heterogene
collectie motoren bewonderen, afkomstig uit,
gedurende den oorlog geïnterneerde vlieg
tuigen.
Mitrailleurs en andere oorlogswerktuigen
op verschillende stands geëxposeerd, verhoog
den niet bepaaldelijk het pacifistische karak
ter van deze luchtvaarttcntoonstelling.
Toch waren er lichtpunten, hoe weinig ook
in aantal.
In de Fransche afdee'ing gaf de Service de
naviga+ion aéricnnc een overwicht van de
door deze maatschappij volbrachte
overlandvluchten, eene statistiek die aanwees de ge
stadige vermindering van het aantal onge
vallen bij een groote toename van volbrachte
luchtreizen.
Zoo werden in 1920, om ons tot de laatste
jaren re beperken 4750 vluchten volbracht,
waarbij slechts 13 maal een ongeval te betreu
ren viel. In 1921 steeg het aantal vluchten
tot 7777 en verminderde het aantal ongevallen
tot 10.
Ziehier eene demonstratie van de toenemen
de veiligheid van het luchtverkeer, welke
niet nalaten zal eene gunstige uitwerking op
het publiek uit te oefenen.
Op nog fraaieren staat van dienst kan onze
Nederlandsche vereeniging de K.L.M. (Ko
ninklijke Luchtvaart Maatschappij) zich be
roemen. Door de vliegtuigen dezer maat schappij
zijn, in den loop van haar bestaan, meer dan
een millioen Kilometer afgelegd, zonder dat
daarbij n enkel ongeval te betreuren viel.
De bedrijfszekerheid van het modernste
aller vervoermiddelen wordt wel zeer duide
lijk aangetoond door het feit, dat van de 540
vluchten, welke het vorig jaar ondernomen
werden, er slechts 3 ontijdig moesten afge
broken worden, terwijl zulks in de afgeluopen
maanden van dit jaar slechts nmaal ge
schiedde bij de reeds 360 ondernomen vluch
ten.
De K.L.M, beperkt zich niet tot het ver
voer van passagiers, vrachtgoederen en
brievenmails, maar ook op velerlei ander
gebied tracht zij het vliegtuig in dienst te
Vraagt Uw Leverancier:
JUIST UW SMAAK!
JAC.URLUS
HAVANA 12 SI^ SIC AAR
FABRIKAAT FLËVO"- UTRECHT
Hotel Duin en Daal BL°?r
Volledig pension met kamer v.i. ? 7.?p. d.
iiiiiiiiimiuMimiiiiiiiiHiiiHiiiiiiiiiiiii
stellen van het maatschappelijk leven.
Zoo legt zij zich toe op het
photographeeren in vogelvlucht van woningen, fa
brieken, stadsgedeelten of bouwcomplexen,
in opdracht van gemeenten of particulieren.
Eenige bijzonder fraaie voorbeelden van
dergelijke opnamen waren hier geëxposeerd,
waarvan enkele al heel duidelijk het nut van
zulk een luchtphotographie aan het licht
brachten. Zoo was er de afbeelding eener
groote fabriek, aan alle zijden door hooggaand
geboomte omsloten, waardoor het gebouwen
complex vanuit den beganen grond af nimmer
in zijn geheel op de gevoelige plaat had kunnen
gebracht worden. Van de lucht uit was men in
staat geweest de fabriek met hare
nevengebouwen in beeld te brengen, temiddenVan de
waarlijk zeer schoone omgeving.
Op welk eene gelukkige wijze kunnen hier
mee de modernste vindingen in dienst ge
steld worden tot bewaring der traditie, tot
vaststelling voor toekomende geslachten van
wat eenmaal was, zooals verdwijnende stads
gedeelten of buitenwijken aan de grens
eener gemeente aan den vooravond harer
uitbreiding. En vervolgens welk nut kunnen
bouwmaatschappijen niet putten uit deze
toepassing der aviatiek, waardoor geheeie
complexen bouwgrond in beeld gebracht
kunnen worden.
Het was een gelukkige gedachte van de
K.L.M, om deze nog maar al te weinig be
kende toepassing van de luchtvaart onder de
oogen van het publiek te brengen.
Ook de inzending van het Ministerie van
Waterstaat toonde, dat men op dit departe
ment de luchtvaart in studie genomen heeft
en het oog gericht houdt op de veiligheid en
betrouwbaarheid van het verkeer in de lucht,
de voornaamste voorwaarden voor een meer
algemeen gebruik in breederen kring.
MR. f Pj A U L L A M BEK T S
H U R R E L B R I N C K
Overzicht van een gedeelte van het
waar het Intern. Concours
vliegterrein Waalhaven te Rotterdam,
Aviatique wordt gehouden.
«iiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii miiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
DR. C. HAZEWINKEL, Bijdrage tot
de psychologie der humoristen, Leiden,
Oebr. Van der Hoek, 1922.
P. H. VAN MOERKERKEN, De
Gedachte der tijden: De vraag zonder
antwoord. Amsterdam, P. N. van
Kampen en Zoon (alweer zonder jaar).
Dr. Hazewinkel geeft in zijn boek de
psychographieën van twintig auteurs, Engelsche,
Nederlandsche (Beets en Hazebroek) en
Duitsche; de oudste, Steele en Addison, zijn
geboren in 1672; de jongste als Barrie en
Rosegger zijn eerst voor kort overleden.
Ze zijn gebaseerd op biographieën, brieven,
dagboeken enz. en geschreven in zakelijken
toon, klaar en eenvoudig, toch pakkend.
Dr. H. is overtuigd van het moeilijke
en gevaarlijke van zijn werk; hij weet, dat
een individu nooit in een net van eigen
schappen te vangen is, steeds ineffabile"
blijft, maar wel eenigszins te omlijnen, in
groote trekken te schetsen is, als men veel
en zorgvuldig heeft onderzocht al wat van
hem bekend is". Het blijft een a peu pres.
Na en op grond van deze psychographiëen,
die een kleine 250 pag. beslaan, volgt een
Lijst van eigenschappen ontleend aan de
Herediteitsenquête van Heymans enWiersma,
ingevuld voor de behandelde personen".
Al de twintig auteurs worden voor 90 ver
schillende alternativa gesteld als b.v. Ook
in vrije uren meestal bezig met knutselen,
tuinwerk, iets repareeren" of geneigd er zijn
gemak van te nemen", en dan nog 25 vragen
vallende buiten de Herediteitsenquête". Op
deze lijsten wordt de aanwezigheid van een
'eigenschap aangegeven door +,de afwezigheid
door , soms door 1/2 om uit te drukken,
dat een eigenschap wel, maar niet in sterke
mate aanwezig is. De auteur zelf zegt:
Natuurlijk is dit een ruwe methode. Ten
eerste is een mensch nog iets anders dan een
som van eigenschappen. Bovendien gaan
wij bij het invullen van bovengenoemde
teekens uit van de idee, dat er slechts drie
graden van zoo'n eigenschap voorkomen,
terwijl inderdaad het aantal intensiteiten
en nuances oneindig is. Deze eenigszins
mathematische inkleeding mag dus niet den
schijn wekken, dat hier sprake i? van objec
tieve exactheid; zij moet enkel beschouwd
worden als een grove,maar tevens als de eenig
mogelijke manier om tot onderlinge verge
lijking te geraken". Daarmee ben ik het
volkomen eens. Men kan niet voorzichtig en
wantrouwend genoeg zijn bij het aanvaarden
van de resultaten van een dergelijk onderzoek.
Ten slotte tracht H. op grond van zijn
gegevens den humorist te teekenen in gevoels
leven, denken, willen en handelen, tracht hij
de type van wat hij den humorist noemt, te
benaderen. Uiterst belangwekkende dingen
komen aan de orde; ik heb veel geleerd uit
dit boek, maar onthoud mij toch liever van
beoordeeling der détails, daar het eigenlijk
niet op mijn terrein thuis hoort; het is zuivere
psychologie. Trouwens het zou niet mogelijk
zijn in zoo kort bestek, zelfs een oppervlakkig
overzicht te geven van de interessante resul
taten. Ik wil enkel nog wat zeggen naar aan
leiding van het laatste hoofdstuk, waarin de
aard van den humor besproken wordt en
we in de verte kunnen gaan vermoeden,
wie de schrijver eigenlijk met de humoristen
bedoelt. Want dit is een bepaalde fout in het
boek, dat hij dit niet vooraf nauwkeurig heeft
omschreven, dat hij er ons geen rekenschap
van geeft, waarom hij juist die twintig koos,
waarom ook geen uit andere litteraturen,
minstens uit de Fransche. Murger b.v. zou
best naast zijn twintig uitverkorenen passen;
misschien ook Alphonse Karr, zelfs Gautier
en De Maupassant. Hugo niet, die zoekt een
anderen humor in zijn Notre Dame en Mis
rables: al zijn romans en tooneelsttikken
zijn gebouwd op een geweldigen, pakkenden
humor, dien ook hij opzettelijk en met overleg
zoekt.
Ik vind, dat dr. H. er zich geen rekenschap
van gegeven heeft, dat humor een onmisbaar
element is geweest, door alle tijden heen, van
alle groote, machtige kunst, de humor, sprui
tend uit de tegenstelling, verrassend en toch
zoo van zelf sprekend, uit den strijd tusschen
hoog en laag, opkomst en ondergang, wee
moedig stemmend, maar toch wekkend den
drang om het leven te aanvaarden als iets
goeds. Alle groote kunst is lebensbejahend."
Die humor is altijd onbewust aanwezig
geweest; maar in de 18de eeuw is hij eerst
min of meer ontdekten beredeneerd. Onder
den drang der zelfanalyse, waartoe de moderne
wijsbegeerte en natiiiirstudie de menschheid
had gebracht, en door het sentimenteele is
er de lach-en-traan-theorie in gekomen, het
opzettelijk gezochte ontroeren. Want toen men
zich eenmaal rekenschap gegeven had van
den humor, is men hem met zorg gaan
cultiveeren. Men heeft hem niet enkel gebracht in
de groote "structuur van een werk, zooals
vroeger onbewust gebeurde, maar men is gaan
peutereiien zoeken om hem tot in de kleinste
details te kunnen vertooncn, overal een spel
van verrassende tegenstellingen, liefst ontroe
rend, tot in iedere stijlwending, iedere frase.
Regel op regel kon je zeggen: kijk daar heb je
hem al weer. liet is een overdreven mode ge
worden, die m.i. maareen eeuw heeft bestaan,
zoo van hel midden der 18de eeuw tot dat der
19de eeuw. Ook dat begint in Engeland, zooals
alle groote invloeden in de 18e eeuw van
Engeland uitgaan, met Fielding, den heel
grooten, met Sterne en fïoldsmith. Later
Dickens vooral. Bij ons komt in de 18de eeuw
reeds de navolging bij Boudewijn Donker
Curtius met zijn Legaat van Gillis Blasins
Stern. Dan later bij Beets en Hazebroeken
vooral bij Vlerk (Gewin), wiens
Polsbroekerwold wel het meest typische boek is van den
humor als zuiver litteraire mode. Dat zijn voor
mij de humoristen in litterair-historischen zin.
Het zijn alle mannen van de mode, die
hun aanleg voor humor met zorg aankwcekcn;
vandaar dat ik Multatuli en Heine, wier
werk vol humor zit, niet bij de humoristen
zou rekenen, bij hen was het natuur. Ficlding
eigenlijk ook niet, maar hij is voor een groot
deel de maker van de mode; hij was een te
groote geniale geest,van nature te na verwant
aan de groote humoristen Cervantes en
Shakespeare.
Zeer te recht zegt Dr. H.: Humor berust
eenerzijds op het besef van het onvolmaakte,
het eindige, het zinlooze der wereld in ver
gelijking met het ideaal, anderzijds op het
gevoel van het betrekkelijke recht daarvan,
daar men van onvolmaakte wezens onver
mijdelijk verwachten moet, dat zij immer in
gebreke blijven en te kort schieten".
Wat nu is voor Sophokles het
menschenlot? Laat Pierson het zeggen: Wij arbeidenen
plukken geen vrucht. Al is er vrucht, wij zien
haar niet. Wie niet geslaagd is, waant zich
geslaagd ; wie het doel trof, waant het gemist."
En hij toont ons aan in zijn Hellas, hoe
Sophokles in zijn tragedies die les heeft ge
predikt. Valt ze niet samen met de
humortheorie van Dr. H.? Is Antigone in heel zijn
bouw niet de humor van het leven? Hadden
Hugo en Multatuli het wel zoo erg mis toen
ze beweerden, dat humor is de navolging van
de natuur?
En nemen we nu een enkel zinnetje uit de
Camera, een zinnetje zeer typisch voor den
mode-humor. De moeder van Su/e Noiret is
dood op het hofje; de vrienden gaan Suze
daar bezoeken. Een derbestjes, die op het
hofje woonden, stojul met een zwart
duifjeskiepje aan de pomp; zij zag naar ons om, toen
wij haar voorbij gingen, haalde de schouders op
en schudde het hoofd.
Ze is uit den tijd !" zei de oude best,
schudde nogmaals het hoofd, en ging voort met
water op haar aardappeltjes te pompen".
Men zal het op het eerste gezicht zonderling
vinden, maar gaat van die weinige woorden
eigenlijk niet dezelfde sensatie uit als van een
tragedie van Sophokles? Voor mij wel.
De humor is inderdaad van alle tijden;
hij leeft in tal van variaties, die hier natuurlijk
niet nader aangeduid kunnen worden, in zoo
goed als alle kunst, die is blijven leven. Hij is
bij Homerus en Horatius, in Genesis zoowel
als in Fanst, in het boek Job zoowel als in
Childe Harold. Ook soms "heel vroeg al in
kleine korte zinswendingen. Neem dit ge
dichtje van Catnllus:
Caeli, Lesbia nostra, Lesbia illa,
lila Lesbia, quam Catullus unani
Plus quam se atque suos atnavil omnes,
Nunc in quadriviis et angiportis
Glnbit magnanimos Remi nepotes.
Hetwelk, overgezet zijnde, ongeveer luidt:
Caelins, gij weet wel, onze Lesbia, Lesbia
de bekende, die Lesbia, die Catnllus alleen
meer beminde dan zich zelf en al de zijnen,
berooft nu op de hoeken van de straten en
in de steegjes de edelaardige nazaten van
Remus". Is dit al niet zuiver Heiniaansche
humor?
Onder den invloed van het sterke levens
besef inde eeuwen van Renaissance en Huma
nisme, juist als bij de nieuwe Renaissance
in het midden der 18de eeuw, stroomt de
humor breed uit, maar niet als mode, in
zuiveren, natuurlijken drang, in Cervantes
en Shakespeare, in Erasmus en inonzen Breero
van den Brabander.
Als ik het goed begrepen heb, bedoelt
Dr. H. met zijn humoristen de humoristen van
de mode-periode, met nog een verlengstuk
erbij, als de opzettelijk gecultiveerde humor
al niet meer tot de mode behoort.
Het boekje van Van Moerkerken brengt
ons uit het midden der 17e eeuw tot in de
Fransche revolutie aan het einde der 18de.
Drie verschillende verhalen voeren ons door
anderhalve eeuw. Was dat nu eigenlijk wel
de bedoeling van deze reeks, ons de Gedachte
der tijden, voor zoover ze het sociale en eco
nomische bespeculeert, in zoo'n rennevaartje
te laten overzien?
Het meest diep en doordacht lijkt mij het
eerste verhaal, De ware arke Gods. Daar
vinden we Michiel Arentsz., die ook werkelijk
meeleeft en handelend optreedt; in de beide
andere verhalen staan de leden van het
bekende geslacht eigenlijk buiten de handeling.
Ze zijn passieve toeschouwers, vage
meedroomers van de gedachte der tijden. Een
enkele maal grijpt het rad der groote machine
ze beet en sleurt ze een eind mee, maar ze
doen niet mee de handeling, die eigenlijk
ook meer redeneeren en oreeren is dan
handelen; ze zijn te slap en te onbedui
dend om mee aan de historische gebeur
tenissen een bepaalde wending te geven, de
gedachte te leiden en vooruit te brengen.
Is dit bedoeld als de natuurlijke decadentie
van een oud, fel levend geslacht?
In het eerste stuk vinden we ook zeer goede
psychologische studie. We voelen zoo voortref
felijk, hoe heel die fantastische} droom van
een communistische broederschap beheerscht
wordt door de stof. Zoolang de schare volgers
van Labadie een rustig, veilig onderkomen
heeft op het Friesche kasteel en een goed
stoffelijk bestaan uit de wijd vermaarde
pillen, die een der leden fabriceert en in den
handel brengt, gaat alles goed. Als die zich
terug trekt uit de gemeenschap, stort heel
het zaakje in mekaar.
?En de vlottende idealen van Michiel Arentsz.
worden geheel beheerscht door zijn donkere
sensueele driften. Als hij Agniet Boudewijns
verteld heeft van zijn niet wedergeborcne
vrouw in Amsterdam, om wier ongeloof hij
veel leed had verdragen, slaat hij den arm om
Agniets middel. Zij fluisterde hem toe, dat
ze hem beklaagde en hem troosten wilde.
Onder denzelfden ouden eik aan den heuvel
rand, waar hij den vorigen avond had zitten
mijmeren, stonden zij stil. Hij kuste haar
op den halfgeopenden mond, dronk den warmen
adem van haar vochtig warme lippen. Zij
hoorden den koelen avondwind boven hun
hoofden ruisen als de stem Gods, zegenend
uit de oneindigheid van den bleek-gouden
hemel. Omgrepen door zijn armen zeeg zij
sidderend achterover in het gras, op de
dorre Novemberlovers. Haar ogen sloten.
Doch wel anders dan uit zijn droom ont
waakte Michiel nu, in den begeertelozen
vrede des geestes". Jawel, zoo gaat dat.
Zuiver is al dat geïdealizeer als zelfbedrog
ge teekend en toch: de vraag zonder ant
woord, 't Is zoo zoet zich te laten drijven op
de deining van lokkende ideeën.
Ook in het laatste verhaal zijn eenige
mooie tegenstellingen, als de Notre Dame
binnen, in stillen avondschemer, en de bral
lende rede van den volksmenner Gracchus
Babeuf. Toch is het, of er iets van vermoeid
heid in dit boekje is, J. PRINSEN JLZN.