De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 23 september pagina 2

23 september 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 23 Sept. '22. - No. 2361 B E Z U I N|I GI N G (106'millioen voor kanonnen) Teekming voor de Amsterdammer" van Jerdaan YKAAOTi SI-FA-KO S IO ARE H Hot voornmmmmto Wij moeten zuinig zijn, lieve, maar jij zult netjas voor den dag komen" Ondanks een erns'ige oogziekte, waardoor hij een jaar lang niet lezen of schrijven mocht, deed hij op 17-jarigen leeftijd, in 1865, adinissie-examen voor de Universiteit. Zijn vader vond hem voor de Universiteit nog te jong. Pekelharing bleef dus nog een jaar in Zaandam om natuur- en scheikunde bij te werken. Eerst in 1866 volgde zijn inschrijving in het album academicum te Leiden. Hij begon zijn studies in de natuur-philosophie, deed in 1868 candidaatsexamen met den eersten graad, ging toen naar de geneeskunde over, deed in 1870 daarin candidaatsexamen, wederom met den eersten graad. In 1872 werden die examens door het doctoraal exa men en artsexamen gevolgd. In 1873 trad hij in het huwelijk met Mina Kampert, vestigde zich te Leiden als practizeerend geneesheer, terwijl hij tegelijkertijd bij den hoogleeraar in de physiologie Heynsius als assistent werkte, als opvolger vandenlaterenhoogleeraar Place. In 1874 promoveerde hij bij Prof. Heynsius op een dissertatie, die tot titel had: Over ureum-bepaling in bloed en weefsels". Reeds toen stelde hij groote eisenen aan zich zelf. Niet alleen wat den inhoud van zijn werk aangaat, maar ook aan den vorm, waarin die inhoud zou worden meegedeeld. Prof. Heynsius was gewoon zeer strenge eisenen aan dissertaties onder zijn leiding bewerkt te stellen. Het verhaal gaat dat Heynsius naar aanleiding dezer dissertatie gezegd zou hebben: Enkelen hebben de dissertatie, die zij schreven, niet recht begrepen. De meesten be grepen wel den inhoud hunner dissertatie, maar konden haar niet schrijven. Er is er slechts n geweest, die niet alleen zijn disser tatie begreep, maar haar ook schrijven kon. Die ne was Pekelharing". Inderdaad was Pekelharing van jongsaf niet alleen een schrijver, dien men gaarne las, maar ook een spreker, dien men gaarne hoorde. Zonder juist welsprekend te zijn, had hi, een ongeëvenaard juiste woordenkeus, en daar hij nooit op eenig effectbejag uit was en uiterst sober voordroeg, was zijn glasheldere voordracht buitengemeen aantrekkelijk. Lang is Pekelharing niet als practisch arts in Leiden gebleven. Zijn dissertatie had hem een naam als wetenschappelijk man bezorgd. Bovendien was hij als repetitor in Leiden bekend om zijn helderheid als docent en om die redenen werd hij als leeraar in de physio logie aan de veeartsenij-school te Utrecht benoemd. Daar legt hij met zijn studies over pepton den grondslag voor zijn later levens werk. Als in 1881 de 70-jarige Prof. Loncq af treedt en Talma in diens plaats den klinischen leerstoel inneemt, wordt Pekelharing geroepen ?om onderwijs te geven in de pathologische anatomie. De redevoering, waarmee hij zijn ambt aanvaardde: de waarde der physiologie voor den beoefenaar der ziektekunde", stem pelt tevens de richting die hij op zijn onderwijs zal drukken. Want al doceert Pekelharing gedurende 8 jaren de pathologische anatomie, toch kan men niet zeggen, dat er een bepaalde periode van uitsluitend pathologisch-anatomischen arbeid in zijn leven is. Altijd ook in zijn pathologisch-anatomisch werk blijft een groote lijn, de physiologische chemie. Als dan ook in 1889 Donders heen gaat, is hij de aangewezen man om de physio'ogische che mie en de weefselleer" in n hand te ver eenigen. Van toen af werkte hij in liet physiologische laboratorium, eerst met Engelmann, later met Zwaardemaker, samen. Zijn boek Voordrachten over weefselleer" is van die physiologische gedachte van het begin tot het einde doordrongen. De arbeid van Pekelharing is zeer veel zijdig geweest. Zijn levenswerk ligt op het gebied der enzymen. Het begint met zijn pepton-studie;: aan de veeartsenijschool en tot in zijn laatste jaren toe heeft hij over de beteekenis en het wezen der pepsine gewerkt. Zijn studies over het fibrine-ferment, over bloedstolling, gaan eveneens in de richting van de leer der en zymen. Daarnaast staan echter tallooze andere onderzoekingen. Ik noem slechts zijn studies over iirinekleurstoffen, zijn studies over kreatinine, over arte; .os'.-ierose. over diapedese der witte bloedlichaampjes, ettering, ontste king en thrombusvorming, over de functie van het lytnphoide weefsel, en over saccharomyces capillitii. Dat is neergelegd in tijdschriftartikelen, redevoeringen op congressen of vereenigingen en in dissertaties zijner talrijke leerlingen, maar het meest in de Onderzoekingen van het phvsiologisch laboratorium te Utrecht. j loninklijke Meubeltransport-Maatschappij DEGRUYTER&Co.l DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Bergplaatsen voor Inboedels l Vraagt men naar de beteekenis van zijn hoofdwerk, dan doet men het best het buiten land te hooren, waar drie namen, HALLIBUR TON, HAMMARSTEN en PEKELHARING overal genoemd worden, als gesproken wordt van de vaders der nieuwe wetenschap, der physiolo gische chemie. Geen geniale grepen, die on verwacht een geheel ander aanzien aan een wetenschap geven, maar rustig opbouwen, volgens een vooraf beraamd plan, bestemd om het nieuw verkregene ook blijvend te doen zijn, dat was de stempel van zijn arbeid. Als man van wetenschap was PEKELHARING'S naam daarom een der best bekende Nederlandsche namen, maar tegelijkertijd was dit zoo, omdat in de wijze waarop hij zijn wetenschap beoefende, de grootheid van zijn karakter sprak. Stalen ijver, groot plichtbesef en een uiter mate scherpe zelfkritiek noemde ik reeds, als naar den voorgrond komende eigenschappen van PEKELHARING. Daarbij was zijn gemoed uitermate kinderlijk. Hij verstond het in hooge mate het werk van anderen te waardeeren. Hij meende, dat ieder de eigenschappen be zat, die hém boven de menigte deden uitste ken. Hij werd dus niet zelden in zijn verwach tingen teleurgesteld en kon in dat geval «ok streng over anderen oordeelen. Nauwgezet en strikt eerlijk, zonder eenig aanzien des persoons, stak hij zijn oordeel tegen den be trokken persoon nooit onder stoelen of ban ken, maar tegenover derden wist hij altijd te verontschuldigen. Voeg daarbij zijn eigen schap om in alles belang te stellen, zijn uiterst nauwkeurige manier van zich uit te drukken, dan wordt het begrijpelijk, dat hij een buiten gemeen populair man was in de geneeskundige wereld. Aan zijn invloed is het te danken, dat de Mij. voor Geneeskunde in de moeilijke jaren, die achter ons liggen, niet is uiteengespat, en dat de overal heerschende strijd, die ook daar woedt, niet naar buiten is uitgeslagen, maar tot de geneeskundigen zelf is beperkt gebleven. Vraag echter niet hoeveel nachten werks het hem heeft gekost, als hij, trouw bezoeker van alle vergaderingen, werkzaam lid in alle belangrijke commissies, 's nachts tijd moest winnen om al hetgeen hij op zich nam, te volbrengen. Wat hij echter op zich nam volbracht hij ook. Daarvoor zorgde zijn plichtsgevoel. In alle dagelijksche politieke gebeurtenissen stelde hij belang, al weigerde hij een politieke rol te spelen. Zijn denkbeelden, nauw verwant aan die van zijn Delftschen broeder B. H Pekelharing, deden hem, evenals dezen, steeds terugdeinzen voor het kiezen eener bepaalde partij, al waren zijn denkbeelden vooruit strevend. Hij stelde groot belang in de Volksgezond heid, bepaaldelijk in de rol die voedings middelen en genotmiddelen daarbij spelen. Hij werkte over de beteekenis van suiker als voedingsmiddel, in een tijd toen men geneigd was, het als genotmiddel te beschouwen. Hij was lid, hoofdbestuurder zelfs van den Volks bond, omdat hij de overdrijving in het geheel onthouding-stelsel ziet, en wijdt een deel van zijn werkkracht aan de studie van den schadelijker! invloed, dien de foesel-bestanddeelen oefenen, en dien men verwart met de schadelijke werking van alcohol zelf. Nog patholoog-anatoom, gaat hij in 1886 naar Indië voor de studie van de Ben-Ben. Ook daar weer blijkt zijn klaar inzicht. Hij sticht in Batavia het laboratorium voor pa thologisch onderzoek, waar het door hem be gonnen werk door Eijkman wordt voortgezet, en ten slofte voert tot afdoende bestrijding dezer ziekte. Als docent was Pekelharing groot. Alle DE OOSTERSCHE QUAESTIE Dés qu'il y eut des Turcs en Europe, il y eut une question d'Orient", heeft Sorel eens gezegd. En hij voegde er bij: dat zoodra Rusland een groote mogendheid was geworden het deze quaestie ten eigen bate heeft ge poogd op te lossen. Sedert de inneming van Constantinopel door de Turken (1453) heeft Turkije, d. i. de Oostersche quaestie, Europa verontrust, en wanneer wij thans, na de Turksche victorie over het zwakke Griekenland, Kemal Pasja hooren verklaren dat er een nieuw tijdperk van roem voor de Turken gaat aanbreken, dan weten wij meteen, waaraan wij ons,wat dit ras aanbelangt, voor de toekomst te hou den zouden hebhen wanneer wij niet de hoop mochten koesteren dat Engeland en Frankrijk te langen leste zullen inzien dat hunne beJangen niet tegenstrijdig' zijn. Gelukkig zal er geen nieuwe slag bij Lepanto noodig zijn om de Turksche zeemacht te breken, want die bestaat niet meer, en kan ook niet meer zonder overwegende vreemde hulp tot stand komen. Wat in de 16de eeuw de macht van Turkije ter zee (en te land !) beteekende, kunnen wij ons voorstellen, wan neer wij ons herinneren het gevaar warin des tijds geheel Europa verkeerde. Had niet de Paus als hoofd der Christenheid zich aan het hoofd gesteld, de coalitie tusschen Spanje, Venetië en Genua ware allicht niet tot stand gekomen. Trouwens de Paus zond zelf een eskader, onder bevel van Colonna, naar zee en zoo hielp zijn wereldlijke macht den slag winnen, die een der keerpunten der moderne geschiedenis geworden is. Reeds toen waren de westerlingen technisch het Oosten vooruit, maar hun krachtsinspan ning was vergelijkenderwijs weinig minder geweldig dan die van onzen tijd, al waren het dan ook alleen de Midd.zee-mogendheden die Europa redden van Turksche overheersching. Alle invloedrijke Spaansche en Italiaansche geslachten waren op de vloot ver tegenwoordigd, en Cervantes, die toen nog niet zijn Don Quichote geschreven had, vocht als gewoon soldaat mede. Maar al was de Turksche zeemacht ver nietigd, de Turksche bedreiging te land bleet bestaan, want een goede honderd jaren na Lepanto stonden de Turksche legers voor Weenen (1683) en er mag wel eens weer aan herinnerd worden dat, terwijl keizer Leopold ten einde raad de hoofdstad ontvluchtte, het de Polen onder Sobiesky waren, die den toestand redden. Later werden zij door hen, die zij in den uitersten nood hadden bijge staan, beloond door de verdeeling van hun land ! Men heeft wel beweerd dat de Oostersche quaestie niets anders is dan de eeuwenlange strijd in het Z. O. van Europa, tusschen Oost" en West": de botsing tusschen twee beschavingen, twee levensopvattingen. Maar daarmede zou men de Turken vereenzelvigen met al de Oostersche Mohamedanen die zij in den loop der eeuwen, zeer tegen hun zin, aan hun gezag onderworpen hebben. Ook mag men niet vergeten dat ten allen tijde tal van inlandsche christenen in Turkschen staats dienst hun meesters de grootste diensten hebben bewezen, terwijl de Turken, na den val van Constantinopel, in Servië en Bosnië gaarne ingehaald werden. Trouwens in die dagen stonden de bewoners van den Balkan: Grieken, Bulgaren, Serviërs, Albaniërs, Roe menen, enz. niet op een hoogeren trap van beschaving dan de Turken, die echter vereenigd waren en meer geestkracht bezaten. Eigenaardig is het dat zelfs de Janitsjaren, de troepen waar de Sultans het meest op steunden, kinderen waren van Christenen die op jeugdigen leeftijd voor den krijgsdienst werden afgericht. Acht van de tien belangrijkste groot-viziers, in den grootsten tijd van het rijk in de 10de eeuw onder de Sultans Soeleyman en Selim, waren Grieken, Albaniërs, Croaten, Bosniërs, maar geen Turken ! Sedert hun eerste ver schijning in Europa hebben de Turken een eigenaardig talent vertoond in het tot zich trekken van allerlei avonturiers en renegaten, van wier bekwaamheid en volslagen gebrek aan moraliteit zij een handig gebruik wisten te maken. Sedert meer dan 500 jaren heeft de Ottomaansche tak van het Turkendom Europa verontrust. Maar het Turksche ras waarvan de moderne Turk afstamt, heeft dit reeds veel eerder gedaan. Het doet zijn intrede in WestAzië reeds in de llde eeuw, onder den naam Seldsjoek, verovert in 1071 Jerusalem en geeft zoo aanleiding tot den eersten kruistocht. Op zijn eeuwenlange reis naar het Westen loopt de Turk het Chalifaat onder den voet, dat reeds eenigen tijd in verval was geraakt, verstopt den aiouden handelsweg naar het Oosten en dwingt den westerling tot het zoeken van den nieuwen handelsweg om de Kaap naar Azië. Er zijn weinig vreemde rassen, wier be staan en uitbreiding een zoo geweldigen in vloed op de geschiedenis van Europa heb ben gehad als juist het Turksche. Terwijl de geschiedenis van de meeste volkeren bestaat uit oorlogen, veldslagen en zeeslagen, waartusschen dikwijls lange perioden van sociale, artistieke en materieele ontwikkeling, geeft Turkije's historie inderdaad niets anders te zien dan een schier onafgebroken reeks van gewelddadigheden. Gedurende de bijna dui zend jaren, die sedert hun opkomst zijn verloopen. hebben de Turken zoo goed als niets tot het totaal der beschaving bijgebracht. Er is geen specifiek Turksche kunst of literatuur. De bouwwerken die de Turken in de plaats hebben gesteld van de Grieksche tempels in Klein-Azië, dat met de ruïnes er van over dekt is, zijn niet onder Turksche,maar onder Arabisch-Perzische artistieke inspiratie ge sticht. Hetzelfde geldt voor verreweg de meeste werken op het gebied van geschied schrijving en andere Muzelmansche weten schap, waartoe de Turken slechts bitter weinig hebben bijgedragen. Het Chalifaat van Baghdad, die glorie van den Islam, hebben de voor ouders der Turken voor altijd vernietigd, en daarmede tegelijk de schitterende rol die de Mohamedanen in de geschiedenis der be schaving hebben gespeeld. Logisch redeneerend zou men dus moeten verwachten, dat de Mohamedaansche wereld zoo goed als geenerlei verplichting tegenover de Turken behoort te gevoelen, ze veeleer als een vreemd, vernietigend element moest be schouwen . Want een vorst als geestelijk hoofd te willen die sedert geslachten den bijnaam draagt van den zieken man", en wiens volk nimmer een beschavenden iovoed, veeleer het tegendeel heeft uitgeoefend, dat lijkt wel eenigszins naïef. Daarentegi n redeneert Europa verkeerd, wanneer het de Turken aanziet voorde werkelijke vertegenwoordigers van het Oosten" dat altijd met de wester lingen in conflict geweest is. En toch, logisch of niet, men heeft met die twee opvattingen, vooral met de eerste, reke ning te houden. Want men kan er zeker van zijn dat nu de Turken, met een clan dat de wereld verbaasd heeft, de Grieken uit KleinAzië geworpen hebben, en daarmede in de eerste plaats de gecompliceerde berekeningen van Albion in de war hebben gestuurd, hun prestige in de Mohamedaansche wereld sterk zal toenemen. Dat is vooral onaangenaam voor Engeland met zijn 60 millioen Indische Mohamedamen, wier leiders een sterke sym pathie voor den Turkschen Sultan koesteren, althans zoo doen zij het voorkomen. Vermoe delijk is die sympathie niet zoozeer voort gekomen uit liefde en bewondering voor de Turken, want dat is onmogelijk, dan wel uit haat tegen het Britsche gezag. Dit laatste is er gedurende den oorlog in geslaagd de heilige plaatsen der Mohamedanen te stellen onder het oppertoezicht van de Sherifijnsche familie, die zelve afhankelijk is van Enge land. Daarmede, zoo meenen velen in Enge land, is het dit land wel gelukt aan den Sultan van Turkije het prestige te ontnemen dat het bezit der heilige plaatsen (Mekka en Medina) meebracht; maar tegelijkertijd is Engeland voor de veiligheid dier plaatsen verantwoordelijk geworden. Die veiligheid is eigenlijk steeds ietwat precair, want zij wordt voortdurend bedreigd door de Wahabieten, Mohamedaansche puriteinen, onder Ibn Saad. Deze laatste zal zich echter wel rustig houden zoolang hij < 60.000 per jaar van Engeland blijft ontvangen. Wanneer men kennis neemt van al hetgeen Engeland sedert 1!U4 in het Midden-Oosten heeft uitgericht, kan men moeilijk den indruk ontgaan, dat er veel meer overhoop gehaald is dan noodig . Zoo had men --- wilde men per se het geestelijk gezag van den Turkschen Sultan ondermijnen, hetgeen misschien zeer onverstandig was even goed aan Ibn Saad wat meer kunnen geven dan { 60.000, wan neer men er hem daarmee toe had kunnen krijgen, de bovengenoemde heilige plaatsen te veroveren. Onder den druk der DuitschTurksche bedreiging heeft Engeland de Ara bieren tegen hun Turksche overheerschers geholpen door een koninkrijk Hedjaz te stichten en de Sherifijnsche familie op den troon te helpen. Daarmede heeft het de hou ding aangenomen alsof het oppositie voerde tegen de pretenties van de Turksche sultans op het Chalifaat. Maar dat is legende wenscnen der Indische geloovigen, die daarin zelfs door de Britsch-Indische regeering gesteund worden. Lord Curzon sprak den 30en Maart 1.1. in het Hoogerhuis van den Sultan van Turkije als van den Chaliet ! Daarbij komt dat de Sherifijnsche familie in het geheele Oosten sedert Onheugelijke tijden een allertreurigste reputatie geniet. Hoe Engeland zich uit deze prikkeldraadachtige complicaties zal loswerken, moet afgewacht worden. Men zal daar misschien verstandig doen, te bedenken dat de Isla mieten onder elkander geschilpunten genoeg hebben en dat men beter doet zich niet te mengen in familietwisten. De macht van Turkije is in den loop der tijden zoozeer verminderd, dat die alleen door een bondgenootschap met een machtigen staat zooals Diiitschland, gevaarlijk werd. Toen Engeland oorlog voerde tegen Duitschlands Mohamedaanschen bondgenoot, werd het door zijn Indische Mohamedaansche onderdanen ten volle gesteund. Wanneer het er dus voor Engeland werkelijk op aan komt, heeft het niets van de Britsch-Indische Mohamedanen te vreezen, e beweegredenen die Engeland noopten tot verzwakking van Turkije's macht en prestige zijn vervallen nu Duitschland gebroken is. En misschien worden de Turken nu geleidelijk wel weer Engeland's zetbazen in het Midden-Oosten, die zij tot HM4 in feite waren. Niet dat die oplossing voor de volkeren dier streken wenschelijk mag heeten, inte gendeel. Maar Engeland's financiën eisenen gebiedend: inbinden en consolideeren. In den roes der overwinning en der hooge handels-conjunctuur na den wapenstilstand bezette Engeland den Caucasns en zelfs Mer\ in Centraal Azië. maar het heeft zich onder den druk der publieke opinie,die om bezuiniging riep, uit die streken en ook uit Perzië terugtrokken. Ook uit Mesopotamië, dat koning Faisal, die aan Engeland zijn troon dankt, tot een wespennest voor de Britten gemaakt heeft, zou het zich gaarne terugtrekken. En wanneer het uu Frankrijk, dat niet onsympathiek tegenover Turkije staat (al is het onwaar dat Frankrijk Kemal van oor logsmateriaal zou hebben voorzien, hetgeen overigens niet tegen het internationale recht zou indruischen), en Italië, dat lonië met Smyrna niet aan de Grieken gunt, benevens zijn Mohamedanen in Britsch-Indië door een gematigde houding tegenover Turkije aan zich kan verbinden, waarom zou dan ten slotte een oplossing, die aan den toestand van vór den oorlog deed denken, niet in overweging worden genomen? De eischen der Kemalisten betreffende de zee-engten zijn niet over-duidelijk geformuleerd : Verzekering van de vei ligheid van Constantinopel ten aanzien van. KANONNEN Honderd machtige millioenen Dokken we voor het kanon, Holland meende dat zijn spaarpot Deze som niet missen kon. Honderd pittige millioentjes, Waar men mee gaan vechten wil, Als we worden aangevallen Met de pest- en koorts-bacil. Chemisch worden we vernietigd En bij duizenden gelijk, Vreeselijke verwoestingsstoffen Maakt de wetenschap ons rijk. Wat beteekenen kanonnen -Als men aan 't moorden gaat? Tegen cholera-besmetting Helpt geen brommende granaat. Laat ons die millioenen sparen, Schieten is toch uit den tijd, Stikgas, typhus, griep, vergiffen Heeft men noodig in den strijd. Veel goedkooper is dat alles Dan kanonnen, kogels, kruit, En we geven die millioenen Voor geluk en welvaart uit. Onderwijs en volksgezondheid Koopen we voor at dat geld, Dat, om toch vermoord te worden. Roekeloos wordt neergeteld. Moeten we maar blijven vechten, Komt er nooit een einde aan? Is vernietigen, is dooden Noodig voor een volksbestaan ? Honderd machtige millioenen Kost ons het,, Wien Neertandsch bloed", Arbeid, vrede, boterhammen, Holland! Waren wel zoo goed. J. H. SPEENHOFF iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG. LEEUWARDEN, OISTERWLJK, DENHOTJT, LOCHEMenBORCULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEÜAN en WELTEVREDEN eiken vreemden aanval. Niettegenstaande de inachtneming van dit beginsel moeten de zee-engten en de Bosporus geheel vrij zijn voor den handel en de scheepvaart van alle landen." Ook in oorlogstijd? That is the qiiestion. Hoogstwaarschijnlijk verlangt Kemal Pasja niets minder dan den status quo ante. Maar het is zeer de vraag of hij er in zal slagen, Turkije opnieuw tot bewaarder der zee-engten te maken, nu het zich die positie van ver trouwen onwaardig heeft betoond. Hij kan er wellicht in slagen, de neutrale zones aan den Azt'atischen kust der Dardanellen, die van den Oranicus (Bigha Tsjai) tot even be zuiden het oude Troje tot tegenover het eiland Tenedos loopt, en de strook langs den Bos porus te bezetten. Maar daarmede is hij nog niet over de Dardenellen, den Helles pont en den Bosporus, en hij zal wel niet beschikken over een genoegzame hoeveel heid moderne strijdmiddelen, om daartoe te geraken, vooral niet nu Lloyd George aan ieder die het hooren wil, te kennen heeft gegeven dat Engeland iedere poging der Turken om naar Europa over te steken, zal beletten, en reeds de hulp der Dominions heeft ingeroepen. De quaestie der zee-engten weegt zwaarder dan alle andere, die Turkije betreffen, en het is er een van overwegend internationaal belang. De handelsbeweging, die niet den Donau in de Zwarte Zee uitkomt, en tevens alle handel met de Zwarte Zee (die later, als de Ruslanden op de een of andere wijze ge reorganiseerd zijn, weer van groot belang kan worden) kan geheel gestuit worden door wie de zee-engten in handen heeft. Het be lang der zee-engten in oorlogstijd springt zoozeer in het oog, dat dit geen nadere toe lichting behoeft. De Oostersche quaestie wordt onvermijde lijk zooals in den aanhef van dit artikel werd gezegd, beïnvloed door Rusland. Het komt er weinig op aan, in dit verband, wie daar de /nacht heeft, Tsaristen, Bolsjewieken of Duitschers. Zoo wordt uit Riga bericht, dat Moskou bereid zou zijn, de Kemalisten te helpen. Of die hulp van veel waarde zal zijn, is de vraag, en ook kan men zich te Londen allicht troosten met de gedachte,dat verdere successen der Kemalisten de Pan-Turksche (of Pan-Toeranische) beweging nieuw leven in kan blazen, hetgeen met het oog op Centraal-Azië, waar de Bolsjewisten, zooals overal, alles verkeerd hebben gedaan, voor dezen onaangename gevolgen kan hebben. Lloyd George, in zijn laatste uiting, heeft doen doorschemeren, dat Engeland onder zekere omstandigheden bereid zou zijn, Constantinopel aan de Turken terug te geven. Vermoedelijk zou men hun ook wel het Oostelijke deel van Thracië willen afstaan, temeer omdat voor 1913 de bevolking aldaar uit ongeveer gelijke deelen Turken, Grieken en Bulgaren bestond. 18 September 1922. H. D u N L o P

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl