De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 30 september pagina 2

30 september 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Sept. '22. - No. 2362 PÉDICURE Teekemng voor de Amsterdammer" van Joidaan VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS Knip er 's als. je durft!" lllllllllllllllilllllliliillllltiiillllllllliillllllllliiililllliiilliliiiiiiiiilililliiiitiiiiiiiiiiiii: iiiiiiiiiimiiiiiili REGEERINGSPROGRAM EN BUITENLANDSCHE POLITIEK Het is reeds sinds tientallen jaren, zoo niet sinds eeuwen, dat de weinige Hollanders, welke zich voor politieke vraagstukken inter esseeren, voor zoover deze niet aan directe commercieele belangen verbonden zijn, zich vrijwel bepalen tot quaesties van binnenlandsche politiek. De schoolstrijd heeft jarenlang de gemoederen in beweging gebracht; het was ongetwijfeld een belangrijk vraagstuk, doch van een algemeen-Nederlandsch oogpunt be schouwd had het toch van eenigszins onder geschikt belang behooren te blijven; de groei UTENBU1G & FOLMEI Den Haag ?:? Huijgenspark 22. SPECIALITEIT: Verhuizingen ondtr Garantie Bergplaatsen mor Inboedels DE BOEKERIJ DER VROEGERE ARMENISCHE GEMEENTE TE AMSTERDAM en bluei van den Nederlandschen Staat, zijn internationaal bestaan, zijn wereldpositie, bleven er volkomen buiten. Tal van andere belangen, die als groote problemen werden beschouwd door de leiders van onze politieke partijen, bewegen zich op hetzelfde plan: vaccinatie, Zondagsrust, sociale voorzorg, ver zekeringswetten en honderd andere zaken werden in langdurige Kamerdebatten be sproken. Deze vraagstukken zijn, dit ontken ik geenszins, op zichzelve ongetwijfeld van beteekenis; zij raken echter geen van allen het kernprobleem, dat in hoogste instantie eiken Nederlander behoorde bezig te houden. Dit kernprobleem is: ons nationaal bestaan te midden van andere naties, onze buitenlandsche politiek. Zeer weinigen wenschten zicli daarin te verdiepen of werd door andere politieke kwesties voldoende vrijheid gelaten om zich ermede bezig te houden. Men liet dit over aan de ambtenaren van Buitenlandsche Zaken. Het defensie-vraagstuk, dat meer op dit plan van politieke actie zich beweegt, was een der weinige problemen, waarmede men zich nog bezig hield.... omdat liet directe belastinggevolgen had. Slechts een man als Colijn, die ongetwijfeld alle eigenschappen voor een groot en breed-opge/.et ,,leadership" bezit vermocht zich boven dit peil uit te werken en deed voor ons Vaderland grcot en goedjwerk Hij zag, hij had visie voorde grootere, de wer kelijke Staatkunde, die zich niet uitsluitend met interne kwestietjes en partijbelangen ophoudt, maarhij ziet Nederland als zijn Staat, een plaats bekleedend te midden van andere Staten, een plaats, die hij zoo niet verbeteren, dan toch minstens behouden wilde. De oorlog bracht in dezen toestand eenige verandering; de problemen der internationale politiek werden aan de groote menigte opge drongen, met hamerslagen in haar bewustzijn gerammeld. Met de gebruikelijke reactie: plot selinge en spasmodische belangstelling. Men wilde ineens alles weten, alles begrijpen. Weg met de geheim; diplomatie, het volk" moet op de hoogte worden gesteld van hetgeen er omtrent zijn hoogste belangen wordt beslist. Wij zijn der, oorlog reeds weder voorb.ij; wij leven reeds enkele jaren in een toestand, door politieke formalisten vrede" geheeten. En de consequenties blijven niet uit. De pro blemen onzer buitenlandsche Staatkunde be ginnen weder op den achtergrond te raken Economische vraagstukken en interne be langen nemen haar plaatsen in. Het is weer: schoolwetgeving, arbeidswetten, sociale voor zorg, Zondagsrust, Grondwetsherziening en vooral: bezuiniging. Alle, vooral de beide laatstgenoemde, ongetwijfeld hoogst belang rijke zaken... maar zonder liet nationaleinternationale moment. Het Legervraagstuk wordt voornamelijk weer uit fiscaal oogpunt bezien ; het door den oorlog zelfs bij sociaal-democraten opgewekte besef, dat het hier een probleem van ons volks bestaan geldt, is reeds weder verdwenen. En toch zijn de vraagstukken, waartegen over zich de leiders der internationale politiek zien geplaatst, van overweldigend belang juist ook voor Nederland. Wij nemen op het Europeesche Continent een zeer belangrijke plaats in, allereerst wel door ons groote Koloniaal bezit. Wij zien de verhoudingen rondom ons, welke toch voor de toekomst van ons volksbestaan van zoo eminent belang zijn, zich voortdurend wijzigen; nieuwe constel laties worden gevormd, die juist ook voor Nederland van liet grootste gewitht zijn. Maar als volk leven wij voort in den zaligen dommel overtuigd, dat alles wel zal reg kom" en dat onze gezanten en onze Minister van Buiten landsche Zaken zich wel goed van hun taak zullen kwijten. Wij verwachtten van de Regee ring een program, waarin veel zou worden gezegd over belastingen, bezuinigingen en arbeidswetgev ig, maar wij verwachtte geen moment, dat zij, die ons land in de komende nuir 'Ü1TB TOEZfUIM UI VAN DER HOOP1 MEUBELBEWARINOEN TRANSPORT MIJ. AMSTERDAM . WA»HAAR LAATST , _ nwifhü\ «RSCHENÜI /iijmBii k. TiMftiiui TELEFOOB \ / M jaren moeten besturen, een opinie zouden uit spreken omtrent onze wereldpositie en de poli tiek, welke wij te volgen zullen hebben, om die wereldpositie te handhaven en te versterken temidden van de groote en nieuwe stroomingen in het wereldgebeuren. Dit natuurlijk afgezien van het feit, of het mogelijk zou zijn, een Nederlandsche politiek aan te geven; sommigen zullen beweren, dat een dergelijke principieele verklaring niet te geven zou zijn. Ik ben echter die meening geenszins toe gedaan. Er heeft steeds bestaan en er zal steeds bestaan een specifiek Nederlandsche politiek, een politiek, welke niet alleen is be stemd om ons als Natie te behouden en te beschermen, maar eene, die bovendien voor de verhoudingen op het Europeesche Con tinent van groot belang is, en waardoor ons zelfstandig en krachtig volksbestaan in de internationale verhoudingen haar rechtvaardi ging vindt. Het is enkele jaren geleden, dat over dit onderwerp een belangrijk -?en naar mijn meening buitengewoon goed boek werd geschreven door Mr. J. A. van Hamel, ge titeld: Nederland tusschen de Mogendheden (uitgegeven door van Holkema en Warendorf te Amsterdam). Voor diegenen, welke naar aanleiding van dit artikel dieper op de zaak willen ingaan, zal dit werk een openbaring zijn en een zeer interessant materiaal opleveren. Op verschillende historische gronden komt de schrijver tot de conclusie, dat de Nederland sche politiek zich steeds heeft ontwikkeld in de richting van tegenstand tegen eenig conti nentaal machtsoverwicht, en wel door samen werking met de zeemogendheid bij uitnemend heid: Engeland. Bij deze politiek heeft en Nederland, n Europa zich steeds wél be vonden; wanneer er van afgeweken werd, had dit immer funeste gevolgen. Toen Nederland zich in het eind der 18e eeuw van deze politiek afwendde en zijn heil zocht in een vriend schappelijke verhouding tot de opkomende vastelandsmogendheid Frankrijk, hebben wij dat met het verlies onzer zelfstandigheid moe ten bekoopen. Toen de Staten-Oeneraal onder It-iding van Johan de Witt gedurende de aan 1672 voorafgaande jaren zich vastklampten aan een commercieele allemans-vrienden-politiek, kwam ons de catastrophe zeer nabij; slechts liet verzet van Willem III tegen de continen tale overmacht, verzet later gedaan in com binatie met de zeemogendheid Engeland, heeft het gevaar nog te elfder ure afgewend en het politiek evenwichtiu Europa bewaard. Ziehier enkele korte momenten uit het boven geciteerde werk, welks lezing ik een ieder, die zijn politieke belangstelling boven belastingen en 8-urendag weet te verheffen, ten zeerste aanbeveel. Juist thans. Want ook nu leven wij in een tijd, waarin wij ons van onze historische en nog steeds bruikbare buitenlandsche politiek behooren bewust te zijn. Er vormen zich nieuwe combinaties in Europa, Versailles en den Volkenbond ten spijt. Zoo goed als ge durende den wereldoorlog ingeval Neder land in het conflict onverhoopt betrokken ware geworden onze eenige en natuurlijke redding in een bondgenootschap metEngeland zou hebben gelegen, zoo goed dienen wij ons ook thans een voortdurende vriendschaps-verhouding tot deze grootste zeemogendheid ten doel te stellen. Het gevaar voor een Uuitsch continentaal overwicht is verdwenen. Er vormen zich echter langzamerhand nieuwe gevaren: het Fransche volk, dat ik liefheb, houde mij ten goede, dat ik de politiek van zijn leiders een gevaar voor Europa acht; niet alleen in economisch opzicht, maar vooral ook in militair en politiek. Sinds de misluk king van de Londeiische Conferentie, waar Frankrijk de dreigende mogelijkheid van een verslapping der Fransch-Britsche vriendschap ernstig is gaan beseffen, duiken weder geruch ten op over de vorming eener nieuwe conti nentale Entente. Indien de leiding dezer Entente bij Frankrijk berust, zal, bij gebrek aan tegenwicht, het Europeesche evenwicht zijn verbioken ten detrimente van Nederland en root-Brittannië. Afgezien nog van deze continentale Entente, welke wij in optimisti sche oogenblikken misschien nog een chimère mogen noemen,is reeds het Fransch-BelgischPoolsch- Tsjechische blok een gevaar. En zelfs als wij dit niet willen erkennen, blijft altijd nog Rusland over, Rusland, dat, onbereken baar en onpeilbaar als steeds, een zeer belang rijke continentale macht kan worden, indien het niet door de ontbindende Sowiet-krachten in honderden staatjes wordt versplinterd, temeer nu de stootblokken tusschen dit land en West-Europa (Duitschland, Oostenrijk Hongarije) haar beteekenis zoo niet geheel verloren, dan toch zeer belangrijk ingeboet hebben. Men begrijpe mij wel: ik pleit niet voor een Nederlandsche politiek, die zich zou gaan toeleggen op de vorming van contra-combi naties tegen het ontegenzeggelijk dreigende frankisch-slavische continentale gevaar; bond genootschappen in tijd van vrede kunnen ge vaarlijker zijn dan het geheel ontbreken van eenige politieke richtlijn. Ik verlang slechts, dat ons volk zal beseffen, hoe noodzakelijk het is, zich in de internationale combinaties te verdiepen, hoe noodig het vooral is, dat onze Regeering zulks doet. Maar dan had zij tevens dienen uitte spreken, hoe zij daartegen over staat: afwachtend en werkeloos, of bezield van de overtuiging, dat het Nederlandsche belang slechts is gediend door het handhaven van een Europeesch evenwicht, dat elke continentale machtsoverheersching uit den booze acht, en zich derhalve richt naar de historische en beproefde traditie, dat even wicht te verzekeren door een politieke samen werking met de grootste Europeesche zee mogendheid. Hiervan zijn allerlei andere politieke kwes ties en de opvatting daarover afhankelijk: onze tarief- of vrijhandelspolitiek, onze verkeerspolitiek, onze koloniale politiek worden beheerscht door de houding, welke Nederland inneemt ten opzichte van de internationale combinaties. De levensbelangen, zelfs de toekomstige bestaansmogelijkheid onzer natie kunnen daarvan afhankelijk zijn. Het is daarom noodig, dat de nieuwe Re geering stelling neemt niet alleen ten aanzien harer belasting-politiek, arbeidswetgeving en wat dies meer zij, maar ook en vooral ten aanzien van onze buitenlandsche politiek. Een zich onttrekken aan dezen plicht is onder geen omstandigheid te rechtvaardigen, tenzij de Regeering zich zoude beroepen op de onverschilligheid, waarmede de kiezers, dus het volk zélf, zich tegenover deze problemen plaatsen. Dit laatste reduit haar te ont nemen, zij ons voornemen en onze plicht als Nederlanders. W. C. POSTHUMUS M E Y j E s Rotterdam. Bij lederen Boekhandelaar is de inteekening opengesteld op de Gedenkschriften van Keizer Wilhelm Feiten en Personen uit de jaren 1878-1918 Met portret en liandteekening van den schrijver Prijs gebonden inprachtband f5.90 Uilgevers, VAN HOLKEMA & WftRfNDORF, kslerdam Van Armeniërs te Amsterdam wordt liet eerst melding gemaakt kort na het jaar 1(525, toen alhier was opgericht het College van Com missarissen van den Levantschen Handel, ten gevolge waarvan het handelsverkeer tusschen ons land en de Levant in niet geringe mate was toegenomen. Het duurde echter nog tot 1040 alvorens zich enkelen metterwoon in onze stad vestigden. Hun aantal nam in den loop der jaren gestadig toe en wel in die mate, dat, met het oog op hun geestelijke verzorging, de overkomst van een Armenisch priester een steeds dringender behoefte werd. Dit geschied de waarschijnlijk in 1665. Nu konden hunne godsdienstige bijeen komsten een aanvang rjncmen, hunj^eerste Afbeelding van het gebouw in zijn tegenwoordigen toestand op de Krom Bcomsdoct. vergaderplaats was volgens Wagenaar in de Dykstraat gelegen. In 1714 vroegen en verkregen /-e van Bnrgcmeesteren dezer stad verlof om een nieuwe en openbare kerk te stichten in eendoor hen gekocht pakhuis op de Dwars (thans: K'"01"-)Boomssloot, tusschen de Keizersen Kouhursstraat, waar ze tweemaal per dag, en des Zondags en in de roote Vasten drie maal bijeenkwa men. Wij bezitten van dit oorspronkelijk kerkgebouw geen afbeelding. We! een van liet inwendige er van uit het jaar 1783 en een van het uitwendige uit het jaar 1786, hiernevens afgebeeld. Ofschoon het volgens Wa genaar een net gebouw, met twee rijen glasraamen, ieder van zes lichten, boven eikanderen in 't oosten" was, schijnt het toch in zijn geheel van dien aard te zijn geweest, dat reeds in 1741I belangrijke verbeteringen en verbouwingen moesten worden aangebracht, iets wat ge schiedde op kosten van een priester en een kerkmeester. Het schijnt, dat de Armenische Gemeente te dier tijde ongeveer het toppunt van haar bloei bereikte. Daarna ging het minder goed. In de laatste helft der 18e eeuw geraakte ze al meer en meer in verval: het aantal lidmaten nam af en de inkomsten verminderden. In 1806 was het zoover gekomen, dat de toenma lige priester zich genoodzaakt zag ons land te verlaten, daar hij hoegenaamd geen inkomsten meer genoot en in 1826 was er nog slechts n lid overgebleven. Het is hier niet de plaats om de verdere lot gevallen van de Armenische Gemeente op te sommen: genoeg zij het te vernielden, dat in 1873 alle eigendommen der kerk in handen werden gesteld van Mr. J. WERTIIEIM Jz., als gemachtigde van Z. H. den Armenischen Pa triarch; dat {) Maart 1874 notaris CLAUSINI; het gebouw onder den hamer bracht en het toen overging in het bezit van de R. K- Vereeniging tot Weldadigheid van den Allerheiligsten Verlosser, welke er nu de St.-Autonins-armenschool in houdt. Reeds vroeger waren alle kerksieraden, de boeken in de Armenische taal en de met zilver versierde kerkboeken uit het lokaal verwijderd. Afbeelding van het kerkgebouw der Armenische Gemeente in Waar zijn die boeken in de Armenische taal" gebleven V Nu bevindt zich reeds meer dan een halve eeuw op de Anisterdamsche Universiteits bibliotheek een dergelijke collectie Armenische boeken, welke tot dusver nog niet gecatalogi seerd was: niemand heeft blijkbaar daartoe de bekwaamheid gehad. Toen derhalve de heer F. MACI.EH, Professeur a l'École Nati onale des Langues Oricntales Vivantes te Parijs, op zijn reis door Nederland, Noor wegen, Zweden en Denemarken, ter be schrijving van de Armenische handschriften, welke zich in de voornaamste bibliotheken van die landen bevinden, ook op onze bibliotheek kwam, leek de gelegenheid gun stig om eens iets naders te weten te komen van bovengenoemde collectie. Wat de Armenische handschriften betreft, daarvan bezit ons land niet veel: Leiden -?dank zij het Legatum Warnerianum - verre weg het meest; Utrecht n; Groningen geen n. Ofschoon dus de Anisterdamsche Univer siteitsbibliotheek, met haar vier exemplaren, geen al te slecht figuur maakt, was toch Prof. MACI.EK met de beschrijving daarvan spoedig gereed. Hij verklaarde zich echter op onzt vraag dadelijk, geheel belangeloos, bereid om ook de Armenische boeken te catalogisceren. Hij moest daartoe twee dagen langer in Amsterdam blijven, dan hij oorspronkelijk 1786 van plan Was, in welken tijd hij, dank zijden grooten ijver, door hem aan den dag gelegd, met zijn taak gereed kwam. Een woord van hartelijken dank aan Prof. MACI.EH, voor zijn groote bereidwilligheid, mag hier, naar ik meen, niet achterwege blijven. DJ eigenlijke collectie nu, bestaat, afgezien van enkele Russische,Mongoolschc en Latijnsclie, uit een 150-tal, vol gens den heer MACI.EK, zér belangrijke Armenische boe ken. Deze werken, gedrukt in de 17e, 18e en H>e eeuw, blij ken voor het grootste gedeelte afkomstig te zijn uit buiten landsche steden : het meerendeel er van werd door Venetiaansche drukkerijen gele verd, daarna volgen Konstantinopel, St. Petersburg, Amsterdam, Rome, Triest en Madras. Bijbels, missalen, gebedenboeken enz. vormen het grootste percentage van de collectie; daarnaast zijn er echter ook handelend over geschiedenis en topographie van Armenië, over archaeologie en vertier een enkele Armenische grammatica. Uit een aesthetisch oogpunt zijn het mooist uitgevoerd de geïllustreerde Bijbel, in bruinlederen, gond-gestempelden band, gedrukt te Venetië in 1733 en de Djacliots of Armenisch Missaal, eveneens te Venetië gedrukt, in 1686. Van den Venetiaanschen Bijbel is hiernaast het titelblad afgebeeld. Zeven boeken van de collectie zijn te Am sterdam gedrukt en wel in het laatst van de 17e en in het begin der 18e eeuw. Twee hier van -?n.l. het N. Testament, voor bisschop THOMAS gedrukt in 1698 en de Spiegel des Bijbels, met verklaringen van Lukas Wanandetski, van 1713 zal een enkele bezoeker van de Bijbeltentoonstelling, hier ter stede in 1014 gehouden ter gelegenheid van het 100jarig bestaan van het Bijbel-genootschap, zich misschien nog kunnen herinneren. Een ander merkwaardig boekje bevat de vertaling van de fabels van Reinaard de Vos, terwijl ook niet onvermeld mag blijven het Bock van Qeinpatsi,d.\. een vertaling van de Imitatio Christi" van onzen landgenoot THOMAS a KEMIMS in het Armenisch door JOHANNES VAN KON'STANTINOTEI.. Dit boek schijnt nog al in den smaak te zijn gevallen bij de Ar menische Christenen; althans ik vond, be halve dit, nog twee andere vertalingen. Zeer waarschijnlijk heeft in dien tijd hier ter stede een Armenische drukkerij bestaan. Veel gegevens dienaangaande bezitten we ech ter niet; misschien zal mettertijd een voortgezet onderzoek in die richting meer licht brengen. Wanneer men tenslotte in aanmerking neemt, dat een groot deel van de hier bespro ken collectie gevormd wordt door bijbels, gebedenboeken e.tl., dan behoeft er wel niet de minste twijfel te bestaan of we hebben hier te doen met de boekerij der vroegere Arme nische Gemeente. Gelukkig, dat deze zoo be langrijke verzameling, een der laatste overblijfselei, die bij ons de herinnering levendig houden aan een verdwenen Armenische Christengemeente hier ter stede, blijken niet verloren te zijn gegaan, maar veilig te zijn geborgen op onze Universiteitsbibliotheek. Dr. J. BERG Afbeelding van liet titelblad van den Arm. Bijbel gedrukt te Venetië in 1733.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl