De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 30 september pagina 8

30 september 1922 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Sept. '22. - No. 2362 WILLEM KLOOS OVER BUSKEN HUET EN SHELLEY JUBILEUMSVOORSTELLING JACQUES DE BOER Teekeningen voor de Amsterdammer" van Bernard van Vlijmen r In een opstel, Percey Bysshe Shelley in Nederland getiteld Nieuwe Gids van Sep tember 1.1. grijpt de heer Kloos vooral Albert Verwey aan, doch dan ook Conrad Busken Huet. De heer Verwey nu kan voor zich zelf spreken) voor Huet moet een ander optreden, en beter is het, dat het verweer van een bloedverwant komt dan van niemand. Het zij terstond erkend: Huet heeft in Shelley lang zooveel niet ontwaard, als de heerKloos en vele anderen thans in dezen zien. Maar dat Huet van Shelley's grootheid en de diepe pracht van zijn verzen geheel en al gezwegen heeft, gelijk de heer Kloos beweert, is onjuist gezegd, want in het door hem zelf bestreden opstel 1) is een bladzijde met groote lofwoorden over Shelley ook, en al moge die lofrede een oordeel van anderen herhalen, zij staat er niettemin, zij is met sympathie ge steld; en met zooveel ingenomenheid zelfs, dat wel niet ik-alleen in die herhaling den bijval van eigen indrukken zal meenen te proe ven. Overdreven dan ook mag men wel de uitspraak noemen, dat voor Huet Shelley slechts een dichter was, zooals er bij honderden in alle landen en tijden hebben bestaan. Maar wat in Huet's opstel het misnoegen van den heer Kloos vooral wekt, is een zekere parallel tusschen Shelley en Van der Palm, een parallel,die,buiten het verband beschouwd, inderdaad lachwekkend genoeg is, en luidt: Van der Palm's inborst had meer over eenkomst met de zachtere van Shelley. Hij zou moeite hebben gehad, aan Byron's zijde den Hellespont over te zwemmen, doch Shelleywas evenmin bedreven in die kunst en muntte, behalve in het varen en rijde'n, meest in het schijfschieten uit: de zelfde handgreep, waarmede ook Van der Palm, toen hij als dprpspredikant en vrijkorporist de Maartendijksche boeren in den wapenhandel oefende, gemeenzaam bekend moet geweest zijn. Er waren dus, zoo men wil, punten van overeen komst genoeg...." Inderdaad zeer lachwekkend, en ware zotheid zelfs, gelijk de zin daar staat, buiten verband beschouwd, en indien men het zoo men wil geheel voorbij ziet; en als de heer Kloos hier spreekt van niets zeggende, want uiterlijk sportieve kleinigheden...., die niets te maken hebben met dichtkunst, noch met wat anders wat des geestes is", heeft hij wel alle lezers op zijn hand, en bovendien Huet zei}, die het geheele brok van de beschouwing van Shelley's poëzie en denkwereld afscheidt. Want dit nu is het, waarop mijn verweer vooral wijst: bij Huet zelven is deze uiting opgenomen in zeker verband, waarover de heer Kloos echter zwijgt. Huet namelijk staaft, dat Shelley, evenals Byron, aanvankelijk (dat is in hun eigen tijd) bij ons te lande onopgemerkt is gebleven, en acht dit verklaarbaar voor een land en een tijd waarin Bilderdijk en Van der Palm bloeiden, blijkbaar geen compliment aan het dichterlijk besef van land en tijd beoogend. Toen wat later Byron in de aandacht kwam, was dat niet eenmaal om zijn beste werken, en om Shelley bekommerde nog niemand zich. Aldus Huet, die hier het zij herhaald allerminst land en tijd aan het prijzen is. Om Shelley dan bekommerde niemand zich nog, en Byron scheen de man van een satanische dichtschool. Daarin nu was niets wat ons volks karakter kon aantrekken. Maar ook de per sonen dier dichters konden dat niet, al was een levensloop als die van het Engelsche tweetal in Nederland volstrekt niet ondenkbaar. En zie hier, vrij wel met Huet's eigen woorden, en geheel met zijn eigen lijn van beschouwing, den overgang van het poëtische op het biugraphische, waarmee hij toteenige punten van overeenkomst geraakt, buiten de poëzie en de denkwereld om; overeenkomst in levens bijzonderheden, die nog eenige sympathie hadden kunnen schenken, toen en wat later, voor de Engelsche dichters in het land, waarin Bilderdijk en Van der Palm bloeiden : zie hier het verband voor de zotheid", waaraan de heer Kloos zich zoo zeer vergast. Hetovcrkwam hemechter Uit verband voorbij 1) Byron en Shelley. Litt. Fan t. en Krit. Vierde Deel, pag. 99?112. (Nov. 1892). x j ^OJ'.nfX, ?r^f '<? %J \ .: ?- ^5§ <K\ ?A \ DIE MENSCHEN TOCH! Louis Qimberg (Dokter Klaus) Jacq. de Boer (Lubowsky) Julia Cuypers (Mevr. Klaus) > i n mum ui nul mi u uu nu miniii umi mini uiu imi i n m , mllll , ie. zien. Hij had al dadelijk zich de bevreemding kunnen besparen over de koppeling van Bil derdijk aan Byron: Huet brengt hen enkel bijeen als letterkundigen, die beiden, ieder in hun eigen land, in den zelfden tijd biociden"; zoo ook Shelley en Van der Palm; van een overeenkomst in dichtwerk of gedachtenwereld rept Huet gansch niet, maar hij vroeg zich af, of er ook voor Byron en Shelley nog eenige kans ware geweest op sympathie hier te lande door hun personen buiten ds kunst om, en vindt een flauwe kans in de overeen komst van enkele levensbijzonderheden: zie daar alles. Een flauwe kans, let wel. Want Huet zelf onderscheidt die levensbijzonderheden beslistelijk n van de poëzie n van de gedachtenwereld hier en bij de Engelsche dichters, en de aansporing in hun gedachtenwereld door de laatsten voor hun poëzie gevonden. Zóis het verband, waarin ook de zotheid" over Van der Palm een plaats heeft. Voor de juiste beoordeeling van Huet had de heer Kloos dit verband aan zijn lezers niet mogen onthouden. CH. M. VAN DEVENTER KUNST IN DE LAKENHAL lUIIIIMIIIIIUIItlll Kunst in'de Lakenhal: eiken boekenkast van Corn. van der Skiif. fifjHet is een verkwikking eens een oogenblik te vertoeven tusschen schoone voorwerpen, welke met smaak tentoongesteld zijn. Om genietend van hun verrassende vlakverglijdingen, lijnwentelingen en kleurwisselingen de schoonheid op zich te laten inwerken. Immers men moet zich in zoo'n zeldzaam oogenblik weer wapenen tegen de overmacht van leelijke gebruiksvoorwerpen, welke vanuit de hel schitterende winkelramen zich als op de menschen werpen om zich te verzekeren van den smaak van het publiek ! De ontwerpers, van de voorwerpen, die thans een tweetal zalen van de Lakenhal te Leiden vullen, verzetten of bemoeien zich niet met de begeer te van de menigte, maar scheppen, zooals hun kunstenaarsziel hun dat ingeeft. Men vindt hier allereerst de eenvoudige doch stren ge ontwerpen van Corn. van der Sluys. Zijn vormen zijn kantig en zijn kleuren sterk uit gesproken, vooral bij zijn laatste werken, zooals de fel rood getinte schoorsteenbetimme ring, waarin een hoekige vlakvulling van hel dere kleureffecten bijzonder goed uitkomt. Vele goede meubels naar zijn ont werp zijn hier te zien, zooals een buffet dat bijzonder evenwichtig van indeeling is, een gebeitst kastje var eiken met eschdoornhout miiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiHiiiiiiiiiiiii UHIE BA voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAKt en ROTTEg^DAfti Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWUK, UDENHOUT, LOCHEM en BOBGUUK Agentschappen in ludië: BATAYIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN en een donker notenhouten tafeltje. De Scarabea"-aardewerken van Hildo Krop zijn gaaf en groot van vorm. Prachtig van kleurwisseling zijn de bakjes en pullen van Willem Brouwer. Van zijn terra-cotta beeldhouwwerk trof mij de expressieve stoere kop van den zeegod. Bijzonder evenwichtig en strak van compositie is St. Lucia, haar gebaar is teeder en haar fijne gelaatsuitdrukking herinnert aan de Oostersche kunst. De beste compositie van O. Bogtman is wel het glas-in-lood-raam waar voor men niet meer heeft gebruikt dan het glas en het lood. De gebrandschilderde glasramen zijn niet groot van opvatting. De vele krulletjes en kleine kleurvlakjes maken dit werk te peuterig, het zijn geen spontane ont werpen meer. Ook het schip, op een der ruiten afgebeeld, is te naturalistisch en past niet in een decoratief raam. Het edelmetaalwerk van de heeren Zwollo is tamelijk eentonig, slechts enkele hangertjes en broches treffen door een aardige kleurspeling. Een eenvoudig, doch aesthetische kast, in zilveren grijzen toon gebeitst, werd ingezonden door B.Planjer. Ook is er van zijn hand nog een sober stoeltje in frissche oranjetint. Uiterst gevoelig van beelding is de houtsnede ,,Zonnebloemen" van Aart van Dobbenburgh. De twee kleurige prentstudies van de hoornen en de waterval door Piet Wiegman komen in het interieur waarin /.e geplaatst zijn goed tot hun recht ! l A N V <i s K (i i i. Lieve menschen, hebt elkander Zonder oorlogsschepen lief, Haat elkaar desnoods in vrede, Spaart ons al dat ongerief. Kunt ge niet in vriendschap leven, Valt genegenheid u zwaar, Leeft in vijandschap en onmin ? Dan nog rustig naast elkaar, En wanneer ge toch wilt vechten, Doet het dan in stoere sport, Meet u daarin, lieve menschen, Als ge zoo vechtlüstig wordt. Kunt ge zonder strijd niet leven, Vreest ge vlakke harmonie, Kiest als wapen dan geen zwaarden, Maar uw geest en uw genie. Levert slagen in den handel, Wetenschap en nijverheid, Op het slagveld van de kennis Viert ge feest en voert ge strijd. Treft elkaar met spotgedichten, Of met zevendeels-romans, Wondt elkaar met grootboekslagen En een vlijmscherpe balans. Wapent u met naastenliefde, Heerscht met wijsheid, deugd en eer; Tegen zulke pantserplaten Js geen deugdelijk verweer. Neemt de kwieke schrijfmachine, Neemt de schalksche pen ter hand, Slingert zinnen als granaten Door uw weekblad of uw krant. Menschen, laat elkaar in vrede, Als het eenmaal dan zoo moet, Vecht met geestktacht en beschaving, Maar weest zuinig op uw bloed. J. H. S P E E N H O F F iiiiiiiiiiiiiiimiiitiimiH Illllllll Illlllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMM llllll IU N. V. HET SCHOUWTOONEEL. De Cornedie der liefde, door Henrik Ibsen. Wie geen lyricus geboren is en dat was Ibsen aUerminst doet beter zijn jeugd werken" te schrijven op zijn ouderen dag; Björnson's Als de jonge wijn bloeit".... is daarvan een voorbeeld. En wie op het tooneel van een beroemd auteur nog eens een werk wil toonen uit het ongetwijfeld belangwekkend tijdperk, dat aan dien roem voorafging, kan die taak niet ernstig genoeg opvatten en moet m.i. alles nalaten wat de gebreken zou kunnen aanzetten. Anders komt men f tot een persi flage, die op zichzelf een meesterstuk kan zijn (Kotzebue's Notabelen")?-een experiment waaraan men Ibsen vooralsnog niet gaarne zou wagen, of men komt tot iets wat geen vleesch is en geen visch. Dit laatste was bij de vertoonin,g van De Comedie der Liefde" door het Schouwtooneel het geval. De costumes uit den tijd, waarin het stuk geschreven werd (1862) gaven er een parodistisch tintje aan, een meisje met koddig pijpenbroekje, dat met de handeling niets te maken had, won dadelijk de lachers op haar hand, zonder dat dit een voordeel voor het werk bleek. Want de men schen, die zich in deze crinolines en souspieds hadden moeten inleven, zónatuurlijk of ze nooit andere kleeren hadden gekend, om ze te dragen met zooveel overtuiging, dat ze ons het van-zelf-sprekend kleed der voor gestelde gevoelens toeschenen, bewogen zich in het naturalistisch, met een kamer-inkijk, een veranda, een trap, een prieel overkropt decor, als op een gecostnineerd bal. I let Diisseldorfer Schaiispielliaus" heeft voor twee jaren iu den Stadsschouwburg De Steunpilaren der Maatschappij" naar dezelfde1 historische beginselen in het pak gestoken; ook toen leek het mij niet juist gezien een verouderd werk, waarin nochtans heimelijk veel dat ook voor onzen tijd geen overwonnen standpunt mag heeren, alreeds tot een reliquic te maken. De evolutie der burgerlijke gevoe lens en begrippen voltrekt zich niet geleidelijk over de geheele samenleving, het gaat traps gewijze en het tempo verschilt in eiken kring. Terwijl men indestalles Ibsen's jongste idealen en ergernissen wellicht overleefd heeft, is het parterre er nog maar juist ingegroeid, of om gekeerd, hetgeen in ons tijdperk nog meer waarschijnlijk is. Maar het Diisseldorfer ensemble, waaronder enkele hetere speelkrachten, wisten het werk toch levend te honden boven de speciale eisenen van een overleefd tijdbecld, zoodat het kader allengs aan beteekenis verloor en wij het hart hoorden kloppen in het keurslijf. Wat Het Scliouwtooneel" met deze mon teering, die ook wat de kleurenmengeling be treft van weinig artistieken smaak getuigde, ondernam, was hachelijk, te meer, waar liet gezelschap voor dit, alleen door sterke karak terspelers te redden stuk, geen enkele eerste kracht beschikbaar had gesteld, en de ver deeling der rollen juist dan veel takt vereischt. Noemen wij alleen de beminnelijke ro! van Ds. Strooman, in wien wij den Ibsen-cloniinée, welke in Ds. Manders (Spoken) zijn bekroning zou vinden, reeds van n zijde volledig belicht zien, toevertrouwd aan een jong acteur, wiens geheele optreden van nature in strijd bleek met deze figuur. Voor den speler, zoon van een begaafden vader, was deze opdracht al even noodlottig als zijn vertolking voor Ibsen, die in den onbevangen herder, wicn de zegen des Heeren bij de geboorte van zijn dertiende kind nog even blij verrast als bij zijn eerste, een schat aan humor heeft gelegd l Of het stuk, met /ijn tendenz, die wat het cindbesluit betreft: het manage de raison boven liet huwelijk uit aandrift, weinig in stemming meer kan verwekken, nog een goede bezetting waard zou zijn? Ibsen zeif was zich de zwakheid zijner compositie, die hem feitelijk uit de hand viel vór het einde, zoodat positief schijnt wat negatief werd bedoeld, al spoedig bewust. Niettemin liet hij het stuk herdruk ken... Twijfel, welke ons een auteur is niet aangewezen \ tot zijn eigen rechter, iu hoogste instantie reeds lang niet meer aangaat. Gerechtvaardigd is een goede op voering m.i. altijd, al ware het maar omdat een misgreep van een groote persoonlijk heid niet minder behoeft te boeien dan de gelukkige machinatiëen van een middelsoort mensen. Hoe vol is dit stuk ! Rederijkerij, maar vol leefkracht, een eniphase, die, ais men minder schreeuwde, maar op de gespan nen boog van het gevoel - - een tijdelijk ge voel, dat we nu vaiseh noemen maar dat voor zijn tijd een zekere, algemeene waarheid inhield - de verzen de zaal hmviepte, ver warmen zou. Te eer, waar Ibsen's vers, dat voor zoover we het uit de Duitsche vertalingen kennen, meer ontroert wegens de vaart en de vlucht der gedachten dan wegens de aandoening-verklankende taal, voor deze gelegen heid door J. K. Rensburg in, op het gehoor, verrassend frisch en pittig, waarlijk dichterlijk Hollandsen werd omgezet. Op het gehoor, dat wil tevens zeggen: voor mijn ooreu; een oordeel over een tooneelvertaling kan alleen gelden op grond van nauwkeurige vergelijking met het oorspronkelijk werk, en dan nog speelt ons eigen, in een bepaalde richting ontwikkeld taalgevoel ieder meuseh heeft zijn individueele cadenzen eu zijn bepaalde voorkeur voor woordgrocpeering en kleur mis vaak parten. Dit vooropgesteld, kan ik dan erken nen den geheele n avond, weinig geboeid door de leege drukte op het tooneel, mei in den Schouwburg ongewone gretigheid te hebben geluisterd naar de fleurige equivalenten en den musicalen val der woorden. Dat er, met deze vertaling tot ondergrond, een vertooning '/.mi zijn te maken, waarin eveneens het jeugdige en lieve der te ver gedreven idealen, binnen e muren van smalle conventie en dom vooroordeel, lot zijn recht zou komen, geloof ik zeker; de kunst is maar het compromis te vinden tusschen wat in 18(32 poëzie en satyre mocht lieeten, en den glimlach van verteederde ironie, welken onze tijd daar nog voor over heeft. Bezitten wij niet in (ieorg l lermann's Je t tellen (lebert (den roman, het tooneelstuk is een mislukking) een aandoenlijk voorbeeld van deze Biedcrmeier-hekrompeuheiil, z menschelijk en te goeder l rouw, dal ze uus, t rots alle onheilen duur haar gesticht, reu bijna vergeeflijke!) lach afdwingt? En is daar niet de opvoering van Mijlpalen", die bewijst line ook op het tooneel een dergelijke atmosfeer gesponnen kan worden, waarin de idealen van drie generaties in hun waarde blijven, omdat ze begrepen zijn zoowel in hun tijdelijk, als Kunst in de Lakenhal: zgn. Scarabea-aardewerk, vervaardigd door de Eerste Steenwijker Kunstaardewerkfabriek te Steenwijk iiiiiiii 11 iiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiii IIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiii iiiiniiiiiiiiniiiiiiiiii veel mingunstige omstandigheden, de kans gewaagd? De quantiteit der voorstellingen heeft de dramatische kunst vooreen goed deel om hals gebracht, alleen de qualiteit kan herstellen. T o i' N A E F F in hun eeuwig verband, en overzien met den zachten blikder herinnering. ... De Comedieder-liefde", dat is de altijd weer op een andere manier stuntelige eomedie van het mensclizijn.kan, gelijk de jonge Ibsen haar gaf, bijons geslacht als satyre niet veel weerklank vinden, noch aanvaarden wij haar als harde caricatuur; de fijne humor, welke daar tusschen ligt, de weemoed, die goed-geluimd blijft, en de guede luim, die niet vergeet hoeveel mensche lijk verdriet eraan verspild wordt geeft den toon aan. Kan men dien treffen, wanneer de nionteering zich opdringt, slechts n (de klerk Stuiver, door P. Ballednx) de aangegeven figuur benadert en van het liefde-paar", de dichter Valk en het meisje Zwaanhilde.geen vonk liefde uitgaat? Zoodat we ook aan de lijdelijke waarde van deze verhouding niet gelooven en slechts de herinnering behouden aan de onstuimigheid van Pierre Mols, wiens dictie zwierig, doch eentonig, eu zonder n klank van innigheid bleef, en aan de onwan kelbare bezadigdheid van Stine van der (iaag? (iewis, deze gevoelens gaan niet diep, de nuchtere ontknooping is daal' om het te be wijzen, maar n oogenblik is er toch illusie geweest. Recht-toe, recht-aan op de ontknooping aanspelen is niet te \erecnigcn met de eischen die een, nog alle kenmerken der roman tiek in zich dragend sluk stelt, het gaat om de overgangen, om het hoog eu laag, om het oogcnblik". Zóheeft Ibsen, die na deze Comedie der Liefde" zou stijgen tot De Vrouw der Zee", tot (olian (ïabriël Borkmau" dit spel ongetwijfeld gevoeld en bedoeld, zijn geheele oeuvre zou aan houding verliezen wanneer we in deze stijging een algeheele bekeeriug" moesten zien, wanneer we niet ook in zijn jongste pogingen het oogenblik" zagen flikkeren, de rede zagen wankelen. Door in de vertooning den nadruk te doen vallen op de illusieloozeu (?het matigheidsgetiootsehap van het geluk") op het verouderd zedenbeeld, zonder daar tegenover te stellen de spontaniteit eu den korten gloed der jonge min, ontneemt men Ihseii meer dan men hem mei de opvoering van ren werk, dat we op, ?.lezen afstand nog niet als een historische mcrkwaarc'ighcid mogen beschouwen, lul eer zijner nagedachtenis geeft. En het blijvend reper toire, waarom het onze tooneclgezelschappen slechts te doen kan zijn, wordt er niet mee verrijkt. Waarom . -.n,onder zooi ntn DIRECTEUR: E J.ZEEGERS LEIDSCHESTR.73 PRINSENGRACHT 709-711- 713 AMSTERDAM PABRIEK: LIJM BA AN5QR ACHT 23-'-t-236 BIJ HET LE/D5G-IEPLEIN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl