De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 7 oktober pagina 2

7 oktober 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 7 Oct. '22. No. 2363 DE NACHTWACHT Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan loninklijkB Meubeltianspmt-Maaiscliappii IDEGRUYTER&CO.I DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEI Verhuizingen per Auto-Trein iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiittiiiii HET NUTTIG EFFECT VAN SPIERARBEID EEN ZUINIGER OPLOSSING VAN HET EXAMEN-VRAAGSTUK De 903 Jaarlijksche Bijeenkomst van de British Association for the Advancement of Science te Huil. September 1922. De buitenlander, die het voorrecht heeft gehad, uitgenoodigd te worden bij een meeting van bovengenoemde Society, heeft eenige dagen het genoegen gesmaakt van een inder daad complete gastvrijheid te genieten. In het grootste hotel in Huil had men voor alle buitenlandsche gasten kamers besproken, men kreeg er zijn ontbijt, zijn lunch, zijn diner, men had verder toegang tot alle sectie vergaderingen, tot receptie, meeting, tochten in den omtrek, alles wat men maar wilde en bovendien was men geheel vrij en had geen enkele verplichting. Dit reeds maakt dat men zich voortdurend in een aangename stemming voelde en zeer droeg hier ook toe bij de geheele indeeling van het congres. Er was gelukkig niet die overlading die men anders zoo dik wijls aantreft, 's Morgens kon men op zijn gemak ontbijten, want voor 10 uur was er meestal niets te doen. 's Middags werd laat begonnen, zoodat men na de lunch nog rustig kon koffiedrinken; soms was erin het midden van een middagzitting een uur open, zoodat men naar de Guildhall kon gaan, waar in een reusachtig groote lees- en rookkamer thee werd geschonken en alle gelegenheid was om met verschillende menschen rustig te kunnen spreken: wat eigenlijk de hoofdzaak van elk congres is. De British association for the advancement of science is een machtig lichaam dat ca. 2000 leden telt. Haar doel is niet alleen de bevor dering van de wetenschap als zoodanig, maar vooral ook wil zij bij het algemeene publiek meer belangstelling voor de wetenschap kwee ken. Gedurende dit congres werden dan ook eiken avond lezingen gehouden voor leeken en bij vele van de voordrachten, die op de sectievergaderingen werden gehouden, was er blijkbaar op gerekend, dat ook leden van andere secties zouden aanwezig zijn. Wil men van de op dit congres besproken zaken het een en ander meedeeien, dan dient eerst de openingsrede van den president ver meld te worden, omdat deze rede een van de dingen is, die althans mij het meest heeft getroffen. Degeen die deze presidential address uitsprak, was niemand minder dan de be roemde Engelsche physioloog, Sir Charles Sherrington. Toen ik twaalf jaar geleden met physiologischen arbeid begon, was het eerste weten schappelijke boek, dat ik?naast mijn studieboeken las The integrative action of the nervous system" van C. S. Sherrington en ik ben mijn toenmaligen chef Magnus nog steeds dankbaar, dat hij mij dat het eerst in handen VRAAOTi SI-FA-KO s ia ARE N Er is zuinigheid, welke wijsheid bedriegt, doch k zuinigheid waarin wijsheid schuilt; en nu de wind uit den zuinigheidshoek waait, is dit een heel goede gelegenheid om kaf en koren te scheiden. Waarom brengt in Nederland elk schoolvraagstuk duizende pennen in beweging, en staan de kranten haast even vol van schoolnieuws als van sportnieuws? Waarom daar entegen hoort men nooit in Zwitserland van gaf, want dit was de schoonste wijze om de studie der physiologie aan te vangen.In dit boek trachtte Sherrington reeds uit te doen komen het nauwe verband, dat tusschen de verschillende functies van het zenuwstelsel bestaat en hij zette voor tal van gevallen uiteen op welke wijze deze integrative action" tot stand komt. Het spreekt vanzelf, dat het voor mij een groot genot was, om nu, na vele jaren, door dezen zelfden man in zijn presidential address te hooren uiteenzetten, hoe hij zich denkt het verband en den samenhang, nu niet alleen van de functies van het zenuw stelsel, maar de integration tusschen de cellen van een orgaan, tusschen de organen van het individu, tusschen de individuen van een zelfde soort. ,,Some aspects of animal mechanism", was de titel van Sherrington's rede. Men heeft hem in de Engelsche dagbladpers verweten, dat hij te veel den nadruk gelegd heeft op het mechanische, dat hij heeft willen verklaren op mechanische wijze, wat tot het gebied van dengeest behoort. Dat verwijt is on juist. Duidelijk zette Sherrington inden aan vang uiteen, dat het niet de taak van den physioloog is bij het bestudeeren van het levend organisme te vragen naar het ,,waar om" ,maar dat zijn probleem is: na te vorschen, hoe" physiologische werkingen tot stand komen. Derhalve kan de physioloog onderzoe ken hoe het komt, dat een spier zich contraheert als gevolg van een zenuwprikkel en hoe het komt dat een andere spier daarbij tege lijkertijd verslapt; de physioloog kan ook be studeeren hoogere functies van het zenuw stelsel, hij kan zoover komen, dat hij bepaalde functies van het bewustzijn in bepaalde deelen van de hersenschors kan localiseeren. Wij weten, dat bepaalde bewustzijn-processen gepaard gaan met reacties in bepaalde deelen van het centraal zenuwstelsel. We kunnen analogie aangeven tusschen reacties die in lagere deelen van het zenuwstelsel afloopen en bewustzijn-reacties. Maar hoe liet verband tusschen geestelijke processen en reacties in de hersenschors tot stand komt, is voor ons nog volkomen een raadsel: it seems utterly enigma". De jonge physioloog ziet in deze rede scherp omlijnd het gebied der physiologie. Hij ziet hoe onnoemelijk veel daar onderzocht en gevonden kan worden en hij ziet de limieten die gesteld worden. Deze rede alleen was een reis naar Huil zeer waard. Maar behalve dit waren op vele andere vergaderingen interessante zaken te hooren. De Engelsche physiologen houden zich voor al bezig met de studie van ,,spierarbeid" in ruimen zin en zoo was ook meer dan n zitting gewijd aan zaken die hierop betrekking hebben. De voorzitter van de physiologische sectie gaf een belangwekkende uiteenzetting over de factoren die invloed uitoefenen op het nuttig effect" van menschelijkun spierarbeid. Dit is een zaak die op het oogenblik tot de allerbelangrijkste behoort, want het behelst niet minder dan de vraag:hoe kan met een minimum van opoffering (van kracht en voedsel) een maximum hoeveelheid arbeid worden verricht? een vraag dus die ten nauw ste samenhangt met het welzijn van Europa in de eerstkomende jaren. Als een physioloog deze zaken bestudeert, moet hij eerst de grenzen van zijn arbeidsveld bepalen. Het spreekt vanzelf, dat de lust tot werken, de prikkel tot meerdere verdienste, de gemoedstoestand van den arbeider enz. de school spreken, en zwijgen er de kranten over? Doodeenvoudig: Nederland is op het onzalige denkbeeld gekomen het onderwijs te maken tot een onderwerp van staatszorg; rn.a.w. de centraliseerings-baccil heeft ons schoollichaam vergiftigd. In Zwitserland daar entegen bemoeit zich de Bond genoegzaam niet met het onderwijs, het Kanton zeer weinig; het is daar gemeent?taak. Dientenge volge geen schoolstrijd, geen schoolvraagstukken; vrede en eendracht en.... minder kosten ! -. Heelemaal niet dan ook bestaat in Zwitser land een vraagstuk dat in Nederland zoovele pennen in beweging bracht en brengt: het vraagstuk der eindexamens. Deskundigen" of gecommitteerden" zijn er onbekend. En m.i. kunnen zij ook best in Nederland gemist worden. Doch het zij schrijver dezes vergund een ander en zijns inziens beter argu ment aan te voeren, dan de gewoonlijke. Aan elke middelbare school ten onzent, aan elk Gymnasium bestaat in een of anderen vorm een Commissie van Toezicht. Waarom niet deze belast met de taak der deskundigen of gecommitteerden? Ik weet wel dat tegen woordig niet alle Commissies van Toezicht berekend zijn voor zulk een taak, maar dat is de schuld van de autoriteiten, die ze be noemen.... en haar eigen schuld. Hoevelen zitten niet in ons landje gaarne op het ge stoelte der eere, omdat zij daarin... .lekker tjes dutten kunnen ! Maar het kan best anders, en de eigen er varing van schrijver dezes moge zulks bewij zen. Jaren geleden had hij het voorrecht lid te zijn van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar onderwijs te Zutphen. Waarlijk een voorrecht ! Want de directeur van de Hoogere Burgerschool, Dr. B. Goudsmit, was meer dan voortreffelijk; k het leeraarpersoneel voldeed aan hooge eischen. En de Commissie van Toezicht bestond uit hoog staande en hardwerkende mannen, die hun eerepostje alles behalve als een sinecure be schouwden. Ziel en leider was niemand minder dan de latere voorzitter van den Hoogen Raad, toen president der Rechtbank, Jhr. Mr. S. Laman Trip. leder Commissielid had een maand". D.w.z. in dat aangewezen tijdperk moest hij in elke klas, bij iederen leeraar minstens een heele les bijwonen. Niet troonende op een stoel, hoogst deftig naast den docent, doch gezeten op een der achterste banken, als een toehoorder wat bij commissieleden met meer dan volwassen vor men begiftigd, wel eenige minder aangename gevoelens opwekte. Doch het doel werd bereikt ! Zoodoende kende ieder Commissielid zwakten en sterkten van ieder leeraar en iederen leerling, en hij kende hen tevens van lieverlede als mensch. Omgekeerd kende ieder ook hem: er ontstond een atmosfeer van vertrouwen en samenwerking. In de maandvergadering bijgewoond door den Directeur?bracht dan het Commissielid, die de maand" had gehad, uitvoerig verslag uit van zijne bevinding. Zoodoende kwam de geheele Commissie op de hoogte, en wist ook de Directeur (en door dezen het leeraarspersoneel) het gevoelen van Commissarisen. Waren de overgangsexamens afgeloopen en de cijfers vastgesteld door de leeraren, dan werd in eene vereenigde vergadering van commissieleden en leeraren een voor een ieder leerling besproken. En niet zelden werd zoo doende het vonnis der eindcijfers herzien, ging een leerling, die volgens de cijfers gezakt was, toch over, en wel met volle toestemming der betrokken leeraren. Want vergeten wij zulks nooit: De onder wijzer is k mensch. Zelfs de beste heeft zwakke zijden. Men spreekt altijd van de liefde" der leeraren voor de jongens, doch wie herinnert zich niet uit eigen leerjaren mees ters, die de pik" hadden op medescholieren? Daarenboven, een heel jaar schoolatmosfeer maakt duf en eenzijdig; de Commissieleden, levend daarbuiten, brengen versche lucht mede. En nu mag men zich afvragen: waarom niet hetgeen bij overgangsexamens geschiedde, toegepast bij de eindexamens? Waarom niet die Commissie van Toezicht, in samenwerking met de leeraren, met de eindbeslissing belast? Verhoog de verantwoordelijkheid der Commis sie, dan zal ook het peil hooge r worden; en elke gemeente beschikt over een voldoend aantal hoogstaande mannen en vrouwen om die zwaar dere taak naar den eisch te kunnen vervullen. Vreest men misbruiken? Welnu, men volge het Amerikaansche voorbeeld. Daar wijzen de Universiteiten (elk voor zich) de Middelbarescholen aan, in welker einddiploma's zij voldoenden waarborg vinden, om de bezitters er van zonder verder onderzoek harerzijds toe te laten tot de studie. De faculteiten be houden zich echter het recht voor steek proeven" te doen; laten zich, bij twijfel, het schriftelijk werk ter beoordeeling toezenden. Op deze wijze wordt er de wind" in ge houden. Zoodoende komt noch de zelfstan digheid van de Universiteit, noch die van de school in het gedrang, en worden alle onnoodige examenkosten vermeden. Waarlijk, alle factoren zijn die zeer grooten invloed uitoefenen op de productiviteit van den arbeid. Zoo groot kunnen deze factoren zijn, dat zij alle andere althans tijdelijk overschaduwen. Duidelijk is b.v.,dat gedurende een stakings periode het weinig terzake doet hoeveel ar beid een arbeider in een bepaalden tijd zou hebben verricht, indien hij gewerkt had, en het spreekt eveneens dat het verband tusschen voeding en arbeid een onbelangrijke zaak is indien de arbeider sabotage pleegt. Laat men nu deze zaken buiten beschouwing en stelt men zich een eenvoudiger probleem, dan kan gevraagd worden: Wat is het nuttig effect van menschelijken spierarbeid? Onder het nuttig effect van een stoomma chine verstaat men de verhouding tusschen de geproduceerde warmte e n den verrichten arbeid. Zoo kan men het ook bij den mensch opvatten. Bij eiken spierarbeid wordt warmte ontwikkeld, die langs een omweg afkomstig is van het opgenomen voedsel. En duidelijk is, dat het nuttig effect van den spierarbeid kan worden uitgedrukt door de verhouding tusschen de warmteontwikkeling en den verrichten arbeid. Daar nu het meten van de warmteontwikkeling bij spierarbeid zeer gecompliceerd is, en bij sommige bewegingen als loopen enz. onmoge lijk zou zijn, meet men de warmteont wikkeling naar de hoeveelheid zuurstof, die gedurende de arbeidsperiode wordt opge nomen (en de hoeveelheid koolzuur die wordt afgestaan), een grootheid dus die in nauw ver band met de warmteontwikkeling staat. Berekent men op deze wijze het nuttig effect van den spierarbeid, dan blijkt dit 25 pCt.te bedragen en dit^beteekent dat het menschelijk lichaam vergeleken bij tal van moderne machi nes een zeer goed figuur slaat. Welke factoren hebben nu op de grootte van dit nuttig effect" invloed? Dat is de vraagdie Cathcart, de voorzitter van de physiologische sectie, ter sprake bracht. In hoofdzaak zijn volgens hem deze factoren: d.e snelheid waarmee de arbeid wordt verricht, de hoeveelheid en de indeeling van de rustperioden, de rhythme van het werk en de gewoonten die zich daarbij ontwikkelen. Dat de snelheid een groote rol moet spelen, spreekt vanzelf. Wanneer men een gewicht een nieter hoog op moet lichten en daar 10 seconden tijd voor neemt, moeten de spieren vanden arm K) seconden lang zich samentrek ken, teneinde den arm zelf plus het gewicht te dragen; tilt men hetzelfde gewicht in 5 se conden, dan is er minder arbeid voor noodig, doet men het in l seconde, dan is de arbeid nog minder, maar wil men het nog vlugger doen, dan wordt de zaak weer veel onvoordeeliger. Experimenteel onderzocht heeft Cathcart deze kwestie op de volgende wijze. Hij plaatst een proefpersoon op eenz.g. ergometer-rijwiel, dat is een fiets waarvan de voor- en achter vork ondersteund worden en waarbij aan het achterwiel een sterke rem is aangebracht, die met een meetapparaat in verbinding staat, waarop men kan aflezen hoeveel arbeid is verricht, indien een zeker aantal toeren zijn gemaakt. Cathcart's proefpersoon krijgt nu de opdracht zoo te trappen, dat het achterwiel 70 toeren per minuut maakt, na eenigen tijd wordt gevraagd 80 toeren, dan 00 enz. tot tenslotte 130 toeren per minuut zijn bereikt. Gedurende den geheelen tijd wordt bepaald de hoeveelheid zuurstof die door den proefper soon wordt gebruikt. Hieruit kan men op een BROODOORLOG iiiiiiiliniiiiiiiiiiiii UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN (Voorspel) O, Houtman.' Twintig centen kost een borrel, Zestien centen kost een brood. En we durven ons beklagen Over harden voedselnood. Houtman mocht wel Boutman lieeten, Want de man heeft stout gedaan. Deze Amsterdamsc/ie bakker Biedt zijn brood goedkooper aan. Zestien centen durft hij vragen Oproer .... in de bakkerij. Ziet: de Amsterdamsche vrouwen Zijn er als de kippen bij. ,,0nderkruiping, prijsbederving!'? Dondert heel de bakkersbond, Met een brood van zestien centen ,,Komen we onmog'lijk rond. Door bezorging, bakloon, grondstof, Door belasting, licht en vuur, Is een prijs van twintig centen Niet onbillijk, niet te duur.'' (Tusschenspel) Houtman mag geen meel meer hebben, Houtman krijgt geen onsje gist, Weg die zestien-centen-bakker, Winkel dicht en hem gekist! (Naspel) Houtman draagt zijn naam met eere, Als zijn groote naamgenoot.... D' een ontdekte werelddeelen, D' ander het goedkooper brood. Hoe ze vitten, hoe ze hakken Op dien dwazen handelsman, Houtman heeft ze klaar bewezen Dat 't wél goedkooper kan. J. H. SPEENHOFF HIIIIIIIIIIIIIHII dit is eene zuinigheid, welke de wijsheid niet bedriegt ! En heel goed teu onzent kan toe gepast worden. R. P. J. T U T E I N N O L T 11 E N I U S la Tour de Peilz. iiiimmiiiiiiiiiiiiiMimiuiiiiMiiinilMMiiiiiiiiiiiiiiiiimi wijze, die bij een latere gelegenheid wel ter sprake komt, berekenen hoeveel warmte is geproduceerd (evenzeer als men bij een stoom machine uit de gebruikte hoeveelheid kolen de warmteontwikkeling zou kunnen meten), en de verhouding van het zoo gevonden getal met dat hetwelk door het instrument dat den verrichten arbeid aangeeft, wordt aan gewezen, geeft het nuttig effect. Dit was nu bij 70 toeren per minuut 20,6 pCt., bij 130 toeren 16,1 pCt. d.w.z. hoe sneller de beweging, hoe geringer het nuttig effect. Dit is in tegenspraak met het bovenvermeld voorbeeld, het oplichten van een gewicht, want daar was het, hoe langzamer getild worde, hoe ongunstiger. De waarheid is deze. Er is een zoogenaamd optimum; werkt men te snel, dan is het onvoorüeelig, is het te langzaam,dan is het eveneens onvoordeelig. De grens ligt bij het tillen van gewichten ongeveer bij l seconde. De physioloog kan dus op deze wijze in het laboratorium experimenten nemen, die van direct belang voor den fabrieksarbeid kunnen zijn. Meestal is het niet de physioloog zelf die de brug slaat tusschen laboratorium en fabrieksarbeid, dit doen meestal de z.g. fieldworkers, de practische physiologen. Hun arbeid behoort tot de z.g. industrial physiology, die gedurende en ook na den oorlog in alle industrielanden met groote belangstelling wordt bestudeerd. Het onderzoek van Cathcarte.a.dat zooeven werd vermeld, heeft dus geleerd, dat voor bepaalde soorten van arbeid een z.g. optimum snelheid kan worden gevonden, d.w.z. dat zoowel bij grootere als bij kleinere snelheden het nuttig effect vermindert. Een cynicus zou de opmerking kunnen maken, dat het werk dezer physiologen dus geleerd heeft, dat men van langzaam loopen eerder moe wordt dan van hard loopen, welk feit tevoren niet geheel onbekend was. In werkelijkheid is het anders: de zaak is, dat men thans kan aangeven met welke snelheid een bepaalde afstand zou moeten worden afgelegd om het minst mogelijke energiegebruik daarbij te hebben. En deze vraag kan in eenigszins gewijzigden vorm voor fabrieks- en anderen arbeid van groot belang zijn. Merkwaardig waren ook de mededeelingen, die Cathcart deed over den invloed van het rhythme op den spierarbeid. Bij elke soort van spierarbeid, het rijden" op het beschre ven ergometerrijwiel, het tillen van gewichten, het loopen, enz. neemt elk individu een eigen rhythme aan en elke poging om hemeen ander rhythme op te dringen, gaat gepaard met verspilling van energie. Ook deze ervaring is van belang voor de industrie. Rhythmische bewegingen toch worden in tal van bedrijven voortdurend van de arbeiders gevergd en het rhythme zal daar veelal niet door hen zelf kunnen worden geregeld, maar afhankelijk zijn van dat van machinerieën of van andere arbeiders. Komt het opgedrongen rhythme toevallig overeen met dat, hetwelk de ar beider zich zelf gekozen zou hebben, dan werkt hij onder gunstige conditie; komt het niet daarmee overeen, dan zal hij meer energie verspillen, eerder vermoeid zijn. Staan twee gezonde arbeiders naast elkaar hetzelfde werk te doen, dan zal dat den een veel meer in spanning kunnen kosten dan den ander, alleen omdat het rhythme van den arbeid voor den eerste niet deugt. Het is duidelijk, dat hier een zaakkundig waarnemer een goed werk zou doen door voor den eersten arbeider een andere taak te zoeken. Zooals bekend is, wordt in deze richting juist in de laatste jaren zeer veel gedaan. Naast het rhythme en nauw ermee samen hangend zijn de z.g. werkgewoonten. Wordt een arbeider gedwongen van zijn werkgewoonte af te wijken, dan daalt onmiddellijk zijn nuttig effect. De oorzaken van het ontstaan der werkgewoonten zijn niet gemakkelijk na ttgaan. Zeker is het niet zoo, dat de arbeider intuïtief dat rhythme en die gewoonte zich uitzoekt, waarbij met minimum inspanning een maximum hoeveelheid arbeid wordt verricht. Pogingen om aangeroutineerde werk lieden een ander rhythme of andere gewoonte op te dringen, schijnen dikwijls te falen. Cath cart ontleent het volgende voorbeeld aan Ver non. Een fabriek was genoodzaakt zijn produc tie van een bepaald artikel te verhoogen. Eén der fabrieken, waar geschoolde arbeiders werk ten, leverde per week 5000 stuks af; het was niet mogelijk de productie te verhoogen; de werklui waren aan een zekere snelheid gewend en konden er niet boven. Toen werd een nieuwe fabriek geopend met ongeschoold werkvolk. Na een half jaar oefening leverden ze 13000 stuks per week. Tenslotte speelt natuurlijk de rust een groott rol. Toen ik dat in Huil hoorde zeggen, moest ik even lachen, want ik dacht, die speelt inder daad in Holland een kolossale rol bij de ar beiders. Wie eens een uur heeft staan kijken bij het bouwen van een huis, vergeet zijn heele leven niet meer,dat rust een belangrijke factor is. Hier echter wordt wat anders bedoeld n.l. de invloed van het inschakelen van rust periode op het nuttig effect van den arbeid. Het lijdt geen twijfel of door het inschakelen van korte rustpoozen bij zware n arbeid wordt een zeer aanzienlijke besparing verkregen. De eenige arbeid waar dit principe consequent wordt toegepast is het marcheeren van troe pen: daar wordt elk uur 5 minuten gerust. In fabrieken wordt naar het schijnt deze vorm van rustperiode nief aangewend, trouwens zelden is daar de arbeid zoo continu als bij marcheeren en bijna steeds zullen korte werkpoozen van zelf noodig zijn. Dit zijn slechts enkele punten van hetgeen in deze en andere zittingen over spierarbeid, nuttig effect, vermoeidheid, indnstnal.physiology werd besproken. Meegedeeld heb ik deze zaken vooral om te doen uitkomen, hoe men op deze wijze het laboratoriumwerk der physiologen dienstbaar kan maken aan n van de vraagstukken die voor de moderne maatschappij van vitaal belang zijn, het vraagstuk van den arbeid. Het spreekt vanzelf, dat de physioloog en daar is hij zich zeer wel van bewust slechts een klein gedeelte van dit probleem kan in studie nemen. Alles wat loonstandaard, staking, sabotage enz. betreft, valt buiten zijn bereik. Hij kan be studeeren in de eerste plaats den mensch als machine, hij kan onderzoeken den invloed van de hoeveelheid voedsel,van alcohol, van rusten, van rhythme, snelheid enz. op den te leveren spierarbeid. Heeft hij dit gedaan, dan kan hij nog een stap verder gaan en den invloed onder zoeken van psychische factoren, en dan wordt zijn taak reeds zeer veel zwaarder, maar daarmee is hij dan ook tot de grens genaderd van wat in laboratoriumarbeid kan worden bereikt. Het toepassen van de door hem ge vonden principes in de praktijk moet hij aan anderen overlaten. Leiden. S T o R M VAN LEE u w E N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl