Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
7 Oct. '22. No. 2363
DE NACHTWACHT
Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan
loninklijkB Meubeltianspmt-Maaiscliappii
IDEGRUYTER&CO.I
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEI
Verhuizingen per Auto-Trein
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiittiiiii
HET NUTTIG EFFECT VAN
SPIERARBEID
EEN ZUINIGER OPLOSSING
VAN HET
EXAMEN-VRAAGSTUK
De 903 Jaarlijksche Bijeenkomst van de
British Association for the Advancement
of Science te Huil. September 1922.
De buitenlander, die het voorrecht heeft
gehad, uitgenoodigd te worden bij een meeting
van bovengenoemde Society, heeft eenige
dagen het genoegen gesmaakt van een inder
daad complete gastvrijheid te genieten. In
het grootste hotel in Huil had men voor alle
buitenlandsche gasten kamers besproken,
men kreeg er zijn ontbijt, zijn lunch, zijn
diner, men had verder toegang tot alle sectie
vergaderingen, tot receptie, meeting, tochten
in den omtrek, alles wat men maar wilde en
bovendien was men geheel vrij en had geen
enkele verplichting. Dit reeds maakt dat men
zich voortdurend in een aangename stemming
voelde en zeer droeg hier ook toe bij de geheele
indeeling van het congres. Er was gelukkig
niet die overlading die men anders zoo dik
wijls aantreft, 's Morgens kon men op zijn
gemak ontbijten, want voor 10 uur was er
meestal niets te doen. 's Middags werd laat
begonnen, zoodat men na de lunch nog rustig
kon koffiedrinken; soms was erin het midden
van een middagzitting een uur open, zoodat
men naar de Guildhall kon gaan, waar in een
reusachtig groote lees- en rookkamer thee werd
geschonken en alle gelegenheid was om met
verschillende menschen rustig te kunnen
spreken: wat eigenlijk de hoofdzaak van elk
congres is.
De British association for the advancement
of science is een machtig lichaam dat ca. 2000
leden telt. Haar doel is niet alleen de bevor
dering van de wetenschap als zoodanig, maar
vooral ook wil zij bij het algemeene publiek
meer belangstelling voor de wetenschap kwee
ken. Gedurende dit congres werden dan ook
eiken avond lezingen gehouden voor leeken
en bij vele van de voordrachten, die op de
sectievergaderingen werden gehouden, was
er blijkbaar op gerekend, dat ook leden van
andere secties zouden aanwezig zijn.
Wil men van de op dit congres besproken
zaken het een en ander meedeeien, dan dient
eerst de openingsrede van den president ver
meld te worden, omdat deze rede een van de
dingen is, die althans mij het meest heeft
getroffen. Degeen die deze presidential address
uitsprak, was niemand minder dan de be
roemde Engelsche physioloog, Sir Charles
Sherrington.
Toen ik twaalf jaar geleden met
physiologischen arbeid begon, was het eerste weten
schappelijke boek, dat ik?naast mijn
studieboeken las The integrative action of the
nervous system" van C. S. Sherrington en ik
ben mijn toenmaligen chef Magnus nog steeds
dankbaar, dat hij mij dat het eerst in handen
VRAAOTi
SI-FA-KO
s ia ARE N
Er is zuinigheid, welke wijsheid bedriegt,
doch k zuinigheid waarin wijsheid schuilt;
en nu de wind uit den zuinigheidshoek waait,
is dit een heel goede gelegenheid om kaf en
koren te scheiden.
Waarom brengt in Nederland elk
schoolvraagstuk duizende pennen in beweging, en
staan de kranten haast even vol van
schoolnieuws als van sportnieuws? Waarom daar
entegen hoort men nooit in Zwitserland van
gaf, want dit was de schoonste wijze om de
studie der physiologie aan te vangen.In dit
boek trachtte Sherrington reeds uit te
doen komen het nauwe verband, dat tusschen
de verschillende functies van het zenuwstelsel
bestaat en hij zette voor tal van gevallen uiteen
op welke wijze deze integrative action" tot
stand komt. Het spreekt vanzelf, dat het
voor mij een groot genot was, om nu, na vele
jaren, door dezen zelfden man in zijn
presidential address te hooren uiteenzetten, hoe hij
zich denkt het verband en den samenhang,
nu niet alleen van de functies van het zenuw
stelsel, maar de integration tusschen de cellen
van een orgaan, tusschen de organen van het
individu, tusschen de individuen van een
zelfde soort. ,,Some aspects of animal
mechanism", was de titel van Sherrington's rede.
Men heeft hem in de Engelsche dagbladpers
verweten, dat hij te veel den nadruk gelegd
heeft op het mechanische, dat hij heeft willen
verklaren op mechanische wijze, wat tot het
gebied van dengeest behoort. Dat verwijt is on
juist. Duidelijk zette Sherrington inden aan
vang uiteen, dat het niet de taak van den
physioloog is bij het bestudeeren van het
levend organisme te vragen naar het ,,waar
om" ,maar dat zijn probleem is: na te vorschen,
hoe" physiologische werkingen tot stand
komen. Derhalve kan de physioloog onderzoe
ken hoe het komt, dat een spier zich
contraheert als gevolg van een zenuwprikkel en hoe
het komt dat een andere spier daarbij tege
lijkertijd verslapt; de physioloog kan ook be
studeeren hoogere functies van het zenuw
stelsel, hij kan zoover komen, dat hij bepaalde
functies van het bewustzijn in bepaalde
deelen van de hersenschors kan localiseeren. Wij
weten, dat bepaalde bewustzijn-processen
gepaard gaan met reacties in bepaalde deelen
van het centraal zenuwstelsel. We kunnen
analogie aangeven tusschen reacties die in
lagere deelen van het zenuwstelsel afloopen
en bewustzijn-reacties. Maar hoe liet verband
tusschen geestelijke processen en reacties in
de hersenschors tot stand komt, is voor ons
nog volkomen een raadsel: it seems utterly
enigma".
De jonge physioloog ziet in deze rede scherp
omlijnd het gebied der physiologie. Hij ziet
hoe onnoemelijk veel daar onderzocht en
gevonden kan worden en hij ziet de limieten
die gesteld worden. Deze rede alleen was een
reis naar Huil zeer waard.
Maar behalve dit waren op vele andere
vergaderingen interessante zaken te hooren.
De Engelsche physiologen houden zich voor
al bezig met de studie van ,,spierarbeid" in
ruimen zin en zoo was ook meer dan n
zitting gewijd aan zaken die hierop betrekking
hebben. De voorzitter van de physiologische
sectie gaf een belangwekkende uiteenzetting
over de factoren die invloed uitoefenen op
het nuttig effect" van menschelijkun
spierarbeid. Dit is een zaak die op het oogenblik
tot de allerbelangrijkste behoort, want het
behelst niet minder dan de vraag:hoe kan met
een minimum van opoffering (van kracht en
voedsel) een maximum hoeveelheid arbeid
worden verricht? een vraag dus die ten nauw
ste samenhangt met het welzijn van Europa
in de eerstkomende jaren.
Als een physioloog deze zaken bestudeert,
moet hij eerst de grenzen van zijn arbeidsveld
bepalen. Het spreekt vanzelf, dat de lust tot
werken, de prikkel tot meerdere verdienste,
de gemoedstoestand van den arbeider enz.
de school spreken, en zwijgen er de kranten
over? Doodeenvoudig: Nederland is op het
onzalige denkbeeld gekomen het onderwijs
te maken tot een onderwerp van staatszorg;
rn.a.w. de centraliseerings-baccil heeft ons
schoollichaam vergiftigd. In Zwitserland daar
entegen bemoeit zich de Bond genoegzaam
niet met het onderwijs, het Kanton zeer
weinig; het is daar gemeent?taak. Dientenge
volge geen schoolstrijd, geen
schoolvraagstukken; vrede en eendracht en.... minder
kosten !
-. Heelemaal niet dan ook bestaat in Zwitser
land een vraagstuk dat in Nederland zoovele
pennen in beweging bracht en brengt: het
vraagstuk der eindexamens. Deskundigen"
of gecommitteerden" zijn er onbekend.
En m.i. kunnen zij ook best in Nederland
gemist worden. Doch het zij schrijver dezes
vergund een ander en zijns inziens beter argu
ment aan te voeren, dan de gewoonlijke.
Aan elke middelbare school ten onzent, aan
elk Gymnasium bestaat in een of anderen
vorm een Commissie van Toezicht. Waarom
niet deze belast met de taak der deskundigen
of gecommitteerden? Ik weet wel dat tegen
woordig niet alle Commissies van Toezicht
berekend zijn voor zulk een taak, maar dat
is de schuld van de autoriteiten, die ze be
noemen.... en haar eigen schuld. Hoevelen
zitten niet in ons landje gaarne op het ge
stoelte der eere, omdat zij daarin... .lekker
tjes dutten kunnen !
Maar het kan best anders, en de eigen er
varing van schrijver dezes moge zulks bewij
zen.
Jaren geleden had hij het voorrecht lid te
zijn van de Commissie van Toezicht op het
Middelbaar onderwijs te Zutphen. Waarlijk
een voorrecht ! Want de directeur van de
Hoogere Burgerschool, Dr. B. Goudsmit,
was meer dan voortreffelijk; k het
leeraarpersoneel voldeed aan hooge eischen. En de
Commissie van Toezicht bestond uit hoog
staande en hardwerkende mannen, die hun
eerepostje alles behalve als een sinecure be
schouwden. Ziel en leider was niemand minder
dan de latere voorzitter van den Hoogen Raad,
toen president der Rechtbank, Jhr. Mr. S.
Laman Trip. leder Commissielid had een
maand". D.w.z. in dat aangewezen tijdperk
moest hij in elke klas, bij iederen leeraar
minstens een heele les bijwonen. Niet
troonende op een stoel, hoogst deftig naast den
docent, doch gezeten op een der achterste
banken, als een toehoorder wat bij
commissieleden met meer dan volwassen vor
men begiftigd, wel eenige minder aangename
gevoelens opwekte. Doch het doel werd
bereikt ! Zoodoende kende ieder Commissielid
zwakten en sterkten van ieder leeraar en
iederen leerling, en hij kende hen tevens van
lieverlede als mensch. Omgekeerd kende ieder
ook hem: er ontstond een atmosfeer van
vertrouwen en samenwerking.
In de maandvergadering bijgewoond door
den Directeur?bracht dan het Commissielid,
die de maand" had gehad, uitvoerig verslag
uit van zijne bevinding. Zoodoende kwam
de geheele Commissie op de hoogte, en wist
ook de Directeur (en door dezen het
leeraarspersoneel) het gevoelen van Commissarisen.
Waren de overgangsexamens afgeloopen
en de cijfers vastgesteld door de leeraren,
dan werd in eene vereenigde vergadering van
commissieleden en leeraren een voor een ieder
leerling besproken. En niet zelden werd zoo
doende het vonnis der eindcijfers herzien,
ging een leerling, die volgens de cijfers gezakt
was, toch over, en wel met volle toestemming
der betrokken leeraren.
Want vergeten wij zulks nooit: De onder
wijzer is k mensch. Zelfs de beste heeft
zwakke zijden. Men spreekt altijd van de
liefde" der leeraren voor de jongens, doch wie
herinnert zich niet uit eigen leerjaren mees
ters, die de pik" hadden op medescholieren?
Daarenboven, een heel jaar schoolatmosfeer
maakt duf en eenzijdig; de Commissieleden,
levend daarbuiten, brengen versche lucht mede.
En nu mag men zich afvragen: waarom
niet hetgeen bij overgangsexamens geschiedde,
toegepast bij de eindexamens? Waarom niet
die Commissie van Toezicht, in samenwerking
met de leeraren, met de eindbeslissing belast?
Verhoog de verantwoordelijkheid der Commis
sie, dan zal ook het peil hooge r worden; en elke
gemeente beschikt over een voldoend aantal
hoogstaande mannen en vrouwen om die zwaar
dere taak naar den eisch te kunnen vervullen.
Vreest men misbruiken? Welnu, men volge
het Amerikaansche voorbeeld. Daar wijzen
de Universiteiten (elk voor zich) de
Middelbarescholen aan, in welker einddiploma's zij
voldoenden waarborg vinden, om de bezitters
er van zonder verder onderzoek harerzijds
toe te laten tot de studie. De faculteiten be
houden zich echter het recht voor steek
proeven" te doen; laten zich, bij twijfel, het
schriftelijk werk ter beoordeeling toezenden.
Op deze wijze wordt er de wind" in ge
houden. Zoodoende komt noch de zelfstan
digheid van de Universiteit, noch die van
de school in het gedrang, en worden alle
onnoodige examenkosten vermeden. Waarlijk,
alle factoren zijn die zeer grooten invloed
uitoefenen op de productiviteit van den arbeid.
Zoo groot kunnen deze factoren zijn, dat zij
alle andere althans tijdelijk overschaduwen.
Duidelijk is b.v.,dat gedurende een stakings
periode het weinig terzake doet hoeveel ar
beid een arbeider in een bepaalden tijd zou
hebben verricht, indien hij gewerkt had,
en het spreekt eveneens dat het verband
tusschen voeding en arbeid een onbelangrijke
zaak is indien de arbeider sabotage pleegt.
Laat men nu deze zaken buiten beschouwing
en stelt men zich een eenvoudiger probleem,
dan kan gevraagd worden: Wat is het nuttig
effect van menschelijken spierarbeid?
Onder het nuttig effect van een stoomma
chine verstaat men de verhouding tusschen de
geproduceerde warmte e n den verrichten arbeid.
Zoo kan men het ook bij den mensch opvatten.
Bij eiken spierarbeid wordt warmte ontwikkeld,
die langs een omweg afkomstig is van het
opgenomen voedsel. En duidelijk is, dat het
nuttig effect van den spierarbeid kan worden
uitgedrukt door de verhouding tusschen de
warmteontwikkeling en den verrichten arbeid.
Daar nu het meten van de warmteontwikkeling
bij spierarbeid zeer gecompliceerd is, en bij
sommige bewegingen als loopen enz. onmoge
lijk zou zijn, meet men de warmteont
wikkeling naar de hoeveelheid zuurstof, die
gedurende de arbeidsperiode wordt opge
nomen (en de hoeveelheid koolzuur die wordt
afgestaan), een grootheid dus die in nauw ver
band met de warmteontwikkeling staat.
Berekent men op deze wijze het nuttig effect
van den spierarbeid, dan blijkt dit 25 pCt.te
bedragen en dit^beteekent dat het menschelijk
lichaam vergeleken bij tal van moderne machi
nes een zeer goed figuur slaat. Welke factoren
hebben nu op de grootte van dit nuttig
effect" invloed? Dat is de vraagdie Cathcart,
de voorzitter van de physiologische sectie,
ter sprake bracht. In hoofdzaak zijn volgens
hem deze factoren: d.e snelheid waarmee de
arbeid wordt verricht, de hoeveelheid en de
indeeling van de rustperioden, de rhythme
van het werk en de gewoonten die zich daarbij
ontwikkelen.
Dat de snelheid een groote rol moet spelen,
spreekt vanzelf. Wanneer men een gewicht
een nieter hoog op moet lichten en daar 10
seconden tijd voor neemt, moeten de spieren
vanden arm K) seconden lang zich samentrek
ken, teneinde den arm zelf plus het gewicht te
dragen; tilt men hetzelfde gewicht in 5 se
conden, dan is er minder arbeid voor noodig,
doet men het in l seconde, dan is de arbeid
nog minder, maar wil men het nog vlugger
doen, dan wordt de zaak weer veel
onvoordeeliger.
Experimenteel onderzocht heeft Cathcart
deze kwestie op de volgende wijze. Hij plaatst
een proefpersoon op eenz.g. ergometer-rijwiel,
dat is een fiets waarvan de voor- en achter
vork ondersteund worden en waarbij aan het
achterwiel een sterke rem is aangebracht,
die met een meetapparaat in verbinding staat,
waarop men kan aflezen hoeveel arbeid is
verricht, indien een zeker aantal toeren zijn
gemaakt. Cathcart's proefpersoon krijgt nu de
opdracht zoo te trappen, dat het achterwiel
70 toeren per minuut maakt, na eenigen tijd
wordt gevraagd 80 toeren, dan 00 enz. tot
tenslotte 130 toeren per minuut zijn bereikt.
Gedurende den geheelen tijd wordt bepaald de
hoeveelheid zuurstof die door den proefper
soon wordt gebruikt. Hieruit kan men op een
BROODOORLOG
iiiiiiiliniiiiiiiiiiiii
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOERABAYA,
SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en
WELTEVREDEN
(Voorspel)
O, Houtman.'
Twintig centen kost een borrel,
Zestien centen kost een brood.
En we durven ons beklagen
Over harden voedselnood.
Houtman mocht wel Boutman lieeten,
Want de man heeft stout gedaan.
Deze Amsterdamsc/ie bakker
Biedt zijn brood goedkooper aan.
Zestien centen durft hij vragen
Oproer .... in de bakkerij.
Ziet: de Amsterdamsche vrouwen
Zijn er als de kippen bij.
,,0nderkruiping, prijsbederving!'?
Dondert heel de bakkersbond,
Met een brood van zestien centen
,,Komen we onmog'lijk rond.
Door bezorging, bakloon, grondstof,
Door belasting, licht en vuur,
Is een prijs van twintig centen
Niet onbillijk, niet te duur.''
(Tusschenspel)
Houtman mag geen meel meer hebben,
Houtman krijgt geen onsje gist,
Weg die zestien-centen-bakker,
Winkel dicht en hem gekist!
(Naspel)
Houtman draagt zijn naam met eere,
Als zijn groote naamgenoot....
D' een ontdekte werelddeelen,
D' ander het goedkooper brood.
Hoe ze vitten, hoe ze hakken
Op dien dwazen handelsman,
Houtman heeft ze klaar bewezen
Dat 't wél goedkooper kan.
J. H. SPEENHOFF
HIIIIIIIIIIIIIHII
dit is eene zuinigheid, welke de wijsheid niet
bedriegt ! En heel goed teu onzent kan toe
gepast worden.
R. P. J. T U T E I N N O L T 11 E N I U S
la Tour de Peilz.
iiiimmiiiiiiiiiiiiiMimiuiiiiMiiinilMMiiiiiiiiiiiiiiiiimi
wijze, die bij een latere gelegenheid wel ter
sprake komt, berekenen hoeveel warmte is
geproduceerd (evenzeer als men bij een stoom
machine uit de gebruikte hoeveelheid kolen
de warmteontwikkeling zou kunnen meten),
en de verhouding van het zoo gevonden getal
met dat hetwelk door het instrument dat
den verrichten arbeid aangeeft, wordt aan
gewezen, geeft het nuttig effect. Dit was
nu bij 70 toeren per minuut 20,6 pCt.,
bij 130 toeren 16,1 pCt. d.w.z. hoe sneller
de beweging, hoe geringer het nuttig effect.
Dit is in tegenspraak met het bovenvermeld
voorbeeld, het oplichten van een gewicht, want
daar was het, hoe langzamer getild worde,
hoe ongunstiger. De waarheid is deze. Er is
een zoogenaamd optimum; werkt men te snel,
dan is het onvoorüeelig, is het te langzaam,dan
is het eveneens onvoordeelig. De grens ligt
bij het tillen van gewichten ongeveer bij l
seconde. De physioloog kan dus op deze wijze
in het laboratorium experimenten nemen, die
van direct belang voor den fabrieksarbeid
kunnen zijn. Meestal is het niet de physioloog
zelf die de brug slaat tusschen laboratorium
en fabrieksarbeid, dit doen meestal de z.g.
fieldworkers, de practische physiologen. Hun
arbeid behoort tot de z.g. industrial
physiology, die gedurende en ook na den oorlog in
alle industrielanden met groote belangstelling
wordt bestudeerd.
Het onderzoek van Cathcarte.a.dat zooeven
werd vermeld, heeft dus geleerd, dat voor
bepaalde soorten van arbeid een z.g. optimum
snelheid kan worden gevonden, d.w.z. dat
zoowel bij grootere als bij kleinere snelheden
het nuttig effect vermindert. Een cynicus
zou de opmerking kunnen maken, dat het
werk dezer physiologen dus geleerd heeft,
dat men van langzaam loopen eerder moe
wordt dan van hard loopen, welk feit tevoren
niet geheel onbekend was. In werkelijkheid
is het anders: de zaak is, dat men thans kan
aangeven met welke snelheid een bepaalde
afstand zou moeten worden afgelegd om het
minst mogelijke energiegebruik daarbij te
hebben. En deze vraag kan in eenigszins
gewijzigden vorm voor fabrieks- en anderen
arbeid van groot belang zijn.
Merkwaardig waren ook de mededeelingen,
die Cathcart deed over den invloed van het
rhythme op den spierarbeid. Bij elke soort
van spierarbeid, het rijden" op het beschre
ven ergometerrijwiel, het tillen van gewichten,
het loopen, enz. neemt elk individu een eigen
rhythme aan en elke poging om hemeen ander
rhythme op te dringen, gaat gepaard met
verspilling van energie. Ook deze ervaring is
van belang voor de industrie. Rhythmische
bewegingen toch worden in tal van bedrijven
voortdurend van de arbeiders gevergd en het
rhythme zal daar veelal niet door hen zelf
kunnen worden geregeld, maar afhankelijk
zijn van dat van machinerieën of van andere
arbeiders. Komt het opgedrongen rhythme
toevallig overeen met dat, hetwelk de ar
beider zich zelf gekozen zou hebben, dan werkt
hij onder gunstige conditie; komt het niet
daarmee overeen, dan zal hij meer energie
verspillen, eerder vermoeid zijn. Staan twee
gezonde arbeiders naast elkaar hetzelfde werk
te doen, dan zal dat den een veel meer in
spanning kunnen kosten dan den ander, alleen
omdat het rhythme van den arbeid voor den
eerste niet deugt. Het is duidelijk, dat hier
een zaakkundig waarnemer een goed werk
zou doen door voor den eersten arbeider een
andere taak te zoeken. Zooals bekend is, wordt
in deze richting juist in de laatste jaren
zeer veel gedaan.
Naast het rhythme en nauw ermee samen
hangend zijn de z.g. werkgewoonten. Wordt
een arbeider gedwongen van zijn werkgewoonte
af te wijken, dan daalt onmiddellijk zijn nuttig
effect. De oorzaken van het ontstaan der
werkgewoonten zijn niet gemakkelijk na
ttgaan. Zeker is het niet zoo, dat de arbeider
intuïtief dat rhythme en die gewoonte zich
uitzoekt, waarbij met minimum inspanning
een maximum hoeveelheid arbeid wordt
verricht. Pogingen om aangeroutineerde werk
lieden een ander rhythme of andere gewoonte
op te dringen, schijnen dikwijls te falen. Cath
cart ontleent het volgende voorbeeld aan Ver
non. Een fabriek was genoodzaakt zijn produc
tie van een bepaald artikel te verhoogen. Eén
der fabrieken, waar geschoolde arbeiders werk
ten, leverde per week 5000 stuks af; het was
niet mogelijk de productie te verhoogen; de
werklui waren aan een zekere snelheid gewend
en konden er niet boven. Toen werd een
nieuwe fabriek geopend met ongeschoold
werkvolk. Na een half jaar oefening leverden
ze 13000 stuks per week.
Tenslotte speelt natuurlijk de rust een groott
rol. Toen ik dat in Huil hoorde zeggen, moest
ik even lachen, want ik dacht, die speelt inder
daad in Holland een kolossale rol bij de ar
beiders. Wie eens een uur heeft staan kijken
bij het bouwen van een huis, vergeet zijn heele
leven niet meer,dat rust een belangrijke factor
is. Hier echter wordt wat anders bedoeld
n.l. de invloed van het inschakelen van rust
periode op het nuttig effect van den arbeid.
Het lijdt geen twijfel of door het inschakelen
van korte rustpoozen bij zware n arbeid wordt
een zeer aanzienlijke besparing verkregen. De
eenige arbeid waar dit principe consequent
wordt toegepast is het marcheeren van troe
pen: daar wordt elk uur 5 minuten gerust. In
fabrieken wordt naar het schijnt deze vorm
van rustperiode nief aangewend, trouwens
zelden is daar de arbeid zoo continu als bij
marcheeren en bijna steeds zullen korte
werkpoozen van zelf noodig zijn.
Dit zijn slechts enkele punten van hetgeen
in deze en andere zittingen over spierarbeid,
nuttig effect, vermoeidheid,
indnstnal.physiology werd besproken. Meegedeeld heb ik deze
zaken vooral om te doen uitkomen, hoe men
op deze wijze het laboratoriumwerk der
physiologen dienstbaar kan maken aan n
van de vraagstukken die voor de moderne
maatschappij van vitaal belang zijn, het
vraagstuk van den arbeid. Het spreekt vanzelf,
dat de physioloog en daar is hij zich zeer
wel van bewust slechts een klein gedeelte
van dit probleem kan in studie nemen. Alles
wat loonstandaard, staking, sabotage enz.
betreft, valt buiten zijn bereik. Hij kan be
studeeren in de eerste plaats den mensch als
machine, hij kan onderzoeken den invloed van
de hoeveelheid voedsel,van alcohol, van rusten,
van rhythme, snelheid enz. op den te leveren
spierarbeid. Heeft hij dit gedaan, dan kan hij
nog een stap verder gaan en den invloed onder
zoeken van psychische factoren, en dan wordt
zijn taak reeds zeer veel zwaarder, maar
daarmee is hij dan ook tot de grens genaderd
van wat in laboratoriumarbeid kan worden
bereikt. Het toepassen van de door hem ge
vonden principes in de praktijk moet hij aan
anderen overlaten.
Leiden. S T o R M VAN LEE u w E N