De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 7 oktober pagina 5

7 oktober 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

t, 7 Oct. '22. - No. 2363 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN XLI Eén van de meest ingeboren menschelijkc eigenaardigheden is de moreele lafheid. Ze is een peiler van onze samenleving, en als zij ons begaf, zou het gezelschapsleven met n slag in elkaar vallen. Ze uit zich op alle wijzen en onder alle omstandigheden, en wie zich in deze zonder zonden" mocht rekenen, dien zal ik eens een bouquet half-verlepte bloe men zenden, of hem een zeer-matigen roman present doen: honderd tegen n, dat hij er mij in opgetogen woorden voor bedankt. nze moreele lafheid trekt soms de japon van de wellevendheid, soms die van de goedhartig heid of de fijngevoeligheid aan; maar waar we onder menschen zijn, gaat ze met ons mee; en ik geloof, dat men ons eerder zonder hand schoenen, dan zonder haar, als een welkome gast zou ontvangen. Als de heer des huizes met een misprijzende trek om zijn mond over de moderne schilders uitpakt, en minachtend zegt, dat de eerste eisch, die men aan een por tret stelt, toch deze is: dat het moet lijken; dan is zij liet, die ons weerhoudt te antwoorden dat dat nu net het on-artistiekste is, wat hij zeggen kon, maar die ons met een vagen glim lach door het raam laat staren. Als een mo derne snobinette de meeste vrouwen zoo ontzettend terre a terre" noemt, en er zich op beroemt, Dante in vier talen te hebben gelezen, dan is het weer onze moreele lafheid, die den uitval terugdringt: Dante lijkt me toch te goed, om uw taalkennis op te oefenen ! leest u hem liever vier keer in het Italiaansch en maak verder thema's !". Zonder haar zou geen jour een vredig verloop hebben; geen vergadering zonder kleerscheuren afloopen. Als mijn vriend en ik, in aandoenlijke over eenstemming, hetzelfde boek hebben gekozen, om elkaar met kerstmis present te doen, en ik voel, als ik het in mijn hand houd, dat zijn exemplaar niet ingebonden is, terwijl het mijne, dat in de kast voor hem klaar ligt, een gezellig leeren bandje heeft dan word ik verlegen en zeg, dat ik het tóch leuker vind, als ik 'm iets anders geef ;dat ik nógiets weet, dat hij graag zou willen hebben; en als hij weg is, stop ik het pakje achter in een la, met een gevoel van bezeerdheid, om hem en om mij, dat ik me niet precies kan verklaren. Als ik uit mijn raam kijk, er. ik zie mijn kleine vriendinnetje met een blij gezicht en ue handen vol paarse asters op de stoep staan, dan grijp ik, als onmiddellijke reflex-beweging, mijn vaas met roode rozen, en zet die achter het gordijn. Ik weet, dat, als tk harmonischer en sterker was, ik haar heel goed zou kunnen laten voelen, hoe blij ik ben met haar fleurige herfstbloemen, al staan die rijke, laatste zomerherinneringen voor mijn raam; maar mijn moreele lafheid vreest het even-verdonkeren vanjiaarlachende oogen,die zoo gelukkig kijken, om'dat ze me iets moois komt brengen, en daarom jok ik met mijn snel-ontsierde kamer, en ik voel het een beetje schrijnen, als ik haar kus. Wie van ons durft het gebod van Tolstoi in praktijk brengen: Als ae menschen u hin deren, laat het hun dan eerst voorzichtig voelen dat ze u hinderen, en als ze het niet begrijpen, zeg het hun dan met tact". Indien we het al wagen uit te spreken, dat we het druk hebben, wanneer er bezoek komt, dan haasten we ons toch weer die waarheid terug te nemen door er bij te voegen, dat we juist op een goed punt waren op om te houden; dat we toch een beetje moe waren, en best eens even mogen praten; en onze lafheid gaat zelfs zóver, dat we, zoolang ,,de indringer" tegenover ons zit, wezenlijk ons er mee vleien, dat hij ons niet zoo erg onge legen komt, en dat we de storing makkelijk kunnen inhalen. Pas als we de deur achter hem dicht hebben gedaan, overvalt ons de ontzetting een hoe onherstelbare hap uit ons werkschema deze verloren uren beteekenen. Maar het zal ons niet verhinderen bij den volgenden bezoeker weer even geanimeerd ie zeggen, dat ieder mensen toch ook wel's een pleziertje mag hebben, (vinden we de meeste ,,visites"eigenlijk wel zoo plezierig?) endatdit er best afkan; ja, ik geloof, dat, als op dit oogenblik, nu ik op de laatste buslichting zit aan te werken met het schrijven van div ar tikel, het meisje mij een mevrouw aankondigde die mijn advies moest hebben over de oplei ding van haar dochter, of een meneer, die een werkkring in literaire richting zoekt, ik dan nóg beleefdelijk zou liegen, dat mijn brief geen haast had, en charmant naar ze zou blijven luisteren, al hoorde ik de postauto onder mijn raam voorbijsnorren, en den doffen slag van de bus, die geleegd was Een zé'er speciaal soort van wellevende laf hartigheid is het niet er voor willen uitkomen, als men iemand niet herkent. Ik behoor tot de ongelukkige kategorie van schepselen, die iemand nooit kunnen thuisbrengen"; maar ik mis de onbevangen gemoedelijkheid, om dit dan ook te durven bekennen. Ik denk altijd: ik zal het nog wel uitvinden"; speur voor zichtig naar meedeelingen, die mij eenig hou vast zouden kunnen geven; en voel mij den koning te rijk, als het gezicht vór me, zich in mijn herinnering opeens aan een langvergeten naam vasthaakt. Maar soms lukt dit proces niet; dan voert elke minuut ,dat we talmen met onze onwetendheid te biechten met duizelingwekkende snelheid naar de onmogelijk/leid, om er ooit in der eeuwigheid meer voor uit te komen; dan zoeken we gejaagd al onze hersenhokjes af om dat eene te ont dekken, dat ons over het mysterie tegenover ons uitsluitsel zou kunnen geven; en als w^ het niet vinden, zijn we reddeloos verloren. Ik gaf eens in een onbekende stad een cursus. Den eersten avond kwam er in de pauze een vriendelijke dame naar me toe, die zei, dat ze het zoo saai voor me vond, dat ik zoo alleen zat, en daarom maar een beetje bij me kwam praten. Ze bleek me goed te kennen, en daar uit putte ik de verwachting, dat ik me dat zelfde binnen korten tijd ook bewust zou worden. Ik dankte haar dus voor haar vrien delijkheid; we spraken over de zaaien over het weer; en ondertusschen zocht ik mijn verleden af: was ik met haar op de lagere school geweest? op de meisjes-burgerschool? op het gymnasium? in Leiden of in Utrecht? Had ik haar bij gemeenschappelijke kennis sen ontmoet? Was zij die mevrouw, die ik altijd weer vergat, bij wie ik in Apeldoorn had gelogeerd? Of moest ik den kant uit zoeken van familie-van-familie? Ik vond het niet; en den volgenden keer vond ik het ook niet. Het werd eiken keer onmogelijkerde waarheid te bekennen; het werd eiken keer dwazer weer dezelfde algemeenheden te herhalen: mijn excuses over de thee, die ik alleen uit dronk; het koude weer; de zaal, en de houding van de menschen. Ze moet me volkomen stompzinnig hebben gevonden. En toch durfde ik geen persoonlijk" woord te zeggen, omdat dat'net fout zou kunnen zijn. Ik stond in een moeras; er was geen redding mogelijk, elke week dezelfde kwelling, twaalf keer lang. Toen verdween ze even mysterieus, als zege komen was. En ik weet tot op den huldigen dag niet, van wie ik ,,de hartelijke groeten voor mijn vader en mijn moeder en mijn zuster" als laatsten afscheidsgroet mee kreeg. A N N I K S A L O M ONS iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiHiiniiniiiiiiiiiiiiiiiimininiiiiiiiiiiimiiinniimnii MINNA CAUER f (ÜEB.: THEODORE, WILHELMINA, MARIE SCHELL). MINNA CAUER Opden 3denAugustus 1922 overleed in dun leeftijd van 81 jaar te Berlijn mevrouw Minna Cauer, een der wegbereidsters in de Duitsche vrouwenbeweging. Nu zij is heengegaan, zal het, maar wij hopen, velen belang inboezemen, nog eens een overzicht te krijgen van den levensloop dezer interessante persoon lijkheid, die niet alleen voor de Duitsche, maar voor alle vrouwen pioniersarbeid heeft verricht. [?*- Zij werd l November 1841 te Freyenstein, een dorpje in Oost-Priegnitz (Brandenburg), geboren, als dochter van den vrij zinnigen predikant Schell.. Van haar vader heeft zij waarschijnlijk die zucht naar zelfstandigheid en onafhankelijkheid geërfd, die haar reeds van haar prilste jeugd af kenmerkte. Zij had trouwens over het geheel een scherp geteekend karakter, dat haar, als van zelfsprckend, gedurende haar leven, naas^ oprechte vrienden ook vele vijanden bezorgde. Op 21 jarigen (eeftijd huwde zij met dr. August Latzel, die zich als arts in het naburige stadje Meinburg vestigde. Dat geluk duurde slechts kort. Haar man, die den Deenschen veldtocht van 1864 moest medemaken, werd daardoor ernstig ziek en overleed na een langdurig lijden, terwijl zij eenige maanden daarna ook haar eenige kind door den dood verloor. Na een kort verblijf in het ouderlijk huis, vestigde zij zich te Berlijn en behaalde daar hare acte als Icerares. Daarmede gewapend nam zij in 1808 in een deftig gezin te Parijs een betrekking aan als gouvernante. Daar de vrouw des huizes ziekelijk was, moest zij, behalve voor de opvoeding van twee 12- en 14 jarige meisjes, ook nog opkomen voor de zorg der huishouding en bovendien op ontvangavonden helpen recepieeren. Niettegen staande dit drukke leven schijnt la villc litmière van Napoleon III groote aantrekke lijkheid voor haar te hebben gehad, zoodat zij die - - genoodzaakt door de gewijzigde omstandigheden van 1870 noode verliet. Zij aanvaardde toen een plaats als leerares aan een meisjesschool te Hamm (Westfalen) en huwde daar al spoedig met den direkteur dier inrichting, den toen als geschiedvorscher, reeds zeer bekenden dr. Eduard Cauer, een weduwnaar met vijf kinderen, en 17 jaar ouder dan zij. Zij volgde haar echtgenoot eerst naar Danzig, waar hij tot rector van het gymnasium was benoemd, en later naar Berlijn, na zijn aanstelling als stedelijke school opziener aldaar. Haar echtgenoot was een vooruitstrevend man, iemand die op politiekgebied voor dien tijd en in die omgeving zeer liberale inzichten bezat; dit was oor/aak dat het echtpaar al spoedig in aanraking kwam met verschillende vooraanstaande persoon lijkheden van die richting, waartoe mevrouw Cauer ook rekende de gemalin van den toenmaligen kroonprins, een Engelsche prinses, de moeder van den Icgenwoordigen ex-kei/er. Bij haar overlijden wijdde Minna Cauer ei-n zeer waardeerend artikel aan haar, in haar orgaan die Frauenbewegung". Gedurende dit tweede huwelijk, dat kin derloos bleef, wijdde /.ij /.ich geheel aan haar man, niet wieii zij op geschiedkundig en politiek terrein voortdurend samenwerkte. In die jaren trad zij nog niet inliet publiek op.. 20 September 1881 werd zij voor de tweede maal weduwe. Zij vatte haar ambt als leerares weer op en gebruikte haar vrijen tijd voor navorscliingen op historisch gebied, vooral met betrekking tot de vrouw. Haar stil en eenzelvig leven nam vrij plot seling een einde en in 1888 begon haar rustelooze arbeid in het openbaar, ten bate der gemeenschap en meer in het bijzonder der vrouw, en 't is wel opmerkingswaardig, dat de stoot daartoe, door mannen werd gegeven. De Akademische Vereeniging" besloot een vrouwenafdeeling aan zich te verbinden, die later den naam Frauenwohl" verkreeg. Men had echter groote moeite om deze tot stand te brengen en aan een bestuur te helpen. Eindelijk vond men daartoe vijf vrouwen bereid, die als voorwaarde stelden, dat Minna Cauer het voorzitterschap op zich zou nemen, wat deze, na lang aarzelen, deed. Die aarzeling was zeer begrijpelijk, want hetgeen men zich voorstelde te gaan doen, was voor Duitschland en vooral voor Pruisen, toen iets geheel ongehoords. DE RATTENVANGER VAN HAMELN Teekening voor de Amsterdammer" van B. van Vlijmen / De danseres Daisy Goetze gaf met hare leerlingen een geslaagden dansavond in Bellevue te Amsterdam. Er werd gedanst op muziek van Grieg, Chopin, Moskowsky, Luigini, Chaminade e. a. Verder werd een sprookje in dansvorm, DE RATTENVANGER VAN HAMELN, gegeven, waarvoor F. Goetze de muziek vervaardigde. De teekening geeft een scène uit dit sprookje weer. Van rechts naar links: de rattenvanger, het treurige msisje, het boerenmeisje, de btirgemeestersdochter, het vroolijke meisje en het kind. Vermelding verdienen nog een door een leerling ontworpen SPANIECHER TANZ (muziek van Moskowsky) en het 2e tafereel uit het BALLET EGYFTIEN. VRUCHTENKOEKJES VAN SIPKES HAARLEM voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak Wel bestonden er verschillende vrouwen organisaties, maar deze deden niet aan politiek", niet alleen uit de eigenaardige antipathie, die men nu ook buiten Duitschland nogwel waarneemt, maar ook, omdat 's lands wetten zich daartegen toen ter tijde verzetten. Dein 1805 opgerichte Allgemeine Deutsche Frauenverein"had in den beginne wel hiernaar gestreefd, maar hare werkkracht was in de laatste jaren zeer verzwakt. Frauenwohl" was dus de eerste, op politieke ontvoogding der vrouwen gerichte vereeniging in Duitsch land. Op de eerste algemeenc vergadering in 1889, verklaarde Minna Cauer in haar openings rede als doel der Vereeniging: alle burger schapsrechten voor de vrouw te verkrijgen, maar, zoo voegde /ij er bij, de politieke ont wikkeling moet daaraan voorafgaan. Zoo kwam het, dat zij en hare medestrijdsters Lily von Gyzicki en Adcle Gerhard in 1895 voor liet eerst een verzoekschrift hij de regeering indienden, om aan vrouwen het volledig grondwettig recht van vereeniging en ver gadering toe te kennen. Dit recht werd eerst in 1908 geschonken. Gedurende haar onafgebroken propagandaarbeid door geheel Duitschland, vond zij toch nog den tijd de Kaufmannisclie Hilfsverein fiir weibiiche Angestelltcn" op te richten, de eerste vrouwelijke vakverceniging. In samenwerking met Jeanette Schwerin en dr. Alice Salonion stichtte zij: Madchenund Frauengruppe fiir sociale Hilfsarbeit", waaruit later de school voor Maatschappelijk werk van Alice Salomon gegroeid is. Intusschen was in 1894 de algemeene Bond van Duitsche vrouwenvereenigingen tot stand gekomen, maar de hoop, dat hierdoor n grootsche, naar een gemeenschappelijk doel strevende organisatie zou ontstaan, werd niet verwezenlijkt. De tegenstelling van conser vatieve en vrijzinnige richtingen word er integendeel duidelijk door in liet licht gesteld. Deze openbaarde zich voornamelijk bij den strijd die ontstond bij de behandeling van de vraagstukken betreffende de dubbele moraal, de verbetering der huwelijkswet geving, het vrouwenkiesrecht e.d.; maar juist deze toespitsing had het voordeel dat zich in de Duitsche vrouwenbeweging een vast aaneengesloten linkervleugel formeerde, die in 1899 aanleiding gaf tot het ontstaan van het Verband fortschrittlicher FrauenvereiiK-", waarvan Frauenwohl" met Minna Cauer als leidster, de kern Weef. Dit Verband" levert wederom het bewijs van de kracht die er schuilt in een doelmatige, met eerlijke middelen gevoerde oppositie, want het was oorzaak dat de Bond tot nieuw leven werd gebracht, zoodat de tegenstellingen, die de scheiding hadden veroorzaakt, lang zamerhand in die mate werden verzacht, dat in 1907 een hcreeniging kon plaatsvinden. Minna Cauer drong zelf daarop aan, maar meende het haar aangeboden voorzitterschap niet te moeten aanvaarden; wel bleef zij als zoodanig voor Frauenwohl" werkzaam.Van toen af aan beperkte zij zich meer en meer tot een onderdeel van het vrouwenvraagstuk en trad zij voornamelijk op den voorgrond als vurige strijdster voor hel Vrouwenkiesrecht. Volgens de algemeene opinie moest dit de kroon op al het werken zetten, maar Minna Cauer maakte het haar gehoor duidelijk, dat het vrouwenkiesrecht integendeel cie basis moest vormen,waarop liet gebonwder vrouwen emancipatie moest worden opgetrokken. Op een leeftijd waarop de meeste menschen iiiiiiuiiiiiiiiiiiiimiiuii uut SPINNEN Toen ik dezer dagen op een der al te zeld zame mooie heldere kalme ochtenden kort na zonsopgang buiten kwam, waren alle spinnen druk aan 't werk. Den vorigen dag en een deel van den nacht had liet gestormd en geregend en haast alle webben waren vernield, op eenige enkele sterke hoofddraden na. En nu was alles druk bezig. Groot en klein en voor het meerendeel kruisspinnen. Het was een lust al die vlijtige dieren bezig te zien: vier heel groote in den blauwspar, een andere tusschen den blauwspar en de Japansche ane monen, weer een tusschen twee bloemstokken, een drietal in de hooge guldenroeden, een kleintje tusschen de jeneverbes en de asperge en zoo den heelen tuin door, dozijnen en do zijnen van spinnen, rusteloos bezig. Zij houden zich alle aan haar vaste plaats. De juffrouw, die ik geteekend heb, bewoont nu al drie weken dezelfde verdieping van den blauwspar en maakte van morgen voor de tiende maal in dien tijd een nieuw web. De andere dagen heeft zij zich vergenoegd met schoonmaken en herstellen, want hoe nijver die spinnen ook zijn, noodeloos werk doen ze zelden. Als het goed weer is zijn om een uur of acht 's morgens alle nesten puik in orde, alle lijken verdwenen, alle scheuren geboet in 't is aardig om te zien hoe in den loop der dagen soms belangrijke wijzigingen ontstaan in liet oorspronkelijk plan van het web. Na zoo'n storm-catastrofe beginnen ze van voren af aan: eerst de hoofdomtrekdradeii, dan de radspaken, dan de geniale, ruim getrokken eerste spiraal, die later meestal weggebeten wordt, dan de regel matige engere spiralen en eindelijk liet vreemd gevormde centrale stuk waar bij redelijk weerde spin op den loer zit. Naar omstandig heden komt er nog een snelle verbinding bij van dit centrum van activiteit naar de schuil plaats ergens tusschen takken en bladeren, nachtverblijf en toevluchtsoord. Die groote kruisspinnen voelen zich anders heel veilig en zitten bij goed weer onbekommerd in 't midden van hun nest, gevoelig voor alles wat er voorvalt in het gebied van een of meer der plus minus dertig hoofdstraten van het web. Ze zijn zoo onbevreesd, dat ik ze gemakkelijk kan bekijken door de loupe, die tienmaal vergroot en waarmee ik ze dus dicht op het lijf moet komen. Vanzelf krijg je ze in zoo'n conifeertje te zien aan den onderkant en die is heel wat interessanter dan de boven zijde, al is die ook nog zoo mooi versierd. Trouwens die onderkant heeft ook aardige lijnen en fraaie teekening. De zes spintepeis, heel aan de achterste punt van 't lichaam, zijn mooi omlijst, dan heeft de bui k vlakte zelf een paar aardige witte vlekken en vlak tus schen de achterpooten heel duidelijk de opening voorde eitjes. De acht heupen vormen met elkaar een soort van krans en daar voor liggen twee zeer duidelijke lichte plekjes, dat zijn de kaken, elk niet hun taster. De/.e tasters en de acht bont gevlekte poolen naar (al of niet verdiende) rust haken, aan vaardde zij, slagvaardig als een jonge amazone, haar nieuwe taak. In den winter van 1910 1 1, toen zij reeds den leeftijd van 70 jaar had bereikt, vervulde zij meer dan 50 spreek beurten in alle gedeelten van haar groote vaderland, terwijl zij nog steeds de verzorging op zich bleef nemen van haar in 1895 opge richt orgaan Die Frauenbewegung". Dit blad droeg van den beginne af den stempel van het diepe inzicht der redactie. De arbeidende vrouwen van alle standen vonden in haar een warme verdedigster en steeds drong zij bij hen aan op beroeps-organisatie. Bij hare studiën op dit gebied, ontdekte zij, als vanzelf, het nauwe verband dat bestaat tusschen moraliteit en loonstandaard, tusschen prostitutie en hongerloonen. In een tijd, toen de vrouwen die het waagden in dit donker gebied door te dringen nog zedelijk en zelfs nu en dan lichamelijk gesteenigd werden, begon zij haar campagne tegen de menschonteerende gruwelen der prostitutie en de reglementeering daarvan. Maar ook aan de opvoeding der vrouwen uit de zoogenaamde hoogere standen, schonk zij haar volle aandacht, door haar belang stelling in te boezemen voorde politieke vraag stukken in binnen- en buitenland. Als echt kind van het groote Duitsche rijk, was zij zeer vaderlandslievend, Haar staatkundige artikelen getuigden van hare liberale begin selen en waren de logische voortzetting der hooge idealen van de mannen van 1848, van wie zij zoo velen had gekend en geëerd. De in 1870 tot stand gebrachte Duitsche eenheid wasookdoor haarmet vreugde begroet. Haarernstig verlangen en streven tothetaanknoopen van internationale banden, die vooral op het gebied der vrouwenbeweging zoo zeer tot uiting kwamen, hielden haar verre van alle chauvinisme. De Frauenbewegung" was onder hare leiding een strijdblad, dat onverbiddelijk scherpe polemiek voerde met zijn tegenstan ders, vooral met hen die onder poëtische of ethische schijnleuzen.zich trachtten te scharen in de gelederen der vooruitstrevender! en zich voordeden als vurige vereerders der vrouw. Minna Cauer bezat twee groote gaven: haar oratorisch talent, dat echter nooit op effect berekend was, maar zakelijk en logisch de groote menigte wist te boeien en haar groot talent van organiseeren. Haar ideaal --? de gelijke, politieke rechten voor mannen en vrouwen heeft zij ver wezenlijkt gezien. M A N s !?? HE W L T l T T H U B E K T S ZOMEN MODERNE EIKEN EETKAMER Fi±, BESTAANDE UIT: Tafel met 2 inlegbladen Buffet 2 Fauteuils 4 Stoelen Theetafal COMPLEET f525.-. .ir - - -r. r". Kruisspin in 't midden van haar web, vcrtooiicn een rijke afwisseling van beharing en zijn op hun uiteinde voorzien van allersierlijkste kammen, waarvan je de détails bij een vergrooting van zestig maal al duidelijk kunt zien. Bij tienmalige vergrooting kunnen we reeds de fijne hoorharen" aan de voor laatste pootleden onderscheiden. Wat en hoe de spinnen hooren, weten we niet precies en ook niet wat ze met hun acht oogen zien. Zij werken voornamelijk op den tast en al dat harengedoe van hun tien ledematen vormt met elkander een voortreffelijk en gevoelig tastorgaau. Als het web maar goed in orde is, dan merken zij hel kleinste mugje al, wanneer dat heel aan de buitenzijde van web aan de kleefdraden van de vangspiralcn spartelt. Geef ik met mijn potlood een tik tegen 't web dan trekt de spin zieli daar doorgaans niets van aan. Laat ik een veertje er tegen trillen, dan komt hij daar wel op af, want dat lijkt op vleugel- en pootbewegingen van in secten. Meest zijn 't maar heel kleine mugjes en bladluizen die gevangen worden. De groote zwejfvliegen, die thans bij honderden op de guldenroede om honig komen, schijnen met 'hun enorme oogen de webben bijtijds te kunnen zien om ze te ontwijken, althans ze worden door mijn spinnen zeer zelden gevangen. An dere vrij groote vliegen zijn minder fortuinlijk. Natuurlijk heeft iedereen wel eens gezien, hoe een spin een eenigszins groote prooi ; wikkelt in breede banden van fijne spindraden. Met de loupe is dan ook heel goed te zien, hoe zij metde beide vinnige knipmeaschtigc kaaksprieten haar prooi bijt en vergiftigt en daarna uitzuigt. Maar hebt ge wel gezien, hoe zij na afloop van het heele avontuur de sprieten en de pooten reinigt? Die worden n voor n met de uiteinden tusschen de kaken en de onderlip gestopt en dan lijkt zoo'n groote spin een snkkelige nagelbijtster. Er is in den laatsten tijd nog al eens over gedebatteerd, wat de spinnen doen, wanneer er grooteen weerbare insecten in hun web komen, zooals bijen, wespen en hommels. Ze zouden dan vlug en behendig de draden, waar in die verstrikt zitten, losbijten en zoo de gevaarlijke bezoekers helpen ontsnappen. Mijn spinnen doen dat niet. Een honigbij wordt behandeld als een groote vlieg, vlug ingewikkeld en doodgebeten. Met kleine hommels gebeurt hetzelfde. De groote hom mels maken veel misbaar en worstelen in de mazen. Daarbij lijken ze wel uitgeput te raken en dan hangen ze een poosje als bezwijmd in een zeer hulpelooze houding in de Uraden. Na een poosje komen ze weer op adem en beginnen op nieuw te spartelen. De spin is komen aansnellen en bekijkt en betast de ge beurtenis op anderhalven centimeter afstand. De hommel worstelt al verder, steeds om laag, belandt eindelijk aan de buitenste draad, breekt zich los en gonst lustig naar een bloem,om misschien na een poosje zich opnieuw in een web te verstrikken. Als 't niet te laat op den dag is, herstelt de spin de schade or anders wacht zij tol morgen. ' A c. P l J S S E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl