De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 14 oktober pagina 1

14 oktober 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 14 Oetober A°. 1933 DE STERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruithefaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Vlaanisclie activisten tijdens den oorlog, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp. Woorden van Prol. Bolland, door Ester Vas Ntines. 2. Sikivereering, teekening van Jordaan. De ambtenaar en de parasiet, door Mr. O. H. Arnhardt Jr. Krekelzang, door J. H. Speenlioff. Medische Kroniek, door Prof. Dr. W. Storm van Leeuwen. 3. Speekzaal. De Volkenhondsvergaderini;, door Mr. B. de Jong van Beek en Donk. 5 Voor Vrouwen ,red. Elis. M. Rogge : Bijkomstighcilen, door Annie Salomons. Moeders, door W. Petillon. De Bezuinigingsmuts, door C. Schaake-Verkozen. Spinnen, door Dr Jac. P. Thijsse. 6 Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog, met teekeningen van B. van Vlijmen. Nieuwe Fransche boeken, door Johannes Tielrooy. 8. East and West, door Ellen Forest. Dram Kroniek, door Top Naeff. 9. Bij de promotie van Jac P. Thijsse, teekening van Joh. Braakensiek. Charivaria, door Charivarius 't Schietgat, door Melis Stoke Rosa Lynd f. Ontcijferkunst, door Frinia. 10. Rym-Kronyck, door Melis Stoke, met teekeningen van J. W. Bloem. Uit het Kladschrift van Jantje. Bintenlandsche humor, door Chari varius. Omslag : Schaakrubriek, redacteur Dr A. G. Olland. Bijvoegsel : Het Engelsch-Fransche accoord over de Oostersche kwestie, teekening van Joh. Braa kensiek. VLAAMSCHE ACTIVISTEN TIJDENS DEN OORLOG Zooals te verwachten was, lieeft mijn artikel over De zaak-Tack" scherpe bestrijding uitgelokt: in Het Volk (van 9 Oct.), Het Vaderland (van U) (Jet.) en het Utr. Dagblad (van denzelfden datum); in de rubriek Spreekzaal" van dit nummer der Groene zullen onze lezers ook een ingezonden stuk van mr. A. Loosjes over het genoemde onderwerp aantreffen. Zonder misverstand schijnt een debat nu eenmaal niet te kunnen worden ge voerd. Ook in dit geval heb ik verkeerde uitlegging van mijne bedoeling at' te weren. In de eerste plaats dan heeft men mijne woorden zoo opgevat, alsof ik eigenlijk van meening was, dat onze Regeering zich hare gedragslijn niet door België had laten voorschrijven, maar dat zij deze zelf had bepaald en aan de benoeming van dr. Tack hare medewerking had onthouden, omdat zij daarmede haar afschuw wilde tonnen van menschen, die verraad hebben gepleegd jegens eigen land. Ironie blijft altijd een gevaarlijk stijl middel; wie het gebruikt, zegt juist het tegenovergestelde van wat hij be doelt; uit reverentie voor zijne lezers kan hij dit niet uitdrukkelijk vermelden; hij moet erop vertrouwen, dat zij zelt de wending naar het ironische bespeu ren, ook zonder dat hij het waarschuwingssein heeft geheschen. En het leek mij ook niet zoo moeilijk voor den lezer, te begrijpen, dat ik zelf niet in ernst geloofde aan de door mij geopperde uitlegging van den term staatkundige*redenen". Als de Regee ring gehandeld had krachtens het door mij veronderstelde motief, dan zou, schrijft Het Volk, dit niets uitstaande hebben met staatkundige redenen": juist mijne meening; dit bleek, docht mij, reeds uit de gewrongen uitlegging, die ik aan den bedoelden term moest geven om den schijn te kunnen aan nemen, of ik geloofde dat de Regeering met staatkundige redenen" bedoelde: het belang van den Nederlandschen staat eischt, dat zijne regeering toont een afschuw te hebben van 'verraders. Indien ik geen ironie had gebruikt, zou ik dus hebhen geschreven: de Regeering zou hare daad kunnen recht vaardigen, wanneer zij over den heer Taek oordeelde zooals ik; maar ik ge loof geen oogenblik, dat zij dit doet; ook had zij dan hare weigering niet niet staatkundige redenen" kunnen motiveeren; er blijft dus niets anders over, dan aan te nemen dat zij België naar de oogen heeft gezien; voor zulk een oogendienerij zie ik geen aanneme lijke verdediging; dus keur ik hare handelwijze af. .Hiermede hoop ik het misverstand te hebben opgeheven, alsof ik mij zou willen opwerpen tot pleitbezorger van de gedragslijn onzer Regeering tegen over dr. 'l'aek. Een tweede misverstand, waartoe ik zelfs door ironie geen aanleiding heb gegeven, is de meening, dat ik in het algemeen de politiek der Belgische activisten heb gebrandmerkt als een politiek van verraders". Er is geen regel in mijn vorige artikel, die zulk een gevolgtrekking rechtvaar digt. Ik maak een scherp onderscheid tusschen wat de activisten tijdens en na den oorlog hebben gedaan. Hunne politiek na het sluiten van den vrede schijnt mij weinig verstandig; maar ik heb mij daarover niet uitgelaten; en als ik dit zou doen, zou ik hen, die er voor ijveren, zeker geen verraders" noemen; sinds het einde van den oorlog heeft ieder Vlaming het recht propa ganda te maken voor bestuurlijke scheiding" of voor het nog verder strek kende doel: de politieke zelfstandig heid van de Vlaamsclie gewesten, zonder dat men hem daarom van landver raad" zou mogen beschuldigen. Neen, ik had het in mijn vorig arti kel alleen over de Vlaamsche activisten, die tijdens de bezetting van België dooi de Duitschers de hulp van den vijand van hun land hebben aanvaard, en met name over activisten als dr. Tack, die zitting hebben genomen in den zoogenaamden Raad van Vlaanderen". De hulp van den vijand van hun land: maar, zoo voert men mij tegemoet, België was hun vaderland niet; zij had den Vlaanderen lief boven België. Gesteld dat dit zoo ware: waarom roemt men er dan over zooals in de geschriften van de activisten en hunne vrienden herhaaldelijk is gedaan dat de meerderheid van de Belgische strij ders aan den Ijzer uit Vlamingen be stond? vochten die dan niet voor België, maar uitsluitend voor Vlaanderen? en zoo zij dit laatste deden, waarom deden zij het clan? waarom liepen zij niet liever over naar de Duitschers, van wie im mers het heil voor de Vlaamsche zaak was te verwachten? en zoo zij dit niet konden, waarom vochten zij dan niet slapjes en onwillig? maar in dit laatste geval, waar blijft dan de roem, dat niet de Walen, maar de Vlamingen de helden van den Ijzer zijn? Maar het is niet waar, dat bij de Vla mingen Vlaanderen boven België ging. Zij stonden niet naar de voorstelling, waaraan men ingang heeft trachten te verschaffen tegenover België als de Tsjechen tegenover Oostenrijk-Hongarije of de leren tegenover Engeland. Dit zijn bedenksels van later, om de houding van de activisten, die heul zochten bij de Duitschers, goed te praten. Wanneer men over deze activisten wil oordeelen, dan moet men zich los maken van alles, dat na den oorlog is gebeurd; clan moet men zich dus ook niet laten leiden door antipathie hoe gerechtvaardigd ook tegen de poli tiek van de Belgische regeering in de laatste jaren. Wanneer men wil weten hoe, vór en tijdens den oorlog,' de Vlamingen tegenover België gevoelden, dan moet men alleen hooren naar hen, die toen de vertegenwoordigers waren van de Vlaamsche zaak. Reden tot beklag tegen de regeering van hun land hadden zij in overvloed; desondanks dachten zij er niet over, op scheiding van Walen en Vlamingen aan te sturen. Toen van Waalsdie zijde gesproken was over séparation administrative", zei Pol de Mout, in Augustus 1912, als voorzitter van het Nederl. Taal- en Letterkundig Congres, onder algemeene instemming: """ " "»" Illlllllll Illlll 111111111,1, ,?, ,> iitmiiiiiiiiiii WOORDEN VAN PROFESSOR ROLLAND (Uit aanteekcningen, gehouden door me j. Ester Vas Nunes van de colleges, die nu wijlen de hoogleeraar in de jaren 1904 tot 1921 te Amsterdam heeft gegeven. Wijsheid is niet herhaling van kmid'gheden. Als zij alle wetenschappen lueft gebaard, wat blijft dan over voor haar? Zelf verkeering tot vrucht. Over d:e vruchten heen kan de moeder zichzelf tot vrucht verkeeren. Zij is aller centraliteit, het begrip van aller wezen. Zij doordenkt de 'woorden zelf, denkt ze praegnant. Dat is juist wijs begeerte : ons duidelijk maken, wat we zeggen ; in de woorden rneer zin leggen; ze verbinden (ip nieuwe, onverwachte, wijze. Toch nooit zoo, als werd daardoor -een terminologie geschapen of verbeterd. In alle richtingen maken we gebruik van bekende woorden, maar wij oefenen ons er in, ze welensclinppelijk te gebruiken. 'Hier' worden geen ..inge wijden" gefabriceerd, hier wordt men ge oefend. Ik kom voorgaan in eigen oefening. Ingewijde" zou men worden, als de \va;;rh:,t'i even ware mee te deelen. Niet aan ckn beroemdste ! Redeleer is spraakleer der wetenschap. De philosoof is niet zoeker van soorten, maar verrijker der taal. Het is van het hoogste belang, ons te ontwikkelen tot zuiver woordgebruik; 7.11 ve ring daarvan is tevens zuivering \'ü\\l>e«:'in. De wetenschap zou zuiverder formuleren, zoo zij rekening hield met de re de k e r. !). ,:e toch onthult haar centrale punten of ka!, gorieën ruimte, traagheid, stof, z\ i, enz. als facturen van eigen -bezinning. Mei wetenschappelijke beschrijven werkt mei kategorieën, die wijzelf zijn, maar beseft n;r t, dat het zichzelf beschrijft, dat het beschrijft, hoe eigen denk?n van het een tot het ander komt. Het meent slechts dingen te beschrijven, komt niet tot zichzelf.?Wel z:ei men MI] dat wiskunde onontbeerlijk :s voor de vakken, waarin zij voorondersteld is, m;-.;;,: men begrijpt niet, dat dit in nog veel hoog.. ;? mate geldt voor de redeleer, d'c vi;on;r,der.-,kld is in alles, ook in de wiskunde - al gtv.lt men toe, dat bij lager en middelbaar onderwijs taalonderwijs onmisbaar is, en ieder d.ent te weten ,wat voorzetsels zijn, zal hij ze behoor lijk gebruiken. De wetenschap evenwel staat nog onder de signatuur der Renaissance het tijdperk van eenzijdig observeren, van empirisme, als reactie op het eveneens' een zijdige scholastieke denken, dat van de wereld om zich heen te veel had afgezien. Noodig echter is ondervinding en redeneering. Zuiver heid van denken der scholastieke Middel eeuwen en zuiverheid van beschouwing der Renaissance, sub- en objectiviteit, moeten samengaan; de wetenschap moet svntlietiscli worden. Alle wetenschap toch moet na ervaring bezinning zijn. In de onzieiilijkhcid van het begrip beseften wij, wat wc in de waarneming beleven. Maar de propaedeusc der wetenschap, de leer van zuivere rede, waarin het bewustzijn, eigen algemeene bijzonderheden of kategorieen nagaande, tot het inzicht komt, welken zin het er in moet leggen - blijft onbcoct'end. Kn dit wreekt zich in allen. Wij moeten ons beijveren, de wijsheid te doen spreken in de moedertaal. Dikwijls bewijst gebruik van vreemde woorden de velen voelen daarvoor eerbied - dat men niet weet, wat men zegt. Vertalen we ze maarin het Nederlandse!] l Dan blijkt hun dwaasheid. De geest b.v. 's geen ,,substantie", de waar heid heeft geen ,,onderlaag", als een ledikant. Het 'is de eerlijkheid van den wijsgeer, 'Mis niet niet vreemde woorden te verlakken. Men heeft mij verweten, dat ik liet woord Goei" gebruik. Hierbij immers denkt de philo soof iets anders dan anderen. Toch mag hij het tegenover hen in den mond nemen. Geen woord ware Ie zeggen, zon hel geen verschillende beteckenissen toeliet. ken woord, gehoord door honderd mensellen, wekt honderd verschillende gedachten die toch niet zijn zonder eenheid. Wat wil dat zeggen: elkaar verkeerd begrijpen, terwijl we toch dezelfde woorden hebben? Ieder is gedoemd, hij hetzelfde woord iets anders te denken dan anderen. Maar: we vermogen elkaar toch ook te begrijpen. Dit is de andere zij. leder begrijpt mijn woorden op eigen wijze, draaft toch wat mee. Kris misverstand en begrip :i: on/e gedachteinvisseling. Moesten we ecu woi.rc! vvrsmadcn om het onnoozelc gebruik, dat anderen er van maken, dan konden we geen woord gebruiken. /;; ell; woord schuilt een geheim, dut er :<eh in het gcu'on." gebruik niet aan kan nntlnille/i. Blijven we even staan bij ongerijmd". We noemen 'ets zoo, als het zich niet met iets anders laat ,,rijmen". Waarmee echter moet de waarheid rijmen? Zij rijmt alleen met zichzc If, met ir ets anders, is dus tl e ware ongerijmd heid. In zuiverheid van rede moet men zich wennen aan woorden, die in gemeenzame taal a'.ki nrend kun ;en. Zoo ook aan woor denspel". In den g. wonen zin, in de onmiddellijkheii! der bedoeling, beteekent het: zinloos woordgebruik. Maarj doordenkende, vragen we ons af, of er geen waar woordenspel is, hetwelk ongeoefenden wel hetzelfde lijkt als dat andere, maar toch heel wat zinrijker is. Is een woord niet ;ets béters clan zinledigheid? Het is een klank met beteekenis. Bedoelt men, ons woordenspel" verwijtende, een spel met zinledighedeii of niet ziiiny/clieden? Het eerste? Dan ligt het aan den hoorder, die niet vermag, den zin te .bespeuren. Kn: wie met zinrijke klanken speelt, toont daarin zijn vrijheid. Zeker, om te beginnen doet spel denken aan kinderen. Maar inzooverre we met arbeiden van nood, en toch werkzaam zijn, ongedwongen dus, spelen we allen. Het spel is derhalve niet verachtelijk -?al kan het verkeerde uiting van vrijheid zijn. Aan woordenspel kan men doen in verkeerden en in goeden zin. De haltheid van den gewonen nmnist" is, dui/cnd scheldwoor den te gebruiken als scheldwoorden zon der meel'. De ware inonist weet, dat ook in dezen d: werkelijkheid eene is van verkeeringen, de verkeering zelf. Hij verkeert de verkeerde hcteckcuis zoo, dat men in die vcrkecrdhekl liet \vure ziet. Ik neem niet het verkeerde in het woordenspel voor mijn rekening. Maar de hóge zin er van is: liet spel ra n liet ware met zichzelf. Ze zeggen, dat ik de woorden willekeurig gebruik. |a, anderen doen het niet zó. Maar zal de verfijnde toon van een viool willekeurig" hcetcn, omdat ecu krasser er abominabele geluiden uit liaall? Zou is de Irek in de philosophie onmiddellijk te hetkennen aan zijn gebruik van het woord werkelijkheid". Gebruikt hij het synoniem met i'eai: U i!", dan begrijpt hij er niets van. l .a i'eeilite komt op mijlen afstands iret toe aan wat wij bedoelen met de werkelijkheid. De/e is voelbaar aeqnivaienl met de waarheid. De realiteit, liet ding. is er in meegedacht, maar meer nn;;: ook zijn verschijnselen, zijn wisselingen, en hel andere: de wettelijkheid. N;et echter onder de nuliteit is alles te brengen, Miei tl: :e is de volledige werkelijkheid ; IK t denken duet toch k mee ! Wil een Kranscliman de gedachte niet tot niets maken, dan moet hij zeggen: La pensee est une re'a.ité. Maar dat is ze niet; ze is idéalité, ridéaiitéc lle-ineme ! leen keisteen is réaiité; de gedachte is liet nadere van een ding: liet wezenlijke, werkelijke, ware, mi-iling l Ken kenmerk der lagere talen 'is, dat /h voor uit velschil g. ui woorden hebben. Prof. Salverda de Grave zei, dat mijn Neder land',eii onvertaalbaar is, gelijk Kninsche poëzie. Ncvii, er komt iets anders aan het licht dan on\eiiaalbaarheid van mijn stijl : her betreft den kategorieen! Het Fransch heeft voor zulk een hooge kategor'e als de Ik stel er prijs op, hier heden bij' deze plechtige gelegenheid en in het bijzijn van zulk een groot aantal Viaamschgezinden en leiders van Vlaamschgezinden, van elke belijdenis en van elke politieke richting, klaar en duidelijk te kunnen zeggen: nog nooit, ook niet in de somberste dagen van Vlaanderens geschiedenis na 1830, is uit onze rangen een stem opgegaan, aandringende op iets dat op bestuur lijke scheiding zou gelijken"; wij willen zoo kan men de rest van zijn betoog samenvatten van geen scheiding hooren; wij willen ons land, innerlijk al genoeg verdeeld, niet ook naar buiten ? nog verzwakken. En van het begin van den oorlog af hebben de erkende vertegenwoordigers der Vlaamsche beweging geprotesteerd tegen de inmenging der Duitschers in die beweging, zooals ik hier reeds de vorige week met aanhalingen heb ge staafd. Men vindt die protesten bijeen in de in 1918 verschenen brochure Hoe Vlamingen Duitsche Vlaamschgezindheid schatten" ; daar kan de hoofdredac teur van het Utr. Dagblad ook een ant woord krijgen op zijne vraag wie het waren, die protesteerden; hij zal dan zien, dat het protest van Januari 1918 tegen een proclamatie van den zoogenaamden Raad van Vlaanderen geteekend is, niet maar door een groep Vlamingen", maar door ruim 200 ver tegenwoordigers van de grootste en invloedrijkste Vlaamsche organisaties; hij zal daar tevens vermeld vinden, dat van de 170 mannen, die vór den oorlog als vertegenwoordigers van het Vlaam sche volk in Kamer en Senaat waren gekozen, slechts twee zich bij de activistische beweging hadden aangesloten. Het is volkomen onjuist, wanneer het Utr. Dagblad ter verdediging van het gedrag der Vlaamsche activisten tijdens den oorlog aanvoert, dat zij van de Duitschers alleen toepassing en uitwerking der maatregelen ver zochten, die reeds door de Belgische regeering waren voorbereid. Dit kan alleen gelden voor de vcrvlaamsching der Gentsdie hoogeschool, maar niet voor den veel dieper ingrijpenden maatregel van de be stuurlijke scheiding. En ook die Vlaamsche hoogeschool hebben de mannen, die jarenlang ervoor hadden geijverd, niet willen aanvaarden uit de handen der vijanden van hun land. Ik noem slechts den naam van Paul Fredericq; was er n, die zuiverder Vlaamsch voelde dan hij? ook niet de geringste medewerking heeft hij willen verleenen tot wat de Duitschers met de Gentsche hoogeschool voorhadden; zij hebben er hem voor doen boeten door hem, met zijn vriend Pirenne, naar Duitschland te deporteeren. Dit moge Het Volk eraan herinneren, dat het niet de activisten waren, die het gevaarlijkste spel speelden. Zeker, het spel heeft een slechten afloop voor hen genomen, maar toen zij met de Duitschers aanbonden, hadden deze de macht in handen en geloofde niemand, dat de oorlog voor hen een noodlottigen keer zou nemen; er werd toen meer karakter verejsdit, om de lokstem der Duitschers te weerstaan, dan om er gehoor aan te geven; er behoorde toen meer moed toe, om zijne handteekening te zetten onder een tot het hoofd der bezettende macht gericht protest, dan om zich te leenen tot een werktuig van hare bedoelingen. De overgroote meerderheid van de leiders der Vlaamsdie beweging beeft het bedrijf van de activisten tijdens den oorlog als onwaardig en on zedelijk gebrandmerkt, als een vergrijp tegen het aan Walen en Vlamingen gemeenschappelijke, en door hen als zoodanig erkende, Belgische vaderland. Maar die activisten zoo zegt men handelden toch uit idealistische motieven; het was hun niet om eigen voordeel, maar om de bevordering van de Vlaamsche zaak te doen. Ik zal het niet tegenspreken; ik wil aannemen, dat zij, die dit verkondigen, de bewuste activisten tot in hart en nieren kennen. Aan mijn oordeel over hunne daad verandert dit echter niets. Zij hebben dan gehandeld naar de leer: het doel heiligt de middelen een leer, die ik even verfoeilijk vind als de middelen, waarnaar de activisten gegrepen hebben bij de toepassing ervan. Voor het niet zeer waarschijnlijke geval, dat mijn geachte opponenten mij van de dwalingen mijns weegs hebben willen bekeeren, moet ik hen dus te leur stellen. Maar hierover kunnen zij nu gerust zijn: de handelwijze van onze Regeering verdedig ik niet. Het is alleen in hun, maar nooit in mijn brein opgekomen, dat de Regeering hare beslissing in de zaak-Tack zou motiveeren met de uit legging van den term staatkundige redenen", die ik haar bescheidenlijk aanbood; zelfs van een Cliristelijkhistorischen minister als den heer de Visser verwacht ik niet zooveel eerbied voor het begrip vaderlandsliefde. K E K N K A M p liiiinilliiillltl mum minimin i iiimmiiiiimiimii minimi werkelijkheid geen anderen naam dan ,,réaiité"; ook het Engelsen niet. In die talen kan men niet philosopheeren. Ik heb mij vermoord, door alles te zeggen in mijn moedertaal. De natie komt er minder op aan, en zelfs mijn boeken. Maar onze taal ! Wal zal daarvan over zijn over 500 jaar? Het land zal weg zijn. Ook het Duitseh zal weg zijn. Over 1000 jaar spreekt ieder Kngelsch, Spaansch, PortugeeseJi en Chineesch. Geen grooter weelde dan verfijnd gebruik van de welluidende woorden onzer moeder taal ! Onze wclopgevoedheid blijkt niet uit het parkeren van vreemde woorden ! Wij hebben een taal, te goed voor het Kollewijnsch. Ik kan de e's en n's niet missen. Niet moeten we schrijven, zooals we spreken; we komen niet in Kvacostuum. We hoeven niet te schrijven als Van der Palm, maar men moet niet in het vleesch snijden; het verschuift vanzelf. Onze taal wordt uitge kleed, bevuild, in ons encanailleerend tijdvak. Wie onze moedertaal spreekt, spreekt woord/<;//nV/('N, waarvan de leden onderling verhand houden. Deugd deugdzaam?deugen deugdelijkheid vormen een familie, zijn z te verbinden, dat de flauwe smaak der deugd verhelderd wordt in en tot het begrip. Ook: werk- bewerken uitwerken ---samenwerken werkzaamheid?werkeloosheid vormen een fa milie. Wie met verdraaid bewustzijn (door réaiité" ) tot werkelijkheid" komt, begrijpt er niets van, bedoelt een ding. Maar reeds de eerste lettergreep spreekt van wat anders, van werk. Wie van werkelijkheid spreekt, spreekt van werkzaamheid, en moet er alle kategorieen dier werkzaamheid, ook de kracht, in bedoelen. Kn toch is zij nietc/i/cc/ werkzaam heid; er is ook werkeloosheid in te denken. Zij 's te denken van twékanten al naar men het neemt. Reeds aan dat eene woord -- werkelijkheid --- is voor onze taal een pleidooi te houden ! Kr zijn geen ondubbelzinnige woorden. Waren ze er, dan was er geen woordiw/wm/. Ja: in deze colleges wordt men aan een zoet lijntje van de eene kategorie gebracht naar de andere; er wordt gegoocheld"!' Maar beter, dan mij dit te verwijten, ware het, de logica van het goochelen te doordenken. De zaak is, dat ik aan een woord nog een andere dan de onmiddellijke beteekenis laat opdoemen. Kn dit is niets meer of minder dan de redelijkheid van het begrip zelf: dit openbaart, wel doordacht, iets anders, hei andere. Goed doordenkende, komt men van het een tot het ander; aan een enkel begrip is de heele Encyclopaedie te ontvonken. Door goochelen" brengt het denken in de kategorieen verband ! Hoe meereen taal ons daartoe in staat stelt, des te edeler is zij. Zinsverdraaiing'? Ja. Maar geen fout tegen de taal ! Pijnlijk gehoorzaam ik Ie génie de la langue. Niet de woorden, hun beteekenis verdraai ik naar boven. Ja, waar is de oude beteekenis gebleven in Uzelf? De beteekenis en de triomf van het redelijke woordenspel is, dat de woorden als schakels aan elkaar geketend blijven. Gij hebt den leermeester niet op woordgegoochel te betrappen, hem. niet te verwijten, dat hij is als een aal, die onder de vingers wegglipt: zoo is de werkelijkheid \ Hier wordt ge goocheld" in liet tieht der eeuwigheid! D.w.z. de rede zelve doet het voor ons - en moet weerklinken in ons, om het te beamen". ,,Wat zal de leer der waarheid anders zijn dan de leer van wat in de rede ligt, redeleer, logica? De Logica is voorbereiding tot be spreking van natuur en geest, doordat ze spreekt van wat in alle eeuwigheid, overal en altoos, geldt. Zij is geen afzonderlijke wetenschap, maar ordenende doordenking onzer kategorieen, d. z. de kernbegrippen aller kunst, godsdienst en wetenschap. Incidenteel, als corollarium van de orde ning der kategorieen, verschijnt dan een rangorde der wetenschappen. Zoo is de wijsbegeerte zaak voor ieder studeerende. Ook of juist de natuur openbaart geen andere waarheid dan begrip. De heele natuur wetenschap is zoeken van redelijkheid" in het verschijnsel. Zuivere rede, die betrekkclijkmet niets mag verband honden, is vol van al het andere, geeft allerlei zakelijke opmerkingen omtrent natuur, ziel, geest, samenleving, kunst en godsdienst. Haar rijk is een rijk van zuivere begrippen, van we kunnen zeggen: bloedelooze schimmen. Maar dezen beheerschen de heele werkelijkheid, zijn er de waarheid van. Het onzienlijke onthult de waarheid aller zienlijkhcden. De Logica is liet kompas, waarmee we den oceaan der denkbaarheden doorstevenen. Kr is geen caesuur tusschen philosophen en andere menschen; de philosophie is het menschelijk denken driedubbel overgehaald, op den hoogsten trap van veralgemeening. De philosophen zijn de beste" menschen van hun tijd, de brandpunten, waarin alle stralen samenkomen, en die zoodoende de beschaving eener periode vertegenwoordigen. Geen begrip van iets anders, zonder begrip van liet Begrip; niets is te begrijpen in 'zijn werkelijkheid door wie niet de Werkelijkheid heeft doordacht. Zietdaar het nuf" der Redeleer."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl