Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 14 Oetober
A°. 1933
DE
STERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruithefaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: 1. Vlaanisclie activisten tijdens den
oorlog, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp. Woorden
van Prol. Bolland, door Ester Vas Ntines. 2.
Sikivereering, teekening van Jordaan. De ambtenaar
en de parasiet, door Mr. O. H. Arnhardt Jr.
Krekelzang, door J. H. Speenlioff. Medische
Kroniek, door Prof. Dr. W. Storm van Leeuwen.
3. Speekzaal. De Volkenhondsvergaderini;, door
Mr. B. de Jong van Beek en Donk. 5 Voor
Vrouwen ,red. Elis. M. Rogge : Bijkomstighcilen,
door Annie Salomons. Moeders, door W. Petillon.
De Bezuinigingsmuts, door C. Schaake-Verkozen.
Spinnen, door Dr Jac. P. Thijsse. 6 Muziek
in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog, met
teekeningen van B. van Vlijmen. Nieuwe Fransche
boeken, door Johannes Tielrooy. 8. East and
West, door Ellen Forest. Dram Kroniek, door
Top Naeff. 9. Bij de promotie van Jac P. Thijsse,
teekening van Joh. Braakensiek. Charivaria,
door Charivarius 't Schietgat, door Melis Stoke
Rosa Lynd f. Ontcijferkunst, door Frinia.
10. Rym-Kronyck, door Melis Stoke, met
teekeningen van J. W. Bloem. Uit het Kladschrift
van Jantje. Bintenlandsche humor, door Chari
varius. Omslag : Schaakrubriek, redacteur Dr
A. G. Olland.
Bijvoegsel : Het Engelsch-Fransche accoord over
de Oostersche kwestie, teekening van Joh. Braa
kensiek.
VLAAMSCHE ACTIVISTEN
TIJDENS DEN OORLOG
Zooals te verwachten was, lieeft mijn
artikel over De zaak-Tack" scherpe
bestrijding uitgelokt: in Het Volk (van
9 Oct.), Het Vaderland (van U) (Jet.)
en het Utr. Dagblad (van denzelfden
datum); in de rubriek Spreekzaal"
van dit nummer der Groene zullen onze
lezers ook een ingezonden stuk van
mr. A. Loosjes over het genoemde
onderwerp aantreffen.
Zonder misverstand schijnt een debat
nu eenmaal niet te kunnen worden ge
voerd. Ook in dit geval heb ik verkeerde
uitlegging van mijne bedoeling at' te
weren.
In de eerste plaats dan heeft men
mijne woorden zoo opgevat, alsof ik
eigenlijk van meening was, dat onze
Regeering zich hare gedragslijn niet
door België had laten voorschrijven,
maar dat zij deze zelf had bepaald en
aan de benoeming van dr. Tack hare
medewerking had onthouden, omdat
zij daarmede haar afschuw wilde tonnen
van menschen, die verraad hebben
gepleegd jegens eigen land.
Ironie blijft altijd een gevaarlijk stijl
middel; wie het gebruikt, zegt juist
het tegenovergestelde van wat hij be
doelt; uit reverentie voor zijne lezers
kan hij dit niet uitdrukkelijk vermelden;
hij moet erop vertrouwen, dat zij zelt
de wending naar het ironische bespeu
ren, ook zonder dat hij het
waarschuwingssein heeft geheschen.
En het leek mij ook niet zoo moeilijk
voor den lezer, te begrijpen, dat ik zelf
niet in ernst geloofde aan de door mij
geopperde uitlegging van den term
staatkundige*redenen". Als de Regee
ring gehandeld had krachtens het door
mij veronderstelde motief, dan zou,
schrijft Het Volk, dit niets uitstaande
hebben met staatkundige redenen":
juist mijne meening; dit bleek, docht
mij, reeds uit de gewrongen uitlegging,
die ik aan den bedoelden term moest
geven om den schijn te kunnen aan
nemen, of ik geloofde dat de Regeering
met staatkundige redenen" bedoelde:
het belang van den Nederlandschen
staat eischt, dat zijne regeering toont
een afschuw te hebben van 'verraders.
Indien ik geen ironie had gebruikt,
zou ik dus hebhen geschreven: de
Regeering zou hare daad kunnen recht
vaardigen, wanneer zij over den heer
Taek oordeelde zooals ik; maar ik ge
loof geen oogenblik, dat zij dit doet;
ook had zij dan hare weigering niet
niet staatkundige redenen" kunnen
motiveeren; er blijft dus niets anders
over, dan aan te nemen dat zij België
naar de oogen heeft gezien; voor zulk
een oogendienerij zie ik geen aanneme
lijke verdediging; dus keur ik hare
handelwijze af.
.Hiermede hoop ik het misverstand
te hebben opgeheven, alsof ik mij zou
willen opwerpen tot pleitbezorger van
de gedragslijn onzer Regeering tegen
over dr. 'l'aek.
Een tweede misverstand, waartoe
ik zelfs door ironie geen aanleiding heb
gegeven, is de meening, dat ik in het
algemeen de politiek der Belgische
activisten heb gebrandmerkt als een
politiek van verraders".
Er is geen regel in mijn vorige artikel,
die zulk een gevolgtrekking rechtvaar
digt. Ik maak een scherp onderscheid
tusschen wat de activisten tijdens en
na den oorlog hebben gedaan. Hunne
politiek na het sluiten van den vrede
schijnt mij weinig verstandig; maar
ik heb mij daarover niet uitgelaten; en
als ik dit zou doen, zou ik hen, die er
voor ijveren, zeker geen verraders"
noemen; sinds het einde van den oorlog
heeft ieder Vlaming het recht propa
ganda te maken voor bestuurlijke
scheiding" of voor het nog verder strek
kende doel: de politieke zelfstandig
heid van de Vlaamsclie gewesten, zonder
dat men hem daarom van landver
raad" zou mogen beschuldigen.
Neen, ik had het in mijn vorig arti
kel alleen over de Vlaamsche activisten,
die tijdens de bezetting van België dooi
de Duitschers de hulp van den vijand
van hun land hebben aanvaard, en
met name over activisten als dr. Tack,
die zitting hebben genomen in den
zoogenaamden Raad van Vlaanderen".
De hulp van den vijand van hun land:
maar, zoo voert men mij tegemoet,
België was hun vaderland niet; zij had
den Vlaanderen lief boven België.
Gesteld dat dit zoo ware: waarom
roemt men er dan over zooals in de
geschriften van de activisten en hunne
vrienden herhaaldelijk is gedaan dat
de meerderheid van de Belgische strij
ders aan den Ijzer uit Vlamingen be
stond? vochten die dan niet voor België,
maar uitsluitend voor Vlaanderen? en
zoo zij dit laatste deden, waarom deden
zij het clan? waarom liepen zij niet liever
over naar de Duitschers, van wie im
mers het heil voor de Vlaamsche zaak
was te verwachten? en zoo zij dit niet
konden, waarom vochten zij dan niet
slapjes en onwillig? maar in dit
laatste geval, waar blijft dan de roem,
dat niet de Walen, maar de Vlamingen
de helden van den Ijzer zijn?
Maar het is niet waar, dat bij de Vla
mingen Vlaanderen boven België ging.
Zij stonden niet naar de voorstelling,
waaraan men ingang heeft trachten te
verschaffen tegenover België als de
Tsjechen tegenover
Oostenrijk-Hongarije of de leren tegenover Engeland.
Dit zijn bedenksels van later, om de
houding van de activisten, die heul
zochten bij de Duitschers, goed te
praten.
Wanneer men over deze activisten
wil oordeelen, dan moet men zich los
maken van alles, dat na den oorlog is
gebeurd; clan moet men zich dus ook
niet laten leiden door antipathie hoe
gerechtvaardigd ook tegen de poli
tiek van de Belgische regeering in de
laatste jaren.
Wanneer men wil weten hoe, vór
en tijdens den oorlog,' de Vlamingen
tegenover België gevoelden, dan moet
men alleen hooren naar hen, die toen
de vertegenwoordigers waren van de
Vlaamsche zaak.
Reden tot beklag tegen de regeering
van hun land hadden zij in overvloed;
desondanks dachten zij er niet over,
op scheiding van Walen en Vlamingen
aan te sturen.
Toen van Waalsdie zijde gesproken
was over séparation administrative",
zei Pol de Mout, in Augustus 1912, als
voorzitter van het Nederl. Taal- en
Letterkundig Congres, onder algemeene
instemming:
""" " "»" Illlllllll Illlll 111111111,1, ,?, ,>
iitmiiiiiiiiiii
WOORDEN VAN PROFESSOR
ROLLAND
(Uit aanteekcningen, gehouden door me j.
Ester Vas Nunes van de colleges, die nu
wijlen de hoogleeraar in de jaren 1904 tot
1921 te Amsterdam heeft gegeven.
Wijsheid is niet herhaling van
kmid'gheden. Als zij alle wetenschappen lueft
gebaard, wat blijft dan over voor haar?
Zelf verkeering tot vrucht. Over d:e vruchten
heen kan de moeder zichzelf tot vrucht
verkeeren. Zij is aller centraliteit, het begrip
van aller wezen. Zij doordenkt de 'woorden
zelf, denkt ze praegnant. Dat is juist wijs
begeerte : ons duidelijk maken, wat we zeggen ;
in de woorden rneer zin leggen; ze verbinden
(ip nieuwe, onverwachte, wijze. Toch nooit
zoo, als werd daardoor -een terminologie
geschapen of verbeterd. In alle richtingen
maken we gebruik van bekende woorden,
maar wij oefenen ons er in, ze
welensclinppelijk te gebruiken. 'Hier' worden geen ..inge
wijden" gefabriceerd, hier wordt men ge
oefend. Ik kom voorgaan in eigen oefening.
Ingewijde" zou men worden, als de \va;;rh:,t'i
even ware mee te deelen. Niet aan ckn
beroemdste !
Redeleer is spraakleer der wetenschap. De
philosoof is niet zoeker van soorten, maar
verrijker der taal.
Het is van het hoogste belang, ons te
ontwikkelen tot zuiver woordgebruik; 7.11 ve
ring daarvan is tevens zuivering \'ü\\l>e«:'in.
De wetenschap zou zuiverder formuleren,
zoo zij rekening hield met de re de k e r. !). ,:e
toch onthult haar centrale punten of ka!,
gorieën ruimte, traagheid, stof, z\ i, enz.
als facturen van eigen -bezinning. Mei
wetenschappelijke beschrijven werkt mei
kategorieën, die wijzelf zijn, maar beseft n;r t,
dat het zichzelf beschrijft, dat het beschrijft,
hoe eigen denk?n van het een tot het ander
komt. Het meent slechts dingen te beschrijven,
komt niet tot zichzelf.?Wel z:ei men MI]
dat wiskunde onontbeerlijk :s voor de vakken,
waarin zij voorondersteld is, m;-.;;,: men
begrijpt niet, dat dit in nog veel hoog.. ;? mate
geldt voor de redeleer, d'c vi;on;r,der.-,kld
is in alles, ook in de wiskunde - al gtv.lt
men toe, dat bij lager en middelbaar onderwijs
taalonderwijs onmisbaar is, en ieder d.ent
te weten ,wat voorzetsels zijn, zal hij ze behoor
lijk gebruiken. De wetenschap evenwel staat
nog onder de signatuur der Renaissance
het tijdperk van eenzijdig observeren, van
empirisme, als reactie op het eveneens' een
zijdige scholastieke denken, dat van de wereld
om zich heen te veel had afgezien. Noodig
echter is ondervinding en redeneering. Zuiver
heid van denken der scholastieke Middel
eeuwen en zuiverheid van beschouwing der
Renaissance, sub- en objectiviteit, moeten
samengaan; de wetenschap moet svntlietiscli
worden. Alle wetenschap toch moet na
ervaring bezinning zijn. In de onzieiilijkhcid
van het begrip beseften wij, wat wc in de
waarneming beleven. Maar de propaedeusc
der wetenschap, de leer van zuivere rede,
waarin het bewustzijn, eigen algemeene
bijzonderheden of kategorieen nagaande, tot
het inzicht komt, welken zin het er in moet
leggen - blijft onbcoct'end. Kn dit wreekt
zich in allen.
Wij moeten ons beijveren, de wijsheid te
doen spreken in de moedertaal. Dikwijls
bewijst gebruik van vreemde woorden de
velen voelen daarvoor eerbied - dat men niet
weet, wat men zegt. Vertalen we ze maarin het
Nederlandse!] l Dan blijkt hun dwaasheid.
De geest b.v. 's geen ,,substantie", de waar
heid heeft geen ,,onderlaag", als een ledikant.
Het 'is de eerlijkheid van den wijsgeer, 'Mis
niet niet vreemde woorden te verlakken.
Men heeft mij verweten, dat ik liet woord
Goei" gebruik. Hierbij immers denkt de philo
soof iets anders dan anderen. Toch mag hij
het tegenover hen in den mond nemen.
Geen woord ware Ie zeggen, zon hel geen
verschillende beteckenissen toeliet. ken
woord, gehoord door honderd mensellen,
wekt honderd verschillende gedachten die
toch niet zijn zonder eenheid. Wat wil dat
zeggen: elkaar verkeerd begrijpen, terwijl
we toch dezelfde woorden hebben? Ieder is
gedoemd, hij hetzelfde woord iets anders te
denken dan anderen. Maar: we vermogen
elkaar toch ook te begrijpen. Dit is de andere
zij. leder begrijpt mijn woorden op eigen
wijze, draaft toch wat mee. Kris misverstand
en begrip :i: on/e gedachteinvisseling. Moesten
we ecu woi.rc! vvrsmadcn om het onnoozelc
gebruik, dat anderen er van maken, dan
konden we geen woord gebruiken. /;; ell;
woord schuilt een geheim, dut er :<eh in het
gcu'on." gebruik niet aan kan nntlnille/i. Blijven
we even staan bij ongerijmd". We noemen
'ets zoo, als het zich niet met iets anders
laat ,,rijmen". Waarmee echter moet de
waarheid rijmen? Zij rijmt alleen met
zichzc If, met ir ets anders, is dus tl e ware ongerijmd
heid. In zuiverheid van rede moet men zich
wennen aan woorden, die in gemeenzame
taal a'.ki nrend kun ;en. Zoo ook aan woor
denspel". In den g. wonen zin, in de
onmiddellijkheii! der bedoeling, beteekent het: zinloos
woordgebruik. Maarj doordenkende, vragen
we ons af, of er geen waar woordenspel is,
hetwelk ongeoefenden wel hetzelfde lijkt als
dat andere, maar toch heel wat zinrijker is.
Is een woord niet ;ets béters clan zinledigheid?
Het is een klank met beteekenis. Bedoelt men,
ons woordenspel" verwijtende, een spel
met zinledighedeii of niet ziiiny/clieden? Het
eerste? Dan ligt het aan den hoorder, die
niet vermag, den zin te .bespeuren. Kn: wie
met zinrijke klanken speelt, toont daarin zijn
vrijheid. Zeker, om te beginnen doet spel
denken aan kinderen. Maar inzooverre we
met arbeiden van nood, en toch werkzaam
zijn, ongedwongen dus, spelen we allen. Het
spel is derhalve niet verachtelijk -?al kan het
verkeerde uiting van vrijheid zijn. Aan
woordenspel kan men doen in verkeerden
en in goeden zin. De haltheid van den
gewonen nmnist" is, dui/cnd scheldwoor
den te gebruiken als scheldwoorden
zon
der meel'. De ware inonist weet, dat ook
in dezen d: werkelijkheid eene is van
verkeeringen, de verkeering zelf. Hij verkeert
de verkeerde hcteckcuis zoo, dat men in die
vcrkecrdhekl liet \vure ziet. Ik neem niet
het verkeerde in het woordenspel voor mijn
rekening. Maar de hóge zin er van is: liet
spel ra n liet ware met zichzelf.
Ze zeggen, dat ik de woorden willekeurig
gebruik. |a, anderen doen het niet zó.
Maar zal de verfijnde toon van een viool
willekeurig" hcetcn, omdat ecu krasser er
abominabele geluiden uit liaall? Zou is de
Irek in de philosophie onmiddellijk te
hetkennen aan zijn gebruik van het woord
werkelijkheid". Gebruikt hij het synoniem
met i'eai: U i!", dan begrijpt hij er niets
van. l .a i'eeilite komt op mijlen afstands iret
toe aan wat wij bedoelen met de werkelijkheid.
De/e is voelbaar aeqnivaienl met de waarheid.
De realiteit, liet ding. is er in meegedacht,
maar meer nn;;: ook zijn verschijnselen, zijn
wisselingen, en hel andere: de wettelijkheid.
N;et echter onder de nuliteit is alles te
brengen, Miei tl: :e is de volledige werkelijkheid ;
IK t denken duet toch k mee ! Wil een
Kranscliman de gedachte niet tot niets
maken, dan moet hij zeggen: La pensee est
une re'a.ité. Maar dat is ze niet; ze is idéalité,
ridéaiitéc lle-ineme ! leen keisteen is réaiité;
de gedachte is liet nadere van een ding: liet
wezenlijke, werkelijke, ware, mi-iling l Ken
kenmerk der lagere talen 'is, dat /h voor
uit velschil g. ui woorden hebben. Prof.
Salverda de Grave zei, dat mijn Neder
land',eii onvertaalbaar is, gelijk Kninsche
poëzie. Ncvii, er komt iets anders aan het
licht dan on\eiiaalbaarheid van mijn stijl :
her betreft den kategorieen! Het Fransch
heeft voor zulk een hooge kategor'e als de
Ik stel er prijs op, hier heden bij'
deze plechtige gelegenheid en in het
bijzijn van zulk een groot aantal
Viaamschgezinden en leiders van
Vlaamschgezinden, van elke belijdenis
en van elke politieke richting, klaar en
duidelijk te kunnen zeggen: nog nooit,
ook niet in de somberste dagen van
Vlaanderens geschiedenis na 1830, is
uit onze rangen een stem opgegaan,
aandringende op iets dat op bestuur
lijke scheiding zou gelijken"; wij willen
zoo kan men de rest van zijn betoog
samenvatten van geen scheiding
hooren; wij willen ons land, innerlijk
al genoeg verdeeld, niet ook naar buiten
? nog verzwakken.
En van het begin van den oorlog af
hebben de erkende vertegenwoordigers
der Vlaamsche beweging geprotesteerd
tegen de inmenging der Duitschers in
die beweging, zooals ik hier reeds de
vorige week met aanhalingen heb ge
staafd.
Men vindt die protesten bijeen in
de in 1918 verschenen brochure Hoe
Vlamingen Duitsche
Vlaamschgezindheid schatten" ; daar kan de hoofdredac
teur van het Utr. Dagblad ook een ant
woord krijgen op zijne vraag wie het
waren, die protesteerden; hij zal dan
zien, dat het protest van Januari 1918
tegen een proclamatie van den
zoogenaamden Raad van Vlaanderen
geteekend is, niet maar door een groep
Vlamingen", maar door ruim 200 ver
tegenwoordigers van de grootste en
invloedrijkste Vlaamsche organisaties;
hij zal daar tevens vermeld vinden, dat
van de 170 mannen, die vór den oorlog
als vertegenwoordigers van het Vlaam
sche volk in Kamer en Senaat waren
gekozen, slechts twee zich bij de
activistische beweging hadden aangesloten.
Het is volkomen onjuist, wanneer
het Utr. Dagblad ter verdediging van
het gedrag der Vlaamsche activisten
tijdens den oorlog aanvoert, dat zij
van de Duitschers alleen toepassing
en uitwerking der maatregelen ver
zochten, die reeds door de Belgische
regeering waren voorbereid.
Dit kan alleen gelden voor de
vcrvlaamsching der Gentsdie
hoogeschool, maar niet voor den veel dieper
ingrijpenden maatregel van de be
stuurlijke scheiding.
En ook die Vlaamsche hoogeschool
hebben de mannen, die jarenlang ervoor
hadden geijverd, niet willen aanvaarden
uit de handen der vijanden van hun
land.
Ik noem slechts den naam van Paul
Fredericq; was er n, die zuiverder
Vlaamsch voelde dan hij? ook niet de
geringste medewerking heeft hij willen
verleenen tot wat de Duitschers met
de Gentsche hoogeschool voorhadden;
zij hebben er hem voor doen boeten
door hem, met zijn vriend Pirenne,
naar Duitschland te deporteeren.
Dit moge Het Volk eraan herinneren,
dat het niet de activisten waren, die
het gevaarlijkste spel speelden. Zeker,
het spel heeft een slechten afloop voor
hen genomen, maar toen zij met de
Duitschers aanbonden, hadden deze de
macht in handen en geloofde niemand,
dat de oorlog voor hen een noodlottigen
keer zou nemen; er werd toen meer
karakter verejsdit, om de lokstem der
Duitschers te weerstaan, dan om er
gehoor aan te geven; er behoorde toen
meer moed toe, om zijne handteekening
te zetten onder een tot het hoofd der
bezettende macht gericht protest, dan
om zich te leenen tot een werktuig van
hare bedoelingen.
De overgroote meerderheid van de
leiders der Vlaamsdie beweging beeft
het bedrijf van de activisten tijdens
den oorlog als onwaardig en on
zedelijk gebrandmerkt, als een vergrijp
tegen het aan Walen en Vlamingen
gemeenschappelijke, en door hen als
zoodanig erkende, Belgische vaderland.
Maar die activisten zoo zegt men
handelden toch uit idealistische
motieven; het was hun niet om eigen
voordeel, maar om de bevordering van
de Vlaamsche zaak te doen. Ik zal het
niet tegenspreken; ik wil aannemen,
dat zij, die dit verkondigen, de bewuste
activisten tot in hart en nieren kennen.
Aan mijn oordeel over hunne daad
verandert dit echter niets. Zij hebben
dan gehandeld naar de leer: het doel
heiligt de middelen een leer, die ik
even verfoeilijk vind als de middelen,
waarnaar de activisten gegrepen hebben
bij de toepassing ervan.
Voor het niet zeer waarschijnlijke
geval, dat mijn geachte opponenten
mij van de dwalingen mijns weegs
hebben willen bekeeren, moet ik hen
dus te leur stellen.
Maar hierover kunnen zij nu gerust
zijn: de handelwijze van onze Regeering
verdedig ik niet. Het is alleen in hun,
maar nooit in mijn brein opgekomen,
dat de Regeering hare beslissing in de
zaak-Tack zou motiveeren met de uit
legging van den term staatkundige
redenen", die ik haar bescheidenlijk
aanbood; zelfs van een
Cliristelijkhistorischen minister als den heer de
Visser verwacht ik niet zooveel eerbied
voor het begrip vaderlandsliefde.
K E K N K A M p
liiiinilliiillltl mum minimin i iiimmiiiiimiimii minimi
werkelijkheid geen anderen naam dan
,,réaiité"; ook het Engelsen niet. In die
talen kan men niet philosopheeren. Ik heb
mij vermoord, door alles te zeggen in mijn
moedertaal. De natie komt er minder op
aan, en zelfs mijn boeken. Maar onze taal !
Wal zal daarvan over zijn over 500 jaar?
Het land zal weg zijn. Ook het Duitseh zal
weg zijn. Over 1000 jaar spreekt ieder
Kngelsch, Spaansch, PortugeeseJi en Chineesch.
Geen grooter weelde dan verfijnd gebruik
van de welluidende woorden onzer moeder
taal ! Onze wclopgevoedheid blijkt niet
uit het parkeren van vreemde woorden !
Wij hebben een taal, te goed voor het
Kollewijnsch. Ik kan de e's en n's niet missen.
Niet moeten we schrijven, zooals we spreken;
we komen niet in Kvacostuum. We hoeven
niet te schrijven als Van der Palm, maar
men moet niet in het vleesch snijden; het
verschuift vanzelf. Onze taal wordt uitge
kleed, bevuild, in ons encanailleerend tijdvak.
Wie onze moedertaal spreekt, spreekt
woord/<;//nV/('N, waarvan de leden onderling
verhand houden. Deugd deugdzaam?deugen
deugdelijkheid vormen een familie, zijn z
te verbinden, dat de flauwe smaak der deugd
verhelderd wordt in en tot het begrip. Ook:
werk- bewerken uitwerken ---samenwerken
werkzaamheid?werkeloosheid vormen een fa
milie. Wie met verdraaid bewustzijn (door
réaiité" ) tot werkelijkheid" komt, begrijpt
er niets van, bedoelt een ding. Maar reeds
de eerste lettergreep spreekt van wat anders,
van werk. Wie van werkelijkheid spreekt,
spreekt van werkzaamheid, en moet er alle
kategorieen dier werkzaamheid, ook de kracht,
in bedoelen. Kn toch is zij nietc/i/cc/ werkzaam
heid; er is ook werkeloosheid in te denken.
Zij 's te denken van twékanten al naar
men het neemt. Reeds aan dat eene woord
-- werkelijkheid --- is voor onze taal een
pleidooi te houden !
Kr zijn geen ondubbelzinnige woorden.
Waren ze er, dan was er geen woordiw/wm/.
Ja: in deze colleges wordt men aan een zoet
lijntje van de eene kategorie gebracht naar
de andere; er wordt gegoocheld"!' Maar
beter, dan mij dit te verwijten, ware het, de
logica van het goochelen te doordenken.
De zaak is, dat ik aan een woord nog een
andere dan de onmiddellijke beteekenis laat
opdoemen. Kn dit is niets meer of minder
dan de redelijkheid van het begrip zelf: dit
openbaart, wel doordacht, iets anders, hei
andere. Goed doordenkende, komt men
van het een tot het ander; aan een enkel
begrip is de heele Encyclopaedie te
ontvonken. Door goochelen" brengt het denken
in de kategorieen verband ! Hoe meereen taal
ons daartoe in staat stelt, des te edeler is
zij. Zinsverdraaiing'? Ja. Maar geen fout
tegen de taal ! Pijnlijk gehoorzaam ik Ie
génie de la langue. Niet de woorden, hun
beteekenis verdraai ik naar boven. Ja,
waar is de oude beteekenis gebleven in
Uzelf? De beteekenis en de triomf van het
redelijke woordenspel is, dat de woorden als
schakels aan elkaar geketend blijven. Gij
hebt den leermeester niet op woordgegoochel
te betrappen, hem. niet te verwijten, dat hij
is als een aal, die onder de vingers wegglipt:
zoo is de werkelijkheid \ Hier wordt ge
goocheld" in liet tieht der eeuwigheid! D.w.z.
de rede zelve doet het voor ons - en moet
weerklinken in ons, om het te beamen".
,,Wat zal de leer der waarheid anders zijn
dan de leer van wat in de rede ligt, redeleer,
logica? De Logica is voorbereiding tot be
spreking van natuur en geest, doordat ze
spreekt van wat in alle eeuwigheid, overal
en altoos, geldt. Zij is geen afzonderlijke
wetenschap, maar ordenende doordenking
onzer kategorieen, d. z. de kernbegrippen
aller kunst, godsdienst en wetenschap.
Incidenteel, als corollarium van de orde
ning der kategorieen, verschijnt dan een
rangorde der wetenschappen. Zoo is de
wijsbegeerte zaak voor ieder studeerende.
Ook of juist de natuur openbaart geen
andere waarheid dan begrip. De heele natuur
wetenschap is zoeken van redelijkheid" in het
verschijnsel. Zuivere rede, die betrekkclijkmet
niets mag verband honden, is vol van al het
andere, geeft allerlei zakelijke opmerkingen
omtrent natuur, ziel, geest, samenleving,
kunst en godsdienst. Haar rijk is een rijk
van zuivere begrippen, van we kunnen
zeggen: bloedelooze schimmen. Maar dezen
beheerschen de heele werkelijkheid, zijn er de
waarheid van. Het onzienlijke onthult de
waarheid aller zienlijkhcden. De Logica is liet
kompas, waarmee we den oceaan der
denkbaarheden doorstevenen. Kr is geen caesuur
tusschen philosophen en andere menschen;
de philosophie is het menschelijk denken
driedubbel overgehaald, op den hoogsten
trap van veralgemeening. De philosophen
zijn de beste" menschen van hun tijd, de
brandpunten, waarin alle stralen samenkomen,
en die zoodoende de beschaving eener periode
vertegenwoordigen.
Geen begrip van iets anders, zonder begrip
van liet Begrip; niets is te begrijpen in 'zijn
werkelijkheid door wie niet de Werkelijkheid
heeft doordacht. Zietdaar het nuf" der
Redeleer."