De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 14 oktober pagina 2

14 oktober 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Oct. '22. - No.' 2364 SIKI-VEREERING Hero and Hero-worship . Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS Het toppunt der Kuituur DE AMBTENAAR EN DE PARASIET Als ik het eens duidelijk mag zeggen: de ambtenaar staat tegenwoordig in het verdom hoekje; er deugt letterlijk niets aan hem, etkunnen niet genoeg exemplaren worden op geruimd, want ze voeren niets uit, ze kosten hoopen geld, ze zijn onpractisch, weltfremd, arrogant, en vermenigvuldigen zich als andere parasieten. Door twee categorieën worden ze in bescherUTENIUIE 4 FOLMEI SPEC 1ALITEIT: Verhuizingen ondtr Garantie Bergp/aatsan rooi- Inboedel* ming genomen; door zichzelf, en dan vaak niet zonder vermakelijke zelfoverschatting; n door voormalige of huidige regeerders, die soms ook wat al te rooskleurig zien. Komaan, laat ons deze kwestie eens bekijken als 'n chi rurg, niet zooeen die snijdt om het snijden van Uw beurs vooral maar die snijdt om te cureeren. Laat het ambtenarendom, waar toe schrijver dezes behoort, zich deze verzuch ting van Tijl Uilenspiegel voorleggen: ,,Dc menschen hut en tui j, muur ik heb liet er naar gemaakt" en bedenken of dat niet ook 'n beetje op hen toepasselijk is. En laten ze neen: we daarna ons af vragen of we wel voldoen aan dien regel van het schoont', hoogmenschelijke, boven-par tijdige en boven-nationale gedicht: Het Vaderland getrouwe blijf ik tut in den dood. Want wie de pretentie durft hebben ambte naar te zijn, dat is, een stuk staatsgezag, een stuk staatshoogheid, 'n stuk staats-zw», die moet aan hooge eisenen voldoen. Die moet nomkoopbaar zijn ook in een tijd als deze: van toenemende omkooperij in hct_vrije verkeer. Die moet bedenken datjjiij zonder meer moet worden uitgestooten bij geschonden ambtseer, zooals de ontrouwe gade door onze voorvaderen werd versmoord in het moeras. Wie ras- of ambtszuiverheid wil: die snifde de rotte plek uit. Wie ambtenaar wil, durft zijn, hij moet toewijding voor anderer zaak kunnen hebben zonder kans op eigen voordeel, hij moet, waar opppervlakkigheid geen gevaar loopt* toch serieus zijn, hij moet ijverig zijn, waar lui heid niet zou worden gegispt. Hij moet stre ven naar deugd en matigheid, naar loyaliteit en menscheüjkheid. Hij moet sociaal inzicht en sociaal gevoel ontwikkelen, geen laagheid begaan voor wien ook, geen goedheid nalaten ten koste van wien ook. Wie deel wil hebben aan de leiding hij zij tot zelfopoffering bereid. Hoe is de toestand nu? De oude regeerder, tevens ambtenaar, zal in oude tijden gekozen zijn uit de kleine sim pele volksgroepen,door nood. Bij oorlogsgevaar werd een aanvoerder, een heir-tog gekozen, die verdween als de bui was afgetrokken. De eerste regeerders moeten helpers, redders, zorg dragers zijn geweest, en dankbaarheid, liefde en vereering zullen spontaan zijn betuigd aan hem, die die zorgen van de groep op zich nam naast zijn privé-zorgen. De staatsvorming schept regeerders, niet meer gekozen door en uit wellicht intuïtief voelende groepen, maar naast, boven ja tegenover het volk opgekomen leiders (quasi vrij gekozen) die, op zijn best, knapper zijn dan de massa, maar vaak niet beter. In elk geval zijn zij noodig, door de relatief stijgende onwetendheid van de massa, die het geheel niet meer overzien kan, laat staan beoordeelen of controleeren. De regeerders laten zich bijstaan door aparte uitvoerders: ambtenaren, 'n tusschengeschoven categorie tusschen regeering en volk, aanvankelijk nog met den schijn van ouden volkseerbied getooid (eerbewijzen, plecht gewaad, paradewerk) later ook daarvan be roofd, soms zonder prestige buiten hun bureau, zelfs zonder dat er binnen niet zelden. mm IliTU TOEZEUIM UI VAN DER HOOP' MEUBELBEWARINO?N TRANSPORT MIJ. pratiuTELEFOOI AMSTERDAM tAI HAAR LAATST VERSCHENEN PROSPECTUS usmni ?.Tmustnat HM zou «o. Het is geen wonder. De 'staatsbemöeïing is veel sterker toegenomen dan het sociaal be wustzijn; de massa kan niet zooveel goede ras-ambtenaren voortbrengen als noodig is, en daar niet naar karakter, sociale ontwikke ling, ethiek e.d. wordt gekeken, doet licht de proleet naar den geest zijn intocht: de proleet naar den geest, die bij gunstige gelegenheid een proleet van de daad wordt, die, hij moge laag zijn of hoog, zich laat omkoopen om slecht te zorgen, waar zorgen zijn plicht was. Het gevoel der afstamming" wordt ver loren: dat men een stukje staat is, bij dag en nacht, tijdens, voor en na dienst, altijd en overal --- in den goeden zin. Zoo wordt en dat niet door de slechtsten alleen geëlscht een rechtspositie, een arbeidscontract, een omschrijving van rech ten en plichten alsof zij kantoorbedienden waren die moeten werken m den baas te helpen verdienen, alsof ze niet deel hadden aan de staats-, de gemeenschapsevolutie zelve als leiders van hoe bescheiden grootte dan ook. Dat verloren gaan van de innerlijke ambtshoogheid geeft aanleiding tot allerlei. B.v. tot onhebbelijkheid tegenover de burgerij. Er worden ongeschikte menschen benoemd, terwijl zelfs in de laagste rangen zoo op de persoon moet worden gelet. Er worden te veel menschen benoemd (op kosten van de belastingbetalers). Er worden tot eigen glorie bureaux ge kweekt naar men zegt. Er wordt maar raak bevorderd, zonder hooger eisenen te stellen aan het werk. Dit bedreigt de goede hiërarchie en bederft den geest. En worden nieuwe rangen soms dwaze gefabriceerd, omdat in de oude rangen menschen komen, die er niet in thuishooren. De titels worden gedepredeerd, er zijn, denkt de buitenstaander, te veel hoogen". Dat is soms niet zoo, het zijn lagen met lager werk, wien men 'n hoogen titel (en loon) heeft gegeven. Het is als zekere republiekjes waar de soldaten om den anderen generaal" zijn, maar geen generaal. Er worden grove uitgaven gedaan. Je weet niet hoe makkelijk wij een miljoen uitgeven," kan worden gezegd door menschen die 't nooit ruim hebben gehad: dat zijn proleten naar den geest. Wat ontbreekt is menigmaal de zorg als voor eigen zaken, de zorg van een bonus pater jamilias. Weliswaar worden soms onpopulaire wetten den ambtenaren verweten in plaats aan de regeering, maar de regeling is toch soms erg omslachtig. Wie de regeering niet durft critiseeren, die spreekt van ambtenarij". In zoo verre is die critiek onwaar En nu: de maar raak benoemden worden afgevloeid"; ze zijn plotseling overbodig, ze zijn parasieten op de schatkist. Ze worden op straat gezet hun verwekkers blijven echter. De werktijd wordt verlengd, ook van hen die nauwelijks te werken hebben. De loonen gaan hier'en daar omlaag -- ze zijn nooit be hoorlijk gestegen geweest weg met den ambtenaar. Het publiek scheert voor 't gemak alles over een kam. Alsof niet uit het feit dat de overheidsdienst nog behoorlijk functioneert en tallooze moeilijkheden worden opgelost (waar het publiek niets van merkt !), blijkt dat er heel wat zorg aan de gemeenschap, chte zórg, wordt besteed. En dat de fouten van Bureaucratius het vele goede van het ambtenaarscorps niet mogen, en ook niet kunnen verduisteren. Intusschen: verliezen we Tij l noch Marnix uit het oog ! M K. . H. A R N II A K D T Jl(. HEYERMANS H cy er mans gaat jubiieeren Door ons dankbaar vaderland, Dertig jaar heeft hij geschreven Voor tooneel en voor de krant. Heel de wereld kent zijn stukken, Overal zijn ze vertoond, Voor zijn gaven en zijn arbeid, Is hij schitterend beloond. Keurig woont hij twee-hoog achter In de buurt van de Jan Steen, Zorgeloos en onbekommerd Vlieden er zijn dagen heen,T& Dikwijls heeft hij zestien centen Voor een ons komijne-kaas, Laatst had hij nog negen stuivers Voor een lapje paardenhaas. Van den zomer ging hij rusten Ergens aan het Kalfjes-strand, En op zijn geleende fietsje Spurt hij langs den Amstelkant. Laatst kwam zijn collega Hauptmann Voor een dagje op bezoek, H ey er mans zat juist te lunchen Met een schotel boterkoek. Toen hij Hauptmann rond zag kijken, Zei hij: 't is hier niet zoo mooi, Maar vrind Broekhuis zal wel zorgen Voor mijn villa in 't Gooi." H ey er mans gaat jubiieeren, Met zijn Schakels gaat hij uit, Holland help hem met het vangen Van een dikke duit aan buit. J. H. S P E E N H O F F illllliiiliilllllliililllllliiiiiiiiilllli UNIE BA! voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, DENHOUT, LOCHEM enBORCULO. Agentschappen in Indië: BATATIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN iiiiiiiiiiiiHiliuiiiiiiliiiiliMiiniiiiiiiiililiiiiiilliiiiilliiiiiiiliiiiiiiiiiiillliiiiiiiiiiiiii iiiuiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiimiiiiiiiiiiiiiiim iiiiiinimittii nu HIII m umi itiimiimu mimiiut i IHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII 11111 MED1 OVERGEVOELIGHEID TEGEN| ZZ^X^ VERGIFTEN Eenigen tijd geleden hield ik op een con gres in Engeland een voordracht over over gevoeligheid tegen vergiften, eiwitten, enz. en de titel was experimental hypersensitiveness". De aard van het congres bracht mee, dat het gehoor voor een deel uit nietvakkundigen bestond, leden van andere secties van het congres. Zoo was onder mijn hoorders ook een priester, die toevallig eenige minuten voor ik beginnen moest, naast mij kwam te zitten. Hebt u cenig idee," vroeg hij mij; waar de volgende voordracht over zal gaan"? k antwoordde, dat ik daar eenigszins van op de hoogte was, aangezien ik zelf de spreker was. O," zei hij I am so much interested in hypersensitivcness, I am Irish, you set', that speaks books" ! En toen vertelde hij mij dat hij lid was van de sectie voor psychologie en dat priesters van deze zaken op de hoogte moesten zijn. Voor mij was dat alweer een bewijs hoe moeilijk het is een titel voor een voordracht zoodanig te kiezen, dat ook zij die niet direct van het vak" zijn, eenigszins begrijpen waarover het gaat. Mijn clergyman luisterde geduldig toen ik hem uitlegde wat wij onder hypersensitiveness verstaan en ik vrees, dat hij zeer teleurgesteld was, dat slechts overge voeligheid van het lichaam en niet die van de ziel zou worden besproken, maar in ieder geval, hij bleef onverstoorbaar vriendelijk en opgewekt en bleef zelfs mijn lezing bijwonen en dat is meer dan men redelijkerwijs, zelfs van een vriendelijk lersch priester, kan ver langen ! De overgevoeligheid dus, waarover ik tien sprak en ook nu iets wil meedeelen, is er niet een van de ziel, maar van het lichaam. Zeker, dikwijls zijn menschen die aan overgevoeligheidsziekten lijden tevens van wat nerveuze constitutie, maar het behoeft niet samen te gaan. Dat niet elk mensen even gevoelig is voor geneesmiddelen of vergiften, is bekend. De een verdraagt alcohol of nicotine beter dan de ander, de eene drinkt ongestraft 10 koppen koffie daags, de ander kan na n kop koffie een gansenen nacht niet slapen. Maar al deze verschillen in gevoeligheid zijn slechts van quantitatieven aard. Dat wil zeggen, iemand die weinig gevoelig is voor alcohol, zal toch, als hij maar génoegdnnkt, dezelfde verschijnselen vertooncn als een ander meer gevoelige, reeds na het drinken van twee of drie glazen wijn heeft. En de man die ongestraft 10 sigaren per dag rookt, zal toch als hij er nog meer rookt 20 of dernoods als hij er tijd voor vinden kan, 30 even misselijk worden en evenzeer hoofdpijn hebben als een ander na l of 2 sigaren. Afgescheiden nu van d.eze overigens genoeg merkwaardige verschillen in gevoe ligheid zijn er gevallen, waarin iemand duide lijke en soms zeer hevige ziekteverschijnselen vertoont, indien hij in aanraking komt met een stof, die f voor normale personen in het geheel niet vergiftig is, f indien het al een vergift is, bij normale personen, in welke dosen ook gegeven, nooit diezelfde verschijn selen opwekt, die de overgevoeligheid' vertoont. Een verdere merkwaardigheid hierbij is, dat de aard van de ziekteverschijnselen, die zich bij overgevoelige personen voordoen, betrekkelijk onafhankelijk is van den aard en de chemische samenstelling van de stof, die de verschijnselen veroorzaakt. In dat opzicht wijken deze overgevoeligheidsreacties" af van alle andere bekende giftwerkingen. Hoe meer men toch van de gewone" werkingen van verschillende geneesmiddelen en vergiften heeft leeren kennen, des te meer heeft men gezien, hoe bijna elk vergift zijn specifieke werking heeft. Veronal en luminal, twee be kende moderne slaapmiddelen, komen in n opzicht overeen: ze verwekken beide slaap, maar wanneer men hun werking iets nauw keuriger bestudeert, ziet men duidelijk ver schillen. Antipyretica, als chinine, antipyrine, aspirine, hebben enkele werkingen gemeen, maar men behoeft niet zeer ver te analyseeren voor men zeer duidelijke verschillen vindt en veel grooter nog zijn de verschillen, indien men vergiften uit verschillende groepen ver gelijkt. En principieel gansch anders is het met de overgevoeligheidsreacties. Wanneer iemand plotseling over het gchecle lichaam een sterk jeukende!! uitslag krijgt (dien wij urticaria en ieeken meestal gal" noemen), dan kan niemand weten of dit komt van eieren, kreeft, aspirine, aardbeien, salvarsan, boor/.unr, melk of wat men maar wil. En wanneer iemand een asthma-aanval heeft, dan kan niemand aan den aard van de verschijnselen zien of inhalatie van stuifmeel, van stof van paarden, of van andere stof, dan wel het eten van varkensvleeseh, of ei, of aspirine, of luminal dien aanval veroorzaakt heeft. Men zal niet van mij verwachten, dat ik hier een verklaring van dit uiterst merkwaardige verschijnsel geef; daarvoor is de tijd nog niet aangebroken. Mijn bedoeling was slechts er op te wijzen, hoe de studie van deze over gevoeligheidsreacties" geleid heeft tot het vinden van de oorzaak van een aantal ziekten en ziektetoestanden, waarvan de aard vroeger volkomen raadselachtig was. Hoewel een af doende verklaring hier zeker niet kan worden gegeven, wil ik tot beter begrip van de zaak formuleeren, dat hij, die de verschijnselen afdoende wil verklaren, in staat moet zijn antwoord te geven op twee vragen n.l.: Waar om vertoont de ne mensen dergelijke overgevoeligheidsverschijnseleii tegen een bepaalde stof, en een ander niet? Waarom geven stoffen van de meest verschillende chemische samen stelling en die anders zeer verschillend van werking zijn, in die gevallen, waarin zij over gevoeligheidsreacties teweegbrengen, steeds eenzelfde groep van verschijnselen (huiduit slagen, asthmatische aanvallen, soms alge meen onwelzijn, hoofdpijn, epileptische aan vallen)? De eerste, die den aard eiidebeteekenis van overgevoeligheidsreacties duidelijk heeft er kend en heeft geformuleerd, is de Engelsche geneesheer Blackley geweest. Blackley toonde in 1873 met alle scherpte aan, dat hooi koorts wordt teweeggebracht door het in de lucht zwevende stuifmeel van sommige planten. Dit is een zeer typisch voorbeeld van overgevoeligheid". Een boer die op een dag, dat de rogge stuift," door zijn velden loopt, is blootgesteld aan een hoeveelheid pollen, vermoedelijk millioenen malen grooter dan de hoeveelheid pollen die in staat is een hooikoortslijder, die midden in een groote stad, in een gesloten kamer, vele kilometers van gras of rogge verwijderd, opgesloten zit, een allerhevigsten hooikoortsaanval te bezorgen. Blackley deed niet alleen deze vondst, maar hij ging nog een stap verder. Hij toonde aan, dat niet alleen de slijmvliezen van oog, neus, keel of luchtpijpen overgevoelig zijn voor pollen, maar dat ook de huid van hooikoortslijders deze eigenschap bezit. Maakt men bij zulk een patiënt een krasje op de huid en brengt er wat pollen op, dan ontstaat een dui delijke quaddel", een witte verhevenheid, onigrensd door een ronden rand. Normale menseden vertooncn deze reactie nooit. Blackley vond tevens, dat niet alle hooikoorlslijders gevoelig zijn tegen hetzelfde pollen en hij probeerde ze te behandelen niet polleninspuitingen. Dit laatste mislukte, omdat hij te groote dosen gebruikte. In de laatste jaren weet men, dat met inspuitingen van zeer kleine hoeveelheden pollen de ziekte veelal gunstig kan worden beïnvloed, maar dat is de eenige vooruitgang van beteekenis, dien onze kennis van de hooikoorts sindsdien heeft gemaakt. Vooral een verklaring van het verschijnsel ontbreekt nog. Ecnige jaren geleden waren we gelukkig, toen was de zaak zeer duidelijk, maar nu niet meer. Toen n.l. door de ontdekkingen van Richet, Arthus e.a. het verschijnsel der ana phylaxie was bekend geworden, werd ge meend, dat men de hooikoorts als anaphylactische reactie kon beschouwen. Onder anaphylaxie verstaat men het volgende. Wanneer men een dier een soortvreemd" eiwit inspuit (dus b.v. kippenei wit of paardenserum bij een marmot), drie weken wacht en opnieuw hetzelfde eiwit inspuit, dan blijkt dat eiwit, dat bij eerste injectie volkomen on schuldig was, bij tweede inspuiting de werking uit te oefenen van een hevig vergift. Een cavia (Guineesch biggetje) die door een eerste injectie is gesensibiliseerd" tegen paardenscruni b.v., kan soms door een tweede injectie met eenige milligrammenpaardeneiwit worden gedood. Ook hier dus ziet men een voorbeeld van overgevoeligheid. Het spreekt wel bijna vanzelf, dat men ge tracht heeft den hooikoorts-aanval als anaphylactische reactie te beschouwen; het was al te verleidelijk. De verklaring ware dan als volgt: bij een normaal persoon zijn om n of andere reden de slijmvliezen van oog, neus, of van maagdarmkanaal niet geheel ondoorlaat' baar voor eiwit (b.v. gedurende een ontsteking of doordat een gedeelte van het slijmvlies beschadigd is.) Vreemd eiwit, in dit geval pollen, dringt in het lichaam binnen, de man is gesensibiliseerd en wanneer hij na eenigen tijd weer in aanraking komt met pollen, krijgt hij een anaphylactische reactie n.l. hooikoorts. Deze verklaring, die men later ook op andere overgevoeligheden (o.a. tegen voedingsmid delen) heeft willen toepassen, is niet houdbaar; n argument ertegen is,dat deoverge voeligheid aangeboren kan zijn, d.w.z. dat de overgevoeligheidsieactie optreedt de eerste maal dat iemand met het overgevoeligheidsvergift in aanraking komt; dan is dus van sensibi liseering door eerste injectie geen sprake. Behalve dit zijn er andere argumenten; dat doet hier thans niet ter zake; genoeg zij te vermelden, dat tbans de verklaring der hooi koorts nog ontbreekt en dat wij wel iets verder zijn dan Blackley in 1873 was, maar dat de groote stap van niet-weten tot volkoinenduidelijk-zijn nog niet is gedaan. Wat betreft de verhouding van anaphylaxie tot overge voeligheid, meen ik, dat men deze zaak het beste aldus kan formuleeren: er zijn verschil lende vormen van overgevoeligheid, n van deze vormen is de anaphylaxie. Zoo opgevat is dus de overgevoeligheid niet een uiting van anaphylaxie, maar anaphylaxie is een uiting van overgevoeligheid. Evenals door Blackley's vernuft de oorzaak van het ontstaan der hooikoortsaanvallen klaar werd, al bleet' het intiemere mechanisme van de reactie nog verborgen, evenzoo kunnen thans voor vele andere ziekteverschijnselen dergelijke, eenvoudige oorzaken worden ge vonden. In n der Duitsche universiteitsklinieken voor huidziekten kreeg men eenige jaren geleden een aantal patiënten, uitsluitend man nen, die allen een eczeem vertoonden aan het rechter dijbeen ter hoogte van den broekzak. Derhalve zocht men naar een voorwerp, dat in al de rechter broekzakken van deze patiënten voorkwam. Dit voorwerp was een lucifersdoosje van een bepaald fabrikaat. Nu bleek het volgende: werd bij n der patiënten op een normaal deel van de huid, b.v. op den arm, een klein stukje van de strijkvlakte van die lucifersdoosjes gelegd, dan ontwikkelde zich een eczeem. Bij andeie menseden gebeurde dit niet, en bij den patiënt in kwestie was ook slechts n van een twintigtal onderzochte fabrikaten werkzaam. In de Amerikaansche literatuur vond ik kort geleden de volgende waarneming. Een man heeft telkens, soms met groote, soms met kleine tusschenpoozen, aanvallen van ernstig onwelzijn, waarbij zijn gezicht, vooral de oogleden, sterk opzwelde en tevens hevige hoofdpijn optrad enz. De oorzaak \v;:s niet te vinden. De diagnose luidde angio-neuiotisch oedeem.wat in het Hollandsen beteekent: een zwelling (van het gelaat) cloor nerveuze in vloeden op de vaten. DJ ze ziekte schijnt ook bij honden voor ie komen; de schrijver van het bedoelde Amerika;.r.schc ::tuk hat' een jong hondje gezien, waarbij ook aanvalsgewijze zwelling van oogen en snuit optrad. Door zorgvuldig onderzoek vond de schrijver, dat zoowel bij den man, als bij den hond de oorzaak der aanvallen school in het eten van varkensvleesch. Van het oogenblik af dat dit uit het menu werd weggelaten, bleven de aanvallen weg. Varkensvleesch is een voor de meeste menschen onschadelijk, zelfs zeer nuttig voedsel; bij enkele individuen echter kan het ziekteverschijnselen teweeg brengen; met rundvleesch schijnt dit niet, of althans zeer zelden voor te komen. Ik acht het zeer waarschijnlijk, dat vele eeuwen geleden reeds analoge waarnemingen zijn gedaan en dat de Joodsche godsdienst het eten van varkens vleesch oorspronkelijk op grond van dergelijke overwegingen heeft verboden. Wat bij de studie van overgevoeligheidsziekten zeer opvalt, is, datdergeiijkepatiënten soms uitgesproken overgevoeligheden hebben zonder zelf daarvan bewust te zijn. Zoo zijn gevallen bekend waar het eten van chocolade een epileptischen aanval bij een epileptiker opwekte, of een asthma-aanval bij een asthniatiker. Deze patiënten hadden jaren lang op deze wijze bij zich zelf aanvallen teweegge bracht zonder in het minst een vermoeden ervan te hebben. Eerst door zorgvuldig zoeken van den arts werd het duidelijk. Een andere patiënt kreeg herhaaldelijk een uitslag op lip pen en mond, jaren achtereen, totdat op zijn twintigste jaar ontdekt werd, dat peulvruchten en varkensvleesch dezen ui t slagteweegbracht c-n. Bij een kind bestond een zeer sterke overge voeligheid tegen eieren; het vertoonde heftige verschijnselen bij gebruik van uiterst kleine hoeveelheden ei (20 milligram eigeel was al vol doende); dit wisten de ouders, maar het was hun ontgaan dat het kind ook overgevoelig was tegen boter en melk. Men zou na het lezen van het bovenstaande kunnen nieenen, dat, aangezien de meest eenvoudige geneesmiddelen (zelfs aspirine) en de meest eenvoudige voedingsmiddelen ernstige verschijnselen kunnen teweegbrengen, elke maaltijd eigenlijk een riskante zaak is. Dat is inderdaad het geval, maar alleen voor zeer enkele personen. Er zijn menschen, sommige asthmatikers, sommige migrainelijders, zeer enkele epileptici, voor wie een maaltijd, bestaande uit eieren, vleesch, visch melk, enz., evenveel nadeelige gevolgen kan hebben als een wandeling door een roggeveld voor een hooikoortslijder met zich brengt. Voor deze menschen, die niet voldoende be schermd zijn tegen het gewone dagelijksche voedsel, is het leven natuurlijk meer gecom pliceerd dan voor een normaal mensen; alleen, zij hebben nu tenminste het voordeel dat door het werk van een aantal onder zoekers van de laatste jaren (waaraan vooral ook de Franschen ijverig hebben deelgenomen) voor hen datgene is verricht, wat door Black ley voor de hooikoortslijders is gedaan n.l.: het opsporen van de oorzaak hunner ziekte verschijnselen. S T o K M V A N I. E i: i; \v r: N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl