De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 21 oktober pagina 2

21 oktober 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

A f i DE ENGELSCHE CRISIS Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan l DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 Oct. '22. - No. 2365 The furious buil iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini iiiiiiiiiiiiinitiiitiiii DE KINDERRECHTER Met de wet tot invoering van den kinder rechter, die l Nov. a.s. in werking zal treden, wordt een groot leemte in onze wetgeving aangevuld. Toen in 1901 de kinderwetten een belangrijke wijziging brachten in het materieele strafrecht, had daarmede gepaard moeten gaan een verandering van het formeele straf recht; dit geschiedde echter niet en zoo werd de groote vooruitgang, dien de kinderwetten hadden kunnen brengen, voor een belangrijk deel te niet gedaan door den verouderden vorm van het strafproces. Als de Memorie van Toelichting tot het nieuwe ontwerp zich uitspreekt in de volgende woorden: Onder werping van het tot misdrijf vervallen kind aan de huidige rechtspraak onzer rechtban ken is een anachronisme," dan mag men wel aannemen, dat er in dezen zeer veel te her stallen was. Het is eigenlijk zeer wonderlijk, dat in den loop van vele eeuwen, nooit de gedachte eens is opgekomen, dat het berechten van kinderen een zeer bijzondere rechtspraak is. Wanneer men de geschiedenis van. de verschillende strafstelsels eens nagaat, dan komt men tot het resultaat, dat alle wetgevingen op dit gebied zich ertoe beperken, uit te maken, welke straf een misdadig kind moet opgelegd worden en welke de leeftijd is, beneden welken geen straf mag opgelegd worden. Maar het denkbeeld, dat bij een kind niet de straffende, doch de opvoedende invloed het grootst moet zijn, is pas in het allerlaatste van de 19e eeuw in Amerika opgekomen. Hier heeft men het eerst ingezien, dat het berechten van misdadige kinderen behalve juridische kennis, van den rechter in hooge mate op voedkundig en psychisch inzicht eischt. Het is niet mijn bedoeling hier indenbreede een uiteenzetting te geven van de Amerikaansche kinderrechtspraak, maar toch dienen enkele hoofdpunten hieruit niet onvermeld te blijven. Na een langdurige voorbereiding werd in Chicago in 1899 de eerste kinderrechter in gesteld, welk voorbeeld in 1906 al door 24 van de 45 Staten van Noord-Amerika gevolgd was. Hoezeer ook deze kinderrechtbanken onderling op kleine punten verschillen, toch hebben zij drie gemeenschappelijke hoofdtrekken: YRAAOTi SI-FA-KO S IQ ARE N Hot voornmmmmto S \. De kinderrechter is uitsluitend kinder rechter; 2. kinderen worden zooveel mogelijk buiten de gevangenis gehouden; 3. invrijheid stelling onder toezicht. Wat nu het eerste punt hiervan betreft, is, op n uitzondering na, in alle 24 staten de kinderrechter los van alle andere rechtspraak (alleen in den staat New-York vervullen de rechters om beurten de taak van kinder rechter) 1); hij houdt zich alleen met de kinder rechtspraak bezig, en maakt daar zijn levens taak van. Op deze wijze kan de kinderrechter iemand zijn, die berekend is voor zijn taak, vooral wanneer hier een goede opleiding aan vooraf gaat. Het oordeelen over misdadigers vordert behalve de noodige wetskennis, een groote hoeveelheid psychologisch inzicht, dat in staat stelt bij elk delict de geaardheid van het individu in aanmerking te nemen; ik wil aannemen dat onze rechters ditinzichthebben. Maar velen van hen zullen tegenover de kinderziel vreemd staan. Het is voor den rechter, die over een volwassene moet oor deelen, veel eenvoudiger, diens gedachtengang na te gaan, dan om dit bij jeugdige delinquen ten te doen. De psyche van een volwassene staat hem nader, het is dikwijls vooreen groot deel zijn eigen gedachtengang, dien hij te beoordeelen heeft. Wat er in een kind omgaat, is voor het meerendeel een gesloten boek. Hoevelen hebben zich wel eens verdiept in het kinderleven, hebben zich den tijd gegund, eens een studie te maken van de kinderziel? En nu zal een door de Kroon aangewezen lid van elke Rechtbank plotseling geacht worden, deskundige op dit gebied te zijn? Waarom dit nieuwe instituut niet losgemaakt van de bestaande Rechtspraak? De nieuwe wet bepaalt, dat de kinderrechter aangewezen wordt uit de leden van de Rechtbank, en alleen wanneer dit niet mogelijk is, wordt naar .een deskundig persoon daar buiten ge zocht, die dan onmiddellijk aan de Rechtbank toegevoegd wordt. De kinderrechter zal dus tevens aan de gewone rechtspleging deelnemen, en zich zoo doende maar gedeeltelijk aan zijn taak van kinderrechter kunnen wijden. In de Memorie van Antwoord zegt de mi nister hierover het volgende: Wanneer de Kinderrechter was kinderrechter zonder meer, zou hij als zoodanig onafzetbaar zijn. Ook al zou een kinderrechter op den duur niet voldoen, hij zou niettemin moeten wordengehandhaaf d". Dit is het eenige bezwaar, dat door den minis ter tegen den onafhankelijken kinderrechter wordt ingebracht, een bezwaar, dat trouwens 1) De resultaten hiervan schijnen, voorzooverre waar te nemen valt, verre van gunstig. Koninklijke Meubelt,aosport-Maatsdiappij iDEGRUYTER&Co.l DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Internationale Verhuizingen voor de rechterlijke macht in het algemeengeldt, dat evenwel bij de overige rechterlijke ambte naren nooit tot groote moeilijkheden in de praktijk aanleiding heeft gegeven. Waarom zou dit bij den kinderrechter, waarvoor toch een bij uitstek deskundig persoon zal gezocht worden, wel het geval zijn? Toegegeven wordt, dat door een levenslange benoeming een groote mate van ervaring wordt verworven, maar men vreest de moge lijkheid van eenzijdigheid en verlies van ob jectiviteit. En voor die twijfelachtige vrees aanvaardt men een stelsel, waarbij een lid van de rechtbank slechts ten halve zijn werkkracht en aandacht aan de kinderrecht spraak zal kunnen wijden, waarbij hij niet eens alle kinderzaken ter behandeling krijgt, zoodat men nog een belangrijke versnippe ring van de kinderzaken ook krijgt. De kinderzaken, tot de competentie van den kantonrechter behoorende, blijven aan diens beoordeeling onderworpen. Slechts wanneer Openbaar Ministerie of voogdijraad oordeelen, dat de overtreding het symptoom is van beginnenden of dreigenden zedelijken ondergang van den jeugdigen delinquent, zal de kinder rechter onder toezichtstelling kunnen uit lokken. Het eigenlijke hoofdbezwaar tegen den kinderrechter, zooals de nieuwe wet zich dien denkt, is volgens mijn meening, het volslagen gebrek aan contact tusschenhem eenerzijds en het misdadig kind en zijn omgeving anderzijds. Stel het geval, dat er bij elke arrondisementsrechtbank een kinderrechter komt (het ont werp houdt rekening met de mogelijkheid, van n kinderrechter bij meerdere Recht banken, hetgeen den toestand nog ongunstiger maakt), dan wordt het land dus verdeeld over ± 35 kinderrechters, die allen een vrij uitgestrekt rechtsgebied te bestrijken hebben. Wat moet er in dit geval van de persoonlijke aanraking tusschen rechter en kind terecht komen? leder zal het toch met m ij eens zijn, dat een kinderrechter, die slechts van zijn rechter stoel uit de zaken behandelt, allerminst de juiste inzichten omtrent het kind zal krijgen. In vele gevallen zal slechts persoonlijk onderzoek de noodige inlichtingen omtrent het kind kunnen verschaffen, en daartoe zal het den kinderrechter, die tevens lid van de rechtbank is, aan tijd en gelegenheid ont breken. Tenslotte heeft de Minister, onder den drang der bezuiniging, het noodig gevonden, een bepaling in het ontwerp op te nemen, waardoor het mogelijk is, dat een kinderrechter bij meer dere Rechtbanken zijn functie uitoefent. De kinderrechter wordt hierdoor dus rondreizende specialiteit, die dan eens in de eene plaats, dan weer in de andere zitting zal houden; van het rustig bestudeeren van maatschappelijke en sociale toestanden, ^ie op een bepaald individu hun invloeden hebben gehad, is nu vanzelf geen sprake meer. Zoo is van het schoone ideaal, dat de invoering van de kinder rechter in onze rechtspraak had kunnen ver wezenlijken, al heel weinig overgebleven. Men heeft het instellen van een afzonderlijken kinderrechter met de consequenties daaraan verbonden, niet aangedurfd; zooais de Memorie van Antwoord het uitdrukt ,,De minister is van meening, dat de middenweg van het ont werp verkieseiijk is". We hebben nu een heel slap kinderrechter-surrogaat gekregen, dat, al is elke stap in de goede richting vooruit gang, in bijna geen enkel opzicht beantwoordt aan de hooge verwachting, die men van het nieuwe instituut koesterde en weinig hoop geeft op bevredigende resuWaten. Voor hen die door een degelijke voorbereidende stude zich willen bekwamen, later de taak van kinder rechter op zich te nemen, zal dit ontwerp zeer zeker een desillusie zijn. En hiermede kom ik aan een zeer moeilijk punt, dat m.i. ook in landen, waar men op het gebied van kinderrechtspraak ons al een DE GULDEN Onze rijke vriend de gulden, Schijnt een weinig ongesteld, Klinkt hij nog wel even helder Als hij kloek wordt neergeteld? Is hij nog wel te vertrouwen, Maakt hij ons een tikje bang? Is hij magerder geworden, Houdt hij die verkoudheid lang? Als we nog wat harder werken, Wordt hij dan misschien gezond? Of zal hij zich zien verdringen Door den dollar en het pond? Wacht hem soms dezelfde ziekte, Als de roebel, mark en kroon? Gaat hij in den vreemde zwerven, Wordt hij. . . . de verloren zoon? Gulden, laat je goed verplegen, Rust wat uit, versterk je maar, Anders word je uitgelachen Als paljas of bedelaar. Hou je op zijn Hollandsch netjes, Zinnebeeld van eerlijkheid, Help ons door de zware zorgen En den dwazen shimmy-tijd. J. H. S PEENH O F F. UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO. Agentschappen in Indië: BATAYIA, SOERABAYA, SEMARANG, B ANDOEN G, ME DAN en WELTEVREDEN iiniiiiiiiiiiiiiiitiii dertig jaar voor is, nog te weinig belicht is geworden. Welke moet de opleiding van een kinderrechter zijn? Natuurlijk dient hij aller eerst zijn juridische vorming te krijgen, waar bij hij gedurende de laatste jaren zich zal kunnen specialiseeren in de richting van het kinderrecht. Maar daarnaast moeten ook paedagogiek en psychologie zonder twijfel een onderdeel van de studie uitmaken. En ten slotte moet een practische studie van n a twee jaar in eenRijksopvoedingsgesticht of tuchtschool de leemten, die er tusschen theorie en praktijk bestaan, aanvullen. Nu zal men mij toevoegen, dat welhaast niemand deze zeer uitgebreide en moeilijke studie over zal hebben voor een, zooals het zich laat aanzien, vrij gebrekkige instelling. Toch blijft het mijn vaste overtuiging, dat de kinderrechter niet zonder een, zij het ook elementaire studie van bedoelde onderdeelen, zijn taak naar behooren zal kunnen vervullen. MR. J. H. J. H o o G IIIIIIIIIIIIIIIIII11MIIIIIIIII1I11MIIH «HU IIIIIIIIIIIIIMIIMflMIIIIIIIItlllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illlllllllllllllllllllllllll IIIIIIIIIMIIIIIII iitiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiittmiiiiiiiitiiiiiiiiimir u minimi imiiiiimiiiiiii UIT DAJAKLAND Uit Dajakland (Reeks ,,Ons Mooi Indië) Het leven van den Kuppensneller door J. JONGKIANS. Contr. B. B. Meulenhoff-cditie. In de vijf hoofdstukken van dit rijkelijk verlucht boekje, vervat in den vorm van reisverhalen, voert de heer Jongejans ons door het Dajakland (Borneo). Even schetst hij het landschap, dan leidt hij ons, richt hij onze aandacht op het veel en velerlei onbekends, dat ons oog treffen gaat. Men verwachte dus geen systhematische be schrijving van land en volk. In bekoorlijke wanorde vernemen wij over godsdienst, land bouw, zendingsarbeid, fauna, geneeskunde, doodencultus, tatoiiage en nog veel meer. Deze methode heeft iets warreligs en is voor aan systhematiek gewende geesten vermoeiend; maar voor het groote publiek, dat zonder de inspanning, welke de zuiver wetenschappe lijke werken vorderen, ingelicht wil zijn, is juist deze trant het meest geëigend. In het eerste hoofdstuk ,, Langs de Mahakam" varen wij in een prauw op deze groote rivier. Vór ons bewegen rythmisch de bronskleurige roeiers en vreugde is in ons om de schoonheid van hun sterk-gespierde natuurlichamen. Het water der rivier is bruin als die lichamen, de oevers zijn groen, alleen onderbroken door de oranje bloemtrosscn van den pohon bijoe. En onze gids vertelt. Na eenige algemeene uiteenzettingen over aardrijkskunde en be stuursinrichting, krijg»'n wij allerlei belang rijks te hoortn' over de koppsnsnellenj. Het ,,koppensnellen", d.i. moord gevolgd door het afbouwen van het hoofd des verslagenen, is een godsdienstig gebruik. De psychische achtergrond er van is deze: de sneller wil zich meester maken van de ziel van het slacht offer (deze zttelt in het hoofd) opdat de ziel schuts- of geleidegeest worde, hetzij voor hemzelf, hetzij voor een pas gestorven bloed verwant. Vooral als personen van aanzien gestorven zijn, die aan hun stand verplicht Hotel Duin en Daal BLJST Het geheele jaar geopend. Centr. verwarmd. zijn met een groot gevolg van geleide geesten in het Apo Kesio (hiernamaals) te verschijnen, vinden de groote snelpartijen plaats. Echter heeft het snellen ook wel andere beweegredenen : de wensch om van de verplich ting tot rouwdragen bevrijd te worden. Het gebruik brengt namelijk mede, dat de rouw verplichting opgeheven kan worden, als de rouwdrager zijn verzameling gesnelde koppen met n vermeerdert. Het snellen op laaghartige wijze plaats. DJ vijand wordt onverhoeds beslopen en met een blaaspijp, waaruit een giftig pijltje te voorschijn vliegt, gedood. Snellen van Europeanen-schedels komt niet voor. Onze regeering heeft onvermoeid het snellen be streden. Het wordt gestraft als moord, zij het dan ook onder verzachtende omstandigheden. Zeer prijzenswaardig is, dat de schrijver bij zijn uiteenzettingen nimmer den spot drijft met dwaze of kinderachtige opvattingen der Dajaks, maar steeds tracht de dingen te be grijpen uit hun psychischen achter grond : het animisme. De religie toch der Dajaks is het animisme in zijn beide vormen van fetisjisme (vereering van bezield gedachte voorwerpen, steenen, boomen enz.) en spiri tisme (vereering van geesten,in het bizonder van geesten der gestorvenen). Mohammedanen en Christenen zijn er slechts weinigen onder de Dajaks. TeMaMehah bezoekt de schrijver met ons de ChristenDajaks. Zij zijn Roomsen-Katholiek. De missie wordt geleid door Paters Capucijnen. De heer Jongejans voelt weinig voor den zendings arbeid. Zijn bezwaren zijn de meer gehoorde: de natmirmenschen zijn niet ontvankelijk voor onze opvattingen; zij blijven die zij zijn.en worden zelfs minder bruikbaar in eigen om geving, daar zij gedoopten zich boven hun volksgenooten stellen, ja zich de gelijken gaan gevoelen van den Europeaan; zij willen dan niet meer arbeiden als voorheen en ver vallen ondanks en door hun bekeering tot misdaad. Zeker zijn deze bezwaren niet geheel ongegrond. Toch betwijfel ik of men den geheelen zendingsarbeid zoo maar even in een hoek mag drukken. Dat op n of twee gene raties van bekeerlingen de Christelijke moraal geen vat krijgt, bewijst nog niet, dat op den duur en na tal van generaties geen veredelende werking te verwachten zou zijn. De eerste Christennrcdikers in de Germaansche landen zullen allicht bij onze ermaansche voorouders dezelfde verschijnselen hebben opgemerkt en betreurd. Toch zal ieder het toejuichen, dat het Christendom over het oude Germaansche heidendom heeft gezegevierd en de bedding geworden is, waarlangs de stroom der Latijnsche cultuur onzen voorouders kon toevloeien. Het in beginsel vooropstellen van een zedeleer van liefde en vergeving schijnt mij voor de natuurvolken een groote stap voorwaarts op den weg, die van natuur tot cultuur leidt. In het tweede Hoofdstuk over het Apo Kajan-gebied krijgen wij allerlei bizonderheden over het intieme Dajakleven. Heel veel over vrijen en trouwen". Zeer kiesch behandelt de schrijver deze stof; dwaze preutschheid kent hij niet, toch blijft de behandeling zoo, dat alles voor ieder leesbaar blijft. Ik vind het alleen jammer, dat de schrijver de dingen niet pens uit wat ruimer gezichts punt beziet en nimmer vergelijkingen maakt met gebruiken van andere volken. Zeer belangrijk zijn de bladzijden, waarin de schrijver ons inlicht omtrent de geneeskunst der Dajaks. Deze is in hoofdzaak animistisch: bezwering der ziekte-demonen door tooverformulieren. In het bizonder worden voor de demonen, die besmettelijke ziekten veroor zaken schrikfiguren" opgericht, figuren die met haar uitgespreide armen zeer gelijken op onze plattelandsche vogelverschrikkers Overigens bestaan er wel eenige genees methoden. Ziet hier enkele daarvan: bij flauw vallen wordt de patiënt boven een vuur geroosterd totdat hij bijkomt; bij koorts wordt drek van een stekelvarken genuttigd; bij asthma, de genitaliën van een hert; bij zweren, het schraapsel, dat een zwijn heeft achtergelaten bij het schuren tegen een paal; bij spruw, fijngestampte watertorren. Meer redelijke methoden zijn die der dië:'t-voorschrit'ten: bij koorts, geen water drinken; bij diarrhee, alleen zachtgekookte rijst eten; bij hoesten, niet rooken. Belangrijk lijkt mij de opmerking van den schrijver, dat de Dajak zijn dieet aanvoelt als boetedoening en zich daarom ook aan het door een Europeeschen geneesheer voorge schreven dieet met zekere devotie onderwerpt. Voorts geeft ons dit hoofdstuk een en ander omtrent de bij denDajakgebruikelijketatouage; de platen vertoonen fraaie tatouage-patronen. In het derde hoofdstuk wordt het sombere Lepo Maoet (Vuilland") beschreven. Hier moordde en brandschatte, jarenlang, Lian Toeran (de Dajaksche Maarten van Rossum, noemt Schr. hem). Toen het Nederlandsch CADILLAC Hit Meesttrstok der Autolichniek Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT Gouvernement den trotschen en wreeden roover gedwongen had, zich in eenzaamheid terug te trekken en hij den dood voelde nade ren, gaf hij den wensch te kennen, niet bij zijn voorvaderen begraven te worden. Hij begreep dat, gehaat als hij was, niemand voor hem uit snellen zou gaan en hij zonder geleidegeesten bij de voorvaderen zou moeten verschijnen. Hij meende die schande te kunnen ontgaan door een eenzaam verborgen graf. Voorwaar, een interessant kijkje in de primitieve Dajakziel ! Verder vinden we in dit hoofdstuk nog weer andere bizonderheden over huwelijken ! De toedan of rondedans dient om jongelui met elkaar in kennis te brengen. De meisjes dan sen d.i. loopen rythmisch in het maanlicht. De jongemannen zitten toe te kijken en moedigen ha ar aan door het meezingen der refreinen. Het slot is, dat ieder het meisje dat hem het meest bekoort met zich voert in een der z.g.n. vrij-huisjes (oema kalö), kleine vierkante huisjes op palen Daar brengt het paartje den nacht door. Het is een soort Probe-ehe. Dit verkeer heeft niets afkeurenswaardigs in de oogen der dorpsgenooten. Komen echter de natuurlijke ge volgen, zonder dat de Probe-ehe door een wer kelijk huwelijk gevolgd wordt, dan is het jonge meisje aan de schande prijsgegeven, zij wordt gehuisvest bij de zwijnen en ieder der kampongbewoners heeft het recht haar naar hartelust (niet slechts in figuurlijken maar ook in letterlijken zin) te bespuwen. In de Tidoengsche landen, die in het vierde hoofdstuk worden beschreven, zijn de opvat tingen over dergelijke zondaressen weer veel milder. Zij worden volstrekt niet veracht maar hebben alleen een geringere handelswaarde. Dit vierde hoofdstuk bevat ook belangrijke mededeelingen over het doodenritueel bij de Tidoeng-bewoners. Het vijfde en laatste hoofdstuk is gewijd aan het beschaafde, Nederlandsche Borneo. Voor eerst: Bandjermasin: wij vernemen een en ander over de steenkool-tnijnbouw der Maat schappij Poeloe Laoet. Vervolgens: Balikpapan, waar de schrijver een kleine hymne zingt ter eere van de Bataafsche, gelijk later nog van de Dordtsche en de Koninklijke. Natuurlijk hooren we het noodige over de petroleum-winning. Voorts krijgen wij bizon derheden over Samarinda, Koetei, Telok enz. op eenigszins droge, aardrijkskundeboekachtige manier. De laatste bladzijden bevatten staatsrechtelijke beschouwingen omtrent zgn. gouvernementsg'ebied"en zgn. zelfbestuur", alsmede enkele historische aanteekeningen omtrent de vestiging van het Nederlandsch gezag op Borneo. Het boekje van den heer Jongejans is een N. V. PRAKTA TOT INRICHTING VAN MODERNE KANTOREN Heerengracht 563 hoek Thorbeckeplein AMSTERDAM BEZOEKT ONZE STAND No, 3 op de Tentoonstelling HET KANTOOR" PALEIS VOOR VOLKSVLIJT goed boekje. De stijl is onopgesmukt en vrij gehouden van alle litteraire mooidoenerij. Het eerste hoofdstuk herinnerde mij zelfs hier en daar aan den verheven eenvoud van de reis journalen van Bontekoe en de Veer. Onberis pelijk is echter de stijl niet. Wij ontmoeten heel wat afgesleten uitdrukkingen en slordige zinswendingen. Wat te zeggen van zinnen als deze : alleen het koppensnellen is een kwaad dat zonder strenge controle steeds weer den kop zou opsteken". Wonderlijk is schrijver's voorliefde voor de steeds terugkeerende woor den vivres" en vivres-transport" welke uitdrukkingen hij steeds gebruikt voor levensmiddelen-(vervoer). Ook laat, geloof ik, de heer Jongejans zich in zijn geestdrift voor de Dajakbevolking wel eens gaan. Een glimlach althans dwingt ons af zijn instemming met Wallace's bewering, dat bijeen jongen Papoea (lees hier: Dajak) die zijn boog spant, alle voort brengselen der hooge Grieksche kunst ten achterstaan (Arme Praxiteles ! Arme Phidias!) De schrijver heeft trouwens toch een zonder linge manie om Hellas en Rome op (ik zou haast zeggen) onbetamelijke wijze bij zijn onderwerp te pas te brengen. Hoe te oordeelen over het volgende : de geesten zijn begiftigd met menschelijke eigenschappen, evenals we dat in de mythologie van Grieken en Romeinen terugvinden (blz. 117)? Of over dit: men be hoeft echter niet te denken, dat een Dajak evenmin als waarschijnlijk een oude griek in voortdurende vrees zou leven (blz. 115)? Nu de klassieke opleiding in ons land dreigt te verdwijnen moest eigenlijk van ieder niet klassiek opgeleide de gelofte gevorderd wor den, dat hij nooit iets over Grieken of Ro meinen in 't midden zal brengen ! Ondanks deze bedenkingen: Uit Dajak land" is een aardig en degelijk werkje. Men wenscht het vele lezers toe. M K. H. G. K u s T i; R

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl