Historisch Archief 1877-1940
A
f
i
DE ENGELSCHE CRISIS
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
l
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21 Oct. '22. - No. 2365
The furious buil
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini iiiiiiiiiiiiinitiiitiiii
DE KINDERRECHTER
Met de wet tot invoering van den kinder
rechter, die l Nov. a.s. in werking zal treden,
wordt een groot leemte in onze wetgeving
aangevuld. Toen in 1901 de kinderwetten een
belangrijke wijziging brachten in het
materieele strafrecht, had daarmede gepaard moeten
gaan een verandering van het formeele straf
recht; dit geschiedde echter niet en zoo werd
de groote vooruitgang, dien de kinderwetten
hadden kunnen brengen, voor een belangrijk
deel te niet gedaan door den verouderden
vorm van het strafproces. Als de Memorie
van Toelichting tot het nieuwe ontwerp zich
uitspreekt in de volgende woorden: Onder
werping van het tot misdrijf vervallen kind
aan de huidige rechtspraak onzer rechtban
ken is een anachronisme," dan mag men wel
aannemen, dat er in dezen zeer veel te her
stallen was.
Het is eigenlijk zeer wonderlijk, dat in den
loop van vele eeuwen, nooit de gedachte eens
is opgekomen, dat het berechten van kinderen
een zeer bijzondere rechtspraak is. Wanneer
men de geschiedenis van. de verschillende
strafstelsels eens nagaat, dan komt men tot
het resultaat, dat alle wetgevingen op dit
gebied zich ertoe beperken, uit te maken, welke
straf een misdadig kind moet opgelegd worden
en welke de leeftijd is, beneden welken geen
straf mag opgelegd worden.
Maar het denkbeeld, dat bij een kind niet
de straffende, doch de opvoedende invloed
het grootst moet zijn, is pas in het allerlaatste
van de 19e eeuw in Amerika opgekomen. Hier
heeft men het eerst ingezien, dat het berechten
van misdadige kinderen behalve juridische
kennis, van den rechter in hooge mate op
voedkundig en psychisch inzicht eischt.
Het is niet mijn bedoeling hier indenbreede
een uiteenzetting te geven van de
Amerikaansche kinderrechtspraak, maar toch dienen
enkele hoofdpunten hieruit niet onvermeld te
blijven. Na een langdurige voorbereiding werd
in Chicago in 1899 de eerste kinderrechter in
gesteld, welk voorbeeld in 1906 al door 24
van de 45 Staten van Noord-Amerika gevolgd
was. Hoezeer ook deze kinderrechtbanken
onderling op kleine punten verschillen, toch
hebben zij drie gemeenschappelijke
hoofdtrekken:
YRAAOTi
SI-FA-KO
S IQ ARE N
Hot voornmmmmto S
\. De kinderrechter is uitsluitend kinder
rechter; 2. kinderen worden zooveel mogelijk
buiten de gevangenis gehouden; 3. invrijheid
stelling onder toezicht.
Wat nu het eerste punt hiervan betreft,
is, op n uitzondering na, in alle 24 staten de
kinderrechter los van alle andere rechtspraak
(alleen in den staat New-York vervullen de
rechters om beurten de taak van kinder
rechter) 1); hij houdt zich alleen met de kinder
rechtspraak bezig, en maakt daar zijn levens
taak van. Op deze wijze kan de kinderrechter
iemand zijn, die berekend is voor zijn taak,
vooral wanneer hier een goede opleiding
aan vooraf gaat.
Het oordeelen over misdadigers vordert
behalve de noodige wetskennis, een groote
hoeveelheid psychologisch inzicht, dat
in staat stelt bij elk delict de geaardheid van
het individu in aanmerking te nemen; ik wil
aannemen dat onze rechters ditinzichthebben.
Maar velen van hen zullen tegenover de
kinderziel vreemd staan. Het is voor den
rechter, die over een volwassene moet oor
deelen, veel eenvoudiger, diens gedachtengang
na te gaan, dan om dit bij jeugdige delinquen
ten te doen. De psyche van een volwassene
staat hem nader, het is dikwijls vooreen groot
deel zijn eigen gedachtengang, dien hij te
beoordeelen heeft. Wat er in een kind omgaat,
is voor het meerendeel een gesloten boek.
Hoevelen hebben zich wel eens verdiept in het
kinderleven, hebben zich den tijd gegund, eens
een studie te maken van de kinderziel?
En nu zal een door de Kroon aangewezen lid
van elke Rechtbank plotseling geacht worden,
deskundige op dit gebied te zijn? Waarom
dit nieuwe instituut niet losgemaakt van de
bestaande Rechtspraak? De nieuwe wet
bepaalt, dat de kinderrechter aangewezen
wordt uit de leden van de Rechtbank, en
alleen wanneer dit niet mogelijk is, wordt
naar .een deskundig persoon daar buiten ge
zocht, die dan onmiddellijk aan de Rechtbank
toegevoegd wordt.
De kinderrechter zal dus tevens aan de
gewone rechtspleging deelnemen, en zich zoo
doende maar gedeeltelijk aan zijn taak van
kinderrechter kunnen wijden.
In de Memorie van Antwoord zegt de mi
nister hierover het volgende: Wanneer de
Kinderrechter was kinderrechter zonder meer,
zou hij als zoodanig onafzetbaar zijn. Ook al
zou een kinderrechter op den duur niet voldoen,
hij zou niettemin moeten wordengehandhaaf d".
Dit is het eenige bezwaar, dat door den minis
ter tegen den onafhankelijken kinderrechter
wordt ingebracht, een bezwaar, dat trouwens
1) De resultaten hiervan schijnen,
voorzooverre waar te nemen valt, verre van
gunstig.
Koninklijke Meubelt,aosport-Maatsdiappij
iDEGRUYTER&Co.l
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEM
Internationale Verhuizingen
voor de rechterlijke macht in het algemeengeldt,
dat evenwel bij de overige rechterlijke ambte
naren nooit tot groote moeilijkheden in de
praktijk aanleiding heeft gegeven. Waarom
zou dit bij den kinderrechter, waarvoor toch
een bij uitstek deskundig persoon zal gezocht
worden, wel het geval zijn?
Toegegeven wordt, dat door een levenslange
benoeming een groote mate van ervaring
wordt verworven, maar men vreest de moge
lijkheid van eenzijdigheid en verlies van ob
jectiviteit. En voor die twijfelachtige vrees
aanvaardt men een stelsel, waarbij een
lid van de rechtbank slechts ten halve zijn
werkkracht en aandacht aan de kinderrecht
spraak zal kunnen wijden, waarbij hij niet
eens alle kinderzaken ter behandeling krijgt,
zoodat men nog een belangrijke versnippe
ring van de kinderzaken ook krijgt.
De kinderzaken, tot de competentie van den
kantonrechter behoorende, blijven aan diens
beoordeeling onderworpen. Slechts wanneer
Openbaar Ministerie of voogdijraad oordeelen,
dat de overtreding het symptoom is van
beginnenden of dreigenden zedelijken ondergang
van den jeugdigen delinquent, zal de kinder
rechter onder toezichtstelling kunnen uit
lokken.
Het eigenlijke hoofdbezwaar tegen den
kinderrechter, zooals de nieuwe wet zich dien
denkt, is volgens mijn meening, het volslagen
gebrek aan contact tusschenhem eenerzijds en
het misdadig kind en zijn omgeving anderzijds.
Stel het geval, dat er bij elke
arrondisementsrechtbank een kinderrechter komt (het ont
werp houdt rekening met de mogelijkheid,
van n kinderrechter bij meerdere Recht
banken, hetgeen den toestand nog ongunstiger
maakt), dan wordt het land dus verdeeld
over ± 35 kinderrechters, die allen een vrij
uitgestrekt rechtsgebied te bestrijken hebben.
Wat moet er in dit geval van de persoonlijke
aanraking tusschen rechter en kind terecht
komen? leder zal het toch met m ij eens zijn, dat
een kinderrechter, die slechts van zijn rechter
stoel uit de zaken behandelt, allerminst de
juiste inzichten omtrent het kind zal krijgen.
In vele gevallen zal slechts persoonlijk
onderzoek de noodige inlichtingen omtrent het
kind kunnen verschaffen, en daartoe zal
het den kinderrechter, die tevens lid van de
rechtbank is, aan tijd en gelegenheid ont
breken.
Tenslotte heeft de Minister, onder den drang
der bezuiniging, het noodig gevonden, een
bepaling in het ontwerp op te nemen, waardoor
het mogelijk is, dat een kinderrechter bij meer
dere Rechtbanken zijn functie uitoefent. De
kinderrechter wordt hierdoor dus rondreizende
specialiteit, die dan eens in de eene plaats, dan
weer in de andere zitting zal houden; van het
rustig bestudeeren van maatschappelijke
en sociale toestanden, ^ie op een bepaald
individu hun invloeden hebben gehad, is nu
vanzelf geen sprake meer. Zoo is van het
schoone ideaal, dat de invoering van de kinder
rechter in onze rechtspraak had kunnen ver
wezenlijken, al heel weinig overgebleven.
Men heeft het instellen van een afzonderlijken
kinderrechter met de consequenties daaraan
verbonden, niet aangedurfd; zooais de Memorie
van Antwoord het uitdrukt ,,De minister is
van meening, dat de middenweg van het ont
werp verkieseiijk is". We hebben nu een heel
slap kinderrechter-surrogaat gekregen, dat,
al is elke stap in de goede richting vooruit
gang, in bijna geen enkel opzicht beantwoordt
aan de hooge verwachting, die men van het
nieuwe instituut koesterde en weinig hoop geeft
op bevredigende resuWaten. Voor hen die
door een degelijke voorbereidende stude zich
willen bekwamen, later de taak van kinder
rechter op zich te nemen, zal dit ontwerp
zeer zeker een desillusie zijn.
En hiermede kom ik aan een zeer moeilijk
punt, dat m.i. ook in landen, waar men op het
gebied van kinderrechtspraak ons al een
DE GULDEN
Onze rijke vriend de gulden,
Schijnt een weinig ongesteld,
Klinkt hij nog wel even helder
Als hij kloek wordt neergeteld?
Is hij nog wel te vertrouwen,
Maakt hij ons een tikje bang?
Is hij magerder geworden,
Houdt hij die verkoudheid lang?
Als we nog wat harder werken,
Wordt hij dan misschien gezond?
Of zal hij zich zien verdringen
Door den dollar en het pond?
Wacht hem soms dezelfde ziekte,
Als de roebel, mark en kroon?
Gaat hij in den vreemde zwerven,
Wordt hij. . . . de verloren zoon?
Gulden, laat je goed verplegen,
Rust wat uit, versterk je maar,
Anders word je uitgelachen
Als paljas of bedelaar.
Hou je op zijn Hollandsch netjes,
Zinnebeeld van eerlijkheid,
Help ons door de zware zorgen
En den dwazen shimmy-tijd.
J. H. S PEENH O F F.
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO.
Agentschappen in Indië:
BATAYIA, SOERABAYA,
SEMARANG, B ANDOEN G, ME DAN en
WELTEVREDEN
iiniiiiiiiiiiiiiiitiii
dertig jaar voor is, nog te weinig belicht is
geworden. Welke moet de opleiding van een
kinderrechter zijn? Natuurlijk dient hij aller
eerst zijn juridische vorming te krijgen, waar
bij hij gedurende de laatste jaren zich zal
kunnen specialiseeren in de richting van het
kinderrecht. Maar daarnaast moeten ook
paedagogiek en psychologie zonder twijfel een
onderdeel van de studie uitmaken.
En ten slotte moet een practische studie van
n a twee jaar in eenRijksopvoedingsgesticht
of tuchtschool de leemten, die er tusschen
theorie en praktijk bestaan, aanvullen.
Nu zal men mij toevoegen, dat welhaast
niemand deze zeer uitgebreide en moeilijke
studie over zal hebben voor een, zooals het
zich laat aanzien, vrij gebrekkige instelling.
Toch blijft het mijn vaste overtuiging, dat de
kinderrechter niet zonder een, zij het ook
elementaire studie van bedoelde onderdeelen,
zijn taak naar behooren zal kunnen vervullen.
MR. J. H. J. H o o G
IIIIIIIIIIIIIIIIII11MIIIIIIIII1I11MIIH «HU
IIIIIIIIIIIIIMIIMflMIIIIIIIItlllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Illlllllllllllllllllllllllll
IIIIIIIIIMIIIIIII
iitiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiittmiiiiiiiitiiiiiiiiimir u minimi
imiiiiimiiiiiii
UIT DAJAKLAND
Uit Dajakland (Reeks ,,Ons Mooi Indië)
Het leven van den Kuppensneller door
J. JONGKIANS. Contr. B. B.
Meulenhoff-cditie.
In de vijf hoofdstukken van dit rijkelijk
verlucht boekje, vervat in den vorm van
reisverhalen, voert de heer Jongejans ons
door het Dajakland (Borneo). Even schetst
hij het landschap, dan leidt hij ons, richt
hij onze aandacht op het veel en velerlei
onbekends, dat ons oog treffen gaat. Men
verwachte dus geen systhematische be
schrijving van land en volk. In bekoorlijke
wanorde vernemen wij over godsdienst, land
bouw, zendingsarbeid, fauna, geneeskunde,
doodencultus, tatoiiage en nog veel meer. Deze
methode heeft iets warreligs en is voor aan
systhematiek gewende geesten vermoeiend;
maar voor het groote publiek, dat zonder de
inspanning, welke de zuiver wetenschappe
lijke werken vorderen, ingelicht wil zijn, is
juist deze trant het meest geëigend.
In het eerste hoofdstuk ,, Langs de Mahakam"
varen wij in een prauw op deze groote rivier.
Vór ons bewegen rythmisch de bronskleurige
roeiers en vreugde is in ons om de schoonheid
van hun sterk-gespierde natuurlichamen. Het
water der rivier is bruin als die lichamen, de
oevers zijn groen, alleen onderbroken door de
oranje bloemtrosscn van den pohon bijoe.
En onze gids vertelt. Na eenige algemeene
uiteenzettingen over aardrijkskunde en be
stuursinrichting, krijg»'n wij allerlei belang
rijks te hoortn' over de koppsnsnellenj. Het
,,koppensnellen", d.i. moord gevolgd door
het afbouwen van het hoofd des verslagenen,
is een godsdienstig gebruik. De psychische
achtergrond er van is deze: de sneller wil
zich meester maken van de ziel van het slacht
offer (deze zttelt in het hoofd) opdat de ziel
schuts- of geleidegeest worde, hetzij voor
hemzelf, hetzij voor een pas gestorven bloed
verwant. Vooral als personen van aanzien
gestorven zijn, die aan hun stand verplicht
Hotel Duin en Daal BLJST
Het geheele jaar geopend. Centr. verwarmd.
zijn met een groot gevolg van geleide geesten
in het Apo Kesio (hiernamaals) te verschijnen,
vinden de groote snelpartijen plaats.
Echter heeft het snellen ook wel andere
beweegredenen : de wensch om van de verplich
ting tot rouwdragen bevrijd te worden. Het
gebruik brengt namelijk mede, dat de rouw
verplichting opgeheven kan worden, als
de rouwdrager zijn verzameling gesnelde
koppen met n vermeerdert.
Het snellen op laaghartige wijze plaats.
DJ vijand wordt onverhoeds beslopen en
met een blaaspijp, waaruit een giftig pijltje
te voorschijn vliegt, gedood. Snellen van
Europeanen-schedels komt niet voor. Onze
regeering heeft onvermoeid het snellen be
streden. Het wordt gestraft als moord, zij het
dan ook onder verzachtende omstandigheden.
Zeer prijzenswaardig is, dat de schrijver bij
zijn uiteenzettingen nimmer den spot drijft
met dwaze of kinderachtige opvattingen der
Dajaks, maar steeds tracht de dingen te be
grijpen uit hun psychischen achter
grond : het animisme. De religie toch der
Dajaks is het animisme in zijn beide vormen
van fetisjisme (vereering van bezield gedachte
voorwerpen, steenen, boomen enz.) en spiri
tisme (vereering van geesten,in het bizonder
van geesten der gestorvenen).
Mohammedanen en Christenen zijn er
slechts weinigen onder de Dajaks.
TeMaMehah bezoekt de schrijver met ons de
ChristenDajaks. Zij zijn Roomsen-Katholiek. De missie
wordt geleid door Paters Capucijnen. De heer
Jongejans voelt weinig voor den zendings
arbeid. Zijn bezwaren zijn de meer gehoorde:
de natmirmenschen zijn niet ontvankelijk voor
onze opvattingen; zij blijven die zij zijn.en
worden zelfs minder bruikbaar in eigen om
geving, daar zij gedoopten zich boven
hun volksgenooten stellen, ja zich de gelijken
gaan gevoelen van den Europeaan; zij willen
dan niet meer arbeiden als voorheen en ver
vallen ondanks en door hun bekeering tot
misdaad. Zeker zijn deze bezwaren niet geheel
ongegrond. Toch betwijfel ik of men den
geheelen zendingsarbeid zoo maar even in een
hoek mag drukken. Dat op n of twee gene
raties van bekeerlingen de Christelijke moraal
geen vat krijgt, bewijst nog niet, dat op den
duur en na tal van generaties geen veredelende
werking te verwachten zou zijn. De eerste
Christennrcdikers in de Germaansche landen
zullen allicht bij onze ermaansche voorouders
dezelfde verschijnselen hebben opgemerkt en
betreurd. Toch zal ieder het toejuichen, dat
het Christendom over het oude Germaansche
heidendom heeft gezegevierd en de bedding
geworden is, waarlangs de stroom der
Latijnsche cultuur onzen voorouders kon toevloeien.
Het in beginsel vooropstellen van een zedeleer
van liefde en vergeving schijnt mij voor de
natuurvolken een groote stap voorwaarts op
den weg, die van natuur tot cultuur leidt.
In het tweede Hoofdstuk over het Apo
Kajan-gebied krijgen wij allerlei bizonderheden
over het intieme Dajakleven. Heel veel over
vrijen en trouwen". Zeer kiesch behandelt
de schrijver deze stof; dwaze preutschheid
kent hij niet, toch blijft de behandeling zoo,
dat alles voor ieder leesbaar blijft.
Ik vind het alleen jammer, dat de schrijver
de dingen niet pens uit wat ruimer gezichts
punt beziet en nimmer vergelijkingen maakt
met gebruiken van andere volken.
Zeer belangrijk zijn de bladzijden, waarin de
schrijver ons inlicht omtrent de geneeskunst
der Dajaks. Deze is in hoofdzaak animistisch:
bezwering der ziekte-demonen door
tooverformulieren. In het bizonder worden voor de
demonen, die besmettelijke ziekten veroor
zaken schrikfiguren" opgericht, figuren die
met haar uitgespreide armen zeer gelijken
op onze plattelandsche vogelverschrikkers
Overigens bestaan er wel eenige genees
methoden. Ziet hier enkele daarvan: bij
flauw vallen wordt de patiënt boven een
vuur geroosterd totdat hij bijkomt; bij koorts
wordt drek van een stekelvarken genuttigd;
bij asthma, de genitaliën van een hert;
bij zweren, het schraapsel, dat een zwijn heeft
achtergelaten bij het schuren tegen een paal;
bij spruw, fijngestampte watertorren.
Meer redelijke methoden zijn die der
dië:'t-voorschrit'ten: bij koorts, geen water
drinken; bij diarrhee, alleen zachtgekookte
rijst eten; bij hoesten, niet rooken.
Belangrijk lijkt mij de opmerking van den
schrijver, dat de Dajak zijn dieet aanvoelt als
boetedoening en zich daarom ook aan het
door een Europeeschen geneesheer voorge
schreven dieet met zekere devotie onderwerpt.
Voorts geeft ons dit hoofdstuk een en ander
omtrent de bij denDajakgebruikelijketatouage;
de platen vertoonen fraaie tatouage-patronen.
In het derde hoofdstuk wordt het sombere
Lepo Maoet (Vuilland") beschreven. Hier
moordde en brandschatte, jarenlang, Lian
Toeran (de Dajaksche Maarten van Rossum,
noemt Schr. hem). Toen het Nederlandsch
CADILLAC
Hit Meesttrstok der Autolichniek
Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT
Gouvernement den trotschen en wreeden
roover gedwongen had, zich in eenzaamheid
terug te trekken en hij den dood voelde nade
ren, gaf hij den wensch te kennen, niet bij zijn
voorvaderen begraven te worden. Hij begreep
dat, gehaat als hij was, niemand voor hem uit
snellen zou gaan en hij zonder geleidegeesten
bij de voorvaderen zou moeten verschijnen. Hij
meende die schande te kunnen ontgaan door
een eenzaam verborgen graf. Voorwaar, een
interessant kijkje in de primitieve Dajakziel !
Verder vinden we in dit hoofdstuk nog weer
andere bizonderheden over huwelijken ! De
toedan of rondedans dient om jongelui met
elkaar in kennis te brengen. De meisjes dan
sen d.i. loopen rythmisch in het maanlicht.
De jongemannen zitten toe te kijken en
moedigen ha ar aan door het meezingen der
refreinen. Het slot is, dat ieder het meisje
dat hem het meest bekoort met zich voert
in een der z.g.n. vrij-huisjes (oema kalö),
kleine vierkante huisjes op palen Daar
brengt het paartje den nacht door. Het is
een soort Probe-ehe. Dit verkeer heeft niets
afkeurenswaardigs in de oogen der
dorpsgenooten. Komen echter de natuurlijke ge
volgen, zonder dat de Probe-ehe door een wer
kelijk huwelijk gevolgd wordt, dan is het jonge
meisje aan de schande prijsgegeven, zij
wordt gehuisvest bij de zwijnen en ieder der
kampongbewoners heeft het recht haar naar
hartelust (niet slechts in figuurlijken maar
ook in letterlijken zin) te bespuwen.
In de Tidoengsche landen, die in het vierde
hoofdstuk worden beschreven, zijn de opvat
tingen over dergelijke zondaressen weer veel
milder. Zij worden volstrekt niet veracht maar
hebben alleen een geringere handelswaarde.
Dit vierde hoofdstuk bevat ook belangrijke
mededeelingen over het doodenritueel bij
de Tidoeng-bewoners.
Het vijfde en laatste hoofdstuk is gewijd aan
het beschaafde, Nederlandsche Borneo. Voor
eerst: Bandjermasin: wij vernemen een en
ander over de steenkool-tnijnbouw der Maat
schappij Poeloe Laoet. Vervolgens:
Balikpapan, waar de schrijver een kleine hymne
zingt ter eere van de Bataafsche, gelijk later
nog van de Dordtsche en de Koninklijke.
Natuurlijk hooren we het noodige over de
petroleum-winning. Voorts krijgen wij bizon
derheden over Samarinda, Koetei, Telok enz.
op eenigszins droge,
aardrijkskundeboekachtige manier. De laatste bladzijden bevatten
staatsrechtelijke beschouwingen omtrent zgn.
gouvernementsg'ebied"en zgn. zelfbestuur",
alsmede enkele historische aanteekeningen
omtrent de vestiging van het Nederlandsch
gezag op Borneo.
Het boekje van den heer Jongejans is een
N. V. PRAKTA
TOT INRICHTING VAN MODERNE KANTOREN
Heerengracht 563 hoek Thorbeckeplein
AMSTERDAM
BEZOEKT ONZE STAND No, 3
op de Tentoonstelling
HET KANTOOR"
PALEIS VOOR VOLKSVLIJT
goed boekje. De stijl is onopgesmukt en vrij
gehouden van alle litteraire mooidoenerij. Het
eerste hoofdstuk herinnerde mij zelfs hier en
daar aan den verheven eenvoud van de reis
journalen van Bontekoe en de Veer. Onberis
pelijk is echter de stijl niet. Wij ontmoeten
heel wat afgesleten uitdrukkingen en slordige
zinswendingen. Wat te zeggen van zinnen als
deze : alleen het koppensnellen is een kwaad
dat zonder strenge controle steeds weer den
kop zou opsteken". Wonderlijk is schrijver's
voorliefde voor de steeds terugkeerende woor
den vivres" en vivres-transport" welke
uitdrukkingen hij steeds gebruikt voor
levensmiddelen-(vervoer). Ook laat, geloof ik, de
heer Jongejans zich in zijn geestdrift voor de
Dajakbevolking wel eens gaan. Een glimlach
althans dwingt ons af zijn instemming met
Wallace's bewering, dat bijeen jongen Papoea
(lees hier: Dajak) die zijn boog spant, alle voort
brengselen der hooge Grieksche kunst ten
achterstaan (Arme Praxiteles ! Arme Phidias!)
De schrijver heeft trouwens toch een zonder
linge manie om Hellas en Rome op (ik zou
haast zeggen) onbetamelijke wijze bij zijn
onderwerp te pas te brengen. Hoe te oordeelen
over het volgende : de geesten zijn begiftigd
met menschelijke eigenschappen, evenals we
dat in de mythologie van Grieken en Romeinen
terugvinden (blz. 117)? Of over dit: men be
hoeft echter niet te denken, dat een Dajak
evenmin als waarschijnlijk een oude griek in
voortdurende vrees zou leven (blz. 115)?
Nu de klassieke opleiding in ons land dreigt
te verdwijnen moest eigenlijk van ieder niet
klassiek opgeleide de gelofte gevorderd wor
den, dat hij nooit iets over Grieken of Ro
meinen in 't midden zal brengen !
Ondanks deze bedenkingen: Uit Dajak
land" is een aardig en degelijk werkje. Men
wenscht het vele lezers toe.
M K. H. G. K u s T i; R