Historisch Archief 1877-1940
21 Oct. '22. - No. 2365
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE AMSTERDAMMER
kost slechts
f 10 per jaar.
ROOKT
ONS SERIEMERK
JAARBEURS"
J, J. VAN DER PAS
F. FEDDEMA
WAGENSTR. 67
DEN HAAG
Telefoon 879
NIEUWSTE
MODELLEN
Heerenschoeisel vanaf
f 12.50
CHENARD&WALCKER
NASH M. A. N.
Automobielen en Vrachtwagens
II. JUntt Ij. IET COTIir
Parkstraat 91a - 's-Bravanhaga
Tel. Haag 3569
DEFECTEN AAN
ELECTR1SCHE
HUISHOUDELIJKE
APPARATEN
ZIJN LASTIG
REPARATIES
ZIJN KOSTBAAR
EN SOMS NIET
AFDOENDE
GEBRUIKT
DAAROM
TRICITY
MATERIAAL
EN MEN
ONTKOMT
HIERAAN
T R l C l T Y
SYNDICAAT
T ELEP HOON
7164 N N 3189
LOOIERSGRACHT
AMSTER DAM
D
15
uw
TJe zekere Overtuiging dal
zooWel de fabrikant ah onze
firma zicr/olij\tend Verantwoorde
lijk Voelen Ooor het hooge peil
onzer instrumenten, moet den muziekliefhebber
bij aankoop een evoel Van ri^t en Voldoening
tfeVen . T T 1
?ODe be5te \0aerbora biedt U de naam
onzer bekende 3fandaardmerken, waarvan
een fraaie collectie Pianoj -"V^leuóel^
Player-Piano5 te^en gematigde prijzen in
onze magazijnen 15 eëxpojeerd.
De aanwezigheid Van eenige occasionj onzer
5temdajxrdmerken te^en gereduceerde
prijzen verdient zeker de aandacht.
Indien tfewenscbt.Kan definancieele K^tie
op de mee5t tegemoetkomende wijze v>oor
U ereéeld worden.
In ruil te nemen instrumenten worden te<5en
de n.oo£stmo£eliike waarde oOerOenomen
5J o
UTRECHT AMSTERDAM HILVERSUM
CHOORSTRAAT
HEIUGEWEG
LANGESTRAAT
Boeken zijn veel
minder in prijs
gestecjen dan andere
dinqenvan
dagelij Ksch qebruik.
Smlschiill RIENTS BALT
Zilfond. 99 Cint Ir.
In den Boekh. en na
postw. bij RIENTS
BALT, Den Haag,
Daguerrestraat 28.
DEGELIJKE OPLEIDING, mond. on schrift.
aan bovenstaand adres
iiiiiiiiitmiiiimiiiiiiiMiiiiiiiMii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHI
INSTITUUT OVERTOOM
Amsterdam Rotterdam
Overtoom 57 en 93a Kruisstr. 40
TIJPEN-STENO-TALEN-BOEKHOUDEN
SIGAREN
N.V.GEBRSALINK
LEID5CHE5TR. ELF.
NIEUWENDIJK 13-16.
A'DAM
LUXE-enóiyLE HAARDEN
HodellenzaakBECRIHösBOHGEIÖTiaaidep
TEGEN POPULAIRE PRIJZEN,
DE BEROEMDSTE
RIJWFELBAND
is THANS TEVENS
DE LAAGST-QEPRIJSDE.
MICHELIN
Buitenband
f 5 -.
Binnenband
f 2.50.
EEN VERJONGD TURKIJE?
Al hebben wij Nederlanders geen onmid
dellijk belang bij de jongste gebeurtenissen
in Klein Azië, toch kunnen deze ons niet
geheel onverschillig laten, gezien het feit,
dat de Oroote Mogendheden deze plek van de
aardkorst dermate belangrijk vinden, dat
men oorlogsbroeiingin Europa voelt, zoodra de
barometer in het Naburige Oosten in dalende
richting wijst, terwijl de invloed vanTurksche
overwinningen en nederlagen tot in Indië
zich doet gevoelen.
Nu de Turken door hun plotselinge krachts
ontplooiing weer opeens binnen ons gezichts
veld gekomen zijn, zal menigeen zich afvragen:
zal uit dezen strijd een ver jongde, krachtige
Turksche staat te voorschijn komen, welke de
macht heeft, een eigen zelfstandige politiek
te voeren?
Voorspellen is een ondankbaar werk, ten
minste indien de lezers de vriendelijkheid
hebben, de voorspelling te onthouden totdat
de werkelijkheid zich afspiegelt, wat (gelukkig
voor de meeste voorspellers) meestal niet 't
geval is.
Doch hoe minder men afgaat op eenige
uiterlijkheden,hoe meer men de
ontwikkelingsomstandigheden kent, des te minder kans
heeft men, een verkeerd oordeel te vellen.
Om iets te verwachten van een nieuw Turkije
moet men een althans eenigszinsoptimistischen
kijk hebben op de toestanden van het oude
Osmaansche Rijk. Want geen voorbeeld kent
de geschiedenis, dat een afgeleefd Rijk plot
seling met nieuwe kracht werd bezield, tenzij
die nieuwe kracht reeds langs aan 't werk was
ne slechts kunstmatig door oude versleten
banden werd neergehouden, die eindelijk
werden verbroken.
Als men van deze waarheid overtuigd is,
lost de vraag naar de mogelijkheid van een
verjongd Turkije zich dus op in deze andere
vraag, of in het oude Turkije krachten aan
wezig waren, welke zich misschien thans gaan
baanbreken. En als we dan het veld afspeuren,
komen we tot een bedroevend resultaat.
De ruggegraat van elk naar binnen en naar
buiten krachtig staatsgezag moet zijn een
gezond economisch leven. Men ziet, dat elk
economisch achterlijk land de prooi wordt
van sterkere, op expansie beluste volkeren.
De economische toestand van het Turksche
Rijk nu is geweldig achterlijk. De landbouw in
Anatolië, het hart van het Rijnstaat op zeer
lagen trap en, voorzoover hij wat beter is,
zit er meestal de grootere energie van
Armeniërs en Grieken achter. Alhoewel er
mineralen in den bodem aanwezig zijn,
beteekent deexploitatie nog zeer weinig.Zondert
men de fabricatie van de mooie Oostersche
tapijten uit, dan is de nijverheid ook weinig
ontwikkeld, terwijl de handel bijna een mono
polie vormt van Grieken, Levantijnen, Arme
niërs en Joden.
Dit laatste is noodlottig voor een krachtig
Osmaansch staatswezen. Geen dezer
nietMohammedaansche volksgroepen kan samen
smelten met de Turksche elementen, zoolang
de staat georganiseerd is volgens het
Mohammedaansche recht. Want daaruit vloeit voort,
dat de niet-Mohammedanen een afzonderlijke
rechtsorganisatie bezitten, welke hen
steedszal houden buiten de tot den Islam behoorende
volkselementen. Waaruit volgt, dat, ondanks
alle hervormingen, de groepen, welke econo
misch de leiding hebben, staatkundig vrijwel
onmondig zijn. Een toestand, die voor de
economische ontwikkeling noodlottig moet
worden geacht.
Nu hebben de Jong-Turksche machthebbers
tijdens den wereld-oorlog wel honderddui
zenden Armeniërs laten vennoorden benevens
vele Grieken, doch het is niet aan te nemen,
dat door deze opruiming in 't groot van in
elk geval de meest energieke elementen, de
economische omstandigheden er zeer op zijn
vooruitgegaan. Waarbij komt, dat door den
onafgebroken oorlogstoestand duizenden
mannen aan hun arbeid zijn onttrokken ge
durende vele jaren, wat voor de welvaart ook
funest moet zijn. Verschillende auteurs schrij
ven de achterlijkheid van Anatolië o.a. hier
aan toe, dat het speciaal de bewoners van dit
land zijn geweest, de meest rasechte Turken,
voorzoover dan van een Turksch ras" kan
worden gesproken, welke gedurende vele
eeuwen de soldaten hebben moeten leveren
voor de immer wederkeerende oorlogen der
Verheven Porte. De oorlogstoestand sinds
1914 moet dus ook wel weer een heilloozen
invloed hebben gehad.
Wie bestuurden het Osmaansche Rijk voor
den oorlog? Natuurlijk niet vertegenwoordigers
van de achterlijke Anatolische boerenbe
volking. De macht werd uitgeoefend door een
bureaucratie, welke eiken wortel in het volk
miste en dus niets voelde voor de nooden,
welke het leed. Turken zijn deze ambtenaren
slechts door de taal, die zij spreken en hun
godsdienst. Als ras bevatten zij alle elementen
van Voor-aziatische, Oost-europeesche en
Noord-afrikaansche volkeren.De heerschers.die
hun vrouwen uit alle mogelijkeoverheerschte
rassen kozen, moesten wei elk
specifiekTurksch kenmerk verliezen. Het is deze kaste,
welke, losgelaten over het eertijds zoo uitge
strekte wereldrijk, op enkele gunstige uit
zonderingen na, een geesel vormde voor
Mohammedanen en christenen beiden. Het
bestaan van zulk een bureaucratie, zonder
levenden band met't eigenlijke volk,vormt een
voldoende verklaring voor e wanverhouding,
die er steeds heeft bestaan tusschen de aan
spraken van den Turkschen Staat en de Inner
lijke kracht, die in het volk huisde. In het
Czarenrijk hebben we eigenlijk hetzelfde ge
zien.
Er valt niet aan te twijfelen, dat de Turk
sche heerschappij, wier afbrokkeling reeds in
de 17e eeuw begon, uit Europa zou zijn ver
dreven, indien niet de ligging aan de gewich
tige zeeengten dermate de begeerte der ver
schillende Mogendheden had opgewekt, dat
geen enkele ze aan den ander gunde. De geheele
19e eeuw door is het Turksche Rijk beroofd
van grondgebied, maar bovenal is het ver
drukt en vernederd met alle mogelijke mid
delen, waarover de diplomatie van alle naties,
die eenige macht uitoefenen, beschikt, doch
dejtern van het Rijk liet men aan de Osinanen
uit onderlinge wangunst.
Men kuipte en intrigeerde, was afwisselend
verontwaardigd over de behandeling van
christenen, van eigen onderdanen, of van de
financiën. De rcgeering die de mooiste leuze
koos om eigen volk in beweging te brengen,
had de meeste kans om de Hooge Porte te
intimideeren en zoo concessies af te dwingen.
De geschiedenis van de Europeesche diplomatie
in Constantinopel van de 19e en 20e eeuw
is even leerzaam als weerzinwekkend.
Het is de groote vergissing geweest van de
Jong-Turken, de meest verlichten van het
Turksche ambtenaren- en officierskorps, dat
zij meenden, met enkele op West-Europeesche
leest geschoeide staatkundige hervormingen
het verval van hun rijk te kunnen tegenhou
den en het met nieuw leven te kunnen bezielen.
Waar de sociale toestanden dezelfde bleven
SPAAHSOH, EHGELSOH,
FR AH* OH, DUITS OH af c.
Borlitz-School
Heofongfaoht 4B1 H. 3286
Pract. Onderwijs door bnitenl. Leeraren
(en deze zijn nu eenmaal niet even door een
revolutie te veranderen), moest de omwen
teling van 1908 wel zonder gevolg blijven.
De afbrokkeling ging door. Het teekent de
bovenbedoelde wanverhouding tusschen as
piraties en kracht, dat er temidden van het
algemeen verval nog een beweging kon ont
staan, welker naam met ,,pan" begint. We
kennen van nabij de schoone resultaten
van de pan-gerrnaansche propaganda; eer
tijds was het panslavisme niet minder berucht.
Enkele Jong-Turken wilden het thans eens
wagen met een pan-toeranische propaganda.
welke den volke in schoone perspectieven
voortooverde de macht, die een Osmaansch
Rijk zou uitoefenen, dat alle Turken (Tataren-)
volken van Azië en Rusland zou vereenigen.
En dat, terwijl de Verheven Porte geen stap
van belang kon doen, of de Mogendheden
moesten er in gekend zijn ! Om van de verdere
onmogelijkheden van deze pan-Turksche be
weging niet eens te spreken.
De in oorlogssfeer opgevoede Jong-Tur
ken hebben de verleiding niet kunnen weer
staan, hun geluk te beproeven door in 1914
de zijde van hun Duitsche vrienden te kie
zen. Hoewel zij hadden kunnen bevroeden, dat
zoowel een overwinning van de vijanden als
van hun vrienden" noodlottig kun worden
voor het restje van onafhankelijkheid.
Als men deze dingen beziet, dan wordt
men wel zeer sceptisch gestemd omtrent de
levensvatbaarheid van een Nieuw-Turkije.
Men zou kunnen tegenwerpen,datMocstaplia
Kemal in de laatste weken toch een groote
macht heeft ontwikkelden dat deze ondenk
baar is, wanneer daarachter geen volkskracht
zit. Doch het is bijna uitgesloten te achten,
dat de legerbehoetten of wel de financiën
die daarvoor noodig zijn, uitsluitend door de
Anatolische bevolking zijn opgebracht.
Duitschland, de oude vriend van Turkije,
komt niet meer in aanmerking voor het
verleenen van onbaatzuchtige)! steun. De bron
zal dus elders moeten worden gezocht. In
dien ooit de Volkenbond eenige macht mocht
verkrijgen, zal hij een buitengewoon nuttig
werk kunnen verrichten, door zijn leden te
verbieden, geheime fondsen" op de begroo
ting te brengen. Al kunnen we dus niet vast
stellen, van welke zijde Moestapha Kemal de
middelen voor zijn militaire operaties verkreeg,
vermoedelijk is er wel Enropeesch geld bij
betrokken. En verder valt op te merken, dat
de machtspositie, door Kemal thans ingeno
men, voor een goed deel berust op het verschil
van belangen van het Britsche en het
Fransche rijk. Zoodat eigenlijk, wat het begin moet
zijn van een nieuwe machtsperiode, niets
anders is dan een herhaling van de oude mach
teloosheid, waarbij alleen de oneenigheid
tusschen de Europeesche voogden tot eenige
schijn-zelfstandigheid leidde.
Onderstellen we, dat alles zonder ongelukken
afloopt, en dat Moestapha Kemal Constanti
nopel en Thracië met Anatolië kan hereenigen.
Vanwaar moet het dan de krachten krijgen,
noodig voor een zelfstandig volksbestaan?
Voorloopig zal een aanzienlijke, goed toege
ruste legermacht noodig zijn, om het
veelbegeerde gebied te verdedigen. Daarvoor zal
echter het benoodigde geld ontbreken. Dan
zal er geleend moeten worden, als vanouds,
of bij n vriend, f bij vele hulpbereide naties.
't Laatste is misschien het minst gevaarlijk,
maar de onafhankelijkheid beïnvloeden doet
leenen in het buitenland door financieel
zwakken altijd.
Een andere, veel hetere manier is, dat de
nieuwe regeering tracht, alle economische
hulpbronnen van het land te openen, dat ze
een welvaartspolitiek drijft in den volsten
zin van het woord. Japan heeft het voorbeeld
gegeven en is werkelijk geslaagd. Maar daar
had men te doen met een grondslag van eeuwen
oude kultnur, terwijl bovendien de vreemde
volkselementen ontbraken. De intellectueele
krachten, noodig voor de economische ont
wikkeling, zijn onder de Turken niet in vol
doende mate aanwezig. Men zal ze dus uit het
buitenland moeten betrekken, terwijl ook
veel vreemd kapitaal zal moeten worden inge
voerd, zoolang de Turken niet te bewegen zijn,
het kapitaal, dat ze hebben, mobiel te maken.
We weten, hoe economische afhankelijkheid
vaak leidt tot politieke, vooral wanneer men
hulp zoekt bij n bevriende natie. De groot
ste toewijding en staatsmanskunst zal dus
noodig zijn, om te voorkomen, dat in een
Nieuw-Turkije hetzelfde diplomatieke gesol
begint als in het oude gebruikelijk was.
Voorzoover we van den buitenkant kunnen
oordeelen, is het spel eigenlijk alweer in
vollen gang.
De voorwaarde voor een herleefden,
krachtigen staat zijn er thans niet. Als ze zullen
ontstaan, zal dit het werk moeten zijn van
een lange reeks jaren, waarin gewerkt moet
worden. Veel harder en intensiever, dan men
ooit in het eeuwenoude Turkije heeft gedaan.
J. J. F A n R E N i' o K i