De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 21 oktober pagina 5

21 oktober 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

21 Oct. '22. - No. 2365 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN XLIII. Voor N.M. Ik kreeg een uitnoodiging om te komen spreken voor een gesloten kring van dames en heeren". En mijn eerste opwelling was, dat ik daar niet veel lust in had, omdat zoowel de beslotenheid" als het dame- en heer schap" mij niet aanstonden. De scriba van het gezelschap merkte bescheidenlijk op, dat de scheidngslijn tusschen geschikte en ongeschikte menschen toch niet met die der standen samenviel, maar dat hij dwars door alle standen heen liep, zoodat men in de hoogere klassen toch evengoed wel eens kans had om iemand goed te vinden als in de lagere; (En hoe is de wereld op zijn kop gezet, als men tegenwoordig al moet beplei ten, dat er onder de elite toch ook nog wel eens een fatsoenlijk exemplaar kan voorko men; terwijl voor vijftig jaar vaststond, dat dit de eenige menschen waren);.... en deze redelijke opmerking heeft mij aan het peinzen gebracht, over de eigen aardige hobbey's, die elke lijd berijdt, en over de oppervlakkige gemakkelijkheid, waarmee we ons allerlei vaste overtuigingen aanschaffen, zonder ons er eigen'ijk reken schap van te geven, hoe we er aan gekomen zijn. De dames en heeren", voor wie mijn correspondent het waagde zoo ridderlijk op te komen, zijn ontegenzeggelijk niet in de mode tegenwoordig. Is dat te wijten aan onze algemeene democratische gezindheid, zoodat we ons allemaal mannen-en-vrouwen, allemaal gelijk-op-menschen, willen voelen? Of is het integendeel juist de. burgerlijk-deftig doende winkelmeneer met zijn geaffecteerde: dème", die zelfs het meervoud van dat woord voor ons heeft bedorven; hebben we het naaistertje, dat van haar zangvereeniging kwam, te dikwijls hooren vertellen, wat daar de dames" en wat toen de heeren" deden, om voor onszelf en het ons-verwante niet een andere betiteling te begeeren, juist zooals, nu in onze keukens de Kitty's, de Jeanne's, de Betty's den scepter zwaaien, in e patric^sche wiegen weer Anne-Keetjes, Aart'en, MieBetjes en Gert-Jannen ae wereld in liggen kijken. Beteekent distinctie" niet woordelijk het zich-onderscheiden"; en zullen de hoo gere kringen niet langzamerhand hun toe vlucht uitsluitend moeten zoeken in de soberheid, soberheid in betiteling, in be noeming, m kleeding en behoeften, om zich te kunnen onderscheiden van de dames en heeren", die kleurig-gekleed en luidruchtiggestemd langs onze Zondagsche straten para deeren, met roompralines in hun taschjes en odeur op hun zakdoek, en met de uit daging in hun houding, of hun centen soms niet evengoed zijn als de centen van anderen." Maar er is nog een andere kant aan onze intuitïeveafkeerigheid vande betiteling,,dames en heeren". Het is dezelfde huiver, die ons bevangt, wanneer men over iemand zegt, dat ze, een echte mevrouw" of ook een echte juffrouw" is; dat je uit hem onmid dellijk uen echten dominee" of den echten schoolmeester" proeft; ja zelfs, als we met een bepaalde intonatie in onze stem aan het slot van onze karakte.iseering van iemand zeggen: kortom?'t is een echte man" of 't is een echte vrouw," dan klinkt dat niet waardeerend. Het is oppervlakkig beschouwd bevreem dend, dat, als men verzekert, dat iemand cht is, wat hij is, dat dan niet als een ap preciatie is op te vatten, en dat niet alleen, omdat de spreker toevallig een speciale afkeer van dominee's of schoolmeesters of mevrou wen of. juffrouwen zou hebben; want de besprokene" gedraagt zich in dit geval niet anders. Men kan toch aannemen, dat iemand domi nee of leeraar is geworden, omdat hijheteen mooi vak vond, bij een dominee durft men zelfs van roeping" praten, en toch heb ik er nooit n ontmoet, die niet straalde, als ik zei, dat ik nooit gedacht had, dat hij dat ambt bekleedde. Bij een leeraar hetzelfde; bij een juffrouw" nog sterker; zeg tegen een vrouw dat je al op twintig meter afstand zag, dat ze een echte fatsoenlijke vrouw" was, honderd tegen een, dat ze het je kwalijk zal nemen; misschien wel kwalijker, dan als je het tegendeel hadt beweerd; dat zou haar immers koud laten, omdat het eenvoudig niet waar was, maar dit is waar n onaange naam om te hooren. Is dat nu allemaal hypocrisie van onzen kant? Willen we niet schijnen, wat we zijn? Ik geloof dat het toch nog een beetje anders in elkaar zit. Wanneer we iemand een echte mevrouw" noemen, dan denken we niet in de eerste plaats aan een beschaafde bestuurster van een gezin; maar we zien veeleer iets diks en statigs voor ons, met veel bonten, veel air en weinig inhoud. Een echte juffrouw" is niet een bescheiden, kuische en nobele werkster; maar een bitter, zielig, pathologisch-preutsch schimmetje-van-een-vrouw; een echte dominee" is met de overtuigde spreker, de opofferende geloofsheld, maar een man met zalvende stem en onecht pathos; een ,,echte"schoolmeester is een pedant; een echte" man een brute egcïst; een echte" vrouw een onlogische kip-zonder-kop. En een echte fatsoenlijke vrouw" is het phenomeen van bekrompen eigengereidheid, dat de atmosfeer van een kamer, van een heel huis bevriest met haar nuchtere, meedoogenlooze zekerheid, en dat door haar méchancet irréprochable" heele generaties rampzalig maken kan. Het zijn niet de meest aantrekkelijke eigen schappen, die de spraakmakende gemeente van een heel complex abstraheert, en die het dan als de kenmerkende-par-excellence voorstelt; daarom wil niemand, dat je dade lijk aan hem merkt, wat hij is; want wat er zoo dik op ligt, zijn waarschijnlijk juist de mindere qualiteiten. En daarom ook trekken we een bedenkelijk gezicht, als eenige men schen zich nadrukkelijk als dames en heeren" voorstellen. Wil dat zeggen: praten op den punt van den tong, gladde, onbeduidende conversatie, geen eigenlijke, diepe belangstel lingen, maar een snobbishe jacht om van alles op de hoogte te zijn? Of is het slechts een bijkomstigheid" van het mensch-zijn? Want als het dat is, zal ieder het voorzeker een zeer aangename bijkomstigheid vinden, en nergens liever komen spreken, dan in zoo'n gesloten kring". A N N I E S A L O M O N S PAULA MODERSOHN-BECKER UNDTAGEBUCHBLSTTER. 1) Wie was deze vrouw, deze schilderes, die op eenendertigjarigen leeftijd stierf, en zulk sterk persoonlijk werk naliet, dat het na vele jaren plotseling uit de eenzaamheid van haar heide dorp naar voren trad, en zonder ooit tot eenige school of kring behoord te hebben met volle kracht in het kunstenaarsleven van dezen tijd ingreep? Paula Modersohn Beckerwerd8 Februari 1876 te Dresden geboren en verhuisde, toen ze twaalf jaar was met haar ouders naar Bremen. Een dagboek in een kinderlijk blauw omslagje met een paar sierlijk geschreven regels begon nen, getuigt van een gelukkige jeugd, Een enkele brief uit dien tijd is bewaard gebleven, typische jonge meisjesbrieven, meest vrijmoedig, overmoedig in het weergeven van indrukken. Nog geen spoor van schilders talent, wel openbaart zich de vreugde van alleen te zijn in de natuur. Zij heeft een hang tot griiblen, den wensch een helder inzicht te hebben in zichzelf, en tegelijkertijd de voor haar karakter typische angst om sentimenteel te worden. Op elke ernstige ontboezeming volgt een vroolijker wending, een soort bespotten van zichzelf. Zoo schrijft ze na het lezen van een opper vlakkig opwindend boek: Dan tril ik van opwinding, wat heelemaal niet bij me hoort. Ik weet heelemaal niet of het goed of slecht voor me is. Ik geloof slecht, want op zoo'n stemming komt altijd reactie. Tegenover jezelf noem je het vol medelijden ; melancholie, anMeren zeggen en .niet ten onrechte uit je humeur". Na haar schooltijd gaat ze logeeren bij een tante in Londen, waar ze haar eerste teekenlessen krijgt. In Bremen teruggekeerd is het haar vader's wensch, dat ze examen doet voor onderwijzeres. In deze jaren komt er niets van teekenen. Na het examen schrijft zij: Het is een zalige gedachte, dat mijn arme hoofd nu eens verteren mag, wat er zoo haastig is ingepropt en dat het vergeten mag, wat het niet interesseert." Leerares is zij nooit geworden, haar ouders zonden haar een jaar naar Berlijn voor haar teekenstudie. Zoo-en-zooveel maanden", re kent Paula jubelend uit. Haar brieven vertellen van den tijd in Berlijn. Herausgegeben und biographisch eingeführt von S. D. Oallmitz. Wolf f Verlag München 1921. KLEEDING VAN DE MAAND Teekening voor de Amsterdammer" van Marietje Heyligers. VRUCHTEN KOEKJES VAN S1PKES - HAARLEM zijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak IllHltllIlfIHIIlllll miiiiiiiiiiiiiiiiitiiii OGTOBERAVOND Mijn huismerel gaat om half zes ter rust en zorgt wel, dat de heele buurt het te weten komt. Zijn helder tsieng, tsieng" galmt door den tuin. Kort daarna rikketikt ook de roodborst en als de Oroote Beer goed zicht baar wordt, is alles stil. In het duin is dat nu heel anders. Daar gaan al om drie uur verscheidene vogels hun rustplaatsen opzoeken. Er is een put in een oud aardappelveld, daar staat gelukkig nu weer water in. Hij is een jaar of twintig geleden gegraven in het barre zand, maar in den loop des tijds is zijn noordrand heele maal begroeid geraakt met elzen en met dien mooien wilg van het duin, den bitteren wilg, die iri het voorjaar roode katjes heeft. Die boomgroep is zeer dicht en verschaft een prachtige, veilige schuilplaats. Bovendien staan op tien meter afstand nog een paar dichte boschjes en ook een paar van die heerlijke duin-eiken. Deze zijn laag van stam en hebben al vlak langs den grond horizontaal uitstaande takken van wel zes meter lang. De kroon loopt verder snel kegelvormig toe, een heel bijzonder groeitype van eiken. Wie tusschen de onderste takken op den grond zit en zich rustig houdt, wordt door de vogels niet opgemerkt en kan van dichtbij alles zien, wat er voorvalt in de boschjes enin hetschuilhout aanden waterput. De lage zon verlicht de helling aan de overzijde, grijs van kruipwilgen, diepbruin van tallooze duinroosjes en blauwig van rendiermos. De duinroosjes hebben nooit zooveel zwarte bottels gedragen als nu en ook kardinaalsmuts, Geldersche roos, liguster, meidoorn buigen onder den last der vruchten, het resultaat van twee achtereen volgende jaren van zonneschijn. In de mei doorns is druk getjok van vogels, daar zijn de kramsvogels aan hun avondmaal, de mooiste lijsters, die zich hier vertoonen. Er zitten ook enkele zwarte lijsters onder, en een van de meidoorns lijkt uitsluitend het eigendom te zijn van een partij groote lijsters. Als er een soms opvliegt blinkt het wit van haar okseiveeren in de zon. Nu klinkt van omhoog een langgerekt sriese" het meest gehoorde vogelgeluid in deze October-dagen, de trekroep van de koperwiek, de kleinste van onze lijsters. Daar komen ze aan, aardig afgeteekend tegen de blauwe lucht, het tamelijk lange staartje tusschen de achterwaarts gerichte vleugelpunten, een van de meest karakteristieke vogelvluchtfiguren. Vijfentwintig, dertig slie ren er omlaag, allemaal in de els bij de water put en spoedig volgen er al meer, tot er wel meer dan honderd zijn neergestreken. Het is VVandelpak van donkergrijze velours de laine met donkerbruine bontstrcpen. .... De dagen vliegen om, ik heb geen tijd om mij eenzaam te voelen, of mij te vervelen. Vier ochtenden teeken ik, ze nemen al mijn gedachten in beslag. Als ik geen les heb, bsdenk ik hoe ik dit of dat gezicht zal tee kenen. Ik tracht vlug in elke physionomie het karakteristieke te ontdekken. Als ik met iemand spreek, kijk ik welke schaduw de neus werpt. De kleuren beginnen mij te pakken, hun verwantschap, hun karakter en zooveel, dat je niet zeggen kan, maar voelen moet. Mijn meesteres noemt het: physiek welbehagen. En dat welbehagen voel ik den gansenen dag om mij heen, Dat is mijn leven, waaraan mijn gansche hart hangt. Misschien ben ik er wat eenzijdig door, maar ik geloof, dat je je heele zijn moet geven, als je het tot iets brengen wil. We hebben een echt Berlijnsch model, een portiersvrouw. Ze heeft nog nooit gezeten, ze schaamt zich over haar kleeren, en toen ze den tweeden keer kwam, had ze een on uitstaanbaar nieuw schort voorgedaan. Na een uur riep ze al: Och, ik heb altijd gedacht dat niets doen het prettigste van allemaal is, maar dit is veel, veel erger dan werken. Na den eersten dag verdween ze. Liever drie uur aan n stuk schuren !" De zomer voert Paula terug van Berlijn naar Bremen. Dan leert zij Worpswede kennen, het heide-dorp, dat de schilder Mackensen ont dekte. In een van haar brieven schrijft zij: Schilderen, schilderen, dat is de melodie van mijn leven. Soms klinkt ze zacht, droomerig, sprookjesachtig. Dat noem ik mijn .,Versunkene Glocke" stemming. Soms klinkt ze groot en machtig. Dan zou ik op een hoogen bergwillenklimmenen het luide uitschreeuwen. Nu ik dat niet kan, ben ik uiterlijk en innerlijk heel stil. Het is alsof niet ik leef, maar alleen mijn ziel. Worpswede, Worpswede, Worpswede ! Versunkene Glocke" stemming! Berken, berken, berken ! Sparren en oude wilgen. Mooie bruine heide, schitterend bruin. Het is een wonderland, een godenland. Ik heb medelijden met dat prachtige stuk aarde, haar bewoners weten niet, hoe mooi het is. Neen, Paula Becker, heb liever medelijden met jezelf, dat je er niet woont. En toch ook weer niet, jij leeft immers, jou gelukkige, je leeft intensief, je schildert immers ! Dagboek van Marie Bashkirtseff. Ik neem haar gedachten over en zij maken mij diep bedroefd. Ik zeg net als zij: O, als ik maar iets bereikte. Zoo is het een vreeselijk bestaan. Ik ben moe, ik zou alles willen doen en ik doe niets. Mackensen was vandaag ontevreden toen hij naar mijn werk kwam kijken. Grauw is de wereld om mij heen en de^hemel kijkt treurig op mij neer. Zacht droomerig kabbelt het water. Het brengt onrust in mijn ziel. Ik wandel onder de berken, ze staan daar in hun kuische naaktheid. Zij heffen ten hemel hun kale takken en smeeken om geluk. Maar de hemel blijft somber, en zij staan stil en treurig met gevouwen handen. Levenademen-voelen-droomen-leven. Voor mij is dat het wereldraadsel. Ik ga stil zitten, in mijn binnenste trilt het. Aan de dennen hangen tranen. Die blinkende droppels zijn immers tranen? Dat was een vreeselijke kater, die zijn langen staart om mijn hals had geslingerd. Marie Bashkirtseff, ik klaag je aan ! Nu werk ik (weer reusachtig. De katerstaartis verdwenen, mijn keel wordt niet langer dichtgeknepen, ik roep hoera ! Ik zing den gansenen dag en teeken met pleizier. Het leven is weer mooi, eenig mooi ! In Januari 1900 gaat Paula Becker naar Parijs. In den trein schrijft zij naar huis: Een uur van Parijs ! Mijn hart popelt. In België dacht ik aan Maeterlinck en Meunier. Parijs ! Parijs nadert !" Paula voelt zich gelukkig op haar kleine kamertje op de boulevard Raspail. Parijs overweldigt haar. Zooals ze het uitdrukt: Op de piano van mijn zenuwleven wordt steeds getrommeld, daar moet ik eerst aan wennen. Over het geheel stemt Parijs me treurig en wat voor den Parijzenaar vroolijk moet verbeelden, is voor mij het allertreurigste. Soms verlang ik naar een heiwandeling. Het is me alsof ik meer kracht noodig heb om hier te leven dan ik bezit. Dat gevoel heb ik niet altijd; soms ook wordt alles licht en helder om en in mij en voel ik een nieuwe wereld komen. Paula schildert geregeld model bij Cola Rossi in de Rue de la grande Chaumière. Rossi, vroeger zelf model, nu grand seigneur, zeer netjes in de kleeren en zeer ridderlijk tegenover dames. Het factotum, dat zorgt, dat de ateliers hun eerwaardig stof niet ver liezen en dat de kachels slecht branden, heet Angelo. Hij zwaait hier zijn scepter, spreekt met de modellen, is steeds door een paar dametjes om ge ven, voo r wie hij een goed woord moet doen. De hofhouding van koning Rossi bestaat uit een aantal merkwaardige typen. Het zijn schilders als uit boeken, lange haren, bruin fluweelen jasjes, fladderende dassen. In deze heilige hallen teeken ik's morgens met de vrouwen en 's avonds met de mannen. Wonderlijke menschen ! Zooals bij ons thuis is er geen een. Veel Yankee's, veel Spanjaarden, Engelschen, eenige Franschen en Duitschers. De gesprekken zijn eigenaardig; het punt waar alles om draait is zij". Als iemand zucht bij het werk, wordt er dadelijk gevraagd. Is ze mooi?" Parijs is net als zijn bewoners. Naast grenzenlooze verdorvenheid, een kinderlijke levens blijheid, een zich laten gaan zooals de natuur het zoo graag ziet, zonder veel te vragen. Wij Duitschers kunnen nooit zijn als de Fran schen, omdat wij aan onzen moreelen kater te gronde gaan. Dien schijnen de menschen hier niet te kennen. Eiken dag beginnen zij een nieuw leven. O, als ik maar schilderen kon ! Vier weken geleden wist ik het precies, wat ik wilde. Ik zag het voor mij, ik liep er mee rond als een koningin en voelde mij fier. En nu sta ik als een bedelaar voor de deur en smeek om binnengelaten te worden. Het is moeilijk om stapje voor stapje te gaan als je jong en ver langend bent. Het Louvre ! Wat een zegen. Ik leerTiziaan beter begrijpen. En dan die prachtige Madonna van Botticelli ! En Fiesole met die roerende Bijbelsche geschiedenissen, zoo eenvoudig ver teld, en zoo schitterend van kleur. Ik voel me in gezelschap van heiligen. Wij,Duitschers, zitten vast aan het verleden. Onze heele Duitsche kunst is te conventioneel. Otto Modersohn, dat is er een, die door den berg van conventie is heengeworsteld. De Kracht en Energie waarin meer dan gewoonlijk energie wordt gevorderd, weer een poos achtereen Sanatogen gebruiken zal. Het ZenuwiterkendVoedie MEM MODERNE EIKEN EETKAMER Fa£, BESTAANDE UIT: Tafel met 2 inlegbladen Buffet 2 Fauteuils 4 Stoelen Theetafel COMPLEET f585.-. anderen begrijp ik misschien niet, en ik doe er ook niet mijn best toe, want een menschenkind, dat zoo in den groei is, als ik op het oogenblik, moet eerst aan zijn eigen armen en beenen denken. Moeilijke weken liggen achter mij. Ik heb zoo getobd, maar nu heb ik weer geloof in de kunst, in haar volle grootte. Nu weet ik dat mijn vuurtje eenmaal eenige warmte zal afstralen. In het voorjaar keert Paula naar Worpswede terug en in den laten herfst verlooft zij zich met Otto Modersohn. Eerst drie maanden geleden had hij zijn vrouw verloren, maar zij weten wat zij doen en kunnen de goedkeuring van de wereld missen." In een brief aan haar ouders, schrijft zij: Hij is een man en een kind tegelijkertijd. Hij heeft een rooden baard en lieve zachte handen. Hij heeft een groote diepe intensiviteit van gevoel; daaruit bestaat eigenlijk zijn heele zijn. Kunst en liefde, dat zijn de snaren, die hij bespeelt. Hij heeft een ernstige, bijna zwaarmoedige natuur en toch geniet hij van vroolijkheid en zonneschijn. Ik kan veel voor hem zijn. Dat is een heerlijkheid! In de kunst begrijpen wij elkaar; de een zegt meestal, wat de ander voelt. Mijn kunst hang ik niet aan den kapstok, we zul len samen trachten verder te komen. Bij zijn grooten eenvoud en diepte voel ik mij beter worden, ik ben zoo'n gecompliceerd menschje, steeds trillend en juichend en dan doet zoo'n rustige hand zoo weldadig aan." Paula's huwelijk brengt tijden van geluk, van twijfel, van eenzaamheid. Zij schrijft. Het is mijn ondervinding, dat het huwelijk niet gelukkiger maakt; het beneemt de illusie, dat er een zusterziel bestaat. In het huwelijk voelt men dubbel het onbegrepen zijn, omdat heel ons vroegere bestaan er op gericht was, een wezen te.vinden dat ons begreep. En later: Ik voel een groote zekerheid in onze liefde; terwijl ik van avond in het donker naar huis liep, doortrilde mij een ademloos gevoel van geluk, en ik begreep, dat het hoogtepunt nog voor ons ligt." Wat deze twee kunstenaarszielen van el kander voert en telkens weer vereenigt, wij weten het niet, en wij zijn den verzamelaar van haar brieven dankbaar, dat hij den sluier over dat niet voor de wereld", over dat t subtiele niet heeft opgelicht. In Februari 1906 schrijft zij in haar dagboek Nu heb ik Otto Modersohn voor goed ver laten en sta ik tusschen mijn oude leven en mijn nieuwe. Hoe dat nieuwe zijn zal? En hoe ik zal zijn in mijn nieuwe leven? Dat moet alles blijken. In Sept. van dat zelfde jaar, correspondeercn zij samen over een atelier, dat zij in Parijs voor hem huren zal. Nov. 1907 schenkt Paula een dochter het leven. Den achttienden dag gaat zij voor het eerst naar de huiskamer. Een leunstoel wordt aangeschoven, daar troont zij met het verza digde kindje op schoot. De kaarsen in de luchters branden. Het is bijna alsof het Kerstmis is O, hoe verheug ik mij!" Plotseling worden de voeten dik, een paar zware ademtochten. Zacht fluistert zij, hoe jammer", en sterft. CL. BIENFAIT De blauwe bloem ..ivo blaue Glücksblumen blühn". De avond is de groote vrede, tf Stilte en 't milde grijze licht, De avond draagt de zielen mede Sluit de levenspoorten dicht. De avond voert de zielen mede.... Avond draagt met lichte hand Droomers naar den donkren vrede Van het Blauwe-Bloeme land. TONY DE RIDDER VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. iiiiiiiiiimilll Vtiurgoudhaantje haast niet te begrijpen, hoe ze daar geborgen kunnen zijn in dat kleine boschje. Een helderder hooger kreet, niet gerekt, maar driftig herhaald, kondigt de komst aan van nieuwe gasten, kleine partijtjes van zeer kleine vogeltjes en die strijken neer in de duindoorns. Dat zijn de goudhaantjes en ik buig en wring me voorzichtig, om ze in den kijker te krijgen, want er is nu weer zeer veel kans, dat er vuurgoudhaantjes bij zijn. Deze hebben den middenstreep boven op denkop, fel oranje bij rood af, terwijl die bij de gewone goudhaantjes geel is bij oranje af. Het verschil is niet altijd even gemakkelijk te zien, maar er is een beter kenmerk. De vuurgoudhaantjes hebben een zwarten streep van den snavel door het oog heen, de gewone goudhaantjes hebben rondom het oog een lichten kring, wat hun gelaat een constante uitdrukking geeft van verwondering. Ik durf mij niet meer te roeren, want er komen nog voortdurend meer goudhaantjss aan, dozijnen bij dozijnen en alles gaat te rust in de hooge duindoorns. Piepend komen ze aan, dan krieuwen ze nog wat en eindelijk is het stil. Intusschen is het ook in de meidoorns rustiger geworden en daar zijn zeker nog wel een honderd lijsters van verschillende soort komen binnen vallen. Het zou mij niet verwonderen, wanneer er nu al een dikke duizend vogels in dit stukje duin zitten te slapen, nog voor de laatste stralen der ondergaande zon weer kaatst worden door het vlieringvenster van Dunenborg. Als ik opsta, om weg te gaan, ontstaat er dan ook een geweldige commotie, maar eer ik den heuveltop bereikt heb zijn ze weer teruggekeerd op hun rustplaatsen en de heele vallei is stil. Alleen ver naar rechts komt uit het lage land een stroom van bonte kraaien opzetten, voor wie het nu eerst rust tijd begint te worden. Dat zijn al vaste klanten en ze slapen in het duin den heelen nacht door. Die lijsters en goudhaantjes echter zijn trek kers. Als de Groote Beer zichtbaar wordt, ontwaken zij en nu klinken weer hun verschil lende kreten door de lucht, crescendo en de crescendo al naar het troepje u nadert of voorbijtrekt. Je krijgt maar zelden een schimmetje er van te zien, doch de lucht is vol geluiden. Ik houd er van, om er aan te denken hoe om een uur of zeven, half acht die kleine goudhaantjes in hun duindoorn wakker worden, zich rekken en strekken de veertjes schudden en dan met elkaar al lokkend de nachtelijke reis aanvaarden. Den heelen nacht zijn bij tusschenpoozen die geluiden te hooren. Waarschijnlijk ,is er een armee in beweging van honderden kilo meters lang en het stuk daarvan, dat bij het krieken van den dag is aangekomen bij mijn duinboschje, strijkt daar neer om voedsel en rust en om 's avonds weer verder te gaan, tenzij ze hier, wat best mogelijk is, hun winterkwartieren juist hebben bereikt. JAC. P. T H ij ss E Brengt de pijn tot bedaren! Gemakkelijk en zeker met Sloan's Liniment alleen maar besmeren inwrijven onnoodig-?en de pijn ver dwijnt. Uitmuntend voor alle spieren- en zenuw-pijnen. Pro beert het! Verkrijgbaar bij alle Apothekers en Drogisten. Prijs ?, 1. SLQANS Liniment

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl