Historisch Archief 1877-1940
21 Oct. '22. - No. 2365
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BIJKOMSTIGHEDEN
XLIII.
Voor N.M.
Ik kreeg een uitnoodiging om te komen
spreken voor een gesloten kring van dames
en heeren". En mijn eerste opwelling was,
dat ik daar niet veel lust in had, omdat zoowel
de beslotenheid" als het dame- en heer
schap" mij niet aanstonden. De scriba van
het gezelschap merkte bescheidenlijk op,
dat de scheidngslijn tusschen geschikte en
ongeschikte menschen toch niet met die der
standen samenviel, maar dat hij dwars door
alle standen heen liep, zoodat men in de
hoogere klassen toch evengoed wel eens
kans had om iemand goed te vinden als in de
lagere; (En hoe is de wereld op zijn kop
gezet, als men tegenwoordig al moet beplei
ten, dat er onder de elite toch ook nog wel
eens een fatsoenlijk exemplaar kan voorko
men; terwijl voor vijftig jaar vaststond,
dat dit de eenige menschen waren);....
en deze redelijke opmerking heeft mij
aan het peinzen gebracht, over de eigen
aardige hobbey's, die elke lijd berijdt,
en over de oppervlakkige gemakkelijkheid,
waarmee we ons allerlei vaste overtuigingen
aanschaffen, zonder ons er eigen'ijk reken
schap van te geven, hoe we er aan gekomen
zijn.
De dames en heeren", voor wie mijn
correspondent het waagde zoo ridderlijk op
te komen, zijn ontegenzeggelijk niet in de
mode tegenwoordig. Is dat te wijten aan onze
algemeene democratische gezindheid, zoodat
we ons allemaal mannen-en-vrouwen, allemaal
gelijk-op-menschen, willen voelen? Of is het
integendeel juist de. burgerlijk-deftig doende
winkelmeneer met zijn geaffecteerde: dème",
die zelfs het meervoud van dat woord voor
ons heeft bedorven; hebben we het naaistertje,
dat van haar zangvereeniging kwam, te
dikwijls hooren vertellen, wat daar de dames"
en wat toen de heeren" deden, om voor
onszelf en het ons-verwante niet een andere
betiteling te begeeren, juist zooals, nu in
onze keukens de Kitty's, de Jeanne's, de
Betty's den scepter zwaaien, in e patric^sche
wiegen weer Anne-Keetjes, Aart'en,
MieBetjes en Gert-Jannen ae wereld in liggen
kijken. Beteekent distinctie" niet woordelijk
het zich-onderscheiden"; en zullen de hoo
gere kringen niet langzamerhand hun toe
vlucht uitsluitend moeten zoeken in de
soberheid, soberheid in betiteling, in be
noeming, m kleeding en behoeften, om zich
te kunnen onderscheiden van de dames en
heeren", die kleurig-gekleed en
luidruchtiggestemd langs onze Zondagsche straten para
deeren, met roompralines in hun taschjes
en odeur op hun zakdoek, en met de uit
daging in hun houding, of hun centen soms
niet evengoed zijn als de centen van anderen."
Maar er is nog een andere kant aan onze
intuitïeveafkeerigheid vande betiteling,,dames
en heeren". Het is dezelfde huiver, die ons
bevangt, wanneer men over iemand zegt,
dat ze, een echte mevrouw" of ook een
echte juffrouw" is; dat je uit hem onmid
dellijk uen echten dominee" of den echten
schoolmeester" proeft; ja zelfs, als we met
een bepaalde intonatie in onze stem aan het
slot van onze karakte.iseering van iemand
zeggen: kortom?'t is een echte man" of
't is een echte vrouw," dan klinkt dat
niet waardeerend.
Het is oppervlakkig beschouwd bevreem
dend, dat, als men verzekert, dat iemand
cht is, wat hij is, dat dan niet als een ap
preciatie is op te vatten, en dat niet alleen,
omdat de spreker toevallig een speciale afkeer
van dominee's of schoolmeesters of mevrou
wen of. juffrouwen zou hebben; want de
besprokene" gedraagt zich in dit geval niet
anders.
Men kan toch aannemen, dat iemand domi
nee of leeraar is geworden, omdat hijheteen
mooi vak vond, bij een dominee durft men
zelfs van roeping" praten, en toch heb ik
er nooit n ontmoet, die niet straalde, als ik
zei, dat ik nooit gedacht had, dat hij dat ambt
bekleedde. Bij een leeraar hetzelfde; bij een
juffrouw" nog sterker; zeg tegen een vrouw
dat je al op twintig meter afstand zag, dat ze
een echte fatsoenlijke vrouw" was,
honderd tegen een, dat ze het je kwalijk zal
nemen; misschien wel kwalijker, dan als je
het tegendeel hadt beweerd; dat zou haar
immers koud laten, omdat het eenvoudig
niet waar was, maar dit is waar n onaange
naam om te hooren.
Is dat nu allemaal hypocrisie van onzen
kant? Willen we niet schijnen, wat we zijn?
Ik geloof dat het toch nog een beetje anders
in elkaar zit.
Wanneer we iemand een echte mevrouw"
noemen, dan denken we niet in de eerste
plaats aan een beschaafde bestuurster van
een gezin; maar we zien veeleer iets diks en
statigs voor ons, met veel bonten, veel air
en weinig inhoud. Een echte juffrouw"
is niet een bescheiden, kuische en nobele
werkster; maar een bitter, zielig,
pathologisch-preutsch schimmetje-van-een-vrouw;
een echte dominee" is met de overtuigde
spreker, de opofferende geloofsheld, maar een
man met zalvende stem en onecht pathos;
een ,,echte"schoolmeester is een pedant; een
echte" man een brute egcïst; een echte"
vrouw een onlogische kip-zonder-kop. En
een echte fatsoenlijke vrouw" is het
phenomeen van bekrompen eigengereidheid, dat
de atmosfeer van een kamer, van een heel
huis bevriest met haar nuchtere,
meedoogenlooze zekerheid, en dat door haar méchancet
irréprochable" heele generaties rampzalig
maken kan.
Het zijn niet de meest aantrekkelijke eigen
schappen, die de spraakmakende gemeente
van een heel complex abstraheert, en die
het dan als de kenmerkende-par-excellence
voorstelt; daarom wil niemand, dat je dade
lijk aan hem merkt, wat hij is; want wat er
zoo dik op ligt, zijn waarschijnlijk juist de
mindere qualiteiten. En daarom ook trekken
we een bedenkelijk gezicht, als eenige men
schen zich nadrukkelijk als dames en heeren"
voorstellen. Wil dat zeggen: praten op den
punt van den tong, gladde, onbeduidende
conversatie, geen eigenlijke, diepe belangstel
lingen, maar een snobbishe jacht om van
alles op de hoogte te zijn? Of is het slechts een
bijkomstigheid" van het mensch-zijn? Want
als het dat is, zal ieder het voorzeker een zeer
aangename bijkomstigheid vinden, en nergens
liever komen spreken, dan in zoo'n gesloten
kring".
A N N I E S A L O M O N S
PAULA MODERSOHN-BECKER
UNDTAGEBUCHBLSTTER. 1)
Wie was deze vrouw, deze schilderes, die op
eenendertigjarigen leeftijd stierf, en zulk sterk
persoonlijk werk naliet, dat het na vele jaren
plotseling uit de eenzaamheid van haar heide
dorp naar voren trad, en zonder ooit tot
eenige school of kring behoord te hebben met
volle kracht in het kunstenaarsleven van
dezen tijd ingreep?
Paula Modersohn Beckerwerd8 Februari
1876 te Dresden geboren en verhuisde, toen ze
twaalf jaar was met haar ouders naar Bremen.
Een dagboek in een kinderlijk blauw omslagje
met een paar sierlijk geschreven regels begon
nen, getuigt van een gelukkige jeugd,
Een enkele brief uit dien tijd is bewaard
gebleven, typische jonge meisjesbrieven, meest
vrijmoedig, overmoedig in het weergeven
van indrukken. Nog geen spoor van schilders
talent, wel openbaart zich de vreugde van
alleen te zijn in de natuur.
Zij heeft een hang tot griiblen, den wensch
een helder inzicht te hebben in zichzelf, en
tegelijkertijd de voor haar karakter typische
angst om sentimenteel te worden. Op elke
ernstige ontboezeming volgt een vroolijker
wending, een soort bespotten van zichzelf.
Zoo schrijft ze na het lezen van een opper
vlakkig opwindend boek: Dan tril ik van
opwinding, wat heelemaal niet bij me hoort.
Ik weet heelemaal niet of het goed of slecht
voor me is. Ik geloof slecht, want op zoo'n
stemming komt altijd reactie. Tegenover
jezelf noem je het vol medelijden ; melancholie,
anMeren zeggen en .niet ten onrechte uit je
humeur".
Na haar schooltijd gaat ze logeeren bij een
tante in Londen, waar ze haar eerste
teekenlessen krijgt. In Bremen teruggekeerd is het
haar vader's wensch, dat ze examen doet voor
onderwijzeres. In deze jaren komt er niets van
teekenen. Na het examen schrijft zij: Het
is een zalige gedachte, dat mijn arme hoofd
nu eens verteren mag, wat er zoo haastig is
ingepropt en dat het vergeten mag, wat het
niet interesseert."
Leerares is zij nooit geworden, haar ouders
zonden haar een jaar naar Berlijn voor haar
teekenstudie. Zoo-en-zooveel maanden", re
kent Paula jubelend uit.
Haar brieven vertellen van den tijd in
Berlijn.
Herausgegeben und biographisch eingeführt
von S. D. Oallmitz. Wolf f Verlag München
1921.
KLEEDING VAN DE MAAND
Teekening voor de Amsterdammer"
van Marietje Heyligers.
VRUCHTEN KOEKJES
VAN
S1PKES - HAARLEM
zijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
IllHltllIlfIHIIlllll
miiiiiiiiiiiiiiiiitiiii
OGTOBERAVOND
Mijn huismerel gaat om half zes ter rust
en zorgt wel, dat de heele buurt het te weten
komt. Zijn helder tsieng, tsieng" galmt door
den tuin. Kort daarna rikketikt ook de
roodborst en als de Oroote Beer goed zicht
baar wordt, is alles stil.
In het duin is dat nu heel anders. Daar
gaan al om drie uur verscheidene vogels
hun rustplaatsen opzoeken. Er is een put
in een oud aardappelveld, daar staat gelukkig
nu weer water in. Hij is een jaar of twintig
geleden gegraven in het barre zand, maar
in den loop des tijds is zijn noordrand heele
maal begroeid geraakt met elzen en met dien
mooien wilg van het duin, den bitteren wilg,
die iri het voorjaar roode katjes heeft. Die
boomgroep is zeer dicht en verschaft een
prachtige, veilige schuilplaats. Bovendien
staan op tien meter afstand nog een paar
dichte boschjes en ook een paar van die
heerlijke duin-eiken. Deze zijn laag van stam
en hebben al vlak langs den grond horizontaal
uitstaande takken van wel zes meter lang.
De kroon loopt verder snel kegelvormig
toe, een heel bijzonder groeitype van eiken.
Wie tusschen de onderste takken op den
grond zit en zich rustig houdt, wordt door
de vogels niet opgemerkt en kan van
dichtbij alles zien, wat er voorvalt in de
boschjes enin hetschuilhout aanden waterput.
De lage zon verlicht de helling aan de
overzijde, grijs van kruipwilgen, diepbruin
van tallooze duinroosjes en blauwig van
rendiermos. De duinroosjes hebben nooit
zooveel zwarte bottels gedragen als nu en
ook kardinaalsmuts, Geldersche roos,
liguster, meidoorn buigen onder den last der
vruchten, het resultaat van twee achtereen
volgende jaren van zonneschijn. In de mei
doorns is druk getjok van vogels, daar zijn
de kramsvogels aan hun avondmaal, de
mooiste lijsters, die zich hier vertoonen.
Er zitten ook enkele zwarte lijsters onder,
en een van de meidoorns lijkt uitsluitend het
eigendom te zijn van een partij groote lijsters.
Als er een soms opvliegt blinkt het wit van
haar okseiveeren in de zon.
Nu klinkt van omhoog een langgerekt
sriese" het meest gehoorde vogelgeluid in
deze October-dagen, de trekroep van de
koperwiek, de kleinste van onze lijsters.
Daar komen ze aan, aardig afgeteekend tegen
de blauwe lucht, het tamelijk lange staartje
tusschen de achterwaarts gerichte
vleugelpunten, een van de meest karakteristieke
vogelvluchtfiguren. Vijfentwintig, dertig slie
ren er omlaag, allemaal in de els bij de water
put en spoedig volgen er al meer, tot er wel
meer dan honderd zijn neergestreken. Het is
VVandelpak van donkergrijze velours de
laine met donkerbruine bontstrcpen.
.... De dagen vliegen om, ik heb geen tijd
om mij eenzaam te voelen, of mij te vervelen.
Vier ochtenden teeken ik, ze nemen al mijn
gedachten in beslag. Als ik geen les heb,
bsdenk ik hoe ik dit of dat gezicht zal tee
kenen. Ik tracht vlug in elke physionomie
het karakteristieke te ontdekken. Als ik met
iemand spreek, kijk ik welke schaduw de neus
werpt.
De kleuren beginnen mij te pakken, hun
verwantschap, hun karakter en zooveel, dat
je niet zeggen kan, maar voelen moet. Mijn
meesteres noemt het: physiek welbehagen.
En dat welbehagen voel ik den gansenen dag
om mij heen,
Dat is mijn leven, waaraan mijn gansche
hart hangt. Misschien ben ik er wat eenzijdig
door, maar ik geloof, dat je je heele zijn moet
geven, als je het tot iets brengen wil.
We hebben een echt Berlijnsch model, een
portiersvrouw. Ze heeft nog nooit gezeten,
ze schaamt zich over haar kleeren, en toen
ze den tweeden keer kwam, had ze een on
uitstaanbaar nieuw schort voorgedaan. Na
een uur riep ze al: Och, ik heb altijd gedacht
dat niets doen het prettigste van allemaal is,
maar dit is veel, veel erger dan werken.
Na den eersten dag verdween ze. Liever
drie uur aan n stuk schuren !"
De zomer voert Paula terug van Berlijn
naar Bremen. Dan leert zij Worpswede kennen,
het heide-dorp, dat de schilder Mackensen ont
dekte. In een van haar brieven schrijft zij:
Schilderen, schilderen, dat is de melodie van
mijn leven. Soms klinkt ze zacht, droomerig,
sprookjesachtig. Dat noem ik mijn
.,Versunkene Glocke" stemming. Soms klinkt ze
groot en machtig. Dan zou ik op een hoogen
bergwillenklimmenen het luide uitschreeuwen.
Nu ik dat niet kan, ben ik uiterlijk en innerlijk
heel stil. Het is alsof niet ik leef, maar alleen
mijn ziel.
Worpswede, Worpswede, Worpswede !
Versunkene Glocke" stemming! Berken, berken,
berken ! Sparren en oude wilgen. Mooie
bruine heide, schitterend bruin. Het is een
wonderland, een godenland. Ik heb medelijden
met dat prachtige stuk aarde, haar bewoners
weten niet, hoe mooi het is. Neen, Paula
Becker, heb liever medelijden met jezelf, dat
je er niet woont. En toch ook weer niet, jij
leeft immers, jou gelukkige, je leeft intensief,
je schildert immers !
Dagboek van Marie Bashkirtseff. Ik neem
haar gedachten over en zij maken mij diep
bedroefd. Ik zeg net als zij: O, als ik maar
iets bereikte. Zoo is het een vreeselijk bestaan.
Ik ben moe, ik zou alles willen doen en ik doe
niets. Mackensen was vandaag ontevreden
toen hij naar mijn werk kwam kijken. Grauw
is de wereld om mij heen en de^hemel kijkt
treurig op mij neer. Zacht droomerig kabbelt
het water. Het brengt onrust in mijn ziel.
Ik wandel onder de berken, ze staan daar in
hun kuische naaktheid. Zij heffen ten hemel
hun kale takken en smeeken om geluk.
Maar de hemel blijft somber, en zij staan stil
en treurig met gevouwen handen.
Levenademen-voelen-droomen-leven. Voor mij is dat
het wereldraadsel. Ik ga stil zitten, in mijn
binnenste trilt het. Aan de dennen hangen
tranen. Die blinkende droppels zijn immers
tranen?
Dat was een vreeselijke kater, die zijn langen
staart om mijn hals had geslingerd.
Marie Bashkirtseff, ik klaag je aan !
Nu werk ik (weer reusachtig.
De katerstaartis verdwenen, mijn keel wordt
niet langer dichtgeknepen, ik roep hoera !
Ik zing den gansenen dag en teeken met
pleizier. Het leven is weer mooi, eenig mooi !
In Januari 1900 gaat Paula Becker naar
Parijs. In den trein schrijft zij naar huis:
Een uur van Parijs ! Mijn hart popelt. In
België dacht ik aan Maeterlinck en Meunier.
Parijs ! Parijs nadert !"
Paula voelt zich gelukkig op haar kleine
kamertje op de boulevard Raspail. Parijs
overweldigt haar. Zooals ze het uitdrukt:
Op de piano van mijn zenuwleven wordt
steeds getrommeld, daar moet ik eerst aan
wennen. Over het geheel stemt Parijs me
treurig en wat voor den Parijzenaar vroolijk
moet verbeelden, is voor mij het
allertreurigste. Soms verlang ik naar een heiwandeling.
Het is me alsof ik meer kracht noodig heb om
hier te leven dan ik bezit. Dat gevoel heb ik
niet altijd; soms ook wordt alles licht en helder
om en in mij en voel ik een nieuwe wereld
komen.
Paula schildert geregeld model bij Cola
Rossi in de Rue de la grande Chaumière.
Rossi, vroeger zelf model, nu grand seigneur,
zeer netjes in de kleeren en zeer ridderlijk
tegenover dames. Het factotum, dat zorgt,
dat de ateliers hun eerwaardig stof niet ver
liezen en dat de kachels slecht branden, heet
Angelo. Hij zwaait hier zijn scepter, spreekt
met de modellen, is steeds door een paar
dametjes om ge ven, voo r wie hij een goed woord
moet doen.
De hofhouding van koning Rossi bestaat
uit een aantal merkwaardige typen. Het zijn
schilders als uit boeken, lange haren, bruin
fluweelen jasjes, fladderende dassen.
In deze heilige hallen teeken ik's morgens
met de vrouwen en 's avonds met de mannen.
Wonderlijke menschen ! Zooals bij ons
thuis is er geen een. Veel Yankee's, veel
Spanjaarden, Engelschen, eenige Franschen
en Duitschers. De gesprekken zijn eigenaardig;
het punt waar alles om draait is zij". Als
iemand zucht bij het werk, wordt er dadelijk
gevraagd. Is ze mooi?"
Parijs is net als zijn bewoners. Naast
grenzenlooze verdorvenheid, een kinderlijke levens
blijheid, een zich laten gaan zooals de natuur
het zoo graag ziet, zonder veel te vragen.
Wij Duitschers kunnen nooit zijn als de Fran
schen, omdat wij aan onzen moreelen kater te
gronde gaan. Dien schijnen de menschen hier
niet te kennen. Eiken dag beginnen zij een
nieuw leven.
O, als ik maar schilderen kon ! Vier weken
geleden wist ik het precies, wat ik wilde.
Ik zag het voor mij, ik liep er mee rond als
een koningin en voelde mij fier. En nu sta ik
als een bedelaar voor de deur en smeek om
binnengelaten te worden. Het is moeilijk om
stapje voor stapje te gaan als je jong en ver
langend bent.
Het Louvre ! Wat een zegen. Ik leerTiziaan
beter begrijpen. En dan die prachtige Madonna
van Botticelli ! En Fiesole met die roerende
Bijbelsche geschiedenissen, zoo eenvoudig ver
teld, en zoo schitterend van kleur. Ik voel me
in gezelschap van heiligen.
Wij,Duitschers, zitten vast aan het verleden.
Onze heele Duitsche kunst is te conventioneel.
Otto Modersohn, dat is er een, die door den
berg van conventie is heengeworsteld. De
Kracht en Energie
waarin meer dan gewoonlijk
energie wordt gevorderd, weer een poos
achtereen Sanatogen gebruiken zal.
Het ZenuwiterkendVoedie
MEM
MODERNE EIKEN EETKAMER Fa£,
BESTAANDE UIT:
Tafel met 2 inlegbladen Buffet
2 Fauteuils 4 Stoelen Theetafel
COMPLEET f585.-.
anderen begrijp ik misschien niet, en ik doe
er ook niet mijn best toe, want een
menschenkind, dat zoo in den groei is, als ik op het
oogenblik, moet eerst aan zijn eigen armen en
beenen denken. Moeilijke weken liggen achter
mij. Ik heb zoo getobd, maar nu heb ik weer
geloof in de kunst, in haar volle grootte.
Nu weet ik dat mijn vuurtje eenmaal eenige
warmte zal afstralen.
In het voorjaar keert Paula naar
Worpswede terug en in den laten herfst verlooft zij
zich met Otto Modersohn.
Eerst drie maanden geleden had hij zijn
vrouw verloren, maar zij weten wat zij doen
en kunnen de goedkeuring van de wereld
missen." In een brief aan haar ouders, schrijft
zij: Hij is een man en een kind tegelijkertijd.
Hij heeft een rooden baard en lieve zachte
handen. Hij heeft een groote diepe
intensiviteit van gevoel; daaruit bestaat eigenlijk zijn
heele zijn. Kunst en liefde, dat zijn de snaren,
die hij bespeelt. Hij heeft een ernstige, bijna
zwaarmoedige natuur en toch geniet hij van
vroolijkheid en zonneschijn. Ik kan veel
voor hem zijn. Dat is een heerlijkheid! In
de kunst begrijpen wij elkaar; de een zegt
meestal, wat de ander voelt. Mijn kunst
hang ik niet aan den kapstok, we zul
len samen trachten verder te komen. Bij
zijn grooten eenvoud en diepte voel ik mij
beter worden, ik ben zoo'n gecompliceerd
menschje, steeds trillend en juichend en dan
doet zoo'n rustige hand zoo weldadig aan."
Paula's huwelijk brengt tijden van geluk,
van twijfel, van eenzaamheid.
Zij schrijft. Het is mijn ondervinding, dat
het huwelijk niet gelukkiger maakt; het
beneemt de illusie, dat er een zusterziel
bestaat. In het huwelijk voelt men dubbel het
onbegrepen zijn, omdat heel ons vroegere
bestaan er op gericht was, een wezen te.vinden
dat ons begreep. En later: Ik voel een groote
zekerheid in onze liefde; terwijl ik van avond
in het donker naar huis liep, doortrilde mij een
ademloos gevoel van geluk, en ik begreep, dat
het hoogtepunt nog voor ons ligt."
Wat deze twee kunstenaarszielen van el
kander voert en telkens weer vereenigt, wij
weten het niet, en wij zijn den verzamelaar
van haar brieven dankbaar, dat hij den sluier
over dat niet voor de wereld", over dat t
subtiele niet heeft opgelicht.
In Februari 1906 schrijft zij in haar dagboek
Nu heb ik Otto Modersohn voor goed ver
laten en sta ik tusschen mijn oude leven en
mijn nieuwe. Hoe dat nieuwe zijn zal? En
hoe ik zal zijn in mijn nieuwe leven? Dat
moet alles blijken. In Sept. van dat zelfde
jaar, correspondeercn zij samen over een
atelier, dat zij in Parijs voor hem huren zal.
Nov. 1907 schenkt Paula een dochter het
leven. Den achttienden dag gaat zij voor het
eerst naar de huiskamer. Een leunstoel wordt
aangeschoven, daar troont zij met het verza
digde kindje op schoot. De kaarsen in de
luchters branden. Het is bijna alsof het
Kerstmis is O, hoe verheug ik mij!"
Plotseling worden de voeten dik, een paar
zware ademtochten. Zacht fluistert zij,
hoe jammer", en sterft.
CL. BIENFAIT
De blauwe bloem
..ivo blaue Glücksblumen blühn".
De avond is de groote vrede,
tf Stilte en 't milde grijze licht,
De avond draagt de zielen mede
Sluit de levenspoorten dicht.
De avond voert de zielen mede....
Avond draagt met lichte hand
Droomers naar den donkren vrede
Van het Blauwe-Bloeme land.
TONY DE RIDDER
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
iiiiiiiiiimilll
Vtiurgoudhaantje
haast niet te begrijpen, hoe ze daar geborgen
kunnen zijn in dat kleine boschje.
Een helderder hooger kreet, niet gerekt,
maar driftig herhaald, kondigt de komst aan
van nieuwe gasten, kleine partijtjes van zeer
kleine vogeltjes en die strijken neer in de
duindoorns. Dat zijn de goudhaantjes en ik
buig en wring me voorzichtig, om ze in den
kijker te krijgen, want er is nu weer zeer
veel kans, dat er vuurgoudhaantjes bij zijn.
Deze hebben den middenstreep boven op
denkop, fel oranje bij rood af, terwijl die bij de
gewone goudhaantjes geel is bij oranje af.
Het verschil is niet altijd even gemakkelijk
te zien, maar er is een beter kenmerk. De
vuurgoudhaantjes hebben een zwarten streep
van den snavel door het oog heen, de gewone
goudhaantjes hebben rondom het oog een
lichten kring, wat hun gelaat een constante
uitdrukking geeft van verwondering. Ik durf
mij niet meer te roeren, want er komen nog
voortdurend meer goudhaantjss aan, dozijnen
bij dozijnen en alles gaat te rust in de hooge
duindoorns. Piepend komen ze aan, dan
krieuwen ze nog wat en eindelijk is het stil.
Intusschen is het ook in de meidoorns rustiger
geworden en daar zijn zeker nog wel een
honderd lijsters van verschillende soort komen
binnen vallen. Het zou mij niet verwonderen,
wanneer er nu al een dikke duizend vogels
in dit stukje duin zitten te slapen, nog voor
de laatste stralen der ondergaande zon weer
kaatst worden door het vlieringvenster van
Dunenborg. Als ik opsta, om weg te gaan,
ontstaat er dan ook een geweldige commotie,
maar eer ik den heuveltop bereikt heb zijn
ze weer teruggekeerd op hun rustplaatsen en
de heele vallei is stil. Alleen ver naar rechts
komt uit het lage land een stroom van bonte
kraaien opzetten, voor wie het nu eerst rust
tijd begint te worden. Dat zijn al vaste klanten
en ze slapen in het duin den heelen nacht door.
Die lijsters en goudhaantjes echter zijn trek
kers. Als de Groote Beer zichtbaar wordt,
ontwaken zij en nu klinken weer hun verschil
lende kreten door de lucht, crescendo en de
crescendo al naar het troepje u nadert of
voorbijtrekt. Je krijgt maar zelden een
schimmetje er van te zien, doch de lucht is vol
geluiden. Ik houd er van, om er aan te denken
hoe om een uur of zeven, half acht die kleine
goudhaantjes in hun duindoorn wakker
worden, zich rekken en strekken de veertjes
schudden en dan met elkaar al lokkend de
nachtelijke reis aanvaarden.
Den heelen nacht zijn bij tusschenpoozen
die geluiden te hooren. Waarschijnlijk ,is er
een armee in beweging van honderden kilo
meters lang en het stuk daarvan, dat bij het
krieken van den dag is aangekomen bij mijn
duinboschje, strijkt daar neer om voedsel
en rust en om 's avonds weer verder te gaan,
tenzij ze hier, wat best mogelijk is, hun
winterkwartieren juist hebben bereikt.
JAC. P. T H ij ss E
Brengt de pijn
tot bedaren!
Gemakkelijk en zeker met Sloan's
Liniment alleen maar besmeren
inwrijven onnoodig-?en de pijn ver
dwijnt. Uitmuntend voor alle
spieren- en zenuw-pijnen. Pro
beert het!
Verkrijgbaar bij alle Apothekers
en Drogisten. Prijs ?, 1.
SLQANS
Liniment