De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 28 oktober pagina 3

28 oktober 1922 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

28 Oct. '22. - No. 2366 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND EENIGE SPECIALITEIT l KRIMPVRIJE GEZONDHEIDSONDERGOEDEREN VA Nederlandsch Fabrikaat |g l'ï'TRICOTHUlSi «J REG.BREESTRAAT.35 |g «S S ....'*: na TEL. 5O60 N. ;sts ROOKT ONS NIEUW SEIIEMEfiK ECONOMIE TH. H. 's B. ooooooo ooooooo CHENARD&WALCKER NASH M. A. N. Automobielen on Vrachtwagens U. Jütoraotiil Hij. J ET CENTRUM" Parkstraat 91a - 'a-0ravanha|e Tel. Haag 3569 Spoors Mosterd WA Spoorjr. Cuiemborg k WHITE uit voorraad leverbaar. NIEUWE en GEBRUIKTE 2 TONNERS -:- beide met volle garantie -:N.V. Gebr. NEFKENS1 Automobiel Mij. AMSTERDAM - UTRECHT KUHR Heerengracht 304, Amsterdam BOIIMlIlIÏTaar MUT EN REPARATIES Met bont gevoerde mantels naar maat vanaf f 145.-. MMTELCOSTIIUMS NAAR MAAT vanaf f HEDEND&&GSCHE MEUBELEERINGSKUNST AMSTERDAM DIP! J&C£!BOSCH DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per jaar INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93a Kruisstr. 40 TIIPEN - STEM - TALEN - BOEKHOUDEN iiiniilliiiiilillilllllllllllliiiiiMlnJllllllilllllllMllHiiiiilllliiiillllllliiiillllllilllllllliillllllllilllllin iilliiiiiiiMliiilliiliiiiiiiiliiiillllliiiiiilllllttiiiiiiliiiiiiiilliiiiiiiiii Fr. 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM TELEFOON N. 6812 HEMDEN HAAR MAAI HET MEEST-BEKENDE EUROPEESCHE A U TOMOBIELMERK NIEUWE PRIJZEN Oct. 1922 TORPEDO'S 10/15 P K 1520P.K. 20/30P.K.I f 4200.- f 6500.- f 7800.iiiiiiiiiiMitiiiiiiiiiiiiiimiiiii «in 11111 ' "? IIIIMII IIIMMit ,,!,,, iiniiii WIE PLEGEN VERRAAD AAN NEDERLAND ? Mijn oude vriend, Dr. C. F. Haje, heeft met die gulle geestdrift, welke zijn optreden in het openbare leven in deze materialistische tijden immer een verkwikkende gebeurtenis doet zijn, andermaal voor zijne idealen getuigd in het verleden week verschenen nummer van onzen Groenen Amster dammer". Ik vrees evenwel dat hij te vergelijken is met die kamerleden, welke blijken gestemd te hebben voor datgene wat zij niet willen, dat hij behoort tot de ijverige propagandisten voor dat wat zij bestrijden, want de klaroen heffend voor de Belgische" nationaliteit, blijkt hij de denkbeelden te verdedigen van de Labbertons, de Rudelsheims, de Qerretsons, de Kipsen, de Ritter juniors en dergelijke verachtelijke soorten, waaraan hij het zwijgen wil zien opgelegd. Ja, hij doet meer, hij legt het ei, waarop de Kipsen en andere activistische kippen nog zitten te broeden, het ei, niet van Columbus, maar het eLvan Haje ! Want zoeken deze nog naar de juiste oplossing van het VlaamschBelgisch-probleem, de heer Haje heeft die oplossing kant en klaar. De heer Haje is inderdaad ,,plus activiste que les activistes". De heer Haje schrijft, dat hij zich beter Nederlander voelt als hij te Gent, te Antwerpen verkeert met het vranke volk, nooit fierder Nederlander dan wanneer hij .ginds oog en ziel doet genieten van de grijze, statige uitgefijnde kerken en stedehuizen; hij slaakt de verzuchting: hoe jammer, dat de teerling der geschiedenis van Nederland verkeerd werd geworpen, zoodat dit schoone en volkomen land werd uiteengetrokken en dit volk, dat in zijn rijke verscheidenheid van gaven en veelvuldige geschiktheid een weergaloos geheel zou hebben gevormd, naar deze en gene zijde verdeeld werd". In de weergegeven volzinnen van den heer Haje is nu juist precies hetGroot-Nederlandsch ideaal der activisten weergegeven. Het herstel, zoo niet staatkundig dan cultureel van de oude Nederlandsche eenheid is hun eenig bedoelen, en wanneer zij minder ver gingen dan de heer Haje, dan is dat omdat zij reke ning hielden met de werkelijkheid, die voors hands geen breeder mogelijkheden opent dan: een vrij Vlaanderen binnen een vrij België. Het is wel merkwaardig hoe lijnrecht het standpunt van den heer Haje, die zelfs de Waalsche gewesten opeischt voor de Neder landsche eenheid, aan het standpunt der verdedigers van de Belgische" nationaliteit is tegengesteld. Want dier gedachtengang is déze, dat er een eenheid bestaat tusschen België en Frankrijk, en dat de taal, welke door de lagere volksklassen in Vlaanderen gesproken wordt niet anders is dan een dia lect, dat als het lagere" ten opzichte van de hoogere Fransche cultuur en taal verschijnt. Zij betreuren geenszins, gelijk de heer Haje, dat de schoone en volkomen Nederlanden werden uiteengetrokken, maar zij handhaven, door dik en dun heen, dat Frankrijk en het Fransch historische rechten hebben in Vlaan deren, en dat de verfransching de eenige manier is, om Vlaanderen te brengen tot waarlijke cultuur. De heer Haje kan dezen gedachtengang vinden uiteengezet in de Histoire de Belgique" van Henri Pirenne, waar wij o.m. lezen: ,,Le francais a pénétr tout naturellement, sans efforts, et par la véritémême de ia force des choses, dans ce pays, rattachéa la France par sa situation géographique, par Ia Subordination politique, par les circonscriptions diocésaines et par les interets die son commerce. Ce résultat fut obtenae sans que l'on ait en recours a Ia compression et a la violence". En in een uitvoerige beschouwing in de Revue de France van Sept. 1.1., geschreven door H. R. Savary kan hij het Belgische nationalisme" verdedigd vinden. Hij zal daar lezen Or c'est par la culture franchise que depuis sept cents ans les Flandres sontsorties de leur isolement, se sont initiées a une civilasition supérieure et ont participéau mouvement genéral des esprits". De heer Haje ziet dat Belgiü's Vlaamsche letteren in derge lijke beschouwingen als hoogere cultuur" volmaakt worden genegeerd. Intusschen is het standpunt van Savary c.s. logischer dan dat van den heer Haje, die praat overeenfranco-vlaamsche taal, welke in Brussel gesproken zou worden, maar die wij vermoeden dat alleen gesproken wordt in de verbeelding van den heer Haje. Wij hebben die taal ten minste nimmer gehoord, en wij zijn in België vrij goed bekend. Wij hoorden daar alleen Nederlandsen spreken of Fransch. Er is inderdaad maar tweeërlei overtuiging mogelijk t. o. v. de rassen- en taalstrijd in België f wel die van Savary, f die van de radicale nationalisten in Vlaanderen, die de Vlaamsche gewesten opeischen voor de Nederlandsche cultuur, welke zij als de hoogere beschouwen tegenoverde Vlaamsche dialecten, die stelselmatig door de francizeering van bestuur en onderwijs in Vlaanderen worden aangekweekt. Het is niet mijne bedoeling de mij welwil lend in dit blad verleende gastvrijheid te misbruiken, om opnieuw in oppositie te komen tegen Professor Kernkamp, waartoe ik reeds in het Utrechtsch Dagblad bij herhaling gelegenheid vond. Ten slotte komt het mij voor, dat de contacten van de activisten met de Duitsche overheid in België, die slechts een korte episode vormen van den strijd van Vlaanderen om behoud zijner Nederlandsche cultuur, van zeer geringe beteekenis worden ten opzichte van de hoofdzaak: dien strijd als zoodanig. En nu is het hierom, dat ik mij in een journalistiek steekspel ben ge waagd met mijn ouden vriend Haje, die een vurig bewonderaar is van de Fransche cultuur *) en tegelijkertijd heeft een wannkloppend Nederlandsch hart wijl ik in een hybridisch artikel als het zijne, de ver legenheid van vele landgenooten bespeur, die in hun op zichzelf begrijpelijke bewonde ring voor Frankrijk en in hun afkeer voor Duitschlands wandaden in 1914, belemme ringen vinden om de stem van hun bloed en de stem van hun intellect te volgen, en de Vlaamsche quaestie te gaan bestudeereu, onafhankelijk van alle buitenlandsche sym pathieën en antipathieën. Ik herhaal hier de vraag aan hen die als de heer Haje de eenheid van België voorstaan: waarom zij toch zoo gekant zijn tegen de administra tieve scheiding in België, terwijl zij zien dat in Zwitserland de nheid en broederschap bevorderd wordt door wat de nationalisten in Vlaanderen willen, en in België, doordat daar een kunstmatige eenheid gekweekt wordt, een jammerlijke strijd aan de gezonde eenheid, die slechts door een federatief samengaan van autonome volken tot stand komt, voortdurend knaagt. Het Nederlandsch timbre dat doorklinkt in het' artikel van den heer Haje doet mij hopen dat wij hem nog eenmaal mogen be groeten als lid van onzen Dietschen Bond, waar pro-duitschers en felle Entente-mannen naast elkander strijden voor de ne Neder landsche gedachte, die zoowel zich tegen de franciseering van Vlaanderen als tegen de pénétration pacifique van Duitschland ten onzent ten hevigste zich verzet. P. H. R ITTER JK. *) hoezeer hij dan plotseling mrge opduiken a's HP voortreffrinke vertaler der geschriften van dei Duitschen Keizer, die nmaal voor hem al wat er kwaad in de wereld is, symboliseerde. f/ecMsc/ie Mokken SPILLNER VIJZELSTRAAT.N 83.ADAM niiiiiiiiimiiii iiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiHiiiii iiriiiiiiiiiiiiitiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiMiiiitmiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiMi iiiiiiiiiiiiiiiii niiimiiiiimii iiiiiiiiiiiinii IIIIH iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiriMiiiiiiii DE KWESTIE LODEWIJK XVII" Het is wederom noodig, dat in ons land, waar de meest succesvolle der valsche dauphins door de regeering erkend werd als zoon van Lodewijk XVI, eene verhandeling ver schijnt, waarin de beweringen van Naundorff met weinige woorden worden gebrandmerkt voor wat ze zijn: infame leugens, waaraan on kritische personen geloofd hebben. Immers, alsof de Beauchesne, Chantelauze en de Manteiller de kwestie niet afdoende hadden be handeld, en ten onzent ook Fruin en Kramer, verscheen in De Nieuwe Gids" van Dec. 1920 een artikel van C. van Wessem, waarin hij die leugens als aannemelijke beweringen voorstelt. Toen ik hem hierover mijne verbazing mede deelde, kreeg ik ten antwoord: Jules Favre was geen kind en de Nederiandsche regeering was geen kind". Bovendien is er aanleiding tot schrijven in het verschijnen van een dik boek van Lenotre, medewerker aan Le Temps" e.a. bladen, ge titeld Le Roi Louis XVII et l'Enigme du Temple". Ik wil hier wijzen op iets, dat tot nog toe door alle schrijvers over het hoofd is gezien, n.l. de unieke onbeschaamdheid van Naundorff en Gruau de la Barre, als zij onder de bewijzen voor de identiteit noemen: het herkennen, en wel met hevige gemoedsbewegingen, van zijne jeugdgevangenis. Dit geschiedde kort na zijn komst te Parijs op 26 Mei 1833. Men wete: de Tour du Temple was in 1811 op last van Napo leon gesloopt! Deze publiek-verachtende bedotterij is m.i. voldoende om hem alle ge loof te ontzeggen. Wegens de later uitgegeven Derniers Chapitres" van Chantelauze, handelend over het vinden van het geraamte, en wegens het eene ontvluchtingsverhaal (in den bak van een als lijkkoetsgebruiktenreiswagen) wil ik wijzen op het navolgende. Behalve dat Chantelauze laatstbedoeld bedrog ontmaskerde met het proces-verbaal der begrafenis, was het ver haal reeds daardoor onzinnig, omdat men den knaap dubbel had moeten vouwen ! Immers en dat wekte tegenspraak bij het vinden van het geraamte hij was vél te groot voor een kind van 10 jaar! Men wete: hij was, evenals zijn broeder, rachitisch, waardoor armen en beenen naar verhouding vél te lang waren, reeds vór de gevangenschap, volgens zijn gouvernante, de hertogin de Toursel, waarover ook een der volksrepresen tanten zich verbaasde toen hij den gevangene bezocht. In verband hiermede iets over het beweerde Bourbon-type van Naundorff. Daargelaten.dat dit type met bestond (want Lodewijk XVI en XVIII geleken niet op hun grootvader Lodewijk XV), is er al bitter weinig overeen komst te bespeuren tusschen Lodewijk XVI en Naundorff. Hoofdzaak is: de dauphin geleek absoluut niet op zijn vader, dus niet op Naundorff (stel deze had geleken op Lo dewijk XVI). Men vergelijke daartoe diens portret met dat van den dauphin zooals het voorkomt bij Chantelauze, niet (hoewel dan hetzelfde zou gelden) met dat bij Lenotre, want dit is reproductie van eene schilderij-uit-hethoofd. Naundorff was een schavuit: gegeeseld en 3 jaar tuchthuisstraf achter den rug wegens het maken van valsch bankpapier en valsche munt en wegens brandstichting (om de verzekergelden te innen), en slechts wegens ge brek aan bewijs ontkomen aan veroordeeling wegens diefstal. Hij leefde op een gevonden of gestolen paspoort, en was niemand anders dan de soldaat Carl Benjamin Wergc, gedoopt in de Luthersche Kerk te Halle a.d. Saaie 9 Mei 1777. Toen zijn eisch behandeld werd bleef hij wijselijk te Delft, blijkbaar bang, dat de 3 leliën terecht zouden komen op zijn schou der inplaats van op zijn grafzerk ! Waarlijk, het wordt tijd, dat onze regeering den flater van voorgangersradicaalgoedmaakt, want Nederland moet zich zuiveren van den blaam door een recidivist zóbedot te zijn. En nu Lenotre ! Zijn boek heeft mij zér teleurgesteld, want het geeft niet de minste oplossing, ook geen gedeeltelijke, zooals hij meent, stel, eene oplossing ware nog noodig ! En bovendien heeft het grootste deel van den inhoud niets te maken met den titel. Hij schetst ons Simon in een nieuw licht: niet als een satan, die het kind langzamerhand geestelijk en lichamelijk vernietigde, doch als een zorgzamen paedagoog, die den knaap voor zag van speelgoed en vogels, en alleen maar ten doel had hem te democratiseeren en hem zijn afkomst te doen vergeten, zooals hij het uitdrukte. Moest dit bestaan in vloeken en liederlijke taal uiten? Ik ben tot deze slotsom gekomen: Simon meende het goed, doch was een uiterst onbekwame opvoeder, wellicht zelfs voor een kind van eigen stand. En boven dien was hij een politieke fanaticus,die zijn doel wilde bereiken zonder er naar te vragen of de knaap er psychisch tegen bestand was. Hoe de dauphin in weinige maanden verstandelijk achteruit gegaan was, blijkt uit deze drie feiten. Den dag na de scheiding van zijne moeder, eischte hij, na een nacht van onbedaarlijk snikken, voor de gansche burger wacht en op luiden toon, dat men hem zou toonen het wetsartikel, hetwelk toestond een kind te scheiden van zijne moeder ! De wacht stond verstomd ! En zie: weldra was hij zóbeneden - ordinair geworden, dat een volksrepresentant eens wegliep om niet mér liederlijke taal te hooren, toen hij wegens leven boven zijn hoofd uitriep: Est-ce que ces putains de femmes ne sont pas encore guillotinées?" En nóg later was hij door intimideering zóver gebracht, dat hij de voor het proces gewenschte onzinnigste en afschuwe lijkste beschuldigingen inbracht tegen zijne moeder en zijne tante, nl. alsof ze hem sexueel slecht hadden gemaakt. Het achtjarig kind begreep niet eens wat hij zei, tegenover zijne zuster volhield en onderteekende. Dit was de triumf van Simon ! Toen 't werd voorgelezen beriep de koningin zich op het moederlijk ge voel der aanwezige vrouwen. Hoe verklaart Lenotre beide ontzettende feiten? Het verhaal van de eenzame opsluiting en totale verwaarloozing verwerpt hij omdat sommige schrijvers het niet kennen, 't Is afkomstig van Barras,een man, die in staat was te falsifiseeren. Maar daarmede zou B. geheel omver hebben geworpen zijn (beweerd !) ver slag eener (beweerde !) samenkomst van het Directoire, welk verslag een niet-vernietigd kind veronderstelt, zooals we zullen zien. De ontvoeringshypothese van Lenotre heeft twee zwakke premissen. Ie. De partijhoofden hadden er belang bij den dauphin in hun macht te hebben, zoowel tegenover andere partij hoofden als tegenover den vijand. Doch wat had men aan zoo'n pand, als men het overlij densbericht niet eens durfde tegenspreken? 2e.Simon en zijne vrouw zijn 10 dagen vór hun officieel ontslag reeds weggegaan. Geen wonder! Zij gevoelden zich als me v.-gevangcnen, en 't was uit verveling, dat Simon zich bedronk. Welnu, in die 10 dagen heeft allerlei kunnen gebeuren ! Ik zou zoo zeggen: indien Simon dan zó'n goede pleegvader voor 't kind was, waarom stelt Lenotre dan niet liever, dat tijdens diens verblijf de ontvoering plaats had, desnoods duur hem, bij de ver huizing? Op gezag van den spion van Lord Grenville deelt hij ons (bl. 226) mede, dat Robespierre den knaap naar Meudon bracht in den nacht van 23 op 24 Mei 1794, doch hem op 30 Mei weer terugbracht. Gevolgtrekking van Lenotre : Te Meudon ontdekte hij, dat het een ander was, dus was de dauphin reeds ontvoerd ! Alsof Robespierre tot twee keer toe zoo'n gevaar lijke zaak zou doen /onder eerst volkomen zekerheid te hebben, d.w.z. zonder eerst met den gevangene te spreken en o.a. hem de les te lezen hoe hij zich op de vlucht moest gedragen ! En voor die ontvoering geldt dan als bewijsstuk het in de Revue Historique" van Mei-Juni 1918 afgedrukte verslag van Barras betreffende eene (beweerde) geheime vergadering van het Directoire, waarop de ontvoering (naar het kasteel van den bankier Petitval) als feit besproken wordt. Helaas, niemand kent den oorsprong van dit stuk ! Lenotre is zoo eerlijk er op te wijzen, dat het is aangevallen door L. Grasilier in de ..Interme diaire des Chercheurs et Curieux". dl. 78 bl. 107, die van Barras zegt dat hij in staat was valsche stukken op te stellen. Deze ver gadering zou hebben plaats gehad op 28 April 1796, en Lenotre rekent uit, dat de ont voering moet hebbeu plaats gehad vór 31 Aug. 1794. Ik wil hem even helpen: vór 23 Mei 1794 (Zie boven). En nu zou men zoo denken, dat Petitval uitstekend gezorgd heeft voor den jongen koning totdat hij hem veilig aan zijne ooms kon uitleveren. Geen kwestie van: de geschie denis eindi»t hier \ Immers, de dertienjarige knaap, die in Octoner 1797 zwervend wordt ingerekend, wordt door zekeren Hervagault als zijn kind herkend. Lenotre is in dit hoofdstuk zóon zeker, dat men bij eerste lezing denkt, dat hij de/.eu valsclien dauphin verdedigt, doch bij herlezing verdwijnt il i e indruk. Ti-i' verdedi ging wijst hij o.a. (bl. 340) op het feit, dat Hervagault niets om Uit kind gaf (want weldra liet hij den knaap wederom ontsnappen, hoe wel hij officieel beknord was), doch vergeet dan, dat hij pas verteld hteft, dat Hervagault trouwde met eene door een genoemden graaf verleide vrouw, zoodat, niettegenstaande de belooning, dat kind hem een doorloopende ergernis moest zijn. En zie -- die tweede weggeloopen jongen is, slechts 4 maanden later, 17 jaar ! L-e schrijver is hier enorm in cie war. Die ander, die dan de valsche dauphin Herva gault wordt, was een geboren comediant en bedrieger. Zijn verhaal in zake zijne verloving kort na zijn vlucht uit den Temple (dus 11 jaar oud) ! met de zuster der Koningin van Portugal, eene weduwe, werd gretig geloofd, en hij bracht een gezelschap in verrukking door onder de knie te toonen het (quasi) door de n Paus eigenhandig ingebrande koningswapen. De geschiedenissen van dezen bedrieger n van den bedrieger Mathurin Brumeau worden dan uitvoerig van andere schrijvers naverteld. Waartoe? Lenotre heeft in de geschiedenis van Lode wijk XV11 niets opgehelderd. De volkomen gedocumenteerde werken vaude Beauchêne en van Chantelauze geven ons als van dag tot dag het leven van den jeugdigen gevangene tot op het oogenblik van zijn dood toe, en daarin is geen plaats voor ontvoering en vervanging ! Van weinig personen in de Geschiedenis is liet sterven in een bepaalde periode zógoed bewezen alsdat vandendauphin. ik wil Lenotre toegeven, dat het herkennen door de officieren van de wacht van den doorgezaagden en van haar ontblooten schedel eenigszins sceptisch moet worden opgevat, doch er waren erbijjdie uitdrukkelijk verklaarden den doode niet te herkennen omdat zij hem in zijn leven nim mer hadden gezien, zoodat wij aangaande de anderen dan toch wel mogen aannemen, dat zij niet twijfelden. In dien overspannen tijd kon men de on zinnigste verhalen als geloofwaardig voor stellen, mits romantisch. Maar wij, die alles kalm kunnen toetsen aan de bronnen, moeten de waarschuwing van Plinius bedenken, welke ik aldus wil weergeven: wie geschie denis gaat schrijven, moet niet fantaseeren ! (?F.pisiulac" VI. brief 16). II. i. S c u o u i i; N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl