De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 28 oktober pagina 5

28 oktober 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

28 Oct. '22. - No. 2366 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND IN MEMORIAM SUZE ROBERTSONf Nornen zijn, weefsters van 't eigen leven echter. En deze wevenden in de kleine ruimten staan groot in een open, nooitgesloten licht. Het licht en het leed zijn daar souverein. Het stilleven van Suze Robertsen, en niets anders is toch te verwachten ! is het grootste stilleven van onzen tijd in Holland. Niemand maakte een hoop appels, een tinnen bord, een grauwen grond daar achter, tot zógrootsche verschijning. Haar stadsgezicht bleef mij het minst dierbaar; 't minst innerlijk was daar het procédéhet meest tastbaar. Innerlijk zijn de teekeningen. Ge kunt bij deze den naam noemen vaneen andere innerlijke, die meer en meer zich versobert, van Kathe Kollwitz. Maar de Hollandsche vrouw is zeker zógroot, als de Duitsche; zij was altijd eenvoudiger. Naast haar schilderijen, zullen de teekeningen van Suze Robertson daarom gelden, als bewijs hoe groot was deze tijd.... Het lijkt mij, om dit alles, dat bij dezen dood geen rouwbetoon noodig is. Het werk, dat te doen was, is wei-gedaan. Waarop kunnen wij, allen, anders hopen, dan wel te doen wat ons werk is? Het overige gaat voorbij, wordt vervangen; wat wei-gedaan is, is en blijft een teeken, afstandwijzer aan den weg. PLASSCHAERT BIJKOMSTIGHEDEN Teekening van Mevr. E. L. H. Woutersen?? van Doesburgh Het is een lot voor Breitner, dat we bij twee der grootste schilderessen van thans, Suze Robertsen en Coba Ritsema, zijn naam kunnen en moeten noemen. Ik weet, dat de verhouding niet een gelijke is; d'een was eer zijn leerlinge dan d'ander dat kon zijn, maar zijn naam klinkt samen met den naam dezer twee. Suze Robertsen, overleden in den Haag zes en zestig jaar oud, was bovenal een schilderes der figuur, ofschoon ze stadsgezicht, landschap en stilleven schilderde. In de figuur echter is Z£het grootst. En deze figuur is zoo zeer bevrijd van alle uiterlijkheid, dat wij dadelijk kunnen en moeten erkennen: hier drijft een hart aan tot het voltooien van een werk. En (het is niet anders mogelijk) dan worden de daaglijksche dingen geschilderd; dan worden de noodzaaklijkheden van het leven tot beeld. Dit vindt ge bij Suze Robertsen. Zij schildert de primaire dingen; die waarvan het leven bestaat. Zij schildert de figuren bezig een maal te bereiden; zij schildert de figuren in het ruim-geworden licht bezig met weven, zij schildert, die bekommerd slapen, wetende dat nieuw werk, nieuw zwoegen wacht na den zwaren nacht. En, spreekt dat hier niet eveneens van zelf, zij schildert deze figuren tragisch, dat is: over tuigd van het zware leven, toch doorgaande met haren arbeid. Hier ware alle sierlijkheid ongepast alle ijdele sierlijkheid is hier gemeden. Daardoor krijgen haar figuren de kracht van symbolen; groote teekens zijn het. De kleur, waarin dit tragisch wezen zich uit, moest zwaar zijn; zij is het. De vorm mag, tot het plompe toe, zwaar zijn; hij is het. Deze twee dingen moesten eer brengen, en miskenning. Zij brachten beide; zóis het eenmaal in de waereld gesteld. Zij brachten haar steeds dieper eerbetoon van hen, die zien kunnen, omdat zij zijn en in het eigen leven tragisch dat leven ondervonden; zij brachten haar meer en meer de miskenning van dien grooten troep, die de waarheid verschrikt. Die miskenning nam toe, in de laatste jaren, totdat zij een schande werd, en die blijven zal, voor hen, die deze schoongeteekende moeiten gaven, die haar 't werken verhinderden.... Ieder groot schilder heeft n voorstelling, die meer eigen is, dan zij dat ooit anderen was. Dat zijn bij Suze Robertson de slapenden. Ik heb dat meer gezegd, maar het dwingt zich opnieuw hier-op: Suze Robertson is een der zeldzame schilderessen der slapenden, waar slaap geen genot is, en ook geen doffe dood, maar als een nieuwe kommer, want daarna wachten de nieuwe moeiten. En groot als zij deze kon maken in een sobere zware, maar altijd rijpe kleur, zoo maakte zij haar wevenden, de zware figuren, die moderne XLIV. Heb ik u wel eens verteld van het kleine, Fransche meis je, dat, onder alle overblijf kinderen, mij op zoo wonderbaarlijke wijze uitverkoor? Als ik er vandaag over denk, lijkt het mij nog altijd even ongelooflijk, als op dien lang verleden (ik zeg niet, hoe lang verleden,) middag; en ik voel weer die wonder lijke gedragenheid, alsof het leven nu nooit meer beangstigend zou kunnen zijn, omdat ik daar voor Taltijd bovenuit geheven was; ik zie weer haar lange, licht-blonde haren en haar bleek-blauwe jurkje, en ik hoor haar radde, fransche woordjes Nooit heb ik ergens zoo'n rank figuurtje en zulke sprookjesachtig-lange haren gezien, behalve jaren later, in Parijs, toen over Ivet tooneel een elfje voorbij schoot, als een vlaagje van niets dan licht en gratie: ik schrok er zóvan, dat ik eerst nog even aan een weerzien dacht; maar toen begreep ik, dat de jaren, die mij oud en zelfverzekerd hadden gemaakt, op haar allicht een dergelijke uitwerking zouden hebben gehad; dat zij ook niet meer zou kunnen springen met losse, lange haren als een vroolijk vlammetje; maar ik rook toch dien heelen avond, ondanks de geparfumeerde loge, de lang-vergeten lucht van muffe boterhamtrommeltjes en naar zuurheid neigende melk. Ik behoorde dan tot de overblijf-kinderen, en ik voelde dat als een smaad. Als de anderen om half twee fleurig weer naar school terug kwamen, zag ik in hun oogen de herinnering, aan een blank-gedekte koffietafel, waaraan ze met hun vader en moeder, lekkere versche boterhammen hadden verorberd en versche, warme melk hadden gedronken. Ze droegen de frischheid van de buitenlucht nog in hun kleeren, terwijl wij, altijd maar in dezelfde saaie schoolbanken gezeten, onze saaie trom meltjes hadden moeten leegeten, en dan op een klein, ingesloten plat waren gestuurd om gelucht" te worden. O, de dagelijks terugkeerende marteling van die vermufte boterhammen, die je voor negenen netjes aan de juffrouw moest brengen; die dan allemaal in een kast bij elkaar werden gezet, en waaruit om twaalf uur uitdeeling werd gehouden ! Den heelen ochtend rook het al een beetje in het lokaal naar zurig brood, zurig vleesch en zurige boter; maar als de kast 's middags open ging, dan was het een gevoel, om alle hoop verloren te geven, en je ging zoo triestig met je voer", je geëmailleerde kroes en je flesch melk naar de bank, dat een gevangene zijn rantsoen niet somberder in ontvangst had kunnen VRUCHTEjSKOEKJES VAN SIPKES - HAARLEM zijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak nemen. Wat hielp het al, of opzij van je boterham als verrassing een pakje met chocolaadjes was gestopt of een trpsje druiven: de chocolaadjes waren nat uitgeslagen en smaakten zoutig; aan de druiven proefde je den inhoud van de heele kast, en je kon de melk niet met zó'n gestrekten arm inschenken of je rook het, en als je het eenmaal geroken hadt, dan kón je het haast niet meer doorslikken. En stel u nu voor, dat wij, overblijfkinderen, wij, die den smaad der vunzige trommels en flesschen droegen, n middag gewoon triestig op het sombere plat bij elkaar waren, en dat daar plotseling de gangdeur openging en de directrice irf de opening stond met nog een dame, «n dat wonderlijk-teere, vlugge en glanzende wezentje, dat als uit een andere wereld tot onze plompe gewoonheid neer daalde. Dit is een klein Fransch meisje", zei de directrice, die graag wat met jullie wilde spelen. Ze kan al heel goed touwtje springen". Dadelijk namen een paar grootere meisjes haar bij de hand, en trokken haar mee in de bocht; ik herinner me, dat ik daar ernstige aesthetische bezwaren tegen voelde; dit blonde feetje had naar mijn overtuiging door niemand anders aangeraakt mogen worden, dan door een zekere slanke, donkeroogige Beppie die al twaalf was en voor wie ik een stille vereering voelde; ik kon me niet begrijpen, hoe kinderen met gewone, slordige schorten en handen met inktvlekken dat vlekkelooze wonder zoo schaamteloos vast pakken durfden. Dit alles overdacht ik heel heftig in mijn binnenste, terwijl ik gewoon mee speelde en geregeld op m'n beurt inviel in de lange bocht. Maar, en nu komt het wonderlijke, toen het speeluur voorbij was, en we haar allemaal een hand zouden gaan geven ten afscheid, hield ze, toen ik aan de beurt was, mij opeens met twee teere armpjes vast, en zich naar mijn gezicht rekkend, zei ze snel een paar woorden, die ik niet verstond. Ik bloosde om de schande, maar ik zat pas in de tweede klas. Ik voelde, dat dit argument haar weer niets zou zeggen. Ik vermoedde, wat ze bedoelde, maar ik durfde hèt nie t geloo ven. Toen verklaarde de directrice lachend: Ze wil je een kus geven", en toen ik me boog, rook ik zoo'n zalig fijnen geur, als mijn Hollandsche reukorganen nog nooit hadden geroken, en die me bedwelmde en overmoedig maakte tegelijk. Ik wilde haar mijn donkerroode wang toewenden, maar imperatief klonk nogeens het fijne stem metje: Non, sur la bouche !" Ik bedacht vagelijk dat moeder ons dat altijd strengelijk verboden had, maar was er verweer mogelijk tegen zulke fijne lipjes? Zoo kuste ze mij, ten aanzien van alle overblijf-kinderen en de directrice en de mevrouw, die haar moeder bleek te zijn; iedereen was er van onder den indruk, maar ik, die me nog nooit uitverkoren had gevoeld, die er in mijn ziel van overtuigd was, dat er nergens ter wereld zoo'n gek, verlegen, onhandig schepseltje te vinden was als meine Wenigkeit, ik duizelde plot seling op de hoogste hoogten der gelukza ligheid. Ik wilde het dadelijk ook vertellen aan de kinderen, die van de buitenwereld kwamen, en die ik nu opeens niets superieur meer vond. (Ik kende de levenswijsheid nog niet: Das beste tra'gt man in sich ohne Wort.")Teleurstelling: in de eerste plaats geloofden ze niet, dat het zó'n hél bizonder kindje was; in de tweede plaats begrepen ze niet, waarom het prettig was, als een vreemd kind je een zoen gaf; en in de derde plaats niet, waaróm dat vreemde kind het gedaan had. Sommigen geloofden het niet eens en anderen kon het niet schelen. Hun koele, Hollandsche oogen, hun harde stemmen bevroren iets in mijn hart. Pas op weg naar huis, de lange, lange weg langs den eindeloos-eentonigen muur, werd het weer heerlijk om voorzichtig uit mijn herinnering voor den dag te halen, en 's avonds in bed, en vele avonden, en vele dagen; en eiken middag op het sombere plat, omdat het toch kón, omdat het toch kon, dat ze er weer ineens zijn zou, met de lange haren en den zoeten geur, en het dunne, bevelende stemmetje. En nog jaren later, nu nog, nu nog, als ik me uitverkoren" voel; als een vriendelijkheid, of een onder scheiding mij echt het hart heeft geraakt, dan zie ik weer tusschen de grove saaiheid van ons, overblijfkinderen, het figuurtje in het bleek blauwe jurkje, en ik weet, dat ik me nooit meer, door niets ter wereld, zoo zalig vereerd, zoo boven mezelf uitgeheven zal kunnen voelen, als eens door het impera tieve gebaar van die onbekende, kleine Franchise. A N N l i; S A 1. O M ONS BABBELTJES NIEUWSTE TAFELVERSIERING De sneeuwwitte tafel met een bloemstuk in het midden gaat meer en meer tot de zeldzaamheden behooren. Het oog van den zenuwachtigen modernen mensen wil warmte en kleuren op den disch, waaraan hij na vol brachte dagtaak plaats neemt. Zijn blik wil uitrusten ! En dezelfde moderne wereld, die hem ,,de zenuwen" bezorgt brengt ook, de mode meeder zachtgetinte tafel-versieringdie voor de geprikkelde zenuwen een troost is ! De huisvrouw heeft zoo gaarne een dankbaar" werk order handen in oe uren, dat de prozaische maaskous niet van de partij mag zijn, welnu wellicht vervaardigt zij dan een paar stel van de tafeldekjes uit gekleurd linnen, die de laatste mode zijn? Deze kleurige linnen-lapjes moogt ge versieren op allerlei wijzen. Denk bijvoorbeeld aan een siel uit jadegroen-linnen, met fleurig getinte vlinders, welke op het linnen aan te brengen zijn, door middel van een van die nieuwe kleuipatronen, die met behulp van een warm strijkijzer op de stof afgedrukt worden. Houdt manlief minder van groen (?dat anders o, zoo weldadig voor de oogenis !), weet dan, dat een stel tafei-dekjes, met lila of geel borduursel, onder de schalen en desgewenscht ook onder de borden zeer aardig staat. Wie rg graag kant aanschouwt, kan wijders de tafelaekjes van wit linnen ma ken, ze met kant garneeren, en ze vervol gens in de verlangde kleurnuance laten ver ven ! U weet natuurlijk dat de nieuwste dekjes'langwerpig of vierkant moeten zijn? Dat is de modelijn Als de aarde niet zoo'n gedeciceerde boi was, zouden de mode-wijzen haar nog trachten te wijzigen tot 'n kubus , zoo koppig drijven zij op 't oogenblik hun hoekige lijnen-stelsel door, wat de garneeringskunst betreft. Wie eene tafelversiering wenscht, die steeds een grondige reiniging kan ondergaan, gebruike het ongebleekte ruwe linnen, dat voor het doel zeer geschikt is en dat door zijn grofheid juist de fijnheid van 't eigenlijke tafellaken, van glas en zilverwerk des te meer doet uitkomen. Men bewerkt het met kruis-steek-patroon, (in kleuren) of geeft den dekjes een open-zoom, met een witlinnen draad. Wie practisch wil zijn, gebruike ook tafeldekjes aan de ontbijttafel, welke dekjes thans mogen zijn van effen of geruit katoen. Hetzelfde bont katoen, dat men van den-zomer gebezigd zag als japonstof voor strandrokken, en losse japonnen. D.e geruite, of gestreepte dekjes staan allerfleungst en kijken d'en ontbijtenden mensch, die-zijn-dagbeginnen moet, o zoo vroolijk aan. Buitendien kosten zij weinig of niets, en helpen het ontbijtlaken proper houden. Zeer aardig zijn de geruite doekjes, maar practischer zijn ze uit effen stof de randen eenvoudig omgezoomd, of geboord met kleurig band. De randen mogen franjes hebben, maar fraai ,,bewascht" een dergelijke franje niet. Tot zoover ns babbeltje over linnen en katoen. Wist ge, dat de laatste tafel-noviteiten zijn: tafeldekjes uit suède, zacht glacé-leer, kralen, stroo, en kurk? Kurken en suède-dekjes dragen meest een kleine versiering van schilderwerk (midden op en langs den rand). Apropos, wat zegt ge van bruin-leder met bessen, en blaadjes en applique" zooals de geleerden het noemen. Het applique is in groen en rood leder uitgevoerd. Dekjes uit kleurig raffia, zijn practisch (?hier ontdekt een wijze, die zeer modern wil zijn.... zoowaar het ouderwetsche tafel-ma/yV !), en de kralen dekjes moogt ge vervaardigen uit groote houten of glazen orchina" kralen. Vanzelf spreekt het, dat de kralen aan een sterk koord, of elastiek geregen worden, en de kleuren een bepaald patroon moeten vormen. Wel is deze nieuwe manier om een disch warm-van-tint te doen zijn, uiterst practisch. Nu het koele jaar getijde aanbreekt, zijn bloemen meermalen een luxe, en de vroolijke dekjes-versiering, bij een eenvoudig plantje in koperen, of aarden-bak, maakt de tafel het aanzien, en 't aanzitten wel waard ! YVONNE DE TESSAN IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIllllllllllllll INGEZONDEN. NA DEN AANVANG In het artikel Bij den Aanvang", waarin mevrou w Mansfeldt spreekt o ver de vrouwelijke afgevaardigden in de Tweede Kamer staat, dat een afzonderlijke vrouwenpartij" niet noodig, ja zelfs onpractisch is. Mevrouw Mansfeldt stelt weer eens de vraag: zijn er afzonderlijke vrouwenbelangen, of zijn, wat men vrouwenbelangen noemt, eigenl k toch gemeenschapsbelangen ? Natuurlijk zijn vrouwenbelangen gemeen schapsbelangen. De vrouwen zijn een deel van de gemeenschap verhef je een deel, dan verhef je ook het geheel. IIHIinillllllIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIItlllllliillillllllllli IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIII1INIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMii ? IIIIIIIIUIHfllllll FRIESLAND 'k Stjur myn boekje fen om utens it Heitelan yn mei de winsk, det it s hiele lan freizgje scil, om oeral to tsjügjen, ho 't de Ijeafde ta jins bertegroun nea to groune giet. DE SKR'IUWER Ik stem met deze winsk" van harte in, mits de skriuwer Dr. Botke met us hiele lan" heel Nederland bedoeld heeft en niet it Heitelan" in engeren zin. Het boekje heet: Fen Fryslan's Groun" en is uitgegeven te Snits" bij Brandenburgh, Boschma & Co. Wat het kost, weet ik niet, maar 't is op zijn minst een rijksdaalder waard. Het is niets meer of minder dan een populaire geologische beschrijving van Friesland, ruim or.gevat, degelijk bewerkt en alleronderhoudendst ver teld. Botke begint niet als Knickerbocker, zaliger gedachtenis, met de schepping van de wereld, maar plaatst Friesland op een trouwens nogal diep gelegen voetstuk van tertiairen bodem, en hij eindigt met de jongste en sappigste formatie, de Wadmodder, waar uit om zoo te zeggen, dagelijks weer nieuw Friesland wordt geboren. Ook de duinen komen er bij te pas op de eilanden Schiermonnikoog en Ameland en Terschelling, (lat politisch bij Noord-Holland wordt ge rekend, maar geografisch en geologisch toch bij Friesland behoort, en dan ook door dr. Botke zonder vorm van proces annekseard" wordt. De duinen en de wadmodder, het Leechfean en de Klyn (laagveen), de Klaei en de Terpen zijn zonder planten en dieren niet denkbaar. Die krijgen dan ook in het boekje behoorlijk hun beurt, dat zoodoende wordt tot een volledige, zij het dan ook beknopte natuurhistorische beschrijving van Friesland. Wij hebben gebrek aan dergelijke boeken, het eenige wat met Botke's werk vergeleken kan worden,is Heimans'Krytland en Bermink's Dinkelland. We behoeven die drie boekjes verder niet met elkander te vergelijken. Friesland ligt een beetje buiten de lijn van het drukke vreemdelingenverkeer en werd vroeger door natuuronderzoekers al heel weinig geteld. Botke weet er ook nog van te verhalen, dat over Gaasterland met weinig achting werd gesproken, maar met trots constateert hij, dat de tijden nu anders zijn en dat thans, dank zij prof.Bonnema en Jonker hiele kloften fen naturljeafhabbers yn 'e moaye simmertiid op us alde kliffen komme delstriken". En dan vertelt hij bondig en boeiend van de kliffen, van het Roode Klif, dat niet rood meer is en van het Oude Mirdumer klif, dat wél rood is en dat aan zooveel geologen gelegenheid heeft gegeven, om hun scherpzinnigheid te tooneu en elkander te bestrijden. In een paar blad zijden komt hij zelf dan tot de conclusie: De kliffen binnen gjin Asar, gjin drumlins, gjin ein-morénen, mar bisteane ut grounmoréne materieel, dat om iene of oare reden hjir folie tsjükker leit as op oare plakken yn Fryslan. Meteen vindt hij ongezocht gelegen heid om op verbluffend eenvoudige wijze te vertellen wat Asar, drumlins en morenen eigenlijk zijn. Dit zijn namelijk geen Friesche woorden. Het boekje is zoo goed, dat eigenlijk ieder beschaafd Nederlander het behoort te lezen en de vraag rijst, of het soms wenschelijk zou zijn het in het Nederlandsch te vertalen. Ik zou dat zeer betreuren. Integendeel, een boek al3 dit maakt, dat de niet-Friezen Friesch zullen gaan leeren lezen; het spreken laat ik nog daar. Als je er eenmaal aan begint en ongeveer weet, waarover het gaat, dan leest dit boekje gemakkelijk genoeg, op zijn minst even gemakkelijk als Qticrido's Jordaan of stukjes in het Betuwsch dialekt. En lukt het nu eenmaal, dan begin je te merken, hoe kostelijk idyllisch dit boekje is gehouden en dat de schrijver niet alleen een goed Fries mag heeten, maar ook een gemoedelijk vergenoegd, liefdevol man en een innig be wonderaar van de schoonheid van het leven en van de levende wezens, 't Is heerlijk, zooals hij zelf telkens onder den indruk komt van de mooie dingen, die hij beschrijft. Ge hebt wel eens ergens op de hei in Brabant of Gelderland en ook wel noordelijker zwartblauwe, eenigszins glimmende steentjes op gemerkt, misschien met een wit adertje er door heen. Ik bedoel de kiezellei of lydiet. Botke beschrijft die steentjes en vertelt, dat ze hun ontstaan te danken hebben aan heel kleine diertjes, de radiolariën. En als hij dan daarover begint uit te weiden, dan krijgt hij het te pakken en kan hij het niet laten om eventjes door te draven (trochdrave). Hij excuseert zich dan even: Mar as men oer sokke moaije dingen as radiolariën bygelyks bigjint, den kin der sa'n soarte fen bliere stimining oer yen konime; ik for my alteast rekkenje my lokkich, sokke dingen sjoen t o hawwen". Heel aardig ook hoe hij uitlegt dat het benoemen van gesteenten maar niet zoo'n eenvoudig werkje is en dat daar het polariseermicroscoop bij te pas komt, want wil men de zaak goed zien, dan lit men in bepaelde soarte fen Ijochtstrielen" troch it ploatsje falle". It ploatsje" is dan een plakje van het gesteente, zoodun geslepen, dat het bij doorvallend licht kan worden bekeken. Van de microscoop gaan wij weer de vrije lucht in, alweer naar het Oude Mirdumer klif om daar in de steenbrokken te zoeken naar versteende zeeëgels en armpootigen. Die zeeëgels hebben de Friezen gevonden allang voordat ze wisten wat ze beduiden en toen hebben ze ze maar dondersteenen tongerstiene" genoemd. Botke vertelt ons wel, wat we er bij te denken hebben. Dat Klit' blijkt wel een van de allerbelangrijkste plekken van Nederland te zijn en onwillekeurig rijst de .vraag, wat er mee gebeuren zal, als straks de Zuiderzee zal worden drooggemaakt. Het ligt er zoo verleidelijk voor zandafgraving, nivelleering of voor het leveren van een steunpunt voor dijkaanleg. Botke laat zich niet daarover uit, misschien is hij er evenals ik nog al gerust op, ten eerste, omdat tegenwoordig die heele kloften fen nati rljeafhabbers dat klif waardeeren en ten tweede omdat de wetenschappelijke staf van de Directie der Zuiderzeewerken evengoed het belangervan inziet en nog wel elders balstienliem" (keileem) weet te vinden. Het boekje is keurig geïllustreerd met WOLLEN DEKENS 150 X 200 - Vanaf f8.45 Invitatiekaart voor een Halloween partij in Californië. Zooals men weet, wordt daar de heil'ge avond (Hallow-eve), het keerpunt tusschen zomer en winter, als een soort carnaval gevierd. Er zijn vroolijke feesten, waar men verkleed of gemaskerd heengaat. Geesten in witte lakens en heksen met puntmutsen zijn het meest gewild. Op gewone jurken kunnen ook katten, uilen of heksen worden aange bracht. Weken te voren wordt het Halioweenfeest reeds voorbereid; 't is vol geheimzin nigheid en verrassingen. IHIimiHtlllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIMIIIIHIllllllllllllllllllllMIII Maar de groote kwestie is deze: zijn wat wij vrouwenbelangen noemen, (verbetering huwelijkswetgeving, goede arbeidsvoorwaar den voor de vrouw enz.) primair vrouwenbelangen of primair gemeenschapsbelangen? En dan is er dunkt me maar n opvatting: primair zijn het vrouwenbelangen, secondair gemeenschapsbelangen. Maar waarom wil men eigenlijk altijd zoo theoretisch redeneeren ! Practisch is de zaak zoo: Een groot deel der vrouwen wenscht verbetering van de huwelijkswetgeving verbetering van de arbeidsvoorwaarden der vrouw de man heeft voor genoemde verbeteringen altijd maar een zeer matige belangstelling gehad dus moet de vrouw er zelf maar voor gaan zorgen. Maar het zijn niet alleen vrouwenbelangen, die het bestaan van een vrouwenpartij wettigen. Er is ook een vrouwelijke mentali teit, die tot uiting moet komen in het poli tieke leven. De vrouwelijke mentaliteit dat wil niet zeggen de mentaliteit van mevrouw A. of van mejuffrouw Z., maar de mentaliteit van De Vrouw, dat wat de vrouwen als vrouw gemeenschappelijk hebben in haar denken en voelen. En om dat denken en voelen van de vrouw naar voren te brengen, daarvoor is de vrouwen partij noodig. De vrouwenpartij als afzonder lijke, onafhankelijke organisatie. De vrouwen, die in de mannenpartijen zitting hebben: de Tweede Kamer, ze zullen zoo nu en dan wel eens mogen spreken over de vrouw en over het kind ook zooveel en zooals de partij het wil. Het vrouwelijk inzicht de partij zal er eens mee coquetteeren vooral tegen de verkiezingen. Maar meer is het niet. De vrouwenpartij zal weergeven het in zicht der vrouw. Nu is er geen afgevaardigde in de Kamer gekomen de vrouw is zich het waardevolle van eigen vrouwelijk inzicht niet bewust geweest, de vrouwenpartij is nog niet vertegenwoordigd, maar daarom nog niet gekortwiekt een goed principe heeft den tijd. NlNE M I N N E M A origineele teekeningen van den schrijver, alleen waag ik het om te betwijfelen, dat de sberch" van fig. 8 wel zoo zou kunnen drijven. Als ik de uitgever was, dan liet ik heel gauw een woordenlijstje maken van de paar honderd Friesche woorden, die er voor een Hollander op het eerste gezicht nog al onbegrijpelijk uitzien. Als we dat hadden, dan kon ieder Nederlander grif dit mooie boekje lezen en dan trokken wij met nog veel meer profijt en genoegen naar Gaasterland en de Meren, naar het Terpenland of naar de duinen van Appelscha. J A c. P. T H ij s s E Rheumatiek Blijft niet lijden?Sloan's Liniment zal Uw pijn onmiddel lijk tot bedaren brengen, zonder inwrijven. Houdt het in gereed heid voor Rheumatische pijnen, Verstuikingen, Kneuzingen, Neuralgie en alle zenuw pijnen. Verkrijgbaar bij alle Apothekers en Drogisten. Prijs, f. J. SLOAN'S Liniment

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl