Historisch Archief 1877-1940
28 Oct. '22. - No. 2366
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
IN MEMORIAM
SUZE ROBERTSONf
Nornen zijn, weefsters van 't eigen leven
echter. En deze wevenden in de kleine
ruimten staan groot in een open,
nooitgesloten licht. Het licht en het leed zijn daar
souverein. Het stilleven van Suze Robertsen,
en niets anders is toch te verwachten ! is
het grootste stilleven van onzen tijd in
Holland. Niemand maakte een hoop appels,
een tinnen bord, een grauwen grond daar
achter, tot zógrootsche verschijning. Haar
stadsgezicht bleef mij het minst dierbaar;
't minst innerlijk was daar het procédéhet
meest tastbaar. Innerlijk zijn
de teekeningen. Ge kunt bij
deze den naam noemen vaneen
andere innerlijke, die meer en
meer zich versobert, van
Kathe Kollwitz. Maar de
Hollandsche vrouw is zeker
zógroot, als de Duitsche; zij
was altijd eenvoudiger. Naast
haar schilderijen, zullen de
teekeningen van Suze
Robertson daarom gelden, als bewijs
hoe groot was deze tijd....
Het lijkt mij, om dit alles,
dat bij dezen dood geen
rouwbetoon noodig is. Het werk,
dat te doen was, is wei-gedaan.
Waarop kunnen wij, allen,
anders hopen, dan wel te
doen wat ons werk is? Het
overige gaat voorbij, wordt
vervangen; wat wei-gedaan
is, is en blijft een teeken,
afstandwijzer aan den weg.
PLASSCHAERT
BIJKOMSTIGHEDEN
Teekening van Mevr. E. L. H. Woutersen??
van Doesburgh
Het is een lot voor Breitner, dat we bij
twee der grootste schilderessen van thans,
Suze Robertsen en Coba Ritsema, zijn naam
kunnen en moeten noemen. Ik weet, dat de
verhouding niet een gelijke is; d'een was
eer zijn leerlinge dan d'ander dat kon zijn,
maar zijn naam klinkt samen met den naam
dezer twee.
Suze Robertsen, overleden in den Haag zes en
zestig jaar oud, was bovenal een schilderes der
figuur, ofschoon ze stadsgezicht, landschap
en stilleven schilderde. In de figuur echter
is Z£het grootst. En deze figuur is zoo zeer
bevrijd van alle uiterlijkheid, dat wij dadelijk
kunnen en moeten erkennen: hier drijft
een hart aan tot het voltooien van een werk.
En (het is niet anders mogelijk) dan worden
de daaglijksche dingen geschilderd; dan worden
de noodzaaklijkheden van het leven tot
beeld. Dit vindt ge bij Suze Robertsen. Zij
schildert de primaire dingen; die waarvan
het leven bestaat. Zij schildert de figuren
bezig een maal te bereiden; zij schildert
de figuren in het ruim-geworden licht bezig
met weven, zij schildert, die bekommerd
slapen, wetende dat nieuw werk, nieuw
zwoegen wacht na den zwaren nacht. En,
spreekt dat hier niet eveneens van zelf, zij
schildert deze figuren tragisch, dat is: over
tuigd van het zware leven, toch doorgaande
met haren arbeid. Hier ware alle sierlijkheid
ongepast alle ijdele sierlijkheid is hier
gemeden. Daardoor krijgen haar figuren de
kracht van symbolen; groote teekens zijn het.
De kleur, waarin dit tragisch wezen zich uit,
moest zwaar zijn; zij is het. De vorm mag,
tot het plompe toe, zwaar zijn; hij is het.
Deze twee dingen moesten eer brengen, en
miskenning. Zij brachten beide; zóis het
eenmaal in de waereld gesteld. Zij brachten
haar steeds dieper eerbetoon van hen, die
zien kunnen, omdat zij zijn en in het eigen
leven tragisch dat leven ondervonden; zij
brachten haar meer en meer de miskenning
van dien grooten troep, die de waarheid
verschrikt. Die miskenning nam toe, in de
laatste jaren, totdat zij een schande werd,
en die blijven zal, voor hen, die deze
schoongeteekende moeiten gaven, die haar 't werken
verhinderden....
Ieder groot schilder heeft n voorstelling,
die meer eigen is, dan zij dat ooit anderen
was. Dat zijn bij Suze Robertson de slapenden.
Ik heb dat meer gezegd, maar het dwingt
zich opnieuw hier-op: Suze Robertson is
een der zeldzame schilderessen der slapenden,
waar slaap geen genot is, en ook geen doffe
dood, maar als een nieuwe kommer, want
daarna wachten de nieuwe moeiten. En groot
als zij deze kon maken in een sobere zware,
maar altijd rijpe kleur, zoo maakte zij haar
wevenden, de zware figuren, die moderne
XLIV.
Heb ik u wel eens verteld
van het kleine, Fransche meis
je, dat, onder alle overblijf
kinderen, mij op zoo wonderbaarlijke wijze
uitverkoor? Als ik er vandaag over denk,
lijkt het mij nog altijd even ongelooflijk, als
op dien lang verleden (ik zeg niet, hoe lang
verleden,) middag; en ik voel weer die wonder
lijke gedragenheid, alsof het leven nu nooit
meer beangstigend zou kunnen zijn, omdat
ik daar voor Taltijd bovenuit geheven was;
ik zie weer haar lange, licht-blonde haren
en haar bleek-blauwe jurkje, en ik hoor haar
radde, fransche woordjes Nooit heb ik
ergens zoo'n rank figuurtje en zulke
sprookjesachtig-lange haren gezien, behalve jaren
later, in Parijs, toen over Ivet tooneel een
elfje voorbij schoot, als een vlaagje van niets
dan licht en gratie: ik schrok er zóvan,
dat ik eerst nog even aan een weerzien
dacht; maar toen begreep ik, dat de jaren,
die mij oud en zelfverzekerd hadden gemaakt,
op haar allicht een dergelijke uitwerking
zouden hebben gehad; dat zij ook niet meer
zou kunnen springen met losse, lange haren
als een vroolijk vlammetje; maar ik
rook toch dien heelen avond, ondanks de
geparfumeerde loge, de lang-vergeten lucht
van muffe boterhamtrommeltjes en naar
zuurheid neigende melk.
Ik behoorde dan tot de overblijf-kinderen,
en ik voelde dat als een smaad. Als de anderen
om half twee fleurig weer naar school terug
kwamen, zag ik in hun oogen de herinnering,
aan een blank-gedekte koffietafel, waaraan
ze met hun vader en moeder, lekkere versche
boterhammen hadden verorberd en versche,
warme melk hadden gedronken. Ze droegen
de frischheid van de buitenlucht nog in hun
kleeren, terwijl wij, altijd maar in dezelfde
saaie schoolbanken gezeten, onze saaie trom
meltjes hadden moeten leegeten, en dan op
een klein, ingesloten plat waren gestuurd
om gelucht" te worden.
O, de dagelijks terugkeerende marteling
van die vermufte boterhammen, die je
voor negenen netjes aan de juffrouw moest
brengen; die dan allemaal in een kast bij
elkaar werden gezet, en waaruit om twaalf
uur uitdeeling werd gehouden ! Den heelen
ochtend rook het al een beetje in het lokaal
naar zurig brood, zurig vleesch en zurige
boter; maar als de kast 's middags open ging,
dan was het een gevoel, om alle hoop verloren
te geven, en je ging zoo triestig met je voer",
je geëmailleerde kroes en je flesch melk
naar de bank, dat een gevangene zijn rantsoen
niet somberder in ontvangst had kunnen
VRUCHTEjSKOEKJES
VAN
SIPKES - HAARLEM
zijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
nemen. Wat hielp het al, of opzij van je
boterham als verrassing een pakje met
chocolaadjes was gestopt of een trpsje druiven:
de chocolaadjes waren nat uitgeslagen en
smaakten zoutig; aan de druiven proefde
je den inhoud van de heele kast, en je kon de
melk niet met zó'n gestrekten arm inschenken
of je rook het, en als je het eenmaal geroken
hadt, dan kón je het haast niet meer
doorslikken.
En stel u nu voor, dat wij, overblijfkinderen,
wij, die den smaad der vunzige trommels
en flesschen droegen, n middag gewoon
triestig op het sombere plat bij elkaar waren,
en dat daar plotseling de gangdeur openging
en de directrice irf de opening stond met nog
een dame, «n dat wonderlijk-teere, vlugge
en glanzende wezentje, dat als uit een andere
wereld tot onze plompe gewoonheid neer
daalde.
Dit is een klein Fransch meisje", zei de
directrice, die graag wat met jullie wilde
spelen. Ze kan al heel goed touwtje springen".
Dadelijk namen een paar grootere meisjes
haar bij de hand, en trokken haar mee in
de bocht; ik herinner me, dat ik daar ernstige
aesthetische bezwaren tegen voelde; dit
blonde feetje had naar mijn overtuiging
door niemand anders aangeraakt mogen
worden, dan door een zekere slanke,
donkeroogige Beppie die al twaalf was en voor wie
ik een stille vereering voelde; ik kon me niet
begrijpen, hoe kinderen met gewone, slordige
schorten en handen met inktvlekken dat
vlekkelooze wonder zoo schaamteloos vast
pakken durfden. Dit alles overdacht ik heel
heftig in mijn binnenste, terwijl ik gewoon mee
speelde en geregeld op m'n beurt inviel in
de lange bocht. Maar, en nu komt het
wonderlijke, toen het speeluur voorbij was,
en we haar allemaal een hand zouden gaan
geven ten afscheid, hield ze, toen ik aan de
beurt was, mij opeens met twee teere armpjes
vast, en zich naar mijn gezicht rekkend,
zei ze snel een paar woorden, die ik niet
verstond. Ik bloosde om de schande, maar ik
zat pas in de tweede klas. Ik voelde, dat dit
argument haar weer niets zou zeggen. Ik
vermoedde, wat ze bedoelde, maar ik durfde
hèt nie t geloo ven. Toen verklaarde de directrice
lachend: Ze wil je een kus geven", en toen
ik me boog, rook ik zoo'n zalig fijnen geur, als
mijn Hollandsche reukorganen nog nooit
hadden geroken, en die me bedwelmde en
overmoedig maakte tegelijk. Ik wilde haar
mijn donkerroode wang toewenden, maar
imperatief klonk nogeens het fijne stem
metje: Non, sur la bouche !" Ik bedacht
vagelijk dat moeder ons dat altijd strengelijk
verboden had, maar was er verweer mogelijk
tegen zulke fijne lipjes? Zoo kuste ze mij,
ten aanzien van alle overblijf-kinderen en de
directrice en de mevrouw, die haar moeder
bleek te zijn; iedereen was er van onder den
indruk, maar ik, die me nog nooit uitverkoren
had gevoeld, die er in mijn ziel van overtuigd
was, dat er nergens ter wereld zoo'n gek,
verlegen, onhandig schepseltje te vinden was
als meine Wenigkeit, ik duizelde plot
seling op de hoogste hoogten der gelukza
ligheid.
Ik wilde het dadelijk ook vertellen aan de
kinderen, die van de buitenwereld kwamen, en
die ik nu opeens niets superieur meer vond. (Ik
kende de levenswijsheid nog niet: Das beste
tra'gt man in sich ohne Wort.")Teleurstelling:
in de eerste plaats geloofden ze niet, dat het
zó'n hél bizonder kindje was; in de tweede
plaats begrepen ze niet, waarom het prettig
was, als een vreemd kind je een zoen gaf; en
in de derde plaats niet, waaróm dat vreemde
kind het gedaan had. Sommigen geloofden
het niet eens en anderen kon het niet schelen.
Hun koele, Hollandsche oogen, hun harde
stemmen bevroren iets in mijn hart.
Pas op weg naar huis, de lange, lange
weg langs den eindeloos-eentonigen muur,
werd het weer heerlijk om voorzichtig uit
mijn herinnering voor den dag te halen,
en 's avonds in bed, en vele avonden, en vele
dagen; en eiken middag op het sombere
plat, omdat het toch kón, omdat het toch kon,
dat ze er weer ineens zijn zou, met de lange
haren en den zoeten geur, en het dunne,
bevelende stemmetje. En nog jaren later,
nu nog, nu nog, als ik me uitverkoren"
voel; als een vriendelijkheid, of een onder
scheiding mij echt het hart heeft geraakt,
dan zie ik weer tusschen de grove saaiheid
van ons, overblijfkinderen, het figuurtje
in het bleek blauwe jurkje, en ik weet, dat
ik me nooit meer, door niets ter wereld, zoo
zalig vereerd, zoo boven mezelf uitgeheven
zal kunnen voelen, als eens door het impera
tieve gebaar van die onbekende, kleine
Franchise.
A N N l i; S A 1. O M ONS
BABBELTJES
NIEUWSTE TAFELVERSIERING
De sneeuwwitte tafel met een bloemstuk
in het midden gaat meer en meer tot de
zeldzaamheden behooren. Het oog van den
zenuwachtigen modernen mensen wil warmte en
kleuren op den disch, waaraan hij na vol
brachte dagtaak plaats neemt. Zijn blik wil
uitrusten ! En dezelfde moderne wereld, die
hem ,,de zenuwen" bezorgt brengt ook, de
mode meeder zachtgetinte tafel-versieringdie
voor de geprikkelde zenuwen een troost is ! De
huisvrouw heeft zoo gaarne een dankbaar"
werk order handen in oe uren, dat de prozaische
maaskous niet van de partij mag zijn, welnu
wellicht vervaardigt zij dan een paar stel van
de tafeldekjes uit gekleurd linnen, die de
laatste mode zijn? Deze kleurige linnen-lapjes
moogt ge versieren op allerlei wijzen. Denk
bijvoorbeeld aan een siel uit jadegroen-linnen,
met fleurig getinte vlinders, welke op het
linnen aan te brengen zijn, door middel van
een van die nieuwe kleuipatronen, die met
behulp van een warm strijkijzer op de stof
afgedrukt worden. Houdt manlief minder
van groen (?dat anders o, zoo weldadig voor
de oogenis !), weet dan, dat een stel
tafei-dekjes, met lila of geel borduursel, onder de schalen
en desgewenscht ook onder de borden zeer
aardig staat. Wie rg graag kant aanschouwt,
kan wijders de tafelaekjes van wit linnen ma
ken, ze met kant garneeren, en ze vervol
gens in de verlangde kleurnuance laten ver
ven ! U weet natuurlijk dat de nieuwste
dekjes'langwerpig of vierkant moeten zijn?
Dat is de modelijn Als de aarde niet zoo'n
gedeciceerde boi was, zouden de mode-wijzen
haar nog trachten te wijzigen tot 'n kubus ,
zoo koppig drijven zij op 't oogenblik hun
hoekige lijnen-stelsel door, wat de
garneeringskunst betreft. Wie eene tafelversiering
wenscht, die steeds een grondige reiniging kan
ondergaan, gebruike het ongebleekte ruwe
linnen, dat voor het doel zeer geschikt is en
dat door zijn grofheid juist de fijnheid van
't eigenlijke tafellaken, van glas en zilverwerk
des te meer doet uitkomen. Men bewerkt
het met kruis-steek-patroon, (in kleuren) of
geeft den dekjes een open-zoom, met een
witlinnen draad. Wie practisch wil zijn, gebruike
ook tafeldekjes aan de ontbijttafel, welke
dekjes thans mogen zijn van effen of geruit
katoen. Hetzelfde bont katoen, dat men van
den-zomer gebezigd zag als japonstof voor
strandrokken, en losse japonnen. D.e geruite,
of gestreepte dekjes staan allerfleungst en
kijken d'en ontbijtenden mensch,
die-zijn-dagbeginnen moet, o zoo vroolijk aan. Buitendien
kosten zij weinig of niets, en helpen het
ontbijtlaken proper houden. Zeer aardig zijn de
geruite doekjes, maar practischer zijn ze uit
effen stof de randen eenvoudig omgezoomd,
of geboord met kleurig band. De randen mogen
franjes hebben, maar fraai ,,bewascht"
een dergelijke franje niet. Tot zoover ns
babbeltje over linnen en katoen. Wist ge, dat
de laatste tafel-noviteiten zijn: tafeldekjes
uit suède, zacht glacé-leer, kralen, stroo, en
kurk? Kurken en suède-dekjes dragen meest
een kleine versiering van schilderwerk (midden
op en langs den rand). Apropos, wat zegt ge
van bruin-leder met bessen, en blaadjes
en applique" zooals de geleerden het
noemen. Het applique is in groen en rood leder
uitgevoerd. Dekjes uit kleurig raffia, zijn
practisch (?hier ontdekt een wijze, die zeer
modern wil zijn.... zoowaar het ouderwetsche
tafel-ma/yV !), en de kralen dekjes moogt ge
vervaardigen uit groote houten of glazen
orchina" kralen. Vanzelf spreekt het, dat
de kralen aan een sterk koord, of elastiek
geregen worden, en de kleuren een bepaald
patroon moeten vormen. Wel is deze nieuwe
manier om een disch warm-van-tint te doen
zijn, uiterst practisch. Nu het koele jaar
getijde aanbreekt, zijn bloemen meermalen
een luxe, en de vroolijke dekjes-versiering,
bij een eenvoudig plantje in koperen, of
aarden-bak, maakt de tafel het aanzien, en
't aanzitten wel waard !
YVONNE DE TESSAN
IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIllllllllllllll
INGEZONDEN.
NA DEN AANVANG
In het artikel Bij den Aanvang", waarin
mevrou w Mansfeldt spreekt o ver de vrouwelijke
afgevaardigden in de Tweede Kamer staat,
dat een afzonderlijke vrouwenpartij" niet
noodig, ja zelfs onpractisch is. Mevrouw
Mansfeldt stelt weer eens de vraag: zijn er
afzonderlijke vrouwenbelangen, of zijn, wat
men vrouwenbelangen noemt, eigenl k toch
gemeenschapsbelangen ?
Natuurlijk zijn vrouwenbelangen gemeen
schapsbelangen. De vrouwen zijn een deel
van de gemeenschap verhef je een deel,
dan verhef je ook het geheel.
IIHIinillllllIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIItlllllliillillllllllli IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIII1INIIIIIIIIIII
iiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMii ?
IIIIIIIIUIHfllllll
FRIESLAND
'k Stjur myn boekje fen om utens
it Heitelan yn mei de winsk, det it s
hiele lan freizgje scil, om oeral to
tsjügjen, ho 't de Ijeafde ta jins
bertegroun nea to groune giet.
DE SKR'IUWER
Ik stem met deze winsk" van harte in,
mits de skriuwer Dr. Botke met us hiele
lan" heel Nederland bedoeld heeft en niet
it Heitelan" in engeren zin. Het boekje heet:
Fen Fryslan's Groun" en is uitgegeven te
Snits" bij Brandenburgh, Boschma & Co.
Wat het kost, weet ik niet, maar 't is op zijn
minst een rijksdaalder waard. Het is niets
meer of minder dan een populaire geologische
beschrijving van Friesland, ruim or.gevat,
degelijk bewerkt en alleronderhoudendst ver
teld. Botke begint niet als Knickerbocker,
zaliger gedachtenis, met de schepping van
de wereld, maar plaatst Friesland op een
trouwens nogal diep gelegen voetstuk van
tertiairen bodem, en hij eindigt met de jongste
en sappigste formatie, de Wadmodder, waar
uit om zoo te zeggen, dagelijks weer nieuw
Friesland wordt geboren. Ook de duinen
komen er bij te pas op de eilanden
Schiermonnikoog en Ameland en Terschelling,
(lat politisch bij Noord-Holland wordt ge
rekend, maar geografisch en geologisch toch
bij Friesland behoort, en dan ook door dr.
Botke zonder vorm van proces annekseard"
wordt. De duinen en de wadmodder, het
Leechfean en de Klyn (laagveen), de Klaei
en de Terpen zijn zonder planten en dieren
niet denkbaar. Die krijgen dan ook in het
boekje behoorlijk hun beurt, dat zoodoende
wordt tot een volledige, zij het dan ook
beknopte natuurhistorische beschrijving van
Friesland. Wij hebben gebrek aan dergelijke
boeken, het eenige wat met Botke's werk
vergeleken kan worden,is Heimans'Krytland
en Bermink's Dinkelland. We behoeven die
drie boekjes verder niet met elkander te
vergelijken. Friesland ligt een beetje buiten
de lijn van het drukke vreemdelingenverkeer
en werd vroeger door natuuronderzoekers
al heel weinig geteld. Botke weet er ook
nog van te verhalen, dat over Gaasterland
met weinig achting werd gesproken, maar
met trots constateert hij, dat de tijden nu
anders zijn en dat thans, dank zij
prof.Bonnema en Jonker hiele kloften fen
naturljeafhabbers yn 'e moaye simmertiid op us alde
kliffen komme delstriken". En dan vertelt
hij bondig en boeiend van de kliffen, van
het Roode Klif, dat niet rood meer is en van
het Oude Mirdumer klif, dat wél rood is en
dat aan zooveel geologen gelegenheid heeft
gegeven, om hun scherpzinnigheid te tooneu
en elkander te bestrijden. In een paar blad
zijden komt hij zelf dan tot de conclusie:
De kliffen binnen gjin Asar, gjin drumlins,
gjin ein-morénen, mar bisteane ut
grounmoréne materieel, dat om iene of oare reden
hjir folie tsjükker leit as op oare plakken yn
Fryslan. Meteen vindt hij ongezocht gelegen
heid om op verbluffend eenvoudige wijze te
vertellen wat Asar, drumlins en morenen
eigenlijk zijn. Dit zijn namelijk geen Friesche
woorden.
Het boekje is zoo goed, dat eigenlijk ieder
beschaafd Nederlander het behoort te lezen
en de vraag rijst, of het soms wenschelijk zou
zijn het in het Nederlandsch te vertalen.
Ik zou dat zeer betreuren. Integendeel, een
boek al3 dit maakt, dat de niet-Friezen Friesch
zullen gaan leeren lezen; het spreken laat ik
nog daar. Als je er eenmaal aan begint en
ongeveer weet, waarover het gaat, dan leest
dit boekje gemakkelijk genoeg, op zijn minst
even gemakkelijk als Qticrido's Jordaan of
stukjes in het Betuwsch dialekt. En lukt
het nu eenmaal, dan begin je te merken,
hoe kostelijk idyllisch dit boekje is gehouden
en dat de schrijver niet alleen een goed
Fries mag heeten, maar ook een gemoedelijk
vergenoegd, liefdevol man en een innig be
wonderaar van de schoonheid van het leven
en van de levende wezens, 't Is heerlijk, zooals
hij zelf telkens onder den indruk komt van
de mooie dingen, die hij beschrijft. Ge hebt
wel eens ergens op de hei in Brabant of
Gelderland en ook wel noordelijker
zwartblauwe, eenigszins glimmende steentjes op
gemerkt, misschien met een wit adertje
er door heen. Ik bedoel de kiezellei of lydiet.
Botke beschrijft die steentjes en vertelt,
dat ze hun ontstaan te danken hebben aan
heel kleine diertjes, de radiolariën. En als
hij dan daarover begint uit te weiden, dan
krijgt hij het te pakken en kan hij het niet
laten om eventjes door te draven (trochdrave).
Hij excuseert zich dan even: Mar as men
oer sokke moaije dingen as radiolariën
bygelyks bigjint, den kin der sa'n soarte fen
bliere stimining oer yen konime; ik for my
alteast rekkenje my lokkich, sokke dingen
sjoen t o hawwen". Heel aardig ook hoe
hij uitlegt dat het benoemen van gesteenten
maar niet zoo'n eenvoudig werkje is en dat
daar het polariseermicroscoop bij te pas komt,
want wil men de zaak goed zien, dan lit
men in bepaelde soarte fen Ijochtstrielen"
troch it ploatsje falle". It ploatsje" is dan
een plakje van het gesteente, zoodun geslepen,
dat het bij doorvallend licht kan worden
bekeken.
Van de microscoop gaan wij weer de vrije
lucht in, alweer naar het Oude Mirdumer klif
om daar in de steenbrokken te zoeken naar
versteende zeeëgels en armpootigen. Die
zeeëgels hebben de Friezen gevonden allang
voordat ze wisten wat ze beduiden en toen
hebben ze ze maar dondersteenen
tongerstiene" genoemd. Botke vertelt ons wel,
wat we er bij te denken hebben. Dat Klit'
blijkt wel een van de allerbelangrijkste plekken
van Nederland te zijn en onwillekeurig
rijst de .vraag, wat er mee gebeuren zal, als
straks de Zuiderzee zal worden drooggemaakt.
Het ligt er zoo verleidelijk voor
zandafgraving, nivelleering of voor het leveren van
een steunpunt voor dijkaanleg. Botke laat
zich niet daarover uit, misschien is hij er
evenals ik nog al gerust op, ten eerste, omdat
tegenwoordig die heele kloften fen nati
rljeafhabbers dat klif waardeeren en ten tweede
omdat de wetenschappelijke staf van de
Directie der Zuiderzeewerken evengoed het
belangervan inziet en nog wel elders
balstienliem" (keileem) weet te vinden.
Het boekje is keurig geïllustreerd met
WOLLEN DEKENS
150 X 200 - Vanaf f8.45
Invitatiekaart voor een Halloween partij in
Californië.
Zooals men weet, wordt daar de heil'ge
avond (Hallow-eve), het keerpunt tusschen
zomer en winter, als een soort carnaval
gevierd. Er zijn vroolijke feesten, waar men
verkleed of gemaskerd heengaat. Geesten in
witte lakens en heksen met puntmutsen zijn
het meest gewild. Op gewone jurken kunnen
ook katten, uilen of heksen worden aange
bracht. Weken te voren wordt het
Halioweenfeest reeds voorbereid; 't is vol geheimzin
nigheid en verrassingen.
IHIimiHtlllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIMIIIIHIllllllllllllllllllllMIII
Maar de groote kwestie is deze: zijn wat
wij vrouwenbelangen noemen, (verbetering
huwelijkswetgeving, goede arbeidsvoorwaar
den voor de vrouw enz.) primair
vrouwenbelangen of primair gemeenschapsbelangen?
En dan is er dunkt me maar n opvatting:
primair zijn het vrouwenbelangen, secondair
gemeenschapsbelangen.
Maar waarom wil men eigenlijk altijd zoo
theoretisch redeneeren ! Practisch is de zaak
zoo: Een groot deel der vrouwen wenscht
verbetering van de huwelijkswetgeving
verbetering van de arbeidsvoorwaarden der
vrouw de man heeft voor genoemde
verbeteringen altijd maar een zeer matige
belangstelling gehad dus moet de vrouw
er zelf maar voor gaan zorgen.
Maar het zijn niet alleen vrouwenbelangen,
die het bestaan van een vrouwenpartij
wettigen. Er is ook een vrouwelijke mentali
teit, die tot uiting moet komen in het poli
tieke leven. De vrouwelijke mentaliteit
dat wil niet zeggen de mentaliteit van mevrouw
A. of van mejuffrouw Z., maar de mentaliteit
van De Vrouw, dat wat de vrouwen als
vrouw gemeenschappelijk hebben in haar
denken en voelen.
En om dat denken en voelen van de vrouw
naar voren te brengen, daarvoor is de vrouwen
partij noodig. De vrouwenpartij als afzonder
lijke, onafhankelijke organisatie.
De vrouwen, die in de mannenpartijen
zitting hebben: de Tweede Kamer, ze zullen
zoo nu en dan wel eens mogen spreken over
de vrouw en over het kind ook zooveel
en zooals de partij het wil.
Het vrouwelijk inzicht de partij zal er
eens mee coquetteeren vooral tegen de
verkiezingen. Maar meer is het niet.
De vrouwenpartij zal weergeven het in
zicht der vrouw. Nu is er geen afgevaardigde
in de Kamer gekomen de vrouw is zich
het waardevolle van eigen vrouwelijk inzicht
niet bewust geweest, de vrouwenpartij is
nog niet vertegenwoordigd, maar daarom
nog niet gekortwiekt een goed principe
heeft den tijd.
NlNE M I N N E M A
origineele teekeningen van den schrijver,
alleen waag ik het om te betwijfelen, dat de
sberch" van fig. 8 wel zoo zou kunnen
drijven. Als ik de uitgever was, dan liet
ik heel gauw een woordenlijstje maken van de
paar honderd Friesche woorden, die er voor
een Hollander op het eerste gezicht nog al
onbegrijpelijk uitzien. Als we dat hadden, dan
kon ieder Nederlander grif dit mooie boekje
lezen en dan trokken wij met nog veel meer
profijt en genoegen naar Gaasterland en de
Meren, naar het Terpenland of naar de duinen
van Appelscha. J A c. P. T H ij s s E
Rheumatiek
Blijft niet lijden?Sloan's
Liniment zal Uw pijn onmiddel
lijk tot bedaren brengen, zonder
inwrijven. Houdt het in gereed
heid voor Rheumatische pijnen,
Verstuikingen, Kneuzingen,
Neuralgie en alle zenuw
pijnen.
Verkrijgbaar bij alle Apothekers
en Drogisten. Prijs, f. J.
SLOAN'S
Liniment