Historisch Archief 1877-1940
28 Oct. '22. - No. 2366
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE GEDENKSCHRIFTEN VAN DEN KEIZER
"*** Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensltk
OOSTERSCHE TAFEREELEN
Teekening voor de Amsteftfammer" van Jan Poortenaar
CHARIVARIA
Prof. Jelgersma beschrijft in het N. T. V. 0.
een treffend geval van hydrophobie bij
zwemmers: Eenige jaren geleden waren we
met ons drieën, dr. S., diens zoon en ik,
aan het zwemmen in een weiland," enz.
Gewogen en te licht bevonden
Een figuur, dat zich respecteert, moet
met zijn tijd mee gaan. Wij vestigen daarom
de aandacht op de volgende advertentie
in het Mbl. v. d. N. V. v. Huisvrouwen:
Hautana. De elegante buste voor moderne
figuren."
De Burgerwachten, daarentegen, kennen
geen watervrees. Het
LeeuwardenscheBurgerwachtlied vangt aldus aan:
Wij zijn de burgerwachten,
Wij willen vree, maar als 't moet,
Gaan wij in straat of grachten
Verdedigen met moed,des Burgers goed.
Deelwoorden jammer
Kan dus het metallisme, de zaak
van algemeen standpunt beziende,
dezen eisch nimmer tot zijn recht
brengen, de zaak beziende van het
standpunt der afzonderlijke landen,
worden de bezwaren nog veel grooter."
(Economist)
En omkijkende," lezen wij in een van
Veth's Prikkelidyllen, was de kist met
juweelen verdwenen."
Sadisme
Op naar het Weldadigheidsfeest
ten bate van het hongerend Russisch
kind. Reuzenpretavond."
(Adv. Suriname")
Van radicale zijde is in Duitschland
een moordaanslag voorbereid op den
Rijkskanselier dr. Wirth. Een half
uur voor de uitvoering werden de
daders gearresteerd." (Gooi- en Eeml.)
Blijkbaar heeft men ze, om het plannetje
niet in de war te sturen, dadelijk weer los
gelaten.
IV
RIKSHAWS
Singapore, dat is een rikshaw. Singapore,
dat is twaalfduizend rikshaws. Weet ge, wat
een rikshaw is? Een licht wagentje, als een
sportkar, waarmee ge naar uw bestemming
rijdt, getrokken door een ...... mensen.
Twaalfduizend rikshaws getrokken door
twaalfduizend menschen. Chineesche koelies
zijn het, die nauwelijks als menschen tellen.
Een jaar of vier houden zij het uit, dan hebben
zij een hartkwaal, tenzij ze het al eerder moeten
opgeven door de spataderen.
In looppas, op een drafje, barrevoets gaan
zij. Een broekje, een hoed, en soms een jasje,
is al. En een lap om hun zweet af te vegen.
Verstaan doen zij slechts Chineesch, dat gij
niet kent. Geen nood. Onder het rijden tikt gij
uw koelie links, als ge links, rechts, als ge rechts
af wilt slaan. Bestemmingen verstaan zij
zelden; automatisch zeggen zij wei ,,yes",
maar automatisch brengen zij n ergens anders
heen. Automatisch overvragen zij. Automa
tisch negeert gij dat; er is immers een tarief?
Een paar dollarcenten per halve mijl, getrok
ken door een medemensen. Zoo gewoon is het,
dat het u onmogelijk wordt te loopen, als ge
het probeert. Van alle kanten blaffen zij u aan.
Hoi ! Hoi ! Rikshaw ! Taxi sir ! Een
bleekgezicht, die loopt ! Dat kent Singapore niet.
Alleen rikshawmen loopen, loopen en zweeten
in de tropische zon, en straks komt er wel een
regenbui, die dat zweet er wat afspoelt. Dan
krijgt gij een zeildoek dakje over u heen.
Hier kauwt er een suikerriet, gezeten op het
voetplankje van zijn wagentje. Daar ligt er
een te slapen in zijn karretje. Wilt u het tarief
weten, gij nieuweling? Een paar trappen tegen
zijn bloote voeten, en hij springt wel op; kijk,
daar hoort 't tarief te zitten.
De Westersche overheid zorgt althans voor
een tarief. Zou een Oostersche het wel ooit
doen? De Westersche heerschappij is recht
vaardig. Heb ik niet nog pas van ochtend in
The Straits Times" gelezen dat in Koeala
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi .....
Patient's broeder heeft na moeilijke
zwangerschap epileptische aanvallen
gekregen." (N. Maandschr. v. Gen.)
Geen wonder, na zoo'n schrik !
Loempoer een Engelsche solicitor is gevangen
genomen wegens misbruik van vertrouwen
jegens een Maleier en een Chinees? Zegt niet
Baedeker het zelf? (Hij is van 1914 !) Wenn
heute dem Lande das unwarscheinliche Unheil
begegnete, dasz die segensreiche und gerechte
englische Herrschaft ihr Ende erreichte, so
würde morgen die Willkiirherrschaft
wiederhergestellt sein".
En de koelies draven, met monsterlijk
gezwollen kuiten, zware, gekronkelde aderen,
een pink dik. Twaalfduizend, iederen dag.
Over vier jaar.... weer anderen.
Wat doen de Chineezen nog meer? Sommige
handelen, en zijn welvarend. Velen dragen
steenkool voor de schepen in de haven,
goedkooperdan machinerieën het doen, en vlugger.
Hier is eenChineesche scheerder.Boven iederen
klant een heen-en-weer gaande doek, die koelte
wuift. Een koelie zit tegen den muur en trekt
het touw; op-neer, op-neer. We hadden dat
vroeger in de slaapkamers ook, zegt mij iemand
die het Oosten goed kent. Dat was frisscher
nog dan de moderne electrische waaiers,
maar soms viel 's nachts zoo'n jongen in slaap
en daarom gaf men hem om te zitten een
krukje waar een poot van afgenomen was.
Ging hij dan slapen, dan rolde hij om en was
meteen weer wakker. Vermoedelijk trok ik
een sentimenteel gezicht. O, 't is altijd nog
beter dan stoker op een schip te zijn in de
tropen, zei mijn geleider. Dat kon ik beamen,
ik was in de stookplaatsen geweest. Niet alleen
Europeanen worden zoo bediend of
ge-rikshaw-ed, Maleiers en Chineezen, Tamilen en
Japanners; alles, wat geen koelie is.
Maar met al hun verdorvenheid, waaraan
ik ook wel gelooven wil, hebben die Chineezen
een hereditaire beschaving. Ik was tenminste
blij een kommetje te kunnen koopen waaruit
ik een koelie eten zag, en weer
voorbijslenterend toen hij juist klaar was, kon ik met ge
barentaal mijn begeerte duidelijk maken en
het schoieltje bemachtigen, dat later als iets
moois op een kast zal staan.
JAN POORTENAAR
komt een kwart L. slagroom stijf
geklopt er overheen." ( Vad.)
Charivarius is geen epicurist, en wenscht
voorloopig niets meer over de Kroonprinses
van Denemarken te lezen.
Untnl Rllln ttn Raol
BLOEMENflUlBI UUIII Bil Udül LAL
Het geheele jaar geopend. Centr. verwarmd.
Over de kroonprinses van Dene
marken treffen wij het volgende belang
wekkende bericht aan:
l K.G. appelen tot appelmoes,
10 beschuiten fijn stampen en ver
mengen van H ons suiker,daarover l ons
gesmolten boter. Dit alles in een
vuurvasten schotel een halfuur in den oven
bruin laten worden. Voor het op tafel
12 eer*
12 cent
CBUiTgHagwoo*Q sigaar
miiiitiiiimiiimimiiiiuiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiii
KLEINE MISÈRES
(Met teekeningen voor de Amsterdammer"
van Is. van Mens)
mm m mum m mi m n mi mm nmii mm n n minimi i iiimmiiiiiiimimim uu
Miiiiiiimimiiiiimiiiiiii
IIIIIIMIIIIIIIIIIIII
Bleeke zon.
Zeker al een kwartier had ze in tweestrijd
gezeten; ze was er heel zenuwachtig van
geworden.... 't Was ook maar niets om
zóiets op touw te durven zetten. Haar
hart bonsde met een geklop.... een geklop..
ze voelde er zich ziek van.
Schichtig hield 't oude Mevrouwtje haar
hand tegen de plek waar onder 't rossig-kale
satijnen japonlijf, 't zwakke versleten hart
fel tikte, met ongeregelde schokjes als een
defecte klok die met ruwe pogingen op gang
werd gebracht.
Zoo bleef ze een oogenblik, angstig van
de stilte rondom haar waarin zij allén zichzelf
wist, zij, en haar beklemd, bonzend hart,
en de benauwenis voor wat zij doen ging.
Toen stond ze op, gauw, toch omzichtig,
ging zij naar buiten .. .
als een kat die een prooi besluipt; zacht opende
ze de raamdeuren die naar 't tuintje voerden,
stak 't oude gezicht met knipperende oogen
en gefronsde wenkbrauwen van onbehagelijk
heid, door den kier waarlangs opeens 'n felle
wind naar binnen striemde. Met een vaartje
trok ze de deuren weer dicht. Neen, 't ging
niet.... vandaag tenminste ging 't niet....
't Gaf haar een gevoel van verlichting;
vandaag zou ze 't dus nog niet doen, 't heel
erge waar om heen haar gedachten alleen nog
maar schuw dwalen durfden, zonder moed
er zich aan vast te klampen.
Met de kleine sloome schuifelpasjes van
onbezig oud mensen drentelde ze door 't
woonkamertje dat knus was en niet on
deftig door gemeubeldheid met
mooi-verzorgde oude dingen; toen spiedde ze door de
vitrages van het eenige raam aan straat....
als Tine kwam vandaag... . als ze kwam,
en weer vroeg, vroeg met de dringende,
diepe stem waardoor zij, willoos oude vrouwtje,
zich al dadelijk overwonnen voelde....
vroeg, met den feilen blik der onderzoekende
oogen die haar week en weerloos deed voelen
alsof die blik wel alles wegzoog uit haar
binnenste, alles wat zij tegenover Tine ver
borgen wilde houden. En toch, 't oude
mevrouwtje glimlachte.... als een bleeke zon
overglansde een zwakke gelukschijn 't oude
kommerhoofdje.... en toch.... Tine was
zoo goed, ze meende 't zoo goed, Tine, 't
verafgoode kind dat nu al zelf moeder
was, en van middelbare jaren, maar voor haar
altijd 't kind bleef, 't aangebedene, 't
forschonstuimige, 't jong-mooie, 't boven haar,
eenvoudig moedertje, verhevene.... Neen,
Tine mocht geen zorg, geen onrust hebben
om haar.... nooit zou door haar een schaduw
op Tine's leven vallen. Als Tine kwam en
weer vroeg.. ..
Weer angstigde bezorgdheid in de oude
oogen, hun blik gleed door de raamdeuren,
over 't tuintje waar een dunne glans van ijle
najaarszon lichtte.
Ze dribbelde haastig terug, greep 't
spagnolet, opende nogmaals, nu wijd.... En de
schoudertjes hoog opgetrokken om 't inge
doken hoofdje, een hand uitgespreid op 't
vaal-rosse japonlijf, in stumperig bedekken
van keel en borst tegen 't windgevlijm, ging
ze naar buiten, 't vijf meter lange grasplekje
in, waar de paadjes plat en smal en symetrisch
lagen als galon op een kleedingstuk, en waar
een tuinbank stond, heel opzij, haast vlak
aan tegen het leghok van de kippenren der
buren. Ze talmde even, ging toen zitten;
ze huiverde, rilde van den wind die haar wel
scheen te doorzeven alsof haar lichaam
poreus was; toen schoof ze, dwars wat, scheef
zich plotseling Dukkend, en met een jachtig
opzij buigen van een paar dunne plankjes
die zij los wist, wrong zij 't knokelig handje
grijpend naar binnen, en terug weer, moeilijker
nu en langzaam en omzichtig, omdat, als
een klauwtje gebogen, de vingers nu een ei
omvatten....
En vijf, zesmaal schoof 't handje grijpend
in de opening, en terug weer, zoetjes aan, vast
omklemmend een ei....
Nu lagen ze onder de bank, fel-wit plekkend
in 't sappig groen van 't gras, en angstig
keken de schuwe oogen van oud menschje
er naar....
Als ze 't eens zagen, de vele buren....
En met haast dolzinnige vrees, niet durvend
opkijken naar de ramenrijen waar buren
kónden zijn, en kijken, bukte ze, schikkend
de eieren in de gleuf tusschen haar zacht tegen
't lijf gedrukten linker-arm enhaarborst; toen
gauw dribbelend, met gebogen hoofd, alsof
't zelf niet kijken ook 't niet gezien worden
verzekerde, schoof ze haastig weer haar
huisje in.
Nu zat Tine tegenover haar, met 't kopje
thee dat zij voor Tine alleen zette, omdat
van n fluttig lepeltje thee maar twee
geurige kopjes konden komen, en Tine altijd
om een tweede vroeg.
Waarom drink je toch nooit eens een kopje
mee, moeder?" vroeg ze wel eens een enkelen
keer als ze niet al te veel alleen met zich
zelf bezig was; en dan lachte oud mevrouwtje,
blij dat zó't geheim van met n ons thee
een volle week te moeten toekomen, bewaard
bleef.
En Tine praatte weer door, zorgeloos,
haar gedachten allén vervuld met wat
gansch haar leven was: haar man, haar
kinderen. Dan stond ze op, mooi, groot en
forsch in de weelde van haar warme herfst
kleeding, boog zich over 't oude mevrouwtje,
zoenend haar ten afscheid: Dag wijfie....
kom je van de week weer eens bij ons eten?"
Toen met haar behandschoende vingers
langzaam de wangen der oude vrouw stree
lend: Je ziet betrokken.... je zorgt toch
wel goed voor je zelf?.... je moet niet zitten
verkümmeren hoor! Heb je alles wel goed?"
't oude mevrouwtje knikte alleen,bevestigend,
maar met ten warme innigheid hing de blik
van haar oogen aan de dochter, en een weelde
van dankbaar geluk was in haar hart om de
bezorgdheid van 't kind.... Nog keek de
jonge vrouw onderzoekend; De tijden zijn
zoo moeilijk, alles is zoo duur,Moeder.... je
komt toch wel toe? ik bed oei met je inkomen..
alles geeft zoo weinig rente tegenwoordig...."
't Bleef een ondeelbaar oogenblik stil
tusschen de twee vrouwen; de oudste kampte
tegen een ontroering die zij beheerschen wilde
en die zij toch al machtiger en machtiger
in haar eenzaam oud hart voelde wassen:
de weelde van het weten, dat haar kind, haar
oogappel haar zóliefhad, om haar zoo be
kommerd was....
Zij rekte zich op, trok tusschen haar rei
kende handen het hoofd der dochter naar
zich toe, en met bevende lippen kuste zij haar,
zwijgend, met plechtige dankbaarheid....
Neen, nooit, nooit mocht Tine te weten komen
hoe moeilijk zij rond kwam....
,,Wees maar gerust, kind", zei ze zacht,
ik heb alles.... ruimschoots".
Heusch?" vroeg de jonge vrouw met
vreemden drang in haar stem.
Heusch", herhaalde de moeder, en in
haar zucht om te overtuigen: ,,ik kan alles
dubbel en dwars krijgen...."
Je behoeft je dus niét te bekrimpen?"
vorschte Tine nog weer. De oude vrouw lachte
zacht-blij; 't bestaan van haar werkelijke
zorgen viel van haar weg, alleen was in haar
de wil om het kind dat zij liefhad vrij van
kommer te houden; en die sterke energie
deed haar ook voor zich zelf al haar levens
ellende licht achten.
Neen", zei ze rustig, ik behoef mij niet
te bekrimpen.... ik ben heusch nog in....
hél goed doen. ..."
. Nu, dan is 't goed", zei Tine weifelend
nog; maar de oude vrouw wilde haar dwingen
tot overtuiging; ze nam haar bij den arm,
drong haar mee, naar het keukentje; door de
glazen deurtjes van het keukenkastje was een
eierrek zichtbaar. Daarin stonden zeven
eieren....
De oude vrouw trok Tine tot vlak er voor,
wees met het knokelhandje....
Zou ik nou voor me-zelf alleen, zooveel
van die dure eieren in huis hebben als....
als ik 't niet breed had?" vroeg ze zacht
wat zenuwachtig-dringend. Tine keek, maakte
in gedachte de rekening op Zeven
maal dertien centen, dat was n-en-negentig
bijkans 'n gulden !.... Toen wendde ze zich
om naar de oude vrouw, en opluchting was
in haar stem: Neen, nu geloof ik je wel,
want dat zijn in elk geval dingen waar je
buiten kan.... zoo duur als ze nu zijn...."
Toen lachte de moeder, met een
wonderlijken klank van geluk in haar stem: Zoo....
je bent dus nu wel eindelijk overtuigd !...."
Toen Tine weg was, ondernam 't oude
mevrouwtje voor den tweeden keer haar
moeilijken tocht; met schuw gedoken hoofdje
ploeterend tegen den gierenden wind in,
bracht zij de eieren, de kijk-eieren die van
haar welgesteldheid getuigd hadden, op hun
.grijpend naar binnen.