De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 4 november pagina 3

4 november 1922 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

4 Nov. '22. No. 2367 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND F. FEDDEMA WAGENSTR. 67 DEN HAAG Telefoon 879 NIEUWSTE MODELLEN Heerenschoeisel vanaf f 12.50 ^fJRAVENSWAAY II/-GORINCHEMDDIf- FRIESCHE ? DDlYHEERENBAAI 20CTS.PERKALFONSPAKJE CHENARD&WALCKER NASH Mi Ai Ni Automobielen en Vrachtwagens I.Ï. Jtutonobiil Hij. HEI CENTRUM" Parkstraat 91a - 's-Oravanhaga Tel. Haag 3569 SIGAREN De Naam 15 TJw G^r^nf ie ! T/e zekere Overtuiging dat firma zicr/blijvtena Verantwoorde lijk Voelen Voor het hoctfe peil onzer instrumenten, moet den muzteklierriebber bij aankoop een evtoel Van rust en Voldoening eVen. "ODe beste -vOaarborébiedt U de naam onzer bekende 3fanc&e»rclrnerken,w<«eirVan een jrac»ie collectie Piano'5 -A?leuóel^ Player-Piano'5 te£en gematigde prijxen in onze magazijnen «5 eèxpo^eerd. De aanwezigheid Van eeniée occasfonj onzer 5tdndaardmerken teéen ereduceerde prijzen verdient zeker de aandacht. Indien dewenscht.Kan defmanciëele ky^tie op de meest te^emoetkpmende wijze \?oor U ereéeld worden. In ruil te nemen instrumenten worden te^en de hootfstmoéeliike waarde oVerOenoméji. o o v v UTRECHT AMSTERDAM HILVERSUM CHOORSTRAAT HEIUGEWEG J.ANGESTRAAT INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93a Kruisstr. 40 TIJPEN - STENO - TALEN - BOEKHOUDEN Snilschrill RlElIS BUI Zilfond. 99 Ctnt fr. In den Boekh. en na Motor- en Zeiljachten TE KOOP, In diverse groottenen prijzen. Lijst van In commissie staande vaar tuigen gratis en franco toegezonden. B1MGHAM & LUGT AFD. JACHT AGENTUUR Slepertvest 1 Rotterdam ROOKT ONS SERIEMERK JAARBEURS" J, J. VAN DER PAS Lunch i 2,50 - Diner i 5.Salons voor aparte Familie-Diners DE BEROEMDSTE RIJWIELBAND is THANS TEVENS DE LAAGST-GEPRIJSDE. postw. bij RIËNTS BALT, Den Haag, Daguerrestraat 28. DEGELIJKE OPLEIDING, mond. en schrift. aan bovenstaand drea MIGHELIN Buitenband f 5.-. Binnenband f 2.50. II" > l"" "l"1 l" "lllmlIIIMIIIMII l l IIIIIIIIIIIMIIII IIIIIIMIIIIIIIII II l l II III II l l iiiiiiiiiiiiiiiimiimiii prachtige uitzichten had op wegen, op oevers, op landerijen, die nu, niet door de noodzaak van den tijd verdwijnen, zooals alles verdwijnt, maar op de domste, peuterigste, onverschil ligste manier worden geschonden. Ik herinner mij nog zoo goed, hoe men, naar het Kalfje wandelend, op den t genovergestelden oever een heerlijk uitzicht had, en nog zijn de mooie plekjes daar, die ons vroeger verrukten. Maar zij zijn verminkt, zij worden verdrukt door slechte, karakterlooze gebouwen, fabrieken en blokken ar beiderswoningen, die juist op de hinderlijk ste plaatsen zijn neergezet. De geheele opzet van den veel te smallen Admiraal de Ruyterweg, met het complex van half voltooide straten er omheen, is een gruwel van stadsuitbrei ding. Overal verdwijnen daar nu de weiden en tuinen, ook het aardige Slatuinenpad schijnt ten doode opgeschreven. Aan den anderen kant van de Baarsjes, in de Jacob Levensverzekering Maatschappij H A A R L B M" WllsonsplelD 11 DE VOORDBELiaSTB TARIEVEN Marisbuurt, is met iets meer overleg gebouwd maar de wilde straten, die daarvan naar de de Ruyterbuurt heengaan, snijden het polder land weer af, en zullen het doen doodbloeden, zonder dat in de toekomst dit gedeelte een natuurlijke bestemming tegemoet gaat. Or deloos zijn tegenover den nog bekoorlijken Haarlemmerstraatweg bij Sloterdijk de fa brieken neergegooid, n ervan heeft het aardige huis op den hoek bij de (ook verdwe nen) ophaalbrug verdrongen. Amsterdam, over welks inwendige ontluis tering in dit verband gezwegen moet worden, verliest dus spoedig al zijn omstreken, niet omdat deze plaats maken voor stadsgedeelten, maar omdat zij doorsneden, ontsierd, over stemd worden. Met andere plaatsen: Delft, Leiden, Dordrecht, gaat het denzelfden weg op. Ligt daartegenoverindemogelijkheid op overbrenging van een deel der bevolking met alhaarhebben en houden naar een nieuwe stad niet een kans, die ernstig bestudeerd behoort te worden? Men were de fabrieken uit de buurt van onze steden, en bouwe een nieuw Twente. Onze steden worden thans verlaten door de vermogenden, die de hooge belastingen ont vlieden. Massa's heerenhuizen staan leeg en terwijl breidt de in haar hart leeggepompte stad zich uit ten koste van het vruchtbare land. Het is een prachtig georganiseerde wereld, waarin wij leven ! Hoeveel industrieën zijn in de steden gevestigd, voor welke elders evengoed plaats zou zijn? Ziet men een stad als den Haag niet moedwillig tot industrie stad ontaarden, en een plek als den Vijverberg door vrachtauto's bedreigd ! Ik juich elk plan toe, dat kans biedt op bevrijding van deze obsessie. C O R N E L I S V E T II MEESTER OF DOGTOR ? In een der laatst ontvangen ,,Groenen" ontmoette ik een stuk van de hand van Mr. Heslinga, waarin deze in de bekende Mr.?Dr. kwestie den ouden Mr. titel verkoos met het oog op de Indische toestanden. Immers, zoo schreef Mr. Heslinga, toean Doctor is voor de Inlanders en Vreemde Oosterlingen de medicus, toean Meester is de jurist, zijn vertrouwens man in de juridische aangelegenheden. Hoe zeer de Mr. titel in het volksbewustzijn was doorgedrongen, bleek, aldus de schrijver, wel uit het feit, dat door hem ontvangen kwitan ties meermalen vermelden : soedah tri ma dari toean meester !". Ik moet eerlijk bekennen, dat ik bij het lezen van dit stuk lichtelijk verwonderd was, niet over Mr. Heslinga's wensch tot behoud van den Meester's titel, doch wel over zijn motieven. Hoewel ik nog iets langer in Indië vertoef dan Mr. Heslinga, had ik nog nimmer bemerkt,dat toean Meester voorden Inlander de jurist was. De jurist waarmede de Inlander het meest en bijna uitsluitend te maken heeft, is voor hem de Landraadvoorzitter: presidèn Landraad" geheeten. Moet hij al eens een enkele maal zijn toevlucht tot een advocaat nemen, dan is dat voor hem de prokrol (verbastering van procureur). De toeanMeester daarentegen is de onderwijzer, de school meester. Vooralle zekerheid hebik deze, mijn Indische ervaring, getoetst aan die van velen, die wellichtevenveel jaren in deOost doorbrachten als Mr. Heslinga en ik maanden, en ik vond allerwege bevestiging Maar dan het feit, dat Mr. Heslinga op zijne kwitanties geschreven vindt: soedah trima dari toean Meester"! Ik voor mij kan daar geen andere verklaring' voor vinden, dan dat de heer Heslinga leeraar in de rechtswetenschappen aan een opleidings school is en dat hij zijn kwalificatie derhalve niet aan zijn juristzijn, doch aan zijn onder wijzerschap te danken heeft. Laat hij zijn collega's leeraren eens vragen en ik vermoed, dat ook zij op hunne kwitantie'? geschreven vinden: soedah trima dari toean Meester". MR. M. H. L E M Magelang, 29 September 1922. IIIIIIIIIIIIIUIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII SPAAHSOH, ENGELSOH, FKAMSOH, DUITSOH oio. Borlltz-School Hoorongraoht 481 M. 3286 Pract. Onderwijs door bnitenl. Leeraren niMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlflIIIIIIIIIIINMIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIlllllllltllll imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Illlllllll lllllllllllllllllllllllllll IMIIIIIIIII NEDERLAND EN HET VERRE OOSTEN *) H Nederland heeft, historisch bezien, zeker de verplichting, anders dan te hooi en te gras, na te gaan of het Verre Oosten een terrein vormt waar Nederlandsche energie goed werk kan doen. Dit kan van Nederlandsche zijde nooit bedoeld worden als een 'pénétration', zelfs niet een 'pénétration pacifique', om de eenvoudige reden dat wij met ons gering aantal inwoners nimmer zulk een gevaar kun nen gaan vormen, in een dergelijk reusachtig gebied, dat zoo ver van ons af ligt. Ook zal niemand ons kunnen verwijten, dat wij met landhonger rondwandelen of men moest daarbij denken aan de drooglegging van de Zuiderzee, terwijl ons leger en onze vloot even min verdacht kunnen worden van aanvals plannen, zelfs niet als Indië er wat grootere schepen bijkrijgt. Over het nut van die groote re schepen kan ik niet oordeelen, maar wel lijkt het mij dat die schepen dan alleen van belang kunnen zijn, als wij onze plannen Aanpassen aan het Britsche verdedigings-systeem in Indië en het Verre Oosten, waarmee dan meteen een achterdeurtje naar gevaarlijke plaatsen is opengeschoven. We zetten daar mee onze kansen op de Britsche kaart en vergeten, dat het om ons heen in Indië op het oogenblik is als in een retort-buisje, waar che mische stoffen zich aan het kristalliseeren zijn. De kristallen knappen nog af en aan en we weten nog lang niet, hoe alles zich zetten kan. Daar zitten in dat praeparaat o.a. de onbereken bare massa, die China heet, Siberië met zijn gistende politiek, Japan, dat tot levensbehoud noodig heeft afzetgebied in China en Siberië, daaris Amerika, jongen belust op handel, daar is Engeland, verzwakkend in industrie. Een kaart trekken uit het internationale spel en die op n kleur zetten, is dus gevaarlijk. Want aan de speeltafel hoort men nog onaf gebroken het: WijEngelschen! Wij Japanners! Wij Amerikanen ! Wij Dnitschers ! Wij Russen! En al sluit onze olie-politiek en ons bezit om den evenaar wonderbaarlijk wel aan bij de Engelsche olie-politiek en Engelands bezit in Indië en Australië, toch houdt daar meteen alle geestesgemeenschap op. Gaat het verder, dan staan wij even dicht bij Duitschland, bij Skandinavië, bij Amerika, bij Frankrijk, als bij Engeland. Een andere houding tegenover n partij dan die van wij geven geen bevoor rechting en wij vragen geen bevoorrechting", kan ons noodlottig worden, of het dan hier is of in Indië. Het is natuurlijk gemakkelijk om een wenk van een zoo machtigen buurman als Engeland te aanvaarden: Laat het Verre Oosten (Japan, etc.) maar aan ons over, jullie hebt je groote taak in Indië, doe die maar naar behooren, dan houden wij de rest wel intoom!" *) Zie De Amsterdammer" van 16 Sept Dat klinkt geruststellend, maar er is weinig heil van te verwachten. Het vervreemdt ons slechts van volkeren en gebieden waar we historisch bezien nauwe relaties mee moeten hebben, vooral ook omdat we zelf tot oor deelen in staat zijn of er een gevaar aan het ontstaan is of niet, en wanneer we het groeien van een gevaar constateeren, kunnen we nog met ons zelf te rade gaan. Dat we bovendien met een garantie van de Engelsche vloot een Japansche pénétration pacifique (of die be staat is een ander geval) in ons Indië van ons af zouden houden, zal wel niemand ons wijs willen maken. Ons Indië moet een jonge, krachtige per soonlijkheid worden, niet als een bleeke jongeling, steunend op den arm van een ge pantserd krijgsman, maar gekleed in een luch tig civiel pak, gezond van lijf en leden en niet bang om anderen in de oogen te zien. Om dat te bereiken heef t Nederland nog voor minstens een honderd jaar werk en een deel van zijn taak zal zijn er aan mee te arbeiden dat Sibe rië tot goede ontwikkeling komt, dat China rust vindt voor zijn bewoners en dat Japan enkele middeleeuwsche ideeën voor altijd afzweert. Is dat zoo'n zware taak? Misschien mogen we een sprong nemen en citeeren, wat de Ingenieur O. C. A. van Lidth de Jeude schrijft over Nederland en China in het tweede feestnummer van ,,De Ingenieur". Gedurende een reeks van jaren waren in China werkzaam verscheidene ingenieurs en technici, die een werkzaam aandeel hadden in de totstandkoming van belangiijke openbare werken. De verwachting mag worden uitge sproken, dat het aantal van hen, die aldaar een nuttigen en eervollen werkkring vinden, meer en meer zal worden uitgebreid en dat zij het bestaande vertrouwen van de Chineesche autoriteiten in de Nederlandsche waterbouwkundigen zullen handhaven. Men vergete niet, dat het daghet in het Oos ten,"en dat China, het land van onbeperkte mogelijkheden, zich ongetwijfeld in de toe komst krachtig zal kunnen ontwikkelen. Reeds elders werd herhaaldelijk betoogd, dat de taak van den ingenieur zich niet bepaalt tot de technische wetenschap, doch zich uit strekt over velerlei aanverwant economisch gebied, en waar dit verband meer en meer wordt ingezien, daar zal de invloed van den ingenieur gelijken tred houden met de ont wikkeling van het land. Nu China een brandpunt vormt van buitenlandsche invloeden en belangen, treedt aldaar, wellicht in meerdere mate dan elders, het nationaal bewustzijn op den voorgrond, en daar China van onze eerlijke en zakelijke bedoelingen overtuigd is, is ons pad geëffend. Doch om den strijd met andere nationali teiten te kunnen volhouden, is in de aller eerste plaats noodig kennis van, belangstelling voor China en steun aan hetgeen in China ondernomen wordt, waarvan hier te lande geen overmaat valt waar te nemen. Mogen deze regels bijdragen een en ander op te wekken en wellicht zal na een kwart 111111 IIIIIMIIII inmiiiiiiiiMiiiiii,in,,,,,,?i,,,,,,,,,,,,,,,?,?,,?,,?, ,?, , iiiiiiiliiliiiiniliiiiiiiiniiiii eeuw getuigd kunnen worden van den steeds wassenden invloed der Nederlandsche tech niek in den vreemde, hetgeen zonder aarzeling een nationaal belang mag worden genoemd !" Wat de heer van Lidth de Jeude schiijft over China, geeft den toestand in a nutshell. En het geldt niet alleen voor China, maar voor het geheele Verre Oosten.,,Het daghet in het Oosten", Onze eer'.ijke en zakelijke bedoelin gen", Belangstelling voor China (leest Het Verre Oosten") en Steun aan hetgeenin China ondernomen wordt", (leest Het Verre Oosten") Waarvan hier te lande geen over maat valt waarte nemen". Dat zijn zinsneden, die we tot motto's zouden kunnen maken en die we bij voortduring dienen te herhalen. Een man uit de praktijk als de Ingenieur van Lidth de Jeude weet welk een rol een land kan gaan spelen louter door rustig beschavingswei k te ondernemen. We mogen hietbij ook denken aan de woorden van den heer W. Wester man, President van de Rotterdamsche BankVereeniging, gesproken tot de buitenlandsche journalisten, die in ons land waren tijdens de Haagsche Conferentie. De heer Westeiman wees er op, dat misschien handel zou kunnen slagen, waar legers en diplomaten hebben ge faald. De heer Westerman had nog iets verder kunnen gaan en in plaats van handel kunnen spreken van rustige werkers". Voor die rustige werkers" uit ons land ligt in het Verre Oosten nog een mooie taak. Zij kunnen daar mee opbouwen, de rustige op vattingen van Nederland propageeren en goede posities veroveren. Zooals ik reeds in mijn vorig artikel vaststelde, moet men hierbij niet alleen denken aan menschcn, die wel iets aan het Verre Oosten willen verdienen, maar aan menschen, die wel iets in het Verre Oosten willen verdienen. Van hoeveel belang dat voor ons Indië en ons Moederland kan zijn, behoeft niet verder betoogd te worden. Misschien dat onze Stoomvaart-Maatschappijen dan niet meer met verlies hun schepen «p Oost-Azië zullen behoeven te laten loepen. De berusting, waarmee deze Maatschappijen dat aanvaarden, mag voor ons het bev.ijs zijn, dat zij in de oorlogsjaren bijzondere winsten hebben gemaakt. Hoeveel een land als Japan gelegen laat liggen aan Siberië b.v. om China d aar te laten mag hieruit blijken, dat erin 1017 voor het gaan naar Siberië 23.511 paspoorten aan Ja panners verstrekt werden. Afgestooten door Canada, Californië en Australië zit Jrpan met een steeds groeiend teveel aan inwoners. De toeneming van 12,06 per duizend in de jaren 1914?1918, bewijst wel dat er een vraagstuk bestaat, want de vruchtbaarheid der Japanners is zógroot, dat ondanks een zér hoog sterfte cijfer van 21,41 toch de hierboven genoemde toeneming blijft bestaan. De bevolkingsdichtheid is 140 per vierkanten Kilometer, waarbij men niet vergeten moet, dat slechts 19pCt. van de totale oppervlakte van Japan voor be woning geschikt is, tegen b.v. 74pCt.in België. Geen wonder dus dat Japan in den laatsten tijd met fanatisme den trek naar Siberië is gaan bevorderen. Wij kennen allen de geschie denis. Japan bezette met zijn soldaten steeds grootere streken van Siberië teneinde den weg open te houden voor zijn emigranten en hande laren. Engeland en Amerika, die reeds met ontsteltenisJapan'smachtsontpIooiinginChina hadden gevolgd, kwamen hals over kop met soldaten aan om van hun tegenwoordigheid blijk te geven en eventueeilater ook aanspraken te kunnen doen gelden. Tot in 1920 eindelijk Amerika het spelletje beu werd en zijn soldaten tot den laatsten man terugtrok. Ook dj legi oenen van de Czecho Slovaken (over wier avonturen heldendichten zijn te schrijven) volgden; Engeland riep zijn schaarsche troe pen weg en Japan gaat er nu eindelijk ook toe over om zijn soldaten uit Siberië terugte roepen en besprekingen te voeren over handels relaties. Maar de belangiijkheid van het ge bied is voldoende gedemonstreerd door dit alles. ledere spoorlijn,die verder het land in dringt, iedere kleine nederzetting, die zich ontwikkelt, is een stap nader tot den bloei van een groot en rijk gebied. En evenals in China is er hier in Siberië voor ons Nederlan ders ruimte en gelegenheid om er ons deel op te eischen aan dit beschavingswerk. Daar is voorlichting, daar is kennis voor noodig, omdat men het van het particuliere initiatief moet hebben en daar niet van kan verwachten dat het zonder stimulans zich gaat ontwikke len. Er is nog een tweede factor, waarom in Nederland niet het particuliere initiatief" alleen zich dient te wijden aan de ontwikke ling van China en Siberië. Immers Japan zoekt naar afzetgebied, naar ruimte voor zijn overvloed van bewoners en kan die prachtig in Siberië en Noord-China vinden. Aan alle kanten zijn de deuren dicht voor Japan, behalve daar. Wij, in Indië, zouden ook voor Japan de deur niet dicht kunnen houden, omdat zoo iets zou leiden tot internationale conflicten. Met de bewering, dat ons Indië voor de Japanners als blijvende woonplaats niet geschikt is, kunnen we ons zoo maar niet van de zaak afmaken, omdat er een partij in, Japan is, die meent dat Celebes en NieuwGuinea wel degelijk goede plaatsen voor blijvende nederzettingen van Japanners zijn. Die partij staat onder invloed ik zeg niet onder leiding van den genialen priester Graaf Otani. Graaf Otani, die, gedreven door zijn rusteloozen geest, zijn tempel vaar wel zei, heeft een plantage op Celebes gehad en verhuisde naderhand naar de Preanger. Deze priester-planter is eeu vurig pre diker van de leer: Japanners naar Indië", en wanneer Japan ook zijn terreinen dicht bij huis zou verliezen, zou die leuze van Otani wel eens meer indruk kunnen maken, dan ze nu doet. Men moet bovendien niet vergeten, dat er een zeer machtige partij is met als embleem den zwarten draak, welke partij zich geroepen voelt Japan te doen optreden als aanvoerder en beschermer van alle gekleurde rassen. Deze partij voelt natuurlijk eenige verwantschap met die, welke sympathiseert met Graaf Otani. Men begriipe echter direct dat de Regeeringskringen van Japan zeer gezond staan tegenover dergelijke neigingen; maar als Japan terrein voor zijn bevolking en voor zijn afzet te kort zou komen, kon de stroom van den volkswil Japan wel eens meer tot emigratie naar het Zuiden di ij ven. Om die reden ook is het noodig, dat wij er aan mee helpen om Noord-China en Siberië tot rustige, bloeiende streken te maken waar de Japanner zijn overbevolking loost, waar Amerikanen, Engelschen, Hollanders, Japanners leven en handel drijven. Onze his torische taak wijst ons ook om deze reden in die richting. Maar hoofdzaak is en moet blijven dat daar een nieuwe wereld zich aan het vormen is, dat daar plaats is voor menschen met wat durt' en een weinig geld. Maar deze menschen moe ten kunnen rekenen op goede voorlichting en juiste aanwijzingen. We dienen dus te komen tot een Genootschap tot het bijbrengen van kennis omtrent het Verre Oosten en de eerste taak van dat Genootschap zou moeten zijn het uitzenden van een handelsman, een econoom, en een geoloog, die na een half jaar reizen door Noord-China en Siberië een gedo cumenteerd rapport dienden over te leggen omtrent de kansen voor het particuliere initi atief, hoe en waar. Voorts zou dat Genoot schap permanent dienen te zorgen voor goede voorlichting en hulp bij uitzending. Maar hoe te komen tot de oprichting van een dergelijk Genootschap? Naar aanleiding van mijn eerste artikel over Nederland en het Verre Oosten", werd mij reeds van verschil lende zijden om meerdere inlichtingen ge vraagd; maar dat ligt niet op mijn weg. De zaak moet enutiger in studie zijn genomen, grootscher opgezet. Belangrijke personen zullen leiding dienen te geven aan een derge lijk Genootschap, maar ik vrees, dat velen mij in den beginne zullen ontvangen met de vraag: Is dat nu iets om in deze tijden mee aan te komen? Is dat nu iets voor Nederland?" Zeker, het is wat voor Nederland, waarvan men weet dat de bedoelingen zuiver zijn en het is wat voor deze tijden, omdat de malaise van nu toch geen voorbijgaand verschijnsel zal blijken te zijn en we niet kunnen wachten, tot de mark en de roebel weer op een fatsoenlijk peil zijn gekomen. We moeten van den grond af weer opbouwen, wat verloren ging. We zullen dus dienen te peilen of er inder daad sympathie voor het door mij bedoelde Genootschap bestaat. Daarom zou ik gaarne dengene, die vindt dat dit Genootschap er komen moét, willen uitnoodigen mij via de Amsterdammer zijn naamkaartje te zenden; valt het aantal namen mee, dan kunnen we ons op grond daarvan vereenigen en tot zitting in het bestuur uitnoodigen de personen, die daarvoor aangewezen zijn. De wind is goed en de steven is gericht naar het Verre Oosten. Wie vindt, dat wij zee moeten huuden.... dat hij mij zijn kaartje met adres stuurt, p.a. de Amsterdammer, Keizersgracht 333, Amsterdam. H. C. BUURMAN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl