De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 4 november pagina 7

4 november 1922 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

4 Nov. '22. - No. 2367 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE POLITIERECHTER Teekening voor de Amsterdammer" van B. van Vlijmen De Politierechter ontstond uit de behoefte aan snel" en aan goed" recht. De behoefte aan snel recht was reeds van ?ouden datum. Studenten hadden tot vervelens toe in stellingen en proefschriften <lezen wensch geuit, journalisten hadden ?er warmdoorvoelde artikelen aan gewijd, kopstukken in de politiek hadden hem vastgenageld in de daverende programma's hunner partij en zelfs de Tuchtunie had ze in hare emblemen niet vergeten. Tot ten slotte iedereen ongevoelig werd voor dezen zoo ?dikwijls herhaalden wensch en het boemeltreingangetje onzer rechtspleging aanvaardde als een beschikking van het noodlot. Met onbewogen gelaat zag de officier van justitie dan ook de bergen van achterstallige dossiers aan en de misdadigers, voorzoover zij niet preventief gevangen zaten, wachtten met kalme berusting de dagvaarding af, die hen eindelijk voor het tribunaal zou roepen, in de stille hoop, dat onderwijl de hoofdgetuige het tijdelijke met het eeuwige zou verwisselen of zijn geheugen zou verliezen. Doch wat ons reeds voor den oorlog -voor zoover wij niet immuun waren geworden in gevoelige oogenblikken hinderde, nam gedurende en door den oorlog zulke groteske ?verhoudingen aan, dat het aanwies tot een ?catastrophe. Door den geweldigen groei der ?criminaliteit nam de achterstand zulke af metingen aan, dat er tusschen het plegen van het misdrijf en de behandeling ter terecht zitting een a twee jaren konden verloopen en ?dat het tijdsverloop tusschen de uitspraak van het vonnis en het ondergaan der straf evenzooveel tijd kon vorderen. Zoodat het voor gekomen is, dat het feit, dat een jeugdige Josbol had gepleegd, eerst werd berecht, nadat hij onderwijl een gelukkig huwelijk had gesloten en dat hij op het oogenblik, ?dat de opgelegde boete moest worden onder gaan, een smartelijk afscheid had te nemen van vrouw en kinderen, die niet konden begrijpen, dat hun ernstige vader zich in zijn jeugd zoo brooddronken had aangesteld. Toen wies de drang naar sneller recht in die mate aan, dat de regeering hieraan geen weerstand meer kon bieden. Er was bovendien iets anders bijgekomen, Jietgeen ik reeds noemde den drang naar goed recht", naar een betere strafrecht spraak. De Voorwaardelijke Veroordeeling (V.V.) hai hare intrede gedaan in de Strafrechtzaal, ?doch de toepassing hinkte aan beide zijden. Een deel van de rechterlijke macht bleek toch bij de toepassing van dit Instituut ?voor een probleem te staan, dat boven hare bevatting ging, hetwelk bij de toelichting van ?deze nieuwe wet door de regeering met deze -woorden werd aangeduid : dat na de invoering ?van den politierechter mocht worden verwacht dat van lichte strafzaken meer werk zal worden gemaakt, zoowel wat de sociale als wat de psychologische factoren van het misdrijf betreft. Tot een deel van de rechterlijke macht drong het niet door, dat rnet de invoering ?der V.V. een groote ommekeer was gekomen in de rechtspraak. Zij begreep niet 1), dat bij een aantal misdadigers het niet meer ging ?«m hen om zoo te zeggen maar domweg te bestraffen, zonder zich er verder om te bekommeren, wat het resultaat er van was voorden man en zijn gezin. Zij begreep niet, dat het speciaal bij de lichtere misdrijvenen bij de misdadigers-op-aanwas er om te doen was om de criminaliteit te bestrijden met doel matige maatregelen, om de misdadige loop baan van den delinquent te keeren, aan zijn gedrag een wending te geven, om hem door strafbedreiging te nopen zijn verkeerde neigingen te beheerschen en zijn slechte gewoonten af te leeren. En om hem onder verstandige leiding van een reclasseeringslichaam het patronaat deze verbetering e vergemakkelijken. en zitting van een politierechter in Nederland. D^ persoon geheel rechts op de teekening is de ambtenaar van het genootschap tot zedel. verbetering van gevangenen. Dat alles met het oog op hemzelf met het oog op zijn gezin en met het oog op de maatschappij, die gebaat is bij een groot aantal rustige burgers en een klein getal onruststokers. Aan deze magistraten ik herhaal, het was slechts een deel was liet voorbijgegaan dat het strafsysteem op een hooger plan was geplaatst, "dat bij de straf niet alleen rekening gehouden moest worden met het gepleegde feit, maar dat de straf zich geheel moest aanpassen aan, en gericht zijn op de karakterfouten van den beklaagde, op zijn verkeerde omgeving en zijn levensgedrag, om daarop met de meest pakkende middelen te reageeren. Ook begrepen zij niet, dat om hiertoe te kunnen geraken, volledige kennis van het individu en van zijn doen en laten en zijn milieu een'eerste eisen was, om het wapen dat de staat in hunne handen had gelegd, met vrucht te kunnen hanteeren terwijl anderen slechts een zeer flauwe voorstelling hadden van den werkkring en de werkwijze van een reclasseeringsinstelling, van de beteekenis van bijzondere voorwaarden en van den invloed van het patronaat. Waar de uitspraken tot V.V. met deze voor zorgen waren omringd, werden voortreffelijke resultaten verkregen en elders sukkelde men voort op het oude afgetrapte paadje, dat naar de gevangenis en de rijkswerkinrichting voert. Volgens de crimineele statistiek over 1921 werden toch op de 21.908 veroordeelingen 1509 voorwaardelijke veroordeelingen uitgesproken, en hiervan bij slechts 562 gevallen bijzondere voorwaarden opgelegd. Laat men daarbij eens in aanmerking nemen, dat eene reclasseering-instelling (Z. V. alhier) ?421.50 uitgaf voor 168 van deze voorwaardelijk veroordeel den met bijzondere voorwaarden (dit is t / 2.50]per persoon) en dat deze gevallen nagenoeg allen een gunstig verloop hadden, dan kan een blinde wel zien, welk een perspectief de nieuwe richting opent ook met het oog op bezuinigingsinogelijkhcden 2). Er was derhalve nok behoefte aan een betere rechtspraak en uit dien aandrang naar sneller en naar beter recht is de Politie rechter geboren 3) Als model heeft daarbij zeker gediend de populaire figuur uit de Bowstreet, die met zijn rake en snedige opmerkingen zich eene "wereldreputatie verwerven mocht. Hij is toch het levende element, die met zijn heldere oogen door den leugen en het voorwendsel heenkijkt, wars is van papieren rommel en juridieke geleerdheid en elke kwes tie terstond in de hartader aanpakt. Zoo'n man moesten wij ook hebben. Aldus is de wet ontstaan van 5 Juli 1921 St. 833 ter vereenvoudiging van de recht spraak in lichte strafzaken. De rechtspraak is daarbij,voor wat betreft eenvoudige en lichte strafzaken, opgedragen aan een enkelen rechter, die bij wijze van spreken dagelijks zitting houdt om de voor komende zaken te berechten. Daar hij alleen zit inplaats van met zijn drieën, vordert de circulatie van stukken enz. geen tijd, terwijl voorts verkorting is ingevoerd van den termijn waarop de dagvaarding moet geschieden. Ook behoeft de inhoud der dagvaarding niet aan de aloude eischen van nauwgezetheid en uit voerigheid te voldoen, en zal het vonnis ook niet meer versierd zijn met de over wegingen, die de jurist van den ouden stempel op zoo elegante wijze bij de el kon uitmeten. De formaliteiten zijn dus teruggebracht tot de meest noodzakelijke en de beklaagde kan in vele gevallen zelfs in een zeer kort tijdsbe stek na het plegen van het feit, zelfs op den zelfden dag, voor den rechter worden gebracht en na een vlotte behandeling direct worden veroordeeld, waarna hij weder om der wille van de beknoptheid terstond afstand kan doen van zijn recht om hooger beroep aan te tee kenen, om dan direct in zijn straf te gaan." De titel van de wet geeft het reeds aan: deze spoedbehandeling geldt alleen voor eenvoudige en lichte strafzaken. Met een voudige" zijn die zaken bedoeld, die ten aan zien van de vraag, of de beklaagde het feit heeft gepleegd, geen moeilijkheden opleveren. Derhalve bij bekentenis of daar, waar ten aanzien van beklaagdes schuld geen redelijke twijfel denkbaar is. Komen er ter zitting moeielijkheden met het bewijs, dan verwijst de politierechter de zaak naar de gewone rechtbank en wordt zij op de ouderwetsche wijze behandeld. Onder lichte strafzaken worden dezulke verstaan, waarbij de rechter hoogstens zes maanden gevangenisstraf oplegt. Een rijwieldief die het feit dubbel en dwars bekent, of op heeterdaad is betrapt, doch wegens zijn staat van dienst en zijn landloopersmanieren ongetwijfeld ver oordeeld moet worden tot langer dan zes maanden, valt derhalve onder de oude rechtsbedeeling. Een veronderstelde dief, die beweert, dat hij de fiets, welke op hem is bevuilden, van een onbekende heeft gekregen om ergens te verkoopen, en daarna op een niet afgesproken tijd en plaats de opbrengst aan dezen anonymus te overhandigen en ten slotte wegens zijn blanco strafregister tot 5 maanden gevangenisstraf wordt veroordeeld, eveneens. Het is bij deze wet dus te doen om een snelle re rechtspleging, die er op berekend is, dat de straf wordt uitgesproken terwijl de be klaagde nog onder den moreelen indruk ver keert van de door hem gepleegde wandaad. Doch het is weder hoegenaamd niet de bedoeling en de zin dezer vereenvoudiging, dat de hoedanigheid en de waarde van het vonnis maar eenigszins lijden mogen onder den korten duur tusschen daad en straf. De bepaling, dat de politierechter als regel terstond na de sluiting van het onderzoek vonnis moet wijzen, mag hem ook niet tot overhaasting nopen. Hij heeft het immers in de hand de sluiting van het onderzoek uit te stellen tot den dag, dat het hem conveniëert vonnis te wijzen en voorts kan hij in alle gevallen de uitspraak een week aanhouden. Het moet worden toegegeven, dat het een ongelukkige bepaling is, die de wet ontsiert en toegeschreven moet worden aan de politiek derregeering,die bij de memorie van toelichting het snelheidstempo op de spits dreef en na eene terechtwijzing in het voorloopig verslag bakzeil haalde en de kwaliteit der rechtspraak naar voren bracht, doch een goed en praktisch réchter laat zich, waar de weg aangewezen is, door zulke vergissingen niet van de wijs brengen Tenslotte de vraag, wat wij van deze ver eenvoudiging verwachten? Zeer veel; want de politierechters hebben vrijwillig de taak op zich genomen en hun "verantwoordelijkheids gevoel is ons borg, dat zij hun'plicht zullenjdoen. Evenals de legeraanvoerder in kritieke oogenblikken de vrijwilligers naar voren laat treden, zoo is ook bij de benoeming van politierechters voor zoover mij bekend deze methode gevolgd geworden. Er is gevraagd naar mannen met een bij zondere toewijding voor den moeilijken en verantwoordelijken tak van dienst en onder scheiden bekwame menschen hebben zich aangemeld. Zij hebben de groote verantwoordelijkheid aanvaard, dat zij bij de rechtsbedeeling der hun toevertrouwde gevallen met de uiterste nauwgezetheid alles zullen laten onderzoeken, wat eenig licht kan versprei den over de individualiteit van den dader en dat zij bij hun uitspraak -niet alleen de be langen der samenleving in het oog zullen vatten, doch ook en niet minder de belangen van den beklaagde en dat zijn toekomst hetwelk in den regel beteekent het lot van het geheele gezin telkens met zijn volle gewicht in de schaal der gerechtigheid yal worden gelegd. Naar ik verneem is ter terechtzitting van den politierechter in eenige steden dan ook telkens een reclasseeringsbeambte aanwezig, om den rechter terstond met in lichting en voorlichting ter zijde te staan. Moge dit voorbeeld elders navolging vinden. Er is gezegd bij de benoeming: wij moeten hebben menschen met een helder hoofd. Voor treffelijk, maar bovendien en vooral mannen met een praktischen zin, met een frisschen kijk op menschen en sociale toestanden en laten wij hierop den nadruk leggen met hart voorde zaak": met liefde voorde recht spraak en met een beetje naastenliefde. Het behoeft niet veel te zijn, doch ik zou graag van hen eischen een handjevol toegenegen heid en een snippertje mededoogen voor den armen kerel, die gezondigd heeft, maar o zoo graag het feit ongedaan zou willen maken en een nieuw leven beginnen. Amsterdam, Oct. 1922. Mr. G. T. J. DE J o N c H 1) Hiermede bedoel ik niet een tekort aan intellect. Het verschil van strafrechterlijk inzicht hangt meer samen met karakter en instinctieve gevoelens dan met geestelijke begaafdheid. 2) Des niettegenstaande is de regeering om bezuinigingsredenen bezig de reclasseerings-instellingen te nekken, door ze de hoognoodige subsidies te onthouden. 3) De naam is misleidend, want met de politie heeft deze magistraat niets meer, en ook niets minder te maken dan al zijne collega's. iffiiMifiiiiiimtffiimiifi Zenuwachtigheid verdwijnt wanneer gij regelmatig Sanatogen neemt. Dit wordt door schriftelijke verklaringen l van ruim 22000 artsen bevestigd. Prof. Dr. Neisser te Bre^lau, schrijft: | Ik heb Sanatogen als een zeer goed Creparaat bij gehrel. aan eetlust en energie, ij zenuwzwakte enz. leeren kennen." ISANATOCEN 1 Het Zenimterkend Voedsel llllllllHIMIIUIIIIIIIIMItlllllllllllllllMIIIIIMIIIIIIIIIMIItllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIHII IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIII IIMIIIMIIIMII IIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII lllfllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll 'III IIIIIIIIIIIIIIIIItlll||lll||||UlimiM|||||||||mi|||iiiiimiiiiimi ALBERT VERWEY, Proza, deel V, Van Holkema en Warendorf en Em. Querido, Amsterdam 1921. Vier Blijspelen van Menander door Dr. J. VAN LEEUWEN Ju. Mij. voor g. en g. lectuur, Amsterdam, 1922. Bij oethe's Faust, Aanteekeningen uit een Fauslcollege van G. J. P. J. BOLLAND, uitgewerkt door Dr. P. C. E. Meerum Terwogt. Leiden, Adriani, 1922. Uit dezen vijfden bundel vooral blijkt, ?welk een voortreffelijk litteratuur-historicus «de dichter Verwey is. Hoe bewonderen we bladzij op bladzij zijn diep indringen in het innige dichterlijke leven van de oude poëeten op wie hij zijn aandacht richt, het heldere doorzien van levensverhoudingen en geeste lijke vorming, van verband tusschen leven en werk. Wat tegenover Shakespere sinds lang gedaan werd : het verband leggen tusschen .zijn leven en zijn werk, werd tegenover Vondel nog altijd nagelaten. Toch kennen wij Vondels leven beter dan dat van Shakes pere en bestaat er omtrent de jaren waarin .zijn spelen ontstonden, weinig onzekerheid. Met minder gevaar dan die van Shakespere kunnen wij Vondels drama's in groepen deelen ? en hier zijn staatkundige ervaringen, daar zijn bekeering, elders zijn huiselijk en persoonlijk leven onder de voortgezette ontplooiing van zijn kunst beslissend en vormgevend werkzaam .zien." Hiervan uitgaande komt Verwey tot zijn .mooie Jephta-beschouwing, het spel waarin Vondel zijn zieleleed zou geuit hebben over het offer, dat hij bracht in zijn zoon. Welk een fijne humor, s'chalksche ironie in de wijze, waarop hij Dr. Leendertz laat voelen, hoe weinig hij in staat was, zich als kunstenaar in te leven in het leven en werk, in de levens verhoudingen tot anderen van den dichter Vondel. Bij dezen herdruk van zijn opstellen heeft Verwey blijkbaar niet gebruik gemaakt van nieuwe inzichten, die sedert de eerste ver.schijning in zijn tijdschrift zich openden. Zoo zouden we wel gaarne gehoord hebben, wat hij in verband met de Jephta denkt over Simons' opvatting, dat in dit drama de tragedie van het Protestantisme zou zijn gelegd. Bij de beschouwing van de verhouding tusschen Vondel en zijn moeder had Verwey gebruik kunnen maken van het hoogst be langrijke materiaal, dat sedert door Sterck in zijn Vondel-oorkonden is gepubliceerd. * * Tot voor weinige jaren was Menander een beroemde naam, doch niet meer dan een naam uit Hellas' kunstrijk verleden, een naam, verbonden aan dien van den Latijnschen blijspeldichter Terentitis, die Menander na volgde, naar zijn eigen zeggen verschillende stukken van hum door elkaar werkte, omdat zij zooveel van elkander hadden, al waren taal en stijl van het eene niet gelijk aan die van het andere." Julius Caesar noemde Terentius een gchalveèrden Menander, in zuivere en beschaafde taal zijn model nabijkomend, maar beneden hem staande in virtus comica. Van al hut werk van dezen blijspeldichter Menander had men enkel eenige citaten i n hèt werk van anderen. Doch ziet wat gebeurt. Een ambtenaar aan het museum van oud heden te Caïro, de Fransche Dr. Gustave Lefebre, had ontdekt dat een armelijk dorpje aan den Hnker-Nijloever op de pninhoopen van een grieksch-egyptische stad was ge bouwd. Als er aan een woning werd gewerkt werd er soms wat ontdekt in den grond van het vroegere leven. In het najaar van 1905 kreeg hij bericht van den schout, dat er een huisje zou afgebroken worden. Lefebre er naar toe. Zijn spade stoot op holklinkend metselwerk; hij komt in een volkomen onge rept gebleven keldertje, de brandkluis van een notaris uit de oude stad van voor eeuwen. Daar vindt hij in een hoek een enormen pot, die er van de zesde eeuw na Christus staat, gevuld met notarieeleacten, en als pakpapier, als omslagen enz. is gebruikt een handschrift van Menander. Het waren natuurlijk nog slechts fragmenten; doch deze vondst, sedert nog aangevuld, maakte het toch mogelijk drie blijspelen van Menander in hun geheel te overzien"; van een vierde vond men de inhoudsopgave en een paar fragmentjes. In hun geheel overzien", die woorden van Dr. van Leeuwen verklaren vermoedelijk, waarom we hier niet een volledige vertaling van de dr,e stukken krijgen; doch enkel groote fragmenten, waartussrhen de vertaler met zijn eigen woorden het verband aangeeft. In zijn uitstekende klare inleiding belicht hij de beteekenis van Menander voor de (irieksche literatuur. Hij laat zien, hoe zijn werk past in de politieke toestanden van zijn tijJ, het Athene, dat zijn bloeitijd achter den rug had, dat voorgoed onder de macht van Macedonië was gekomen. In het voorjaar van 321 v. C., een halfjaar nadat de Piraeu:, door Macedoniërs was bezet, werd het eerste spel van Menander opgevoerd, een goede halve eeuw na den dood v;;n Aristophanes.: De speelsche moedwil, de hooge politieke, wijsgeerige, sociale romantiek, het felle, bijtende, luid opgierende sarcasme, de zoete, genoegelijke ironie van Aristophanes zijn niet meer denkbaar. Bij ieder kritisch woord kan een der aanwezige vreemde ge zaghebbers zich beleedigd gevoelen. De beteekenis der koren is vervallen, maar het spel zelf, eerst de draad die de koren ver bond, wint daardoor en zoo wordt Menander de vertegenwoordiger en schepper van het burgerlijk 'drama in Griekenland, geboren zoowel uit Aristophanes als uit Euripides. Het leven der kleine burgerij is in zijn stukken weergegeven, maar.... beschouwd door een die er boven stond; beschouwd met een glimlach; schaterlach en grappen zijn aan zijn wezen vreemd." Dit alles heeft Dr. van Leeuwen in zijn korte, eenvoudige inleiding met bijzondere helderheid uiteengezet. Wie dat leest, ziet terstond Menander op zijn eigen aparte plaats in de Grieksche cultuur, voor onze Westersche als de schepper van het burgerlijk drama. En daarna laat hij den karper zelf de collegekamer binnenzwemmen, krijgen we uit groote onderling verbonden frag menten een inzicht in de kunst van Menander zelf. Het is jammer,dat hij ons in dit populaire boekje niet meedeelt, wat hij ons nu eigenlijk biedt in die aaneengeregen fragmenten. Een vertaling van alles wat bekend is? Uit de stelligheid waarmee Dr. v. L. de ruimte tus schen de fragmenten aanvult, meen ik te mogen besluiten, dat er meer in den oorspron kelijker! tekst staat. Waarom dan niet alles vertaald? Heusch, wat we hier krijgen, smaakt naar meer. Wie deze fragmenten leest, zal in een zoo pittige, den stijl volgende ik durf dit zeggen, al zou het mij.niet-graecus, heel wat moeite kosten het oorspronkelijke te verstaan?vertaling gaarne alles lezen. Komt misschien de kuizigheid in gevaar? . ^ Een Athener jaagt zijn jonge vrouw weg, omdat ze in zijn afwezigheid na een huwelijk van vijf maanden heimelijk bevallen is, waaraan hij part noch deel meent te kunnen hebben. Wat blijkt het geval, dat een bevre digend en genoegelijk slot mogelijk maakt? Onze vriend heeft vór zijn huwelijk op een Artemisfeest een jong meisje, dat van de dansenden was afgeraakt, in het donker overvallen. Dat meisje blijkt later zijn eigen vrouw te zijn. Een citerspeelstertje, een nobele, schrandere meid, die meneer in de stad gehuurd heeft, meer om mevrouw te kwellen, dan omdat hij er zoo bijzonder op verzot is, brengt de zaak in orde. Dit is de hoofdinhoud van het eerste stuk: Het scheidsgerecht". Meer kan ik er hier niet van vertellen. Ik mis hier de ruimte om met citaten te laten zien, met welk een geest en humor hier de eenvoudige, zuivere menschelijkheid uit het Atheensche leven is uitge beeld. Men moet dat zelf maar lezen. De houding, die Holland tegenover Faust en Goethe aanneemt, is gelijksoortig met die van een Calvinistisch predikant, die maling heeft aan kunst, er eigenlijk niet het minste besef van heeft, maar in den Faust en in het leven en denken van den dichter allerlei dingen opmerkt, die niet in overeenstemming zijn met zijn Calvinistische dogmata. Nou ja, Faust mag dan een eminent kunstwerk zijn, maar 't is toch maar zeker, dat de dichter niet tot de uitverkorenen behoorde, en dat hij verschillende sententies heeft uitgesproken, die niet kloppen met de leer der uitverkiezing. Precies zoo handelt Holland, waar hij in zijn Faust-colleges tracht tot inzicht te komen van Goethes geestestoestand. Voor hem is zijn wijsgeerig stelsel het onaantastbare, onwankel bare,zooals voorden dominee zijn catechismus. Wat daarvan afwijkt, is minderwaardig en meestal doemwaardig. Goethe behoort niet tot de uitverkorenen naar Bollands leer. Het is nu eenmaal niet anders: zuivere rede lijkheid bestudeeren we niet, wanneer we het Faust-werk bestudeeren." De schoonheid, het dichterlijke zoekt Bolland niet in Faust. Dat is het zielige, het minderwaardige; hooger staat de wetenschap en nog oneindig hooger de wijsheid der zuivere rede. Hij maakt er Goethe een verwijt van, dat deze verklaart zijn werk als een schoonen droom in zich te hebben omgedragen en dat zijn phantasie er steeds aan werkte. Voor dezen man, die niet de waarde van in tuïtie en innerlijke aanschouwing voelt voor de kunst en ook voor de wijsheid, is Goethe een slaapwandelaar op den Olympus. Dit is niet de ware houding om tot den dichter te gaan. En ook dan wanneer men de schoonheid ter zijde wil stellen en enkel wil zoeken naar de wijsgeerige idee in Faust en in oethe's leven, heeft de man der ware wetenschap en wijsheid enkel eerlijk en trouw weer te geven, wat hij vindt als de idee, wat hij ziet als de groote gedachte-lijnen. Bolland ging uit van het onveranderlijke en onwrikbare van zijn eigen leer, toetste daaraan de ideeën van Goethe, ze verdoemend of prijzend al naar gelang ze al dan niet zijn eigen leer der zuivere rede naderden, "in wat de heer Meerum Terwogt uit de colleges van Bolland samenstelde, kregen we toch een interessant-boek, waar we soms getroffen worden door een geheel nieuwen kijk op sommige details en figuren uit den Faust. Doch over het algemeen is er meer uit te leeren van de persoonlijkheid van Bolland dan van Goethe. J. PRINSEN J.Lz N Gillette HET VEIU6HEIDSSCHEERAPPAR/V* BIJ UITNEMENDHEID EEN.GtUelte* SAFETX RAZOR LAAT U NIMMER IN DEN STEEK; RIEM is OVERBODIG; GIJ BEHOEFT OOK NIET TE WACHTEN TOT UW SCHEERMES VANDEN KAR BIER, BIJ WIEN U HET IAAT AANZETTEN .TERUGKOMT EN TOCH SCHEERT LI ZICH ALTIJD ONBE RISPELIJK 61AD, ?' SNEL EN «ET VEEL COMfORT l CII.LETTE5AFE.Ty RAZO ?aanoBBOBn i [KEIZERSGRACHT?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl