Historisch Archief 1877-1940
K,"
it'
?*. 8968
Zaterdag 11 November
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
AM983
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
| Prijs per jaargang f 10.?bij vooraifbetaling. Per No. f 0.257] | Redactie en Administratie; Keizeregracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel plas 20 cent dispositiekosten |
INHOUD: 1. Bezuiniging bij het hooger on
derwijs, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp.
Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Byvanck.
Meer Vondelingengestichten, door Mr.
M. C. Nijland. 2. Angora's nieuwe eischen,
teekening van Jordaan. Wat wil Amerika?
door H. Dunlop.?Een belangrijke instelling,
door Dr. I. G. van Dillen. Krekelzang,
door J. H. Speenhoff. 3. Spreekzaal:
Antwoord aan Mr. Ritter, door Dr. C. F.
Ha je. De 3e klas, door Dr. E. Bonebakker.
5. Voor Vrouwen: Wat de week bracht,
door Elis. M. Rogge.-?Bijkomstigheden,door
Annie Salomons. Boeken en tijdschriften,
door Geertr. Carelsen.?Ben jij dat wijf van
gisteren?door Ida Heyermans.
Modeteekening, door Marietje Heyligers Uit de Na
tuur: Het Vondelpark, door Dr.Jac. P.Thijsse.
7. The Story of Mankind, door C. M. van
Hille?Gaerthé. Dramatische Kroniek,
door Top Naeff. 8. Het Historisch Scheep
vaartmuseum, door J. Oderwald. Hugo
Verriest, door Herman Teirlinck. Schilder
kunstkroniek, door Mr. M. F. Hennus. 9.
Financien en Economie, door Paul Sabel.
10. Uit het Kladschrift van Jantje. 't
Schietgat en Rijmkronyck, door Melis Stoke.
In den winkel, door Benno J. Stokvis.
??Feuilleton: De jonge haan, door A. P. M.
Moussault. 11. De Turken in
Konstantinopel, teekening van Joh. Braakensiek.
Chari varia enBuitenl. humor,door Charivarius
Hoe we ons kleeden moeten, door Ari.
Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den
Hertog. Omslag: Witte Slobkousen, door
D. D., met teekening van G. van Kan.
Bijvoegsel: De Doornsche dorpsidylle,
teekening van Joh. Braakensiek.
BEZUINIGING BIJ HET
HOOGER ONDERWIJS
Uit het Voorloopig Verslag van de
Tweede Kamer over het hoofdstuk
Onderwijs" blijkt, dat vele leden"
een grondige herziening der regeling
van ons hooger onderwijs verlangen.
Reeds vroeger bestond er naar hunne
meening daartoe reden, maar thans,
nu op elk gebied van staatsbemoeiing
naar bezuiniging, moet worden ge
streefd, in verhoogde mate. Zij achten
vier volledig uitgeruste universiteiten
voor ons land te veel, vooral nu in de
naaste toekomst de oprichting van
een katholieke en de verdere ont
plooiing van de Vrije Universiteit
kan worden verwacht. Daarom is het
hoog tijd, dat de regeering zich met
de zaak bezig houdt en zich doet voor
lichten door een staatscommissie, wier
taak het zal zijn na te gaan welke
wettelijke regeling zal kunnen bevor
deren, dat eenerzijds er voldoende
openbaar hooger onderwijs in ons land
zij, anderzijds zonder te groote offers
van de schatkist het bijzonder univer
sitair onderwijs zkh vrijelijk kan ont
wikkelen."
Intusschen hebben sommige leden"
de taak van deze staatscommissie
reeds eenigszins verlicht en enkele
middelen tot bezuiniging aangegeven.
VERLAINE'S BRIEVEN
in
Plat alseen platneet, die voor de gelegen
heid zich in het zwart heeft gestoken," zoo
dringt de eerste indruk van Londen zich aan
den dichter op. Allemaal roetige huisjes,
afgewisseld met gothische of Italiaansche
groote machines. Vier of vijf café's die drage
lijk zijn, maar het meisje, dat ik zoo vriendelijk
mogelijk vroeg one absinth, if you please,
mademoiselle, antwoordde mij, wij houden er
geen spirit op na.Tusschen al dat zwart door
zwerven roode boys die je schoenen poetsen
voor een penny, echt karakteristiek met
hun harden en hun zachten borstel waarmee
ze hun meesterwerk tooveren. Een massa
vagebonden in de onmogelijkste lompen.
In het Alhambra theater worden liedjes ge
zongen op de Jezuïeten door een troepje
Pierrots, die stuk voor stuk op Leconte de
Lisle gelijken. De gelijkenis is ongelooflijk
getroffen "(men heeft niet te vragen of Ver
laine op dien chef der Parnassiens is gebeten;
noch hem.noch Coppée, noch France, die zijn
vrienden heeten, kan hij uitstaan)..
Maar de Theems is superbe; stel je voor
een onmetelijke draaikolk van modderwater,
zooiets als een reuachtige soepemmer die
overstroomt. En daarover heen waarlijk
Babylonische bruggen op honderden gegoten
pijlers, hoog als wijlen de Vendomezuil,
bloedrood."
Sinds mijn aankomst is het prachtig we er,
dat wil zeggen, dat je de ondergaande zon
door een gaas van grijs krip ziet. De nevel
komt pas met October. Maar denk daarbij
een beweging zonder ophouden van rijtuigen,
cabs, omnibussen, trams en spoorwegen over
De Technische Hoogeschool en de
Landbouwhoogeschool zouden voor een
deel ondergebracht" kunnen worden
onder bestaande universiteiten, d.w.z.
de Delftsche en de Wageningsche stu
denten zouden voor bepaalde
onderdeelen van hun studie colleges kunnen
volgen resp. te Leiden en te Utrecht.
De Veeartsenijkundige Hoogeschool zou
geheel kunnen worden opgenomen in
de Utrechtsche universiteit.
Deze raadgevingen doen denken aan
het spreekwoord van de put, die ge
dempt wordt als het kalf is verdronken.
Het is pas vier jaar geleden, dat de
Landbouwhoogeschool en de
Vee-artsenijkundige Hoogeschool zijn opgericht.
Voor dat daartoe werd besloten, zijn
soortgelijke denkbeelden, als thans in
het Voorloopig Verslag" worden ge
opperd, ter sprake gebracht en rijpelijk
overwogen.
De Veeartsenijkundige Hoogeschool,
zoo is toen gezegd, behoeft geen af
zonderlijke inrichting van hooger onder
wijs te worden; zij kan als zesde facul
teit worden toegevoegd aan de Utrecht
sche universiteit; de studie van aan
staande medici en veeartsen valt tot
aan het candidaatsexamen toch voor
een groot deel samen; de kosten van
zoo'n zesde faculteit zullen aanmerke
lijk geringer zijn dan die van een af
zonderlijke hoogeschool.
Ook voor Wageningen heeft men toen
de aansluiting bij een universiteit aan
geraden, zoowel ter besparing van
kosten als om andere redenen; de studie
van de studenten in de landbouwkunde
heeft punten van overeenkomst met
die van de studenten in de wis- en
natuurkundige faculteit aan een uni
versiteit; wat zij meer behoeven, kan
hun worden verschaft, hetzij door de
oprichting van een afzonderlijke facul
teit voor landbouwkunde, hetzij door
de instelling van nieuwe leerstoelen aan
een reeds bestaande faculteit. Zoowel
Utrecht als Groningen zijn toen ge
noemd als universiteiten, waar de
landbouwkunde een tehuis zou kunnen
vinden.
Dit is alles thans une chose jugée.
Men heeft besloten tot de oprichting
van eigen hoogescholen voor de beide
studieterreinen, met al de financieele
gevolgen van dien.
Wat in het Voorloopig Verslag door
sommige leden" wordt bepleit, is
hetzelfde, dat vroeger, toen het nog
niet te laat was, aan de Regeering in
overweging is gegeven, maar haar
instemming niet mocht verwerven. De
zelfde argumenten worden herhaald.
Wanneer in het Voorloopig Verslag
de raad wordt gegeven om de
propaedeutische opleiding voor de ver
schillende deelen van het hooger onder
wijs althans voor de exacte wetenschap
pen te centraliseeren", hoort men
slechts den naklank van de stem van
hen, die vroeger betoogden, dat het
geweldig zware bruggen en de ongelooflijk
brutale en luidruchtige voorbijgangers, en
dan het gezicht van de straten, die al zijn ze
met de Parijsehe niet te vergelijken, op zijn
minst honderdmaal vermakelijker zijn dan
alle Italië's, Spanje's en oevers van den Rijn
bij elkander !"
Door al dat rumoer heen zoekt de dichter
zijn weg en denkt in den vreemde aan zijn
vrouw, die hij voor de laatste maal in Brussel
heeft gezien, sentimenteel nu hij ver is.
Het zijn allerhande gevoelens die elkander
verjagen. Nu is hij in zijn gedachten bezig met
het werk, dat hem in Londen wacht: hij zal
berichten voor couranten schrijven, hij zal
les geven in het Fransch, hij ziet er zelfs niet
tegen op zijn diensten aan te bieden aan een
school, als hij maar kan rekenen op eenige
egards; liefst zou hij de hoogere literatuur
onderwijzen. Door zijn gesprekken met Rim
baud heeft hij nieuwe inzichten in poëzie ge
kregen.
Eigenlijk is hij blij van Parijs weg te zijn.
Hij heeft nu zijn tijd niet aan allerlei praatjes
en stoornissen te geven, zijn leven is intellec
tueel geworden, toch ziet hij steeds de Parij
sehe familie voor zich, zijn vrouw doet hem
daar een proces aan wegens zijn moedwillig
verlaten van het huis, hij zal zich flink daar
tegen verdedigen en heett een stuk opgesteld
waarin fijn-psychologisch zijn verhouding tot
Rimbaud wordt geteekend. Staat hij niet
zeer sterk? Willen de menschen tegen hem
samenspannen,hij van zijn kant kan aanvallen.
En onder al die overleggingen neemt hij het
uiterlijk van de wereldstad op. Het lijkt wel
dat hij de elementen verzamelt voor een uit
voerige beschrijving,maar dan is het opvallend,
hoe vooral de dingen op straat hem treffen die
een ander liefst snel voorbijgaat; heele ver
handelingen komen voor over kleine
wanriekende inrichtingen onder weg; dat vraagt
een takt van beschrijving, dien hij mist.
Toch niet zoo triest als zijn reputatie" is
zijn eindconclusie over Londen. Eigenlijk
kan zij zich best vertoonen, die onverge
lijkelijke stad, zwart als de raven, schreeuwerig
als de eenden, preutsch, met alle ondeugden,
hooger onderwijs in veeartsenij- en
landbouwkunde bij een der universi
teiten kon worden ingelijfd, omdat die
studie voor een deel samenvalt met
die aan n of meer der faculteiten van
een universiteit.
Thans is het echter te laat. Te laat
althans in dezen zin, dat er veel geld
weggegooid zal zijn, als men op het
genomen besluit wil terugkomen. De
schadepost van het verdronken kalf
is niet meer ongedaan te maken. Dit
is echter geen reden om de put niet te
dempen. Wanneer, niet alleen om fi
nancieele, maar misschien ook om an
dere redenen, de wenschelijkheid wordt
erkend van de opheffing der afzonder
lijke hoogescholen voor landbouw- en
veeartsenijkunde, zal men zich daarvan
niet moeten laten weerhouden door de
overweging, dat deze opheffing in de
eerste jaren niet tot vermindering,
maar tot vermeerdering van uitgaven
zou leiden.
Voor zoover de Veeartsenijkundige
Hoogeschool betreft, zien de sommige
leden", die in het Voorloopig Verslag
aan het woord waren, er niet tegen op
om aan haar afzonderlijk bestaan een
vroegtijdig einde te maken. Hier is
het geval dan ook eenvoudiger dan
voor Wageningen; voor de stad Utrecht
is het onverschillig, of de aanstaande
veeartsen er hunne opleiding krijgen
aan de universiteit of aan een hooge
school; het bestaan van Wageningen
is er mee gemoeid, of de Landbouw
hoogeschool daar blijft, dan wel naar
elders wordt overgebracht.
Voor Wageningen durven de bedoelde
leden dan ook niet het radicale middel
van de opheffing der hoogeschool aan
raden; zij willen die hoogeschool alleen
besnoeien en hare studenten voor
sommige colleges naar Utrecht sturen,
zooals zij de Delftsche studenten op
sommige dagen naar Leiden willen
laten reizen. Alleen reeds om
practische redenen lijkt dit ondoenlijk;
de communicatie tusschen Wageningen
en Utrecht laat ook veel te wenschen
over; en zullen de studenten dan vrij
reizen hebben? anders worden de stu
diekosten, die tegenwoordig voor vele
ouders toch reeds een groot bezwaar
opleveren, alweer vergroot.
Dit lapmiddel schijnt weinig aan
bevelenswaardig; indien men meent,
dat 's lands financiën de handhaving
van een afzonderlijke en volledige
Landbouwhoogeschool niet toelaten,
Iaat men dan liever overwegen, of zij
niet bij n der universiteiten kan
worden ingelijfd, of althans naar een
der universiteitssteden overgebracht.
Indien onze inlichtingen juist zijn,
houdt de Regeering zich reeds bezig met
soortgelijke plannen. Ook de Minister
van Onderwijs zou van meening zijn,
dat niet alle universiteiten en hooge
scholen in haar tegenwoordigen omvang
kunnen worden gehandhaafd. Hij zou
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
die zich zelf komen aanbieden, altijd door
beschonken ondanks de verordeningen op
dronkenschap, onmetelijk, ofschoon inderdaad
niet anders dan een opeen hooping van kleine
stedekens met hun buurpraatjes, hun
achterklap en hun jaloerschheden, plat en leelijk
zonder eenige monumenten dan de eindelooze
dokken, die bevallen mij trouwens wel, nu
mijn poëtisch inzicht meer modernist is ge
worden. Het is met dat al een ding van
beteekenis, ofschoon er belachelijkheden zijn
zonder tal, die ik n u maarniet wil beschrijven."
Wel mager bij al deze indrukken aan worden
gedacht,dat zij met hun tweeënjnaar Engeland
zijn overgestoken. Rimbaud blijft echter
nevelachtig. Welken invloed hij op zijn oude
ren reisgenoot heeft uitgeoefend, is niet direkt
uit te maken. Hij wordt weinig genoemd in de
brieven; het begin van den tocht heeft zeker
een teleurstelling opgeleverd.Ten minste nog
vór het eind van het jaar, maakt de jongere
van de twee het plan om naar zijn moeders
huis in Charville weer te keeren en van zijn
kant heeft Verlairie het voornemen om zijn
moeder naar Engeland te doen overkomen.
.,Van het begin at", schrijft hij aan zijn vriend
Lepeiletier, heb ik gezocht naar wat er in
Engeland waarlijk goeds kan wezen en ik ge
loof het nu te hebben gevonden. Er is hier in
den volksgeest iets zeer zachts en kinderlijks,
iets heel jongs en o pen s met een vermakelijke
zelfs een beetje brutale vroolijkheid. Om zoo
ver in het gemoed door te dringen, moet men
heel diep graven en over veel vooroordeelen
heen komen zij zijn minder goed en ruim
dan wij, en hebben een eigenaardigheid van
ziel.van hart en van geest,oie soms in staat is,
je wanhopend te maken. Maar die eigenaardig
heid is iets heel moois; het isegoïsme.maar het
ligt open aan den dag; water belachelijks aan is
bedoelt nooit iets kwaads. Het huisgezin, dat
in Frankrijk een dommighcid is omdat het zoo
zwak staat, is hier zoo ingericht,dat zelfs de
grootste bohêineinan zich er in kan voegen.
Is mijne moeder hier, dan huren we in de
goedkoope wijken een huisje, als er hier zooveel
zijn. Het leven is veel minder duur dan in
Parijs, het klimaat honderd maal gezonder en
naar een noggrooterbezuinigingstreven,
dan op den duur kan worden verkregen
door de toepassing van het distri
butie-stelsel", waarover wij hier vroeger
reeds hebben geschreven.
Vermoedelijk zal er dan ook van zijne
zijde geen bezwaar bestaan om, volgens
den wensch van vele leden", een
staatscommissie te benoemen, die van
advies zal dienen over de regeling van
het hooger onderwijs in haar geheel.
Zulk een commissie zou dan in de
allereerste plaats hebben te onder
zoeken, of de drie rijksuniversiteiten
volledig uitgerust moeten blijven. Wij
bedoelen hiermede nog iets anders
dan de vraag, die in het distributie
stelsel ligt besloten, n.l. welke takken
van studie aan een bepaalde univer
siteit een volledige vertegenwoordiging
zullen moeten vinden. Ook daarover
zal de commissie advies kunnen uit
brengen; men mag immers betwijfelen,
of dit vraagstuk alleen kan worden
opgelost door den Onderwijsraad, ook
al laat deze zich voorlichten door de
faculteiten der onderscheiden univer
siteiten en ook al plegen deze laatste
onderling overleg.
Maar wij zouden aan de commissie
ook de taak willen opdragen, zich
een meening te vormen over de vraag,
of het noodig is, dat aan alle rijks
universiteiten de vijf faculteiten in haar
tegenwoordigen omvang blijven ge
handhaafd ; of er, met name bij de
litterarische en de theologische facul
teit, niet naar een grooter concentratie
moet worden gestreefd.
En natuurlijk zou deze commissie
dan ook moeten overwegen, of de
rijkshoogescholen in haar tegenwoor
digen vorm moeten worden besten
digd. Aan een opheffing of verplaatsing
van de Technische Hoogeschool denkt
niemand. Dit kan reeds blijkens het
Voorloopig Verslag niet worden ge
zegd van de beide andere hoogescholen ;
het denkbeeld om ze in te lijven bij een
universiteit of althans nauwer daar
mede te verbinden, heeft wél voor
standers en heeft dezen altijd gehad.
Wij stellen ons in dezen geen partij:
wij achten het alleen gewenscht, dat
de vraag nog eens onder de oogen worde
gezien, nu ook bij het hooger onderwijs
alle niet strikt noodige uitgaven moeten
worden vermeden.
Overigens zouden wij niet wenschen,
dat de door vele leden" der Kamer
verlangde staatscommissie alleen de
vraag beantwoordde: wat kan er bij
ons hooger onderwijs zonder schade wor
den bezuinigd? Daarnaast zou zij hebben
te onderzoeken, wat er in de regeling
van ons hooger onderwijs kan worden
verbeterd. Misschien zal het dan ook
blijken, dat bezuiniging niet altijd
gepaard behoeft te gaan met het
toebrengen van schade aan de belan
gen van het hooger onderwijs, en dat
de tegenwoordige regeling kan worden
verbeterd zonder vermeerdering van
uitgaven.
En eindelijk zouden wij aan deze
commissie in spe dan ook een advies
willen vragen over de wenschelijkheid
van een hervorming van het bestuur
der universiteiten en hoogescholen
het onderwerp, dat wij hier eenige
weken geleden ter sprake hebben ge
bracht naar aanleiding van Huizinga's
Gids-artikel.
Zij moge het begrip bestuur der
rijksuniversiteiten" dan zoo ruim mo
gelijk opvatten en ook antwoord geven
op de vraag: of niet de instelling ge
wenscht is van een centraal college van
curatoren, of hoe men het dan ook
wille noemen, een college, dat het hoo
ger onderwijs in zijn geheel overziet.
Het moet aan de staatscommissie niet
moeilijk vallen, zich in te denken in
den werkkring van zulk een college:
de taak, die zij thans voor nmaal
zal hebben te verrichten, zal de blij
vende taak van het centraal college zijn.
KERNKAMP
Correspondentie
Mijn dank aan verschillende lezers van
De Groene", die de vriendelijkheid hadden
mij naar aanleiding van mijn artikel
over het boek van den gewezen Keizer
een exemplaar toe te zenden van het daarin
genoemde werk The problem of Japan",
en van het vervolg daarop: The isolation of
Japan." Ik hoop hier spoedig terug te
komen op de kwestie van het
Gentleman'sAgreement."
MEER VONDELINGEN
GESTICHTEN ?
DOOR
MR. M. C. NIJLAND.
In 1919, dus kort nadat de vrede was ge
sloten, verscheen te Leipzig een geschrift
van den Münchener dr. M. Nassauer*), dat
een geweldigen opgang in Duitschland heeft
gemaakt.
De bedoeling, die bij den schrijver vór zat,
blijkt het best uit de vraag, welke hij zich
stelde: Hat das neue geknechtete Deutschland
berhaupt ein Interesse an einer grossen
Volksvermehrung?" en die hij, zonder aarzelen, als
volgt bevestigend beantwoordde: Ein jedes
neugeborne Kind wird in absehbarer Zeit ein
Ultor sein, ein Racher, ein Erlöser! Ein jeder
Mann, der aus diesem fürchterlichen Krieg
heimgekommen ist, und der mit Bangen einem
neuen Kinde entgegen sieht, muss sich sagen,
er, dein es nicht vergönnt war, die Früchte
seines beispiellosen Kampfes und Opfers zu
pfliicken: exoriat quondam ex ossibus meis
ultor: aus meinen Gebeinen wird der Racher
erstehen, der Erlöser".
Dr. Nassauer voegt er echter aanstonds bij,
dat hij niet wenscht, noch hoopt,datde wrekers
die zullen opstaan, een nieuw bloedbad zul
len aanrichten, maar wel, dat zij Duitschland's
te loor gegaan aanzien, de Duitsche kuituur
zullen herstellen.
Hij meent, dat, nu van welstand in Duitsch
land allerminst sprake is, de wensch om kin
deren voort te brengen die ook hun onderhoud
eischen, zal verdwijnen, waardoor niet slechts
het aantal der geboorten sterk zal verminderen,
maar ook het aantal gevallen van abortus en
engeltjesmaken zal vermeerderen.
Als middel daartegen meent hij, dat in
Duitschland Findelhauser zullen moeten wor
den gesticht, waar de niet-gehuwde moeder
I) Der moderne Kindermord und seine
Bekampfung duren Findelhauser.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiii
betrekkingen zijn gemakkelijk te vinden. Hoe
zal mijn leven weer gelukkig worden ! De
leelijke menschen aan den overkant zal ik
vergeten, ik krijg weer rust en, wie weet,
misschien een eigen familie, al heeft de maire
daar niet aan meegedaan. Waarlijk, ik zie
niet waarom ik mij zou moeten onthouden van
alle weerwraak en de vreugde van een eervol
huis zou moeten opgeven."
Het is niet alleen de fijne ontleding van het
Engelsche nationale karakter waarop ik in
deze passage den nadruk zou willen leggen,
maar ook op die heimwectrek naar het land,
het eenvoudige gezeten leven en de kleine
burgerverhouüing. Een zucht naar
respectability bevangt Verlaine.
En echter, o weifeling, o wisseling! Niet lang
nog is Rimbaud vertrokken of de oudere
achterblijver voelt zich stervend in den
Londenschen winter.
Ik kom hier om",schrijft hij aan de intiem
ste vrienden, van verdriet, van verveling,
van verlatenheid." In zijn wanhoop wendt
hij zich tot Rimbaud, tot zijne moederen tot
zijne vrouw.
Van de echtgenoote komt geen antwoord;
maar Rimbaud verschijnt aan zijn ziekbed en
weldra is ook de oude mevrouw Verlaine bij
haar zoon.
De zieke herstelt pas na geruimen tijd.
Er volgt nu een nieuwe periode van tegen
strijdige bevliegingen, verlangen naar een
vernieuwing van het samenzijn met de ver
laten vrouw, hartstochtelijke aanhankelijkheid
aan Rimbaud, totdat ja, totdat tegen den
zomer van 1873 de dreigende crisis in Brussel
losbreekt tengevolge van een
dronkemansge schil.
Naar België had Verlaine zijne moeder op
geroepen met ee.i vaag voornemen naar Parijs
te gaan en, zooals hij dat noemde, zijn vrouw
te gaan vergeven. Ook Rimbaud, die in on
min van hem was gescheiden, moest naar
Brussel overkomen. Uaar viel, na een uiting
van uitbundige vriendschap, een heftig
tooneel voor tusschen de twee heftige menschen.
Verlaine, die in zijn dronken vlagen totaal
ontembaar was, maakte gebruik van een
geladen pistool en wondde den vriend in zijn
hand, later op straat herhaalde hij zijn aanval
en Rimbaud moest bescherming zoeken bij
een politieagent.
Voor Verlaine's vrienden had het geval
niets verwonderlijks in; de Belgische rechter,
ingelicht waarschijnlijk door de rue Nicolet
en bekend met het proces door de jonge echt
genoote tegen haar man ingeleid, nam de zaak
zeer ernstig op en Verlaine werd veroor
deeld tot eenzame opsluiting voor twee jaren.
Hij heeft den gevangentijd in Mons doorge
bracht. Weer gaat het, ouder gewoonte als
toen hij voor Londen en voor Rimbaud het
echtelijk huis verliet. Hij wil zijn deel aan de
schuld, zijn gebrek aan levensenergie, niet
zien.
Wat een ellende toch", schrijft hij aan zijn
vriend Lepeiletier, is een zotte en'koppige
slechte vrouw ! Gij zijt getuige geweest van
mijn lankmoedigheid en mijn opofferingen,
terwijl ik bijna in tranen baadde onder het
denkbeeld haar niet meer terug te zullen zien,
en gij weet wat zij mij heeft gedaan. Maar God'
is mijn getuige, zelfs nu zou ik haar vergeven
en een gelukkig leven bereiden, als zij de
enormiteit van haar gedrag maar wou inzien".
Maar zal hij zijn trots op den duur kunnen
volhouden?In den beginne mag hij hebben ge
dacht een vrijen rustigen tijd in de eenzaam
heid te zullen verkrijgen om zijn literarisch
werk te kunnen voltooien; heel spoedig gaat de
gevangenis hem drukken en zijn moed zinkt
geheel weg. Op een dag komt de directeur
zijn cel binnen, met een meewarig gezicht stelt
hij hem een gerechtelijk stuk ter hand
Verlaine ziet het in en leest het vonnis van
den rechter te Parijs, die de scheiding tusschen
den dichter en zijn vrouw uitspreekt. Op het
gezicht van de woorden die de betrekking
vernietigen, waar hij zich ondanks alles aan
had vastgehouden, viel hij gebroken neer op
het bed. '
Een paar uur verliepen, en door den
wachter liet Verlaine den aalmoezenier der
gevangenis bij zich verzoeken. Het was de
aanvang van zijn (tijdelijke) bekeering en
levensomkeer.
W. G. C. B Y v A N c K