De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 11 november pagina 5

11 november 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

11 Nov. '22. No. 2368 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND WAT DE WEEK BRACHT Het is vol in de Stadsschpuwburg te Haar lem. De verschillende rangen zijn bezet met kinderen en van de meesten, de begeleidende ouders, 't Is een vroolijk, dartel troepje. Ze bewegen zich vrij en ongedwongen in de gangpaden. De luchtige kleedjes geven een blij kleurenspel. Al levenslust en pret! Geen wonder, Mien Sybrandi-Halberstadt geeft de jaarlijksche uitvoering van leerlingen harer soloklassen en zangklasjes. Er zijn kleintjes die wellicht voor 't eerst voor 't voetlicht komen en ook leerlingen die de studie wel haast volbracht zullen hebben. Verleden jaar was de uitvoering in de Haarlemsche Concertzaal. Met Kerstmis werd toen medegewerkt aan een Kerstcantate onder Nico Gerharz' leiding, 't Was of 't toen niet vlotte. De kinderen zelf vonden 't genot vrij matig" en een der kleine zangeresjes die zeker op flink applaus had gerekend, maakte in mijn buurt zelfs de opmerking dat ze 't geklap vrij rot" vond. 't Was een wel wat krasse kinderbewering, maar deze bewees in elk geval dat er wat haperde. Dit jaar waren de kinderen weer in hun element, er was de oude stemming. Mien Sybrandi weet zich aardig, opgewekt en eenvoudig onder haar troepje te bewegen. Er is een huiselijke toon, die ten gunste van het debuteeren werkt. Als kleine Lottie in 't Beertje" van Anna Lambrechts-Vos haar groote Teddy al zingende uitkleedt en zorgzaam in 't wiegje legt, dan geschiedt dit kinderlijk-naif met totaal negeeren van de menschen die van uit de zaal naar het kindergebeuren kijken. Zoo zingen de kin deren al spelend en spelen ze onbevangen al zingend, met heldere zuivere stemmetjes, duidelijk van uitspraak en accent, compo sities van onze voornaamste hedendaagsche kindercomponisten onder wien vooral Hendrika van Tussenbroek zoo juist den kindertoon heeft weten te treffen. Na de kleinen, de meer gevorderden. Enkelen zingen met beloften voor de toe komst, bij anderen ligt in de stem niet dat warme dat gevoelige dat zoo weldadig kan aandoen. Zijn sommige liederen niet wat te zwaar voor de jonge krachten bijv: Tristesse" van G. Pierné? Kan het jeugdige persoontje, de woorden die zulk een zielvolle vertolking vragen doorvoelen? Sober-indrukwekkend is het trio : piano, viool, zang Der Spielmann". Ook in Abendstandchen" va.i Jan Brandt Buijs" zingt een flinke stern en wordt de fluitpartij door een genialen fluit speler, vertolkt. Van de koortjes der ouderen willen wij noemen lis sont partis les gas" van Edmond Missa". De solopartij van la fiancée is goed begrepen. Bij alle liederen treft, behalve de goede dictie en klan kvorming, detaktvolle piano begeleiding van Emmy van Eden. Haast onopgemerkt worden de stemmen door het kavie r ondersteun d.Maar wie bij v.bij,,Sommernacht" van Edwin Schultz als de zang te kort schiet,zijn aandacht bepaalde tot het accompagnement, kon genieten van het spel, dat z innig de stemming van de natuur verklankte. Maar, Emmy van Eden, breng in vele uwer begeleidingen iets meer van u zelf naar voren. Aan den zang zal dit niet schaden, integen deel, ge inspireert daardoor wellicht meer. Ge hebt een zuiveren, gevoclvollen aanslag die in de begeleiding een groote r rol kan spelen. Het spel is nu soms tébescheiden. Mevr. Sybrandi heeft zich zér veel moeite voor dezen avond gegeven. Zij kan er, met voldoening op terugzien. Alleen de toe hoorders waren te vermoeid om tot het einde alles te kunnen waardeeren. De avond gat' waarlijk téveel. Jo Schouten hield deze week weer haar gewone St. Nicolaas-tentoonstelling van handenarbeid: naald- en weefwerk, Nieuwe Spiegelstraat 59 Amsterdam. Er waren dit maal stukken van beteekenis, o.a. twee groote karpetten, in Smyrna knoopwcrk uitgevoerd op het kleine weef toestel en meer weefwerk, dat genoemd mag worden als een fel groen met zwart kussen waardoor speelsch een gouddraadje^schittertin geometrisch gobeffniiimiiiliiMiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiitiiiiillliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliililllilllllli" VRUCHTENKOEKJES VAN SIFKES - HAARLEM zijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak lin, een vlöferkleedje in Smyrnaweefsel, enkele rozengang- en blokjesweefsels e.d. Goed borduurwerk en haakwerk was er mede te zien van mej. A. Bleeker. Zooals aan velen bekend is, worden door Jo Schouten de werken ook begonnen verkocht, met levering van het materiaal. Bijzondere fraaie Italiaansche kunst was te bezichtigen in de kunstzaal Fetter. Wij komen op deze tentoonstelling, onder 't patronaat van Signora Gallenga terng, wan neer deze over eenige weken te Aerdenhont wordt gehouden. E L i s. M. ROGGE De casaque Teekening voor de Amsterdammer" van Marietje Heyligers. ,BEN JIJ DAT WIJF VAN iiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiitiim BIJKOMSTIGHEDEN XLVI De letterkundige kalender voor 1923, samengesteld door Marie Schmitz en uitge geven door J. Philip K niseman, zou men een bijkomstigheid" van de literatuur kunnen noemen, maar dan een zeer gezellige en boeiende bijkomstigheid. Ik geloof, dat er over het algemeen mér be langste Hing bestaat voo r een tooneelka\tn de r, en inderdaad zou, wanneer bekoorlijkheid' iets was, dat men kon optellen, de som van charmes daar waarschijnlijk aanmerkelijk hooger uitvallen dan bij de literatoren, (al zijn er een paar allerliefste portretjes onder; bekijk de blz. April-Mei maar eens:) ook al, omdat het heele acteursbedrijf er toe leidt de uiterlijke schoonheid zooveel mogelijk te cultiveeren en op zijn best te doen uitkomen; terwijl een auteur het grootste deel van zijn leven achter zij.i bureau pleegt door te brengen, meer verdiept in den betooverenden glimlach van zijn heldin, dan in zijn eigen gelaatsuit drukking. Toch heeft men bij de literatoren n voor deel,dat men bij de schattige Annie van Ees'jes, en de serie van heerscherskoppen van tooneeldirecteuren" waarschijnlijk zal moeten mis sen: bij elk portret staat 'hier een citaat uit zijn of haar werk, dat in zijn meerdere of mindere belangwekkendheid mét het levens bericht en den geboortedatum, ons de heele persoonlijkheid toch wel weer wat nader brengt. Hoe typeerend is het b.v. dat Mr. P. H. Ritter Jr. niet een citaat heeft gekozen uit zijn latere, vlottere,, lossere werk, (b.v. die allerbekoorlijkste Zeeuwsche mijmeringen" of De kunst van het Reizen,") maar dat hij teruggegrepen heeft naar het zeer zuivere, moeizaam-uitdiepende resultaat van een jeugd: Kleine prozastukken", en daar dit uit overschreef: Heeft niet de aandacht in hare onderworpenheid een zedelijk karakter? Zich willen voegen tot onderworpenheid is de gelofte, tot het binnentreden der aandacht gevergd. Deze onderworpenheid wordt gemist in de begeerte, welke als de aandacht, een bereiken beoogt. Maar de begeerige gelooft in zijn, de aandachtige in het bereiken. De begeerige gelooft aan de kracht van zijn wil, de aan dachtige aan de zegening der onthouding". Hoe begrijpen we de scherpe lijnen op het strak-getrokken gezicht van Van Rensburg, zijn turende oogen, als we in het crbovenstaande gedicht ervaren, dat deze aarde voor zijn belangstelling een te beknopte verblijfplaats is, en dat hij droomt van inter-asteraal" con tact met Mars en de Mars-bewoners ! Als we den lachenden Timmermans-kop zien naast zijn lachende, blonde kindje, en we lezen er boven van den langen natten kus op haar lippen en haar witte tanden," dan weten we meteen wat hij op ons voor heeft, en wat wij tegelijkertijd soms te«en hem hebben: een onbevangenheid, die charmeert, maar die, als ze over een bepaald streepje gaat, als smakeloosheid aandoet; en? bij het lezen van het gedicht van Hermai/van den Bergh, (de allerjongste, die hier vertegen woordigd is en dien de jongeren gaarne als hun besten representant naar voren schuiven,) kunnen we er over mijmeren, hoe buitenge woon moeilijk een oudere generatie de daarop-volgende recht laat wedervaren. ,,/ooals levens zich voelen het leven bekorten wanneer over moerassen doodslucht glijdt: het riekt bederf in't dringen der kohorten -er is geen ras dan de persoonlijkheid!" Is het nu alleen, omdat ik twaalf jaar later geboren ben,dan deze dichter, dat zijn vier regels mij niets doen? Staan wij al weer even onbegrijpend tegenover wat na ons komt, als de ouderen tegenover de tachtigers? Bewaar mij voor de verstarring !. Qua portret is de zelf-uitbeelding van Just Havelaar natuurlijk het boeiendst, als een nieuwe profeet Jesaia met brandende oogen en een zachten mond; maar als citaat houd ik, geloof ik, het meeste van het zeer dramatische gedicht van Francais Pau wels over het oudevroiiwenhuis, met den schrijnender! slotregel, en van het fragment Een echt gezellig jakje van zandkleurige crêpe de Chine, geborduurd met goudgeel en steenrood. Omboordsel van bruine zijde. Rok van donkerbruin fluweel. MiiiiiiMiffiiiiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiitiiiii uit Kleine Inez" van den jongen schrijver Van Gen deren Stort, welk laatste ik voor u zal overschrijven, omdat ik meen, dat we hier de wedergeboorte van een zeer opmerkelijk talent kunnen vieren, dat in zijn eerste jaren bede.ikelijk-rnorbide neigingen vertoonde, maar dat in dezen nieuwui nmiai zich ver rassend vernieuwd heeften verdiept.... De woorden op den kalender zijn de philosophieén van een beminnelijker!, kinderlijken, nobelen ouden heer tegen zijn kleine nichtje, met wie hij aan het planten zoeken is voor zijn ver zameling: En al dat leven, waarvan de droppels en de sterren vol waren, al dat leven ontstond uit liefde, gelijk het uit de kracht van die liefde was, dat alle dingen streefden naar de uiterste volmaaktheid, ais naar het hoogste geluk, ondanks tegenwerking, ongelukken en allerlei jammerlijks, waaraan het leven nu eenmaal rijk was en hoe zou het ook anders kunnen, waar zoovele dingen begeerden te leven, dat wil zeggen .gelukkig te zijn. De liefde had kiene Inez gewekt en door de liefde werden de sterren gedreven in haar eeuwige banen. Zoo was het altijd geweest en zoo zou het altijd zijn en die liefde,die de wereld doordrong en waarvan zij de openbaring was, zou men ook God kunnen noemen." Noode missen we portret en citaat van vier onzer meest begaafde dichters A. van Collem, eerten Gossaert, A, Roland Holst en M. Nijhoff. Dat de consciencieuse samenstelster zou hebben vergeten hen uit te noodigen is niet aan te nemen, daar ze zelfs den ZuidAfrikaander Celliers en den Javaan Noto Soroeto in den kring van haar belangstelling trok. Ze zullen dus hebben geweigerd; waarom? Zijn ze zoo heelemaal niet ijdel? of juist zoo erg ijdel? Moeilijk probleem, te moeilijker op te lossen, omdat ze ons juist hun beeltenissen, waaraan we die geheimen hunner ziel misschien zouden kunnen aflezen, hebben onthouden.. In elk geval denk ik dat menige vrouwelijke letterkundige, die eerlijk haar geboortejaar opbiechtte, met een soort van benijdend ont zag naar het levensberichtje" van Albertine Draayer-de Haas zal hebben gekeken, die het lekker niet vertelt," en wier fleurig en jong portret ui t tarten d schijn t te zeggen : Ze g m aar eens, wat je denkt.... Je raadt liet toch niet". ANNIE S A i, o M ONS iiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiniiiminiiiiiiiii mini iimiiiiimiimiiimi VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. GISTEREN?' Over het nog niet bebouwde land ga ik naar mijn werk. Daar waar er een toegangspad naar den weg is, zie ik, dat twee kleine jongens naar rnij wijzen en het over mij hebben. Ik weet niet wat het is. dat de opmerkzaamheid der kereltjes trekt. Maar, als ik in hun nabij heid kom, kijken zij mij met booze blikken aan en een vraagt op den toon der diepste verachting: ben jij dat wijf van gisteren?" Ik weet, dat het verstandiger is maar niet een onderzoek in te stellen naar de be teekenis van de vraag en heel stil mijns weegs te gaan zonder eenige opmerkzaamheid te besteden aan de jochies, want het is niet juist aangenaam in een straat eener groote stad door het een of ander kinderen te mis hagen. Heel bescheiden loop ik dus door. Er schijnt echter iets in mijn uiterlijk te zijn, waardoor de jongens tot het inzicht komen, dat zij zich vergist hebben en ik klaar blijkelijk het wijf van gisteren" niet ben. Met hun stevig, vlug stappende beenen halen zij mij tenminste in, besteden mij geen aan dacht meer, kijken zelfs niet om, zeggen niets meer, babbelen vergenoegd met elkander. Ik mag dus de gevolgtrekking maken, dat zij mij niet meer nemen voor het wijf van gisteren". Zij loopen voor mij uit. Naar hun grootte te oordeelen, zijn het kereltjes van tien of elf jaar en volgens hun kleeding behooren zij tot ge zinnen, waar oeconomische omstandigheden niet drukken. De vraag, die zij met hun zoo diepe veront waardiging stelden, klinkt in mijn ooren, ter wijl ik naar mijn werk ga. Wat kan dat wijf van gisteren" toch ge daan hebben, peins ik op den langen weg, dien ik af te leggen heb en waar ik de twee babbelende kereltjes voortdurend voor mij uitzie. Heeft zij door het een of ander de aandacht getrokken van de twee baasjes en het gewaagd iets terug te zeggen, waardoor zij zich niet meer de heerschers van den openbaren weg voelen? Zou het mogelijk kunnen wezen, dat de stevige kereltjes het een of andere levend wezen plaagden, niet tegen hen opgewassen: een dier, een klein kind, een weerloozen oude? Heeft zij toen den moed gehad partij te trekken? Heeft zij in drift den arm van een der ventjes eens stevig geschud? Of is zij in opstand gekomen, toen een grij pende hand een plant trachtte te vernielen? Heeft zij toen de eigendommen der gemeen schap trachten te beschermen? Of die van een particulier, toen een steen door een ruit vloog of een krassend scherp.iets omiitwischbare sporen trok in een pas geverfde deur? Heeft het wijf van gisteren" zoo iets ge waagd? Het moet wel iets bizonders zijn geweest, een inbreuk op de rechten van kereltjes onzer straten, iets wat wrok heeft doen nestelen in hun hartjes, het beeld van het wijf voor hun geestesoogen deed blijven, zoo, dat ik, die argeloo. en onschuldig naar mijn werk ging, etdoor hen van verdacht werd, dat ik het wijf" was en zij kereltjes van zoo om en bij de tien jaar slingerden rnij de vraag in het gezicht hetwelk, zooals mijn spiegel mij vertelt, niet gansch en a! meer dat der jeugd is ! En terwijl ik de kereltjes voor mij uit zag. loopen, ik achter hen aanstapte, zij om op de school onderwezen en opgeleid te worden, ik om te onderwijzen en op te voeden, en als een Sherlock Holmes de geheimen trachtte te vinden tusschen die kinderen en dat wijf van. gisteren, verrees er plotseling voor mijn geest een ander tafreeltje, hoorde ik een andere vraag. Zij werd gesteld k aan mij, k op de straat. Het gebeurde op een der drukste gedeelten. eener drukke stad. Er was een heksensabbath van geluiden: gedreun, gedaver, geschreeuw. gebel. Maar boven alles uit klonk het gillen. van twee kleine meisjes, twee peuters, twee dreumessen van drie of vier jaar. Zij speelden op haar wijze, en schreeuwden doordringend, gillend. Toen zei ik, o, hél zacht, o, hél vriendelijk; toe, kinderen, schreeuw zoo niet". Een oogenblik keken de twee peuters mij aan; n oogenblik waren zij verbluft, dat een groot mensen" iets had durven zeggen; n oogenblik zwegen zij. Toen werd een vuil, brutaal snoetje naar mij opgeheven. Toen flitste het uit de oogen van het parmantige gezichtje. Toen opende zich het mondje van het kleine ding. Toen zette het dreumesje zich in postuur. Toen kwam er over haar lipjes die zich spitsten.de vraag: gaat het jou an?" En de dreumesjes van drie of vier jaar schreeuwden en gilden met vernieuwden moed en ijver. Tusschen de vraag van die twee goed ge130 X 325 - Vanaf f 10.75 per paar kleede tienjarige kereltjes en die van de twee heel kleine meisjes met hun brutale bakkesjes en armoe-kleertjes lag een tijd van een jaar. Het grut van toen heb ik niet meer teruggezien of niet meer herkend. Het eerste leek rnij waarschijnlijker. Ik vermoedde, dat als mijn weg zich den volgenden dag had gekruist met dien der kleine schreeuwsters, zij ook mij iets hadden gezegd of gevraagd, dat in beteekenis overeenkwam met: ben jij dat wijf van gisteren?" Zoover was ik met mijn overpeinzingen ge komen, toen ik de twee jongens uit het oog verloor. Zij hadden waarschijnlijk de straat in geslagen, waar het gebouw "lag, dat de poort was naar het land hunner kennis en opvoeding. Ik moest aan het poortontsluiten gaan. De ironie van het lot wilde dien dag niet, toen in mijn ooren de vragen klonken uit kindermond vernomen: ben jij dat wijf van gisteren?" en: gaat het jou an?", dat ik te vertellen had over de wetten en opvattingen van Lycurgus en Spartanen. Want met het beeld van die twee tienjarige jongens en de twee andere peuters voor mij, was het moeielijk geweest om wijsheid te putten uit dat verleden, toen de volwassenen aansprakelijk werden gesteld voor de gedra gingen van het kind. I u A H H; ij i; K M A N s IIIIIIIIMUIIIIHIIIII HET VONDELPARK Wat heb ik er veel liefs en schoons gezien en beleefd van intiem leven van planten en dieren, van jolig menschengedoe. Het aller mooist heb ik altijd gevonden de sneeuwbalpartijen van de Gymnasiasten en Hoogere Burgers en Burgeressen en ieder die wou meedoen, 's Middags na schooltijd in de avond schemering tusschen de witte berkestammen, fijn gewirwar van twijgen tegen de lucht en dan al die jolige jongens en meisjes, ontsnapt aan hun stadskooi.ln die tien jaar dat ik vlak bij het Park woonde, heb ik nooit een sneeuwdag verzuimd, om daar naar te gaan kijken. Die jongelui zijn nu mannen en vrouwen tusschen de veertig en vijftig. Zijn ze ook ifd van de Vereeniging tot aanleg van een Rij en Wandelpark te Amsterdam?" Ik gelukkig wel, en sinds vele jaren, anders mocht ik nu niet meepraten. Een ander gevalletje. Op een mooien Mei morgen loopen een zestigtal schoolkinderen, tienjarigen, vier aan vier het Park door, .. zacht zingende. Twee onderwijzers achteraan, sigaar in 't hoofd. Nog een eindje verder, incognito, een schoolcommissielid, zeer serieus man. Hij loopt zoo een half uur mee en komt zich dan bij mij beklagen, dat die kerels de kinderen niets geleerd hebben. En hoofd schuddend gaat hij heen, als ik hem zeg, dat die heeren al ruimschoots iets goeds hebben gedaan met die kinderen daarheen te brengen en hun mooie stemming niet te bederven met didactisch gedoe. Ze zullen later in school zeker wel wat te vertellen hebben, vooral met het oog op volgende wandelingen. Hebt u ook gehoord wat die kinderen zongen? Ja, geheel uit zichzelf. Die schoolmeesters gaven ook daarin geen leiding, ze rookten alleen maar en spraken niet met elkaar. Goddank. Hadden alle scholen maar een Vondelpark in hun buurten gingen alle onderwijzers maar telkens er eens elke week een paar uurtjes met hun klassen heen, cle kinderen zachtjes zingende en als in een droom voortstappend. En wees maar niet bang, dat ze niet al heel spoedig de voornaamste boomen en vogels en bloemen van het park zouden leeren kennen, veel beter en levendiger en inniger, dan wan neer de onderwijzer daar in het park hagepreken zou gaan houden. Dan zou er weldra ook niet zoovee! over bal-dadigheid geschet terd behoeven te worden.Of die kinderen, op groeiend, ook lid zouden worden van de Vereeniging tot aanleg van een Rij- en Wandel park te Amsterdam?" En geven de strevers naar volkskracht en volksdeugd flinke donaties aan de Vereeniging die nu al bijna zestig jaar lang deze oase in stand heeft gehoudui? Een Rijpark. Ik geloof wel, dat de stichters van de Vereeniging gedacht hebben aan zoo iets als het Bois de Boulogne of Hyde Park. De groote wegen langs den buitenrand geven wel mogelijkheid voor verkeer van een dubbele rij van deftige equipages. In die richting heeft het Park zich echter niet ontwikkeld, maar van ouds is het een geliefd oord geweest voor den wielrijders.en ik herinner mij ook nog heel goed de optochten van de hoogwielige oude vélocipèdes. Dat het er nu wel eens te druk wordt ligt niet aan het Vondelpark, maar aan de afwezigheid van andere parken. Wat doen die duizenden wielrijders nu voor het in stand houden van het Rij-en Wandel park? Wat doet de Rijwielbond? En de auto mobilisten? Ze mogen het toch wel op prijs stellen, dat Amsterdam hier zoo'n mooien inen uitrit heeft. De vijvers. In den zomer doen ze niet anders dan spiegelen en ruimte geven. Men kon wel iets meer van hen vergen. Maar in den winter maken /.e alles weer goed, want het schaatsenrijden op de vijvers is toch heel wat anders dan op de banen van de Ijsclub en dat het er wat druk en misschien wel wat besloten is, ligt alweer niet aan het Park zelf, maar aan de betreurenswaardige omstandigheid, dat men heeft nagelaten andere parken aan te leggen in aansluiting met dezen eersteling. Als nu ieder, die wel eens plezierig schaatsen gereden heeft op deze vijvers, ook eens wilde denken aan de Vereeniging tot aanleg (en instand houding) van een Rij- en Wandelpark." En dan nog al de lui die naar de muziek komen hooren. Ik voor mij geloof dat al de luisteraars met plezier op zijn minsteen kwartje per coacert aan de Vereeniging zouden willen geven, als ze maar duidelijk wisten, hoc ze de Vereeniging konden bereiken. Een collecte na een mooi nummer zou wonderlijk kunnen meevallen, want over het algemeen zijn de menschen wel goedgeefsch, als je het hun maar gemakkelijk maakt. De duizenden weten natuurlijk heelemaal niet, dat het Park een particuliere onderneming is, maar aan vaarden het als iets dat-bestaat. Hetzelfde denkt men ook wel van Artis. Al het bovenstaande heeft nu nog niefs te maken met het gedetailleerde natuurgenot, met de bekendheid met planten-en dieren leven. Voor de groote massa is de ruimte, de algemeene indruk va~i kleur en fleur, de ge legenheid om zich te bewegen, voldoende en ik neem graag aan dat dit ook het voornaam ste is. Toch komt het inniger genot pas, wanneer we gaan onderscheiden. Zeer zeker is het dan ook de taak van de Directie van het Park, om niet alleen te zorgen voor een goed geordend stelsel van wegen en paden, vooreen stijlvollen aanleg van waterpartijen en grasvlakten, boomenrijen en heestergroepen en vooreen illusie van veel grooter ruimte, maar ook voor een verscheidenheid van planten soorten en vooreen verzorging van het plant soen, die de mogelijkheid van een rijk dieren leven niet buitensluit. Deze dingen zijn zelfs van belang voor hen, die zich er in het geheel geen rekenschap van geven en die bijvoor beeld het bestaan van vogelzang eerst zouden beseffen, wanneer de vogels ophielden met zingen. In zijn eersten aanleg heeft het Vondel park aan dezen eisch zeer goed voldaan, voor al wel doordat het terrein weinig of niet werd opgehoogd en de beplanting in hoofd zaak beperkt bleef tot de natuurlijke vegetatie van het rnoerasbosch: elzen, berken, esschen met lijsterbes en vogelkers. Het ontbrak er alleen nog maar aan, dat men langs de vijvers hier en daar rietzoomen aanbracht en ik ver wonder mij er nog altijd over, dat men dat heeft nagelaten. In tusschen kan men er ,,, OVER BOEKEN EN TIJD SCHRIFTEN Er zijn twee goede meisjesboeken ver schenen bij Gebr. Kluitman, Alkmaar: TUlv en liuur vriendinnen, door Mevr. BrinkgreveWicherink, en Mies en Loes, door Mevr. Wijsman-Goedkoop. Beide boeken zijn geïllus treerd door Nettie Heyligers. Wat het eerste betreft, behoeft men slechts den naam van de schrijfster te noemen, om de overtuiging te wekken van rnet prima waar te doen te hebben. Haar vorig werk op dit gebied staat daarvoor borg. Het tweede, in denzelfden trant zij het met geheel daarmee op gelijke lijn staande ademt denzelfden gezonden geest.'Het brengt evenzoo, op natuurlijken toon, het lief en leed m beeld van normale moderne meisjes tusschen 12 en l (i jaar, uit den beschaafden stand. In beide boeken komen o..a. kostscholenter sprake. Vaak hoort men die minachten als een slecht surrogaat voor het gezinsleven maar vaak toch 00k waardeeren juist als tegenstelling en aanvulling, 't zjj '?,?het ouderhuis te meer op prijs te leeren stellen ot om als overgang te dienen tusschen dit Heiligdom en den toekomstigen omgang met vreemden in de buitenwereld. Een van Kitty's vriendinnen brengt een maand door op een erg onbehaaglijk instituutMies en Loes komen terecht op een heel wat beter inrichting van dien aard. Beide boeken hebben veel kans om door jeugdige lezeressen verslonden" te worden ; K T K L; i u A C A R i; i. s i; N l Signora M.GALLENGA l l ROME '| J heeft hare hoog artistieke kleeding- ? | stukken en meerdere Itafiaansche l j| kunstvoorwerpen tentoongesteld in H IKUNSTZAAL FETTER,| l WETERINGSCHANS 79, | g (Mevrouw Oallniga is persoonlijk aanwezig.) B IIIIMMHMMItmi misschien nog wel eens toe besluiten en ook. zonder den rietzoom heeft het Park vooral in de eerste dertig jaren van zijn bestaan rijkelijk stof geleverd aan hen die ervan hou den, om het leven van planten en dieren van nabij te bekijken. Daar wil ik de volgende week nog wel iets van vertellen, maar ik kan alvast besluiten met de verzekering dat de natuurliefhebbers" wel in de allereerste plaats de verplichting mogen gevoelen, om het Park te steunen uit alle macht. J \ c. P. T H i j s s i; Rugpijn Niets bestaat ei dat beter is dan Moau's l.innnent. Stilt cle pijn Miei en zeker. Houdt liet in ^ereedht id voor Kheumatiek. Neuraljfie. Ischias, Yerstni'kinxen en andere pijnen. JJiïngt U'our /ouder inwrijven. Verkrijgbaar bij alle Apothe kers t n Drogisten. P rijs-f ? 1. SLOANS Liniment

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl