Historisch Archief 1877-1940
11 Nov. '22. No. 2368
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
WAT DE WEEK BRACHT
Het is vol in de Stadsschpuwburg te Haar
lem. De verschillende rangen zijn bezet met
kinderen en van de meesten, de begeleidende
ouders, 't Is een vroolijk, dartel troepje.
Ze bewegen zich vrij en ongedwongen in de
gangpaden. De luchtige kleedjes geven een
blij kleurenspel. Al levenslust en pret! Geen
wonder, Mien Sybrandi-Halberstadt geeft
de jaarlijksche uitvoering van leerlingen
harer soloklassen en zangklasjes. Er zijn
kleintjes die wellicht voor 't eerst voor 't
voetlicht komen en ook leerlingen die de
studie wel haast volbracht zullen hebben.
Verleden jaar was de uitvoering in de
Haarlemsche Concertzaal. Met Kerstmis werd
toen medegewerkt aan een Kerstcantate
onder Nico Gerharz' leiding, 't Was of 't
toen niet vlotte. De kinderen zelf vonden 't
genot vrij matig" en een der kleine
zangeresjes die zeker op flink applaus had gerekend,
maakte in mijn buurt zelfs de opmerking
dat ze 't geklap vrij rot" vond. 't Was een
wel wat krasse kinderbewering, maar deze
bewees in elk geval dat er wat haperde.
Dit jaar waren de kinderen weer in hun
element, er was de oude stemming. Mien
Sybrandi weet zich aardig, opgewekt en
eenvoudig onder haar troepje te bewegen.
Er is een huiselijke toon, die ten gunste van
het debuteeren werkt. Als kleine Lottie
in 't Beertje" van Anna Lambrechts-Vos
haar groote Teddy al zingende uitkleedt en
zorgzaam in 't wiegje legt, dan geschiedt
dit kinderlijk-naif met totaal negeeren van
de menschen die van uit de zaal naar het
kindergebeuren kijken. Zoo zingen de kin
deren al spelend en spelen ze onbevangen
al zingend, met heldere zuivere stemmetjes,
duidelijk van uitspraak en accent, compo
sities van onze voornaamste hedendaagsche
kindercomponisten onder wien vooral
Hendrika van Tussenbroek zoo juist den
kindertoon heeft weten te treffen.
Na de kleinen, de meer gevorderden.
Enkelen zingen met beloften voor de toe
komst, bij anderen ligt in de stem niet dat
warme dat gevoelige dat zoo weldadig kan
aandoen. Zijn sommige liederen niet wat te
zwaar voor de jonge krachten bijv:
Tristesse" van G. Pierné? Kan het jeugdige
persoontje, de woorden die zulk een zielvolle
vertolking vragen doorvoelen?
Sober-indrukwekkend is het trio : piano, viool, zang Der
Spielmann". Ook in Abendstandchen" va.i
Jan Brandt Buijs" zingt een flinke stern en
wordt de fluitpartij door een genialen fluit
speler, vertolkt. Van de koortjes der ouderen
willen wij noemen lis sont partis les gas" van
Edmond Missa". De solopartij van la fiancée
is goed begrepen.
Bij alle liederen treft, behalve de goede
dictie en klan kvorming, detaktvolle piano
begeleiding van Emmy van Eden. Haast
onopgemerkt worden de stemmen door het
kavie r ondersteun d.Maar wie bij
v.bij,,Sommernacht" van Edwin Schultz als de zang te kort
schiet,zijn aandacht bepaalde tot het
accompagnement, kon genieten van het spel, dat z
innig de stemming van de natuur verklankte.
Maar, Emmy van Eden, breng in vele uwer
begeleidingen iets meer van u zelf naar voren.
Aan den zang zal dit niet schaden, integen
deel, ge inspireert daardoor wellicht meer.
Ge hebt een zuiveren, gevoclvollen aanslag
die in de begeleiding een groote r rol kan
spelen. Het spel is nu soms tébescheiden.
Mevr. Sybrandi heeft zich zér veel moeite
voor dezen avond gegeven. Zij kan er, met
voldoening op terugzien. Alleen de toe
hoorders waren te vermoeid om tot het einde
alles te kunnen waardeeren. De avond gat'
waarlijk téveel.
Jo Schouten hield deze week weer haar
gewone St. Nicolaas-tentoonstelling van
handenarbeid: naald- en weefwerk, Nieuwe
Spiegelstraat 59 Amsterdam. Er waren dit
maal stukken van beteekenis, o.a. twee
groote karpetten, in Smyrna knoopwcrk
uitgevoerd op het kleine weef toestel en meer
weefwerk, dat genoemd mag worden als een
fel groen met zwart kussen waardoor speelsch
een gouddraadje^schittertin geometrisch
gobeffniiimiiiliiMiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiitiiiiillliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliililllilllllli"
VRUCHTENKOEKJES
VAN
SIFKES - HAARLEM
zijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
lin, een vlöferkleedje in Smyrnaweefsel, enkele
rozengang- en blokjesweefsels e.d. Goed
borduurwerk en haakwerk was er mede te
zien van mej. A. Bleeker. Zooals aan velen
bekend is, worden door Jo Schouten de
werken ook begonnen verkocht, met levering
van het materiaal.
Bijzondere fraaie Italiaansche kunst was
te bezichtigen in de kunstzaal Fetter. Wij
komen op deze tentoonstelling, onder 't
patronaat van Signora Gallenga terng, wan
neer deze over eenige weken te Aerdenhont
wordt gehouden.
E L i s. M. ROGGE
De casaque
Teekening voor de Amsterdammer"
van Marietje Heyligers.
,BEN JIJ DAT WIJF VAN
iiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiitiim
BIJKOMSTIGHEDEN
XLVI
De letterkundige kalender voor 1923,
samengesteld door Marie Schmitz en uitge
geven door J. Philip K niseman, zou men een
bijkomstigheid" van de literatuur kunnen
noemen, maar dan een zeer gezellige en
boeiende bijkomstigheid.
Ik geloof, dat er over het algemeen mér
be langste Hing bestaat voo r een tooneelka\tn de r,
en inderdaad zou, wanneer bekoorlijkheid'
iets was, dat men kon optellen, de som van
charmes daar waarschijnlijk aanmerkelijk
hooger uitvallen dan bij de literatoren, (al
zijn er een paar allerliefste portretjes onder;
bekijk de blz. April-Mei maar eens:) ook al,
omdat het heele acteursbedrijf er toe leidt de
uiterlijke schoonheid zooveel mogelijk te
cultiveeren en op zijn best te doen uitkomen;
terwijl een auteur het grootste deel van zijn
leven achter zij.i bureau pleegt door te brengen,
meer verdiept in den betooverenden glimlach
van zijn heldin, dan in zijn eigen gelaatsuit
drukking.
Toch heeft men bij de literatoren n voor
deel,dat men bij de schattige Annie van Ees'jes,
en de serie van heerscherskoppen van
tooneeldirecteuren" waarschijnlijk zal moeten mis
sen: bij elk portret staat 'hier een citaat uit
zijn of haar werk, dat in zijn meerdere of
mindere belangwekkendheid mét het levens
bericht en den geboortedatum, ons de heele
persoonlijkheid toch wel weer wat nader
brengt.
Hoe typeerend is het b.v. dat Mr. P. H.
Ritter Jr. niet een citaat heeft gekozen uit
zijn latere, vlottere,, lossere werk, (b.v. die
allerbekoorlijkste Zeeuwsche mijmeringen"
of De kunst van het Reizen,") maar dat hij
teruggegrepen heeft naar het zeer zuivere,
moeizaam-uitdiepende resultaat van een
jeugd: Kleine prozastukken", en daar dit
uit overschreef: Heeft niet de aandacht in
hare onderworpenheid een zedelijk karakter?
Zich willen voegen tot onderworpenheid is de
gelofte, tot het binnentreden der aandacht
gevergd.
Deze onderworpenheid wordt gemist in de
begeerte, welke als de aandacht, een bereiken
beoogt. Maar de begeerige gelooft in zijn,
de aandachtige in het bereiken. De begeerige
gelooft aan de kracht van zijn wil, de aan
dachtige aan de zegening der onthouding".
Hoe begrijpen we de scherpe lijnen op het
strak-getrokken gezicht van Van Rensburg,
zijn turende oogen, als we in het
crbovenstaande gedicht ervaren, dat deze aarde voor zijn
belangstelling een te beknopte verblijfplaats
is, en dat hij droomt van inter-asteraal" con
tact met Mars en de Mars-bewoners !
Als we den lachenden Timmermans-kop
zien naast zijn lachende, blonde kindje, en we
lezen er boven van den langen natten kus
op haar lippen en haar witte tanden," dan
weten we meteen wat hij op ons voor heeft,
en wat wij tegelijkertijd soms te«en hem
hebben: een onbevangenheid, die charmeert,
maar die, als ze over een bepaald streepje
gaat, als smakeloosheid aandoet; en? bij
het lezen van het gedicht van Hermai/van
den Bergh, (de allerjongste, die hier vertegen
woordigd is en dien de jongeren gaarne als
hun besten representant naar voren schuiven,)
kunnen we er over mijmeren, hoe buitenge
woon moeilijk een oudere generatie de
daarop-volgende recht laat wedervaren.
,,/ooals levens zich voelen het leven bekorten
wanneer over moerassen doodslucht glijdt:
het riekt bederf in't dringen der kohorten
-er is geen ras dan de persoonlijkheid!"
Is het nu alleen, omdat ik twaalf jaar later
geboren ben,dan deze dichter, dat zijn vier
regels mij niets doen? Staan wij al weer even
onbegrijpend tegenover wat na ons komt, als
de ouderen tegenover de tachtigers? Bewaar
mij voor de verstarring !.
Qua portret is de zelf-uitbeelding van
Just Havelaar natuurlijk het boeiendst, als
een nieuwe profeet Jesaia met brandende
oogen en een zachten mond; maar als
citaat houd ik, geloof ik, het meeste van het
zeer dramatische gedicht van Francais Pau
wels over het oudevroiiwenhuis, met den
schrijnender! slotregel, en van het fragment
Een echt gezellig jakje van zandkleurige
crêpe de Chine, geborduurd met goudgeel
en steenrood. Omboordsel van bruine zijde.
Rok van donkerbruin fluweel.
MiiiiiiMiffiiiiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiitiiiii
uit Kleine Inez" van den jongen schrijver
Van Gen deren Stort, welk laatste ik voor u zal
overschrijven, omdat ik meen, dat we hier
de wedergeboorte van een zeer opmerkelijk
talent kunnen vieren, dat in zijn eerste jaren
bede.ikelijk-rnorbide neigingen vertoonde,
maar dat in dezen nieuwui nmiai zich ver
rassend vernieuwd heeften verdiept.... De
woorden op den kalender zijn de philosophieén
van een beminnelijker!, kinderlijken, nobelen
ouden heer tegen zijn kleine nichtje, met wie
hij aan het planten zoeken is voor zijn ver
zameling:
En al dat leven, waarvan de droppels en de
sterren vol waren, al dat leven ontstond uit
liefde, gelijk het uit de kracht van die liefde
was, dat alle dingen streefden naar de uiterste
volmaaktheid, ais naar het hoogste geluk,
ondanks tegenwerking, ongelukken en allerlei
jammerlijks, waaraan het leven nu eenmaal
rijk was en hoe zou het ook anders kunnen,
waar zoovele dingen begeerden te leven, dat
wil zeggen .gelukkig te zijn. De liefde had kiene
Inez gewekt en door de liefde werden de sterren
gedreven in haar eeuwige banen. Zoo was het
altijd geweest en zoo zou het altijd zijn en
die liefde,die de wereld doordrong en waarvan
zij de openbaring was, zou men ook God
kunnen noemen."
Noode missen we portret en citaat van vier
onzer meest begaafde dichters A. van Collem,
eerten Gossaert, A, Roland Holst en M.
Nijhoff. Dat de consciencieuse samenstelster
zou hebben vergeten hen uit te noodigen is
niet aan te nemen, daar ze zelfs den
ZuidAfrikaander Celliers en den Javaan Noto
Soroeto in den kring van haar belangstelling
trok. Ze zullen dus hebben geweigerd; waarom?
Zijn ze zoo heelemaal niet ijdel? of juist zoo
erg ijdel? Moeilijk probleem, te moeilijker op
te lossen, omdat ze ons juist hun beeltenissen,
waaraan we die geheimen hunner ziel misschien
zouden kunnen aflezen, hebben onthouden..
In elk geval denk ik dat menige vrouwelijke
letterkundige, die eerlijk haar geboortejaar
opbiechtte, met een soort van benijdend ont
zag naar het levensberichtje" van Albertine
Draayer-de Haas zal hebben gekeken, die het
lekker niet vertelt," en wier fleurig en jong
portret ui t tarten d schijn t te zeggen : Ze g m aar
eens, wat je denkt.... Je raadt liet toch niet".
ANNIE S A i, o M ONS
iiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiniiiminiiiiiiiii mini iimiiiiimiimiiimi
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
GISTEREN?'
Over het nog niet bebouwde land ga ik
naar mijn werk. Daar waar er een toegangspad
naar den weg is, zie ik, dat twee kleine jongens
naar rnij wijzen en het over mij hebben. Ik
weet niet wat het is. dat de opmerkzaamheid
der kereltjes trekt. Maar, als ik in hun nabij
heid kom, kijken zij mij met booze blikken
aan en een vraagt op den toon der diepste
verachting: ben jij dat wijf van gisteren?"
Ik weet, dat het verstandiger is maar
niet een onderzoek in te stellen naar de be
teekenis van de vraag en heel stil mijns weegs
te gaan zonder eenige opmerkzaamheid te
besteden aan de jochies, want het is niet
juist aangenaam in een straat eener groote
stad door het een of ander kinderen te mis
hagen. Heel bescheiden loop ik dus door.
Er schijnt echter iets in mijn uiterlijk te
zijn, waardoor de jongens tot het inzicht
komen, dat zij zich vergist hebben en ik klaar
blijkelijk het wijf van gisteren" niet ben.
Met hun stevig, vlug stappende beenen halen
zij mij tenminste in, besteden mij geen aan
dacht meer, kijken zelfs niet om, zeggen niets
meer, babbelen vergenoegd met elkander.
Ik mag dus de gevolgtrekking maken, dat
zij mij niet meer nemen voor het wijf van
gisteren".
Zij loopen voor mij uit. Naar hun grootte te
oordeelen, zijn het kereltjes van tien of elf jaar
en volgens hun kleeding behooren zij tot ge
zinnen, waar oeconomische omstandigheden
niet drukken.
De vraag, die zij met hun zoo diepe veront
waardiging stelden, klinkt in mijn ooren, ter
wijl ik naar mijn werk ga.
Wat kan dat wijf van gisteren" toch ge
daan hebben, peins ik op den langen weg,
dien ik af te leggen heb en waar ik de twee
babbelende kereltjes voortdurend voor mij
uitzie.
Heeft zij door het een of ander de aandacht
getrokken van de twee baasjes en het gewaagd
iets terug te zeggen, waardoor zij zich niet
meer de heerschers van den openbaren weg
voelen?
Zou het mogelijk kunnen wezen, dat de
stevige kereltjes het een of andere levend wezen
plaagden, niet tegen hen opgewassen: een
dier, een klein kind, een weerloozen oude?
Heeft zij toen den moed gehad partij te
trekken? Heeft zij in drift den arm van een
der ventjes eens stevig geschud?
Of is zij in opstand gekomen, toen een grij
pende hand een plant trachtte te vernielen?
Heeft zij toen de eigendommen der gemeen
schap trachten te beschermen? Of die van
een particulier, toen een steen door een ruit
vloog of een krassend scherp.iets
omiitwischbare sporen trok in een pas geverfde deur?
Heeft het wijf van gisteren" zoo iets ge
waagd?
Het moet wel iets bizonders zijn geweest, een
inbreuk op de rechten van kereltjes onzer
straten, iets wat wrok heeft doen nestelen in
hun hartjes, het beeld van het wijf voor hun
geestesoogen deed blijven, zoo, dat ik, die
argeloo. en onschuldig naar mijn werk ging,
etdoor hen van verdacht werd, dat ik het wijf"
was en zij kereltjes van zoo om en bij de tien
jaar slingerden rnij de vraag in het gezicht
hetwelk, zooals mijn spiegel mij vertelt, niet
gansch en a! meer dat der jeugd is !
En terwijl ik de kereltjes voor mij uit zag.
loopen, ik achter hen aanstapte, zij om op de
school onderwezen en opgeleid te worden, ik
om te onderwijzen en op te voeden, en als een
Sherlock Holmes de geheimen trachtte te
vinden tusschen die kinderen en dat wijf van.
gisteren, verrees er plotseling voor mijn geest
een ander tafreeltje, hoorde ik een andere vraag.
Zij werd gesteld k aan mij, k op de
straat.
Het gebeurde op een der drukste gedeelten.
eener drukke stad. Er was een heksensabbath
van geluiden: gedreun, gedaver, geschreeuw.
gebel. Maar boven alles uit klonk het gillen.
van twee kleine meisjes, twee peuters, twee
dreumessen van drie of vier jaar. Zij speelden
op haar wijze, en schreeuwden doordringend,
gillend.
Toen zei ik, o, hél zacht, o, hél vriendelijk;
toe, kinderen, schreeuw zoo niet".
Een oogenblik keken de twee peuters mij
aan; n oogenblik waren zij verbluft, dat een
groot mensen" iets had durven zeggen; n
oogenblik zwegen zij.
Toen werd een vuil, brutaal snoetje naar
mij opgeheven. Toen flitste het uit de oogen
van het parmantige gezichtje. Toen opende
zich het mondje van het kleine ding. Toen zette
het dreumesje zich in postuur. Toen kwam er
over haar lipjes die zich spitsten.de vraag:
gaat het jou an?"
En de dreumesjes van drie of vier jaar
schreeuwden en gilden met vernieuwden
moed en ijver.
Tusschen de vraag van die twee goed
ge130 X 325 - Vanaf f 10.75 per paar
kleede tienjarige kereltjes en die van de twee
heel kleine meisjes met hun brutale bakkesjes
en armoe-kleertjes lag een tijd van een jaar.
Het grut van toen heb ik niet meer
teruggezien of niet meer herkend. Het
eerste leek rnij waarschijnlijker. Ik vermoedde,
dat als mijn weg zich den volgenden dag had
gekruist met dien der kleine schreeuwsters, zij
ook mij iets hadden gezegd of gevraagd, dat in
beteekenis overeenkwam met: ben jij dat
wijf van gisteren?"
Zoover was ik met mijn overpeinzingen ge
komen, toen ik de twee jongens uit het oog
verloor. Zij hadden waarschijnlijk de straat in
geslagen, waar het gebouw "lag, dat de poort
was naar het land hunner kennis en opvoeding.
Ik moest aan het poortontsluiten gaan.
De ironie van het lot wilde dien dag niet,
toen in mijn ooren de vragen klonken uit
kindermond vernomen: ben jij dat wijf van
gisteren?" en: gaat het jou an?", dat ik te
vertellen had over de wetten en opvattingen
van Lycurgus en Spartanen.
Want met het beeld van die twee tienjarige
jongens en de twee andere peuters voor mij,
was het moeielijk geweest om wijsheid te
putten uit dat verleden, toen de volwassenen
aansprakelijk werden gesteld voor de gedra
gingen van het kind.
I u A H H; ij i; K M A N s
IIIIIIIIMUIIIIHIIIII
HET VONDELPARK
Wat heb ik er veel liefs en schoons gezien
en beleefd van intiem leven van planten en
dieren, van jolig menschengedoe. Het aller
mooist heb ik altijd gevonden de
sneeuwbalpartijen van de Gymnasiasten en Hoogere
Burgers en Burgeressen en ieder die wou
meedoen, 's Middags na schooltijd in de avond
schemering tusschen de witte berkestammen,
fijn gewirwar van twijgen tegen de lucht en
dan al die jolige jongens en meisjes, ontsnapt
aan hun stadskooi.ln die tien jaar dat ik vlak
bij het Park woonde, heb ik nooit een
sneeuwdag verzuimd, om daar naar te gaan kijken.
Die jongelui zijn nu mannen en vrouwen
tusschen de veertig en vijftig. Zijn ze ook ifd
van de Vereeniging tot aanleg van een Rij
en Wandelpark te Amsterdam?" Ik gelukkig
wel, en sinds vele jaren, anders mocht ik nu
niet meepraten.
Een ander gevalletje. Op een mooien Mei
morgen loopen een zestigtal schoolkinderen,
tienjarigen, vier aan vier het Park door,
.. zacht zingende. Twee onderwijzers achteraan,
sigaar in 't hoofd. Nog een eindje verder,
incognito, een schoolcommissielid, zeer serieus
man. Hij loopt zoo een half uur mee en komt
zich dan bij mij beklagen, dat die kerels de
kinderen niets geleerd hebben. En hoofd
schuddend gaat hij heen, als ik hem zeg, dat
die heeren al ruimschoots iets goeds hebben
gedaan met die kinderen daarheen te brengen
en hun mooie stemming niet te bederven met
didactisch gedoe. Ze zullen later in school
zeker wel wat te vertellen hebben, vooral
met het oog op volgende wandelingen. Hebt
u ook gehoord wat die kinderen zongen? Ja,
geheel uit zichzelf. Die schoolmeesters gaven
ook daarin geen leiding, ze rookten alleen
maar en spraken niet met elkaar. Goddank.
Hadden alle scholen maar een Vondelpark
in hun buurten gingen alle onderwijzers maar
telkens er eens elke week een paar uurtjes
met hun klassen heen, cle kinderen zachtjes
zingende en als in een droom voortstappend.
En wees maar niet bang, dat ze niet al heel
spoedig de voornaamste boomen en vogels en
bloemen van het park zouden leeren kennen,
veel beter en levendiger en inniger, dan wan
neer de onderwijzer daar in het park
hagepreken zou gaan houden. Dan zou er weldra
ook niet zoovee! over bal-dadigheid geschet
terd behoeven te worden.Of die kinderen, op
groeiend, ook lid zouden worden van de
Vereeniging tot aanleg van een Rij- en Wandel
park te Amsterdam?" En geven de strevers
naar volkskracht en volksdeugd flinke donaties
aan de Vereeniging die nu al bijna zestig jaar
lang deze oase in stand heeft gehoudui?
Een Rijpark. Ik geloof wel, dat de stichters
van de Vereeniging gedacht hebben aan zoo
iets als het Bois de Boulogne of Hyde Park.
De groote wegen langs den buitenrand geven
wel mogelijkheid voor verkeer van een dubbele
rij van deftige equipages. In die richting heeft
het Park zich echter niet ontwikkeld, maar
van ouds is het een geliefd oord geweest voor
den wielrijders.en ik herinner mij ook nog heel
goed de optochten van de hoogwielige oude
vélocipèdes. Dat het er nu wel eens te druk
wordt ligt niet aan het Vondelpark, maar
aan de afwezigheid van andere parken.
Wat doen die duizenden wielrijders nu voor
het in stand houden van het Rij-en Wandel
park? Wat doet de Rijwielbond? En de auto
mobilisten? Ze mogen het toch wel op prijs
stellen, dat Amsterdam hier zoo'n mooien
inen uitrit heeft.
De vijvers. In den zomer doen ze niet anders
dan spiegelen en ruimte geven. Men kon wel
iets meer van hen vergen. Maar in den winter
maken /.e alles weer goed, want het
schaatsenrijden op de vijvers is toch heel wat anders
dan op de banen van de Ijsclub en dat het
er wat druk en misschien wel wat besloten is,
ligt alweer niet aan het Park zelf, maar aan de
betreurenswaardige omstandigheid, dat men
heeft nagelaten andere parken aan te leggen
in aansluiting met dezen eersteling. Als nu
ieder, die wel eens plezierig schaatsen gereden
heeft op deze vijvers, ook eens wilde denken
aan de Vereeniging tot aanleg (en instand
houding) van een Rij- en Wandelpark."
En dan nog al de lui die naar de muziek
komen hooren. Ik voor mij geloof dat al de
luisteraars met plezier op zijn minsteen kwartje
per coacert aan de Vereeniging zouden willen
geven, als ze maar duidelijk wisten, hoc ze de
Vereeniging konden bereiken. Een collecte
na een mooi nummer zou wonderlijk kunnen
meevallen, want over het algemeen zijn de
menschen wel goedgeefsch, als je het hun
maar gemakkelijk maakt. De duizenden
weten natuurlijk heelemaal niet, dat het Park
een particuliere onderneming is, maar aan
vaarden het als iets dat-bestaat. Hetzelfde
denkt men ook wel van Artis.
Al het bovenstaande heeft nu nog niefs
te maken met het gedetailleerde natuurgenot,
met de bekendheid met planten-en dieren
leven. Voor de groote massa is de ruimte, de
algemeene indruk va~i kleur en fleur, de ge
legenheid om zich te bewegen, voldoende en
ik neem graag aan dat dit ook het voornaam
ste is. Toch komt het inniger genot pas,
wanneer we gaan onderscheiden. Zeer zeker
is het dan ook de taak van de Directie van het
Park, om niet alleen te zorgen voor een goed
geordend stelsel van wegen en paden, vooreen
stijlvollen aanleg van waterpartijen en
grasvlakten, boomenrijen en heestergroepen en
vooreen illusie van veel grooter ruimte, maar
ook voor een verscheidenheid van planten
soorten en vooreen verzorging van het plant
soen, die de mogelijkheid van een rijk dieren
leven niet buitensluit. Deze dingen zijn zelfs
van belang voor hen, die zich er in het geheel
geen rekenschap van geven en die bijvoor
beeld het bestaan van vogelzang eerst zouden
beseffen, wanneer de vogels ophielden met
zingen. In zijn eersten aanleg heeft het Vondel
park aan dezen eisch zeer goed voldaan, voor
al wel doordat het terrein weinig of niet
werd opgehoogd en de beplanting in hoofd
zaak beperkt bleef tot de natuurlijke vegetatie
van het rnoerasbosch: elzen, berken, esschen
met lijsterbes en vogelkers. Het ontbrak er
alleen nog maar aan, dat men langs de vijvers
hier en daar rietzoomen aanbracht en ik ver
wonder mij er nog altijd over, dat men dat
heeft nagelaten. In tusschen kan men er
,,,
OVER BOEKEN EN
TIJD
SCHRIFTEN
Er zijn twee goede meisjesboeken ver
schenen bij Gebr. Kluitman, Alkmaar: TUlv
en liuur vriendinnen, door Mevr.
BrinkgreveWicherink, en Mies en Loes, door Mevr.
Wijsman-Goedkoop. Beide boeken zijn geïllus
treerd door Nettie Heyligers.
Wat het eerste betreft, behoeft men slechts
den naam van de schrijfster te noemen, om
de overtuiging te wekken van rnet prima waar
te doen te hebben. Haar vorig werk op dit
gebied staat daarvoor borg.
Het tweede, in denzelfden trant zij het
met geheel daarmee op gelijke lijn staande
ademt denzelfden gezonden geest.'Het brengt
evenzoo, op natuurlijken toon, het lief en
leed m beeld van normale moderne meisjes
tusschen 12 en l (i jaar, uit den beschaafden
stand.
In beide boeken komen o..a.
kostscholenter sprake. Vaak hoort men die minachten als
een slecht surrogaat voor het gezinsleven
maar vaak toch 00k waardeeren juist als
tegenstelling en aanvulling, 't zjj '?,?het
ouderhuis te meer op prijs te leeren stellen
ot om als overgang te dienen tusschen dit
Heiligdom en den toekomstigen omgang met
vreemden in de buitenwereld.
Een van Kitty's vriendinnen brengt een
maand door op een erg onbehaaglijk
instituutMies en Loes komen terecht op een heel wat
beter inrichting van dien aard.
Beide boeken hebben veel kans om door
jeugdige lezeressen verslonden" te worden
; K T K L; i u A C A R i; i. s i; N
l Signora M.GALLENGA l
l ROME '|
J heeft hare hoog artistieke kleeding- ?
| stukken en meerdere Itafiaansche l
j| kunstvoorwerpen tentoongesteld in H
IKUNSTZAAL FETTER,|
l WETERINGSCHANS 79, |
g (Mevrouw Oallniga is persoonlijk aanwezig.) B
IIIIMMHMMItmi
misschien nog wel eens toe besluiten en ook.
zonder den rietzoom heeft het Park vooral
in de eerste dertig jaren van zijn bestaan
rijkelijk stof geleverd aan hen die ervan hou
den, om het leven van planten en dieren van
nabij te bekijken. Daar wil ik de volgende
week nog wel iets van vertellen, maar ik kan
alvast besluiten met de verzekering dat de
natuurliefhebbers" wel in de allereerste
plaats de verplichting mogen gevoelen, om
het Park te steunen uit alle macht.
J \ c. P. T H i j s s i;
Rugpijn
Niets bestaat ei dat beter is dan
Moau's l.innnent. Stilt cle pijn
Miei en zeker. Houdt liet in
^ereedht id voor Kheumatiek.
Neuraljfie. Ischias,
Yerstni'kinxen en andere pijnen. JJiïngt
U'our /ouder inwrijven.
Verkrijgbaar bij alle Apothe
kers t n Drogisten.
P rijs-f ? 1.
SLOANS
Liniment