Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, W EEKBLAD VOOR NEDERLAND
18 Nov. '22. - No. 2369
TJIT PÏBT KXiAJDSGEZRZFT
EEN LETTERKUNDIGE
PIETER DRUCKER f
Er zijn carrières, waarvan het de moeite
waard is de hoofdlijnen te volgen en vast te
leggen.
De Maatschappij voor Letterkunde doet we'
is waar haar best om in bladen en levens
berichten verslag te geven van het leven
onzer groote landgenooten, maar het kan toch
zoo nu en dan voorkomen, dat er een beroemd
heid aan hare waarneming ontsnapt.
Zulk eene beroemdheid was PIETER
DRUCKER, een kortelings overleden intellectu
eel en letterkundige.
De heer Drucker verzamelde weliswaar geen
groot vermogen, en hij trad niet op den voor
grond, ja, zijn naam is zelfs heel weinig ge-'
noemd in de wetenschappelijke wereld en bij
alle belangrijke werken aan wier
tot-standkoming hij zijne medewerking verleende,
maar toch ontbreken de vruchten van zijn
letterkundigen arbeid in geen enkele particu
liere- of universiteitsbibliotheek van eenige
beteekenis.
Zij zullen nog jaren lang door duizenden
menschen, door professoren en studenten
geraadpleegd worden en er is geen boekhande
laar, die zich respecteert, die er niet eenige van
in voorraad heeft.
De werken van DRUCKER bewegen zich op
schier elk terrein van wetenschap, kunst,
economie, staatkunde, sport en belletrie.
Hij maakte wetboeken en romans, technische
vaklitteratuur op elk gebied, en, aan het
einde van zijn leven, bleek deze veelzijdige
mensch zelfs een zeldzamen aanleg te beziten
voor economie.
Hij is een der weinige intellectueelen van wie
gezegd kan worden dat hij nimmer tijden van
zorgen, nood of ontbering gekend heeft, en
dat de staat zijne verdiensten geheel en on
voorwaardelijk heeft erkend en beloond.
cP^éaF fe^s£^*rf<v. <J&t<ter£a^
M- s MOEZEL? ?i ILO.ÜO per u
WIJNHANDEL DE BARBANSON Amitel 51
Amsterdam.
IIIIIIIIIIIMIM
PIETER DRUCKER f
Weliswaar bezat hij in het geheel geen for
tuin en liet hij niets na, maar zijn leven lang
heeft de gemeenschap voor hem gezorgd.
De Staat gaf hem van zijn huwelijksdag af
eene ruime toelage voor woning, medische
verpleging enz., en ten slotte nog een aardig
pensioentje.
Uit dit alles bemerkt de lezer terstond welk
eene eigenaardige en /.eer bijzondere positie
deze intellectueel heeft ingenomen.
Reeds op twaalfjarigen leeftijd begon
Pieter Drucker zich op het gebied der publi
citeit te bewegen.
Vooralsnog liet hij slechts in kleinen kring
van zich spreken en wel onder hen die
tesamen met hem geroepen waren tot de eer
volle taak van de bewerking der nieuwe uit
gave van De Groote Wetenschappelijke
Enevclopaedie.
Behalve Pieter Drucker, die nog pas de
lagere school verlaten had met een vrij be
denkelijk rapport, waren nog een dertigtal
mannen voor dezen arbeid uitverkoren.
Het spreekt vanzelf dat hem slechts een
klein onderdeel van dit veelomvattende werk
was toevertrouwd, te weten de afdeeling der
geologie, en de vorming der verschillende
aardlagen en bergformaties. Maar oak de
geologie is een /eer uitgebreide wetenschap,
en men moet er zich in specialiseereu.
Pieter Drucker had dan ook slechts een
onderdeel voor zijne rekening:
Hij sorteerde de komma's en punten en
legde ze in twee bakjes gereed voor zijne
medewerkers.
Na zijne medewerking aan de
Encyclupeadie begaf hij zich op litterair gebied.
De roman waarvan hij de titels der hoofd
stukken had samengesteld beleefde zes her
drukken in een jaar tijds en kreeg prachtige
recencies in de bladen. Een bundel critiekeu
waarvan l:ij de inhouds-opgave dewelke
zeer geprezen werd om hare afwisseling en
veelzijdigheid --? gemaakt had, maakte
grooten indruk, en kort daarna verscheen zijn
eerste groote zelfstandige werk: een essay over
de beteekenis van Washington in het maand
blad voor Staat- en Letterkunde, dat hij heel
alleen in elkaar had gezet....
? Ja ja. ... er stak wat in dien jongen. Pieter
Drucker was toen nog geen veertien jaar oud.
Maar hij rookte cigaretten en bezocht eiken
avond de bioscope of het circus.
Deze merkwaardige, veelzijdige geest,
schiep, na de inspanningen van zijn
dagelijksch letterkundig werk, een kinderlijk be
hagen in de moorden,diefstallen, misdaden en
beroovingen, die ons de bioscope voortoovert.
Hij had zich zelfs van zijn loon de weelde van
een paar kanariegele laarzen en een knalrooden
das kunnen veroorloven. Hij droeg een breede
doubléring, waarin een bijzonder groot stuk
KUNSTBRONS-& METAALGIETERIJ
DE KROON"
HOUTMARKT 23 - HAARLEM
Bronzen Beelden en Placquetten
kunstig geslepen krislal was gevat, en hij
tracteerde geregeld eene vrouwelijke geest
verwante, met wie hij nu en dan gesprekken
van langeren duur placht te voeren op een
bankje iu eeu der stille lanen van liet stads
park, op haringen en reepen chocolade.
Pieter Drucker's letterkundige arbeid werd
steeds meer omvattend. Na de studie over
George Washington verscheen van zijn hand
een artikel over Zee-Recht dat zeer de aan
dacht trok, en kort daarna schonk hij zijne
medewerking aan de zoiiier-dienstregeling van
het spoorboekje.
Eeu half jaar later specialiseerde hij zich
in ele richting der economie, en achtereen
volgens kwamen van zijn pers een zestal
economische publicaties.... catalogi en
prospectussen voor kledingmagazijnen, bloe
misten en handelaren in granen.
Daarna keerde hij terug tot de kunst en
zijne affiches, vervaardigd in opdracht van
eene schouwburgmaatschappij, werden op
duizenden plaatsen tegelijk ten toon gesteld
en baarden veel opzien.
Toen wierp hij zich iu de politiek.
De verkiezingen naderden, en van den mor
gen tot den avond werkte hij mede aan bro
chures, pamfletten en strooibiljelten voor
verschillende partijen.
Hij stond echter boven den klein/ieligeii
strijd der parlementariërs en maakte met
dezelfde opgewektheid kerkelijke als liberale,
socialistische als radicale
propaganda-littera t u 11 r.
De verkiezingen vergden het uiterste van
zijn product i e verin ogen.
Volle acht uren ('.er dag, met alleen een
uur schaften er tussehen als rust, werkte hij
voor zijne verschillende politieke partijen.
En na de/e karaktervormeiide bezigheden
ging hij, als een gewoon mensch, des avonds,
naar de bioscope, een caféof het reeds ge
noemde bankje in het park ter conferentie.
Het is de kracht van veelzijdige geesten om
zich telkens maar met n onderwerp tegelijk
bezig te kunnen honden.
liiiiiiliiiiiiiiliililliili minimum luim iiiiimmiiii n illlltillimilllillllllllllllil i m iimiiini u mi urn i m iniimi i
HET MOEILIJK OOGENBLIK 1)
Drie stukken in n bedrijf,
uit het Zweedsch van Par Lagerkvist.
(Langs het geheele voetlicht is een reep van
het tooneel, ter breedte van een paar meter,
fel van bovenaf verlicht. De rest van de too
neel ruimte ligtin hetdonker: middenin een,ók
van bovenaf belicht, wit ziekbed, waarin een
bejaard man ligt, onbewegelijk, als dood.
Het bed maakt een rechten hoek met het voet
licht en is zógeplaatst, dat men het geheel,
doch in verkorting, ziet.
Menschen gaan haastig voorbij in de licht
streep langs het voetlicht; voortdurend van
rechts naar links.
Eenige arbeiders, voorovergebogen. Elegante
jongeheeren. Een bedelaar. Een jongen, die
een kar met groote kartonnen doozen
voortduwt. Een slagersknecht met een gevilden
en opgespalkten os op zijn rug. Dan een man
van bijna tweemaal de gewone grootte, met
een stok en breedgeranden hoed. Wederom
elegante lieden, in levendig gesprek. Een
man met een horrelvoet, die hard op den grond
stampt. Een schrijnwerker, die een deur
draagt. Een misvormde dwerg met een
dra-ii1) P3r Lagerkvist, van wiens drie
tooneelwerkjes ,,Den svdra Stundeu" hier het
tweede in Nederlandsche vertaling volgt,
(de vertaling van het eerste stukje verscheen
in de Amsterdammer van 1(5 September jl.;
het derde hopen wij in een der eerstvolgende
nummers af Ie drukken) is een merk
waardige figuur onder de jonge Zweedsche
schrijvers, wiens werken in zijn vaderland
en daarbuiten meer en meer de aandacht
trekken. Hij is dichter en tooneelschrijver en
heeft over het moderne theater en de toekomst
daarvan studies geschreven, waarin hij zeer
belangrijke en oorspronkelijke denkbeelden
ontwikkelt. Van zijne werken voor het too
neel beschouwt hij zelf ,,Hirnmels' Hemlichet"
(?Het geheim des hemels") als het beste.
Den svdra Standen" werd met toestemming
van den schrijver voor de Amsterdammer in
het Nederlandsen vertaald door mevrouw
Rutgers van der Loeff te Lausanne.
orgel vór zich, waarop hij speelt. Een neger,
die in een grijns zijn blinkende tanden iaat
zien. Een klein meisje, dat een poppewagentje
achter zich aantrekt. Dan weer de man met
den os. De elegante jongeheeren. De reus.
Een lachend, verdord oud mensch. Een
man met een grooten aangestoken Kerst
boom op zijn schouder, waar bovenin een ster
blinkt. Twee mannen met een koffer. On
middellijk daarachter een stationschef vlak
bij het voetlicht; hij blaast op een fluitje
en zwaait met zijn arm.
Twee oude heeren, in grijs gekleed en met
grijze hooge hoeden. Terwijl ze samen praten,
gaat de menschenstroom, ais voorheen, verder,
maar langzamer en dunner.)
De eene heer. Het is zeker min met hem.
De andere (bevestigend knikkend). Heel min.
De eerste heer. Het loopt vanavond wel at.
De andere. Ik denk het ook.
De eerste heer. Aardige man.
De andere (knikt toestemmend.)
Eerste heer. En zoo goedhartig.
Tweede heer. Och zoo goedhartig.
Eerste heer. Maar zeg eens, hoe kwam hij
er bij om altijd met een blauwen wandelstok
te loopen?
Tweede heer. Hm. Zoo'n idee, hè? - Ik
kwam hem eens op een dag tegen met viooltjes
in zijn mond.
Eerste heer. Ha ha ha.
Tweede heer. Zoo'n idee, hè? Toch een
aardige vent.
Eerste heer. Dat was hij. Misschien een
beetje te week. En een beetje ongerust over
zich zelf.
Tweede heer. Misschien wel.
Eerste heer. Maar zoo goedhartig.
Tweede heer. Och, zoo goedhartig ! (beiden tij).
De dwerg (komt binnen, zijn orgel draaiende.
Blijft staan en speelt een straatlied ten einde.
Dan houdt hij zijn hoed op, tot het tooneel
gewend.)
Dank, dank. Duizendmaal dank. (hij bukt,
bukt nog eens. Maar werpt dan zijn orgel
het duistere tooneel op, waar het met een
harden slag vlak naast het bed neer ploft.)
Dat de duivel je hale, oud karonje !
(hij lacht honend en gaat heen).
(De man met den os. De man met den horrel
voet. De kar met de kartonnen doozen. De
man me! den kerstboom. De elegante jongelui.
De mannen niet de koffer. De stationschef,
die, als voren, op zijn fluitje blaast en met
zijn arm zwaait).
Een uiid man. (komt regelrecht uit de duis
ternis die bet bed omgeeft en strooit dennen
groen waar de menschen loopen).
Tssst. . . . tssst. Schscli. . . . schsch....
(nu zijn er geen menschen meer. l lij gaat terug)
Het tooneel is leeg.
Een oude vigeiante rijdt rammelend over
het tooneel. Op liet dak huppelt een aapje
rond.
Een arbeider met leeren voorschoot en een
bril op sleept een groote kristallen lichtkroon
binnen. Hij zet zich neer, haalt een vijl te
voorschijn en vijlt de prisma's er af, de een
na de ander, /oodat het knarst.
De oude man in het bed beweegt even
onrustig xijn hoofd. Daarna de man af.
l >e beide oude heeren.
De eerste heer. Er is maar een ding, dat ik
niet begrijp; dat idee om met een blauwen
wandelstok te loopen. Waar haalde hij dien
vandaan? Zoo'n ding kun je toch nergens
koopen.
De andere heer. Ja, heeregod.... (hij
trekt zijn schouders op). Een sigaar?
Eerste heer. Dank je. (/.e rooken). Nu
z.ul liet wel haast gedaan zijn.
Tweede lieer. Zeker wel.
Eerste heer. Ze zeggen dat hij om negen uur
dood zal gaan.
Tweede heer. Zoo. - Zou het niet beter /.ijn
een beetje later, zoo tegen elven bijvoorbeeld?
Eerste heer. Misschien wel. Maar dat is nu
eenmaal afgesproken. - (Streng, ernstig
met een andere stem). En daar i.s niets aan
te veranderen ! (hij stoot niet zijn stok op den
grond).
(De reusachtige gestalte gaat langzaam over
het tooneel).
Eerste heer. (na een oogenblik). Overigens
kwam hij er eigenlijk nooit toe om echt
te leven.
Tirm/i' lieer. Zó?
Eerste heer. Neen, daar heb ik hem dikwijls
over hooren klagen.
Tweede lieer. Zoo ?
Eerste heer. Het eenige kwaad dat hij in
zijn heele leven heeft gedaan, placht hij
Na twee jaar bezat hij een pels van katten
bont, een tweede stel gele laar/en en een
t weede-hands motorfiets.
Dit was het voordeel van zijne veelzijdigheid:
encyclopaedisten, romanschrijvers en eco
nomische publicisten hebben een zorgelijk
bestaan op een beperkt arbeidsveld .... ter
wijl zij doorwerken in hun nauwe kringetje
voor een gering honorarium, slaat iemand als
Pieter Drucker zijne vleugels breed uit en
leidt een aangenaam en zorgeloos leventje
met zeven vrije avonden per week.
Zoo werkte hij samen met een beroemd
plantkundige aan een werk over het ontstaan van
de galknobbels op boombladeren.
Toen het werk na twee jaar ingespannen
arbeid verscheen, moest de geleerde acht
honderd gulden bijbetalen, terwijl Pieter
Drucker een gouden horloge met dito ketting
en chari vari bezat....
Naarmate hij onder werd kreeg hij eeu
vrijeren kijk op het leven, en wisl hij het meer
te genieten.
Tussehen cabarets, drank, vrouwen en
sigaren verdeelde hij zijne belangtelling. Des
ondanks bleef hij werken met dat eigenaardig
concentratie-vermogen dat het geheim van
enkelen is die men nimmer ;iet werken.
Met eenige medewerkers deed hij een stan
daardwerk over Electro-techniek, eene
Vaderlandsche geschiedenis en het bekende hand
boek voor den pluinivee-fokker verschijnen.
Wanneer hij des avonds met zijne vrienden
op straat wandelde zag hij overal zijne
werken verspreid: achter de ruiten der boek
winkels opgestapeld, geplakt tegen muren en
schuttingen.... ja, zelfs duwde een onbe
kende hem ongevraagd op den hoek van een
steeg zijn eigen laatste populaire werk in de
hand....: een economisch geschrift je gewijd
aan eene instelling van drank en amusement
in het centrum der stad.
In dien tijd trad hij ook eens in het openbaar
op en hield' een rede in het publiek.... op
straat en geflankeerd door eeu agent aan
lederen kant, met wie hij zich tenslotte ge
zamenlijk naar een bureau begaf om aldaar
te confereeren over het vraagstuk der
openhare dronkenschap.
Op dertigjarigen leeltijd trad hij in het
huwelijk.
Zijne kinderen ko/en allen het voorbeeld
van hun vader en werden letterkundigen als hij.
te vertellen was dat hij eens als kind een
gloeiend gemaakten stuiver naar een orgel
draaier gegooid had. - Neen, hij kwam ei'
nooit aan toe om te leven....
Tweede heer. Arme Hendrik.
Eerste heer. Neen, dat deed hij nooit....
Tweede heer. Maar was er toch niet nogal
heel wat gaande?. . . .
Eerste heer. Jawel.... maar nooit wat
rechts, zie je.
Tweede heer. Maar was er ook niet eens een
vrouw, in zijn jeugd?
Eerste heer. Oei ! dat i.s het juist. Ze
heette Elise. Heb je haar niet gekend?
Tweede heer. Neen.
Eerste heer. Ze was betooverend. Een char
mant klein ding, dat moet ik zeggen, (smakt
met zijn tong). Eijn, slank. Gewoon een
t'eeënverschijning was ze. Misschien een klein
beetje te irnpertinent. l lij hield van haar,
begrijp je. Hij hield krankzinnig van haar,
dat deed hij . En /.e was ook net precies wat
hij moest hebben, juist waar bij altijd naar
had verlangd.
Tweede heer. Welnu dan !
Eerste heer. Nu, je begrijpt toch wel. dat
is de bedoeling immers niet.
'I'weede heer. Is dat de bedoeling niet?
lierste heer. Och ? wal dom. God heeft
immers heel wat anders bedoeld, dat begrijp je.
Tweede heer. Zoo ?
Eerste heer. Ja zeker. (wendt zich tot
liet bed, neemt zijn hoed af.) Jawel, dank je,
goed. ik heb alleen last van mijn eksteroogen,
anders frisch en gezond, dank je. Net als
altijd. En jij zelf??Zoo. Ja, dat is vervelend.
Nu, adieu dan ! (hij wendt zich weer tot
den anderen heer). ?- Ja, zie je. ... Daarom,
zie je - zoo gauw ze hem recht beet had, toen
veranderde de heele zaak ! Toen was bet of
ze een kleinen wenk had gekregen, begrijp
je. ... pst !. . . . van boven, kan men wel
haast zeggen.
Tweede heer (vragende blik).
Eerste heer. En toen werd ze iemand heel
anders, begrijp je. Men kon haar al spoedig
niet meer herkennen. Ze werd groot en dik,
"begrijp je, heelemaal als een man, haar gang
werd zwaar en lawaaiig, haar gezicht grof,
haar stem schreeuwerig en vulgair als van een
vischvrouw. Zóveranderde ze, zie je. En
zooals ze at ! Ja, dat kun je je niet voor
stellen. Ze stopte er alles in wat ze vinden
De Staat erkende zijne verdiensten door
hem eene ruime tegemoetkoming te verschaf
fen in de huur zijner woning.
Tenslotte werd hij gepensionneerd en stierf
op hoogen leeftijd.
Maar zijne werken leven voort en ook zijn
geest....
Zijn leven was vruchtbaar. . . . en, wat meer
is, zorgeloos. . . . iets wat men helaas niet van
iederen letterkundige zeggen kan....
MELIS S T o K i;
RIJM-KRONYGK
RECONVALESCENTEN-LIED.
Ik heb in 't ziekenhuis gelegen.
Vijf weken /lichtte ik op mijn spond'
en kijk nu, --- eindelijk aan het leven
en mijn gelieven weergegeven
-verwachtingsvol de wereld rond.
Wat, vraag ik gretig aan mijn vrienden
is er wel allemaal geschied ....?"
Men stamelt.... stottert.... en liet zwijgen
gaat daarna onheiispei'end dreigen,
. .Wat is er, vrienden .. ? spaart mij niet ! ! !"
,,ls er een goede vriend gestorven....?
Of is er weer een bank van streek....?"
Dan spreekt de dapperste: ,Wij vreezen
dat 't je onaangenaam zal wezen....
maar. . . . ach de gulden /.iet wat bleek. ..."
Maar vrees niet.... Honderd artsen waken
't Consult is reeds in vollen gang,
Marchants, van Dorpen en van Gijnen
en Dresselhuyscn en Coiijneii
bewerken haar reeds dagen-lang. . . . "
Dan is 't mijn beurt om te veiblceken..
'k Weet, arme gulden, kameraad,
wat 't is, als zoo\\el specialisten
rondom een ziekbed reüeiwistiu
om de best lijding van het kwaad !.... !
Mijn aime gulden.... lotgenoote,
ik ben nog reconvalescent....
En, als zoodanig, \\oii 'k je even
een raad.. - maai-in w i trouwen --geven:
....Zoo'n groot consult is overdreven....
dan wordt er veel-te-veel gekeven....
En.... wordt het resultaat bekend,
....dan hen je zelf niet meer in leven....
ZAKEN VAN STAAT
De schrijvers der historiën,
der Vaderlaiidsciic glonën,
bezielen door hun stijl en taal
het nageslacht. Vi'ij weten
hun levenswerken ais de rots
waamp, bebouwend wij, en tiutsch
ons Nederlanders lieeteii.
Hoe stijgt naar on/e poriën
bij 'i lezen diei memonën
een gloed van fiere mannenkracht,
van Dlijde vrijheiusvieiigue,
en, in tle- ban van 't eelei woord,
zet 't nageslacht de rielniijii voon
der vaUerlaneisehe deng<ien.
De schrijvers dei historiën
der Yaeie rianei^clie glonën
bezielers van gemoed en zi-'l,
waar zijn ze ne^n getogen...
Ik vinci ze niet.... hoe ik 01
en lees in hel (;i anieboek . . . .
.... het dikke .... ei on e ....
M \: i. i b S r u K i;
kon en als er niets meer in de keuken was.
knaagde ze aan de houtkist. Maar als ze
elan zoowat genoeg had, elan ging ze zitten
en borduurde groene sofakussens, of plakte
de muren vol prentbriefkaarten, of zette
papieren bloemen en verguld gras je weet
wel, iu alle hoeken en gaten, en porseleinen
katten op de schrijftafel. Ja, wat verzon
/e niet alles ! Er kwam gewoon geen einde aan.
'l'u'eeile lieer (schudt bekommerd /.iju hoofd).
l-lerste heer. Eigenlijk is hel toch niet zoo
moeilijk om (iods bedoeling niet dat alles
te begrijpen. Is het wel?
Tweede lieer, ods bedoeling ?
Eerste heer. Maar Hendr.k begreep dat nu
eenmaal nooit. Het maakte hem alleen ellen
dig, l lij werd ziek en moe. Hij kreeg van alles
genoeg. Ik weet nog, dat het hem bij/onder
irriteerde, dat ze zelfs in gezelschap niet kon
laten om op haar nagels te bijten. En hij
eindigde met den heeleii dag om haar te
schreien.
Hij begreep (iods bedoeling met dat alles
niet Als Ood liet maar een klein beetje
voor hem wilde verwarren, zoo dat hel niet
meer alles zoo vervloekt eenvoudig was,
dan begreep hij het niet langer. Arme Hendrik.
Tweede lieer. Arme Hendrik. - En toen?
Eerste lieer. Nou, toen liet ze hem in de
steek, dat 's duidelijk. En hij bleet' zitten,
klein en fijn, met zijn blauwen wandelstok
tussehen zijn beenen.
Tweede lieer. Alleen? (Eerste lieer knikt
van ja).
Tweede heer. Arme Hendrik.
l-.erste heer. Hij begreep ods bedoeling
niet, zie je. En dat is toch verschrikkelijk
als je niet begrijpt, wat od voor bedoeling
met je heeft, nietwaar ?
Tweede lieer, (hoofdschuddend). Verschrik
kelijk. . . . verschrikkelijk. . . .
Eerste heer. (legt zijn handen op zijn rutr
en gaat lang/aam weg). Lekker weer overigens.
Tweede heer (hem na.)
Lekker weer, ja ! en we hebben al haast
volle maan.
Fierste heer. Ja. Maar wat je daar van dat
kikvorschengebroed zei, zeg, dat geloof
ik niet. Want ik krijg mijn korenzakken
niet voor Woensdag.
(Twee werklui, met zwarte vlekken op
gelaat, kieeren en handen, komen op; de een