De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 25 november pagina 1

25 november 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H°. 3870 Zaterdag 25 November A°. 1932 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 10.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plas 20 cent dispositickosten j r INHOUD: 1. Colijn's repliek, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck De internationale puzzle, door Brandaris. 2. De trouwelooze Colijn, teekening van Jordaan Krekelzang, door J.H. Speenhoff?De Kringloop,doorProf. Frederik Poulsen 3. De Intellectueelen, door Mr. H. G. Arnhardt Jr. Spreekzaal: Het bevolkingsprobleem, door W. C. Posthu mus Meyes 5. Voor Vrouwen (redactrice Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons Frankrijk's gewonde provinciën, door A. L. van Bevervoorde-van Rappard Uit de Natuur: Een prachtig werk, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. Een Fransch dichter, door W. Markus-Poels 7. Medische Kro niek: Pasteur, door Prof. Dr. W. Storm van Leeuwen De financieele toestand van ,,De Tribune", teekening van George van Raemdonck Boekbespreking, door Prof. Dr. H. Brugmans 8. Cornelis Veth's ge schiedenis, der Nederlandsche carricatuur, door Mr. P. H. Ritter Jr. Dramatische Kroniek, door Top Naeff 9. Financiën en Economie, door Paul Sabel 10. RuizeRijmen en Charivaria, door Charivarius Uit het Kladschrift van Jantje Schilder kunstkroniek, door A. Plasschaert en Mr. M. F. Hennus 11, De Sultan op Malta, teekening van Joh. Braakensiek Rijmkronyck en 't Schietgat, door Melis Stoke Ingezonden 12. Feuilleton: Moeder, door Ellen Forest. Bijvoegsel: De conferentie te Lausanne, teekening van Joh. Braakensiek. COLIJN'S REPLIEK Wanneer de beteekenis van een staatsman mede zou worden bepaald door zijn talent om zijn bedoelingen te maskeeren, zou de heer Colijn weldra aanspraak kunnen maken op een plaatsje in de eerste rij. Want hij heeft het niet alleen klaar gespeeld om bij de algemeene beschou wingen" een redevoering te houden, die iedereen op een dwaalspoor heeft ge bracht, maar is er bovendien in ge slaagd een repliek te leveren, die op heldering" heette te brengen, maar in werkelijkheid den nevel, die er om zijne bedoelingen hangt, niet heeft wegge vaagd. En dit kunststuk moet hem te hooger worden toegerekend, omdat de heer Colijn immers niet behoort tot de beroepspolitici, die 'zich nu eenmaal zekere virtuositeit in het goochelen met woorden moeten eigen maken, maar tot de mannen uit de wereld der groote zaken, die spijkers met koppen plegen te slaan. Hij zelf is zich intusschen niet bewust van zijn meesterschap in de kunst om zijne gedachten te verbergen. Eerder zou men vermoeden dat hij is gaan twijfelen aan zijne vaardigheid om in goed Hollandsch te zeggen wat hij meent. In dit geval heeft hij het dan niet noodig gevonden, anderen een blik in zijne binnenkamer te gunnen. Immers, bij zijn repliek getuigde hij niet GEORGES VALOIS u Ik haat de eeuw die is voorbijgegaan; zij was de eeuw van het geld; zij gaf aan de menschen niet het recht om arm te zijn". Zoo zijn de woorden waarmede onze anar chist de beschrijving inleidt van zijn terug keer uit Singapore naar Europa. De familie daar had gedacht, dat het zien van de wereld hem verstandiger had gemaakt, zij had er op gerekend dat hij genezen zou zijn weêrgekomen. En neen; hij was nog altoos niet van plan zijn onafhankelijkheid op ie geven voor een be.rekking die hem zijn levensonderhoud verzekerde. Er bestonden wel zulke, maar door zijn levensomstandig heden rekende hij zich uitgesloten er eene te verkrijgen, waarbij tegelijkertijd aan zijn gees telijke en materieele behoeften werd voldaan. Dan had zijneigenbewustheidookhaareischen. Hij bevond niet anders te kunnen en te mogen doen dan zich aansluiten bij de anar chisten; geen verplichting wilde hij hebben aan eenigen bourgeois,zijn eigen leven zou hij leven. Daarvoor maakte hij zijn programma. Zijn behoeften beperkte hij tot het allerstrikst noodige. Een stuk roggebrood en een kom melk, in den morgen voor het open raam van zijn zesde verdieping genoten, was niet de minst substantieele maaltijd van zijn dag. Zijn bezittingen bestonden uit bed en stoel en schrijftafel en boekenkast; een paar uren geregeld werk per dag bestreden de kosten. van eenig besef van eigen schuld aan het misverstand, maar weet hij dit alleen aan de gansch verkeerde voor stelling, die men zich van de antirevolutionaire defensie-politiek had ge vormd." In hoeverre het hem gelukt is, door een bondige uiteenzetting die politiek te vrijwaren voor nieuw misverstand, zullen wij zoo aanstonds nagaan. Eerst willen wij het goed recht handhaven van hen, die tegenstrijdigheid blijven zien tusschen zijn betoog in eerste en in tweede instantie. Wat de heer Colijn in zijn eerste rede voering te berde bracht over het vraag stuk der landsverdediging, was een onderdeel van zijn pleidooi voor be zuiniging. Hij achtte het zijn plicht om niet slechts de noodzakelijkheid daar van in het licht te stellen, maar ook concrete dingen te noemen, waarop bezuinigd kon worden. Na een op somming van een aantal onderwerpen, die daarvoor in aanmerking kwamen, noemde hij ook de uitgaven voor de landsverdediging. En aan hetgeen hij daarover te zeggen had, liet hij voor afgaan een betuiging van instemming met de woorden van den heer Marchant, dat zonder beperking dezer uitgaven de Regeering nooit haar doel zou be reiken om 's lands rekening te doen sluiten. Bij zijn repliek heeft de heer Colijn wel verklaard, dat hij bij zijn weten den naam Marchant niet had genoemd, maar toen faalde zijn geheugen; zoo wel de Kameroverzichten der bladen als het Kort Verslag" maken gewag van het verband, dat hij legde tusschen wat de heer Marchant den vorigen dag had gezegd en wat hij zelf ging betoogen. Zoekt men nu echter in de tweede redevoering van den heer Colijn naar een specificatie van de bezuiniging, die hij op de uitgaven voor landsverdedi ging wil aanbrengen, dan honoreert hij den wissel niet. Volgens de antirevolutionaire defen sie-politiek moet het vestingstelsel worden opgeheven; niet langer moet de dualistische gedachte worden besten digd, waarvan men tot dusverre uit ging, nl. dat het leger moet dienen zoowel voor de handhaving onzer on zijdigheid als voor een, zoo noodig, langdurige verdediging van ons grond gebied; alleen op de eerste taak komt het aan; de vervulling daarvan worde opgedragen aan een goed uitgerust veldleger. Hierop nu zal niet kunnen worden bezuinigd.De heer Colijn is van meening, dat door de organisatie van minister van Dijk de paraatheid van het leger, vergeleken bij den toestand van vór den oorlog, reeds heeft geleden; het mes is er te diep ingezet. Maar waarop dan wel? op het onder houd van de liniën en stellingen, die in het systeem van den heer Colijn kunnen vervallen? Maar de heer Dresselhuys wees er reeds op, dat daarvoor geen posten op de begrooting zijn uitge trokken. De rest van den dag was hij zijn eigen heer en volgde de colleges door geheel Parijs waarin hij lust had. Het was het meesterzijn van zijn tijd, het volgen van een zelf gekozen plan dat hem de ontberingen met zekere opwinding liet dragen. Het asceet-zijn scheen hem gemakkelijker dan men het dikwijls zich voorstelt. Alleen enkele dagen wanneer hij moe was en afwisseling ontbrak, kon het zwaar vallen. Dan moest hij erkennen dat niet in alle opzichten zijn| voorbeeld navolgenswaard mocht heeten. Maar het idee de maatschappij een les te geven hield hem op. De groote figuur van het anarchisme der eindigende 19de eeuw was vorst Kropotkin. Bij zijn opvattingen sloten zich veel groepen aan van de Parijsche extremisten. Georges Valois, met zijn füosofisch-literarische neigin gen, voelde zich bijzonder getrokken tot de groep van l'Art social. Men hield daar verhan delingen tot onderlinge opvoeding en trachtte propaganaa te maken in de buitenwijken van Parijs. Voor de heethoofden der partij ging het er te academisch toe, de vergaderingen waren matig bezocht. Op een avond was er nog maar een enkele opgekomen in het caféwaar men gewoonlijk bijeen was. Georges kende hem niet, maar hij moest wel opmaken, dat de ander als hij tot de leden van de groep behoorde, omdat hij door zijn opkijken en het talmen in het gebruik zijner vertering duidelijk blijken gaf te wach ten op de verschijning van gelijkgezinden. Valois schoof zijn stoel bij, maakte kennis en vond een vriend voor zijn leven. Het was opmerkelijk hoe velen erin de hoofd stad rondgingen die in zijn geval verkeerden; van uiterst eenvoudige familie, opgevoed door een godsdienstige moeder, die het vrije Begrijpen wij den heer Colijn wél maar dit voorbehoud is niet overbodig dan is de bezuiniging, die bij toe passing van zijn stelsel zou worden aangebracht, alweer een bezuiniging met perspectief". Alleen wanneer men er over zou gaan denken, de verde diging" van ons land in den eigen lijken zin van het woord verdedi ging" tot in de perfectie op te voeren, zou men geld besparen door over te stappen in het schuitje van den heer Colijn. Maar wie denkt daaraan? Voor de naaste toekomst en toen de heer Colijn het lijstje van zijne be zuinigingsmaatregelen opsomde, was er alleen sprake van maatregelen, die dadelijk de uitgaven zouden doen ver minderen heeft het door hem ge schetste defensiestelsel, uit een oog punt van bezuiniging, geen waarde. Het zal de uitgaven voor het leger eer grooter dan kleiner doen worden. Daarom mag men hem verwijten, dat hij bij zijn repliek in gebreke is gebleven de verwachtingen te vervullen, die zijn eerste redevoering moest wekken. Maakt men het defensiestelsel van den heer Colijn los van de bezuinigingskwes tie ? maar men neemt daarmede een verband weg, dat hij zelf had gelegd dan valt het neg moeilijk, zich een juiste voorstelling te vormen van zijne bedoelingen. Volgens hem moeten wij er ons toe bepalen, een apparaat in het leven te roepen een veldleger waarmede wij onze verplichtingen als lid der volkerengemeenschap kunnen nakomen, d.w.z. onze onzijdigheid verdedigen. Bij die volkerengemeenschap" heeft hij niet gedacht aan den Volkenbond. Over het algemeen schijnt hij daar weinig aan te denken. Maar Nederland is desniettemin lid van dien Bond. Dat lidmaatschap legt ons verplichtin gen op, maar schenkt ons ook rechten. Moet het defensievraagstuk nu ge regeld worden, alsof'er geen Volken bond was? Op die vraag zou men van den heer Colijn gaarne een duidelijk antwoord vernemen. Het veldleger moet onze onzijdigheid handhaven: beteekent dit, dat wij alleen acte de présence" moeten geven, moeten toonen dat wij er nog zijn? Is het de bedoeling, dat wij het een oorlogvoerende mogendheid moei lijk maken, ons grondgebied te schen den, wanneer haar belang dit eischt? Maar hoe moeilijk? Wordt er behalve dan door onze financiën ook door de internationale verplichtingen een grens gesteld aan de grootte en de hoedanig heid van ons leger? Indien de mogendheid, die de mobi lisatie van onze strijdmacht veroor zaakt, er meer belang bij heeft om ons te ontzien dan om ons aan te vallen, zullen wij alleen, zooals tijdens den laatsten oorlog, de wacht aan de grens hebben te betrekken. Maar als zij ons niet ontziet? De lieer Colijn sprak er van, dat ons leger, opereercnd op de Zuidoostelijke grens, tegenover een gevoel van verplichting jegens zichzelf en medemenschen in het kinderhart had geplant en die zelfs na een bijna noodzakelijke breuk nog invloed bleef oefenen op den levensweg van den jongen man. De nieuwe vriend had het zwaar te ver antwoorden gehad, maar noch ziekte, noch teleurstelling, noch het bewustzijn van zijn geestelijke macht teruggedrongen door het lot, had zijn stemming verbitterd, wat zijn edel gezicht zeide, dat was hij inderdaad. Laat ons toch niet denken dat het anar chisme het bestaan zooveel mooier zal maken , leerde hij aan Valois, er zijn er die zich al gelukkig houden in het denkbeeld, dat men onder de anarchie niet een paar uurwerken,in het purper genctvol zijn tijd zal kunnen door brengen. Neen, misschien zal er nog veel meer werk van ons worden gevraagd. Het mooie integendeel ligt in den geest waarin wij het werk verrichten. Met heel eenvoudig werk kunnen wij evenveel schoonheid voortbrengen als de ingenieur met zijn scheppingen. Nog duurde in die dagen de indruk voort van de bomaanslag van Vaillant en Emile Henry. Het was de propaganda door de daad die haar hartstochtelijke voorstanders had, maar uit de verschillende gevallen die voor kwamen behoeft men geen gevolgtrekkingen te maken voor de woestheid der anarchisten. Zeker, in hun bijeenkomsten wonden zij elkan der op en er waren velen die met gelatenheid het bloedbad van de bourgeoisie zouden hebben aangezien; zelfs de vriend van Valois, al prees hij niet de daad van Vaülant, was toch ver daarvan haar af te keuren. Er bestaat, gelijk natuurlijk is bij zulke algemeene stroomingen, een bepaald peil van oordeel waaraan men zich houdt of waaraan men zich onderwerpt; zoo'n niveau wordt echter telkens gecorrigeerd, om het zoo te vijandelijke macht zal staan, die steeds een overmacht zal zijn ??in dat geval blijft er weinig kans over om een inval te weren. En wanneer het leger, zonder te veel gehavend te zijn, moet terugtrekken, waar blijft het dan? Al hadden wij nog liniën en versterkingen, de moge lijkheid om daarop terug te trekken zou, volgens den heer Colijn, gering wezen. Maar volgens zijn stelsel zullen wij dan geen vaste verdedigingslinie meer hebben. Wat doen wij dan verder voor onze verdediging? Ook de heer Colijn immers wil de verdediging van ons land niet heelemaal prijs geven, al neemt die bij hem, tegenover de handhaving van onze on zijdigheid, slechts een ondergeschikte plaats in. De gedachte aan een lang durige verdediging zullen wij, ook vol gens hem, moeten laten varen; maar een tijdlang zullen wij ons toch te weer moeten stellen, vermoedelijk achter inundatiën. Tot hoelang? tot wij hulp krijgen van een andere mogendheid? Maar indien er rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid dat wij op de hulp van bondgenooten kunnen rekenen en slechts weinigen zullen de mogelijk heid veronderstellen van een oorlog tusschen Nederland en een anderen staat, zonder dat eenige andere mo gendheid eraan deelneemt moeten wij daarmede dan ook niet reeds rekening houden bij de uitrusting van ons veld leger alleen voor de taak om de on zijdigheid te handhaven? De heer Colijn heeft duidelijk aange geven wat hij niet wil: hij wil niet de stelling Holland en de stelling Amster dam handhaven, want hij acht die niet meer van beteekenis; afgezien daarvan zou het handhaven van de stelling Amsterdam deze stad blootstellen aan bombardementen uit de lucht, en de kosten van de maatregelen om zich daartegen te verweren zouden onze draagkracht verre te boven te gaan. Wat hij echter wél wil doen om ons land, nadat een vijand er binnen is gedrongen, zij het dan ook slechts een korten tijd te verdedigen, daarover laat hij ons in het onzekere. Evenmin heeft hij zich uitge laten over de gevolgen, die uit onze toetreding tot den Volkenbond voort vloeien voor de inrichting van ons de fensiewezen. Het is mogelijk, dat hij dit wil regelen zonder zich te bekom meren om het bestaan van dien Bond; maar een uitdrukkelijke verzekering daaromtrent zal hij dan toch moeten geven. Wie op de militaire uitgaven willen bezuinigen, behoeven niet meer op de hulp van den heer Colijn te rekenen. Voor minder zal hij het niet doen; maar misschien helpt hij ons voor het zelfde geld aan beter waar; voorloopig kan men echter naar de kwaliteit van die waar slechts gissen. KERNRAMP DE INTERNATIONALE PUZZLE November 1922. Ditmaal ligt de mooiste internationale puzzle te Lausanne op tafel, en knappe han den zijn vereischt om de stukken zoo goed mogelijk bijeen te leggen. Er zal heel wat ge wend en gekeerd worden, eer er eenig even wicht in den toestand van den Bosphorus ge komen is, en 't is te hopen, dat het noodige beleid daartoe niet ontbreekt. De toestand ziet er daar zeer zorgelijk uit, en ook doodbedaarde berichtgevers van ginds spreken de veronder stelling uit, dat een nieuw ooriogsconflict geenszins tot de onmogelijkheden behoort. Het Turksch nationalisme, dat Angora tot brandpunt heeft, is in ongekenden gloed ont stoken. Het was tot voor korten tijd een vrij wel onbekende zaak. De muzelman is fanatiek en heftig, maar 't begrip eener nationale zaak ligt hem verre. Dit is nu wakker geroepen, en Kemal, Pascha is de groote patriot. Het is wak ker geroepen door de al te vernederende voor waarden van het eerste Sèvres-tractaat, door de al te kleineerende behandeling te Londen. Wakker geroepen door de ongeëvenredigde opblazing van Griekenland's aspiraties. Wak ker geroepen door de fouten van geallieerde politiek. Engeland en Frankrijk hebben daartoe op haar beurt bijgedragen. Engeland heeft eerst de bedenkelijke politiek gevolgd van Griekenland buiten" mate tot zijne expansie aan te moedigen, en dit zonder het metterdaad bij te staan. Een admirali teitsmissie te Athene, dit was alles. Tot Venizelos en de zijnen toe zoudt ge heden kunnen hooren erkennen, dat de prikkeling van de Helleensche eerzuchten een ondienst is geweest. Inderdaad heeft toen Frankrijk daartegen over verstandiger gedaan. Het'moge hierbij ten deele uit onberedeneerde anti-Constantijnsche gevoelens hebben gehandeld, het volgde niettemin de verstandige lijn van vór alles in 't Nabije Oosten vrede te willen. Daar op is het Fransche beleid gericht geweest toen het in Syrië bescheidenheid aan den dag legde; toen het de overeenkomst te Angora aanging, die een uitgebreide wapenstilstand beteekende, en toen het de onmatige Grieksche plannen zocht te dwarsboomen. De Fransche commercieele belangen zoowel als de behoefte om alle militaire uitgaven daar in te krimpen leidden op dezen weg. Ware Frankrijk er toen, ware het er nog voor 6 maanden in geslaagd den vrede ge sloten te krijgen, men zou den Turk geen grooter concessie's hebben behoeven te doen dan nu zullen worden gevergd, en er waren allicht in Klein-Azië honderd-duizenden min der dooden gevallen, minderheden minder mishandeld, Smyrna niet verbrand, de geheele toestand zou minder gecompliceerd zijn. Dit stuit.e toen af op de Engelsch-Grieksche politiek en op de bekende Turken-weerzin, welke, sinas Gladstone, de Britsche idealisten en de Amerikaansche dwepers in beweging heeft gebracht. Toen zijn de lijnen te ver gekrrist. Franklin Bouillon, zeker niet een van de bezadigste en voorzichtigste Fransche politici, werd de toonaangever van een onbeperkte pro-turkschheiu. Parijs volgde hem na, veel meer dan oe Fransche kolonie te Constantinopel zelf, die deze ontwikkeling met schrik en beven gade sloeg en nog op 't oogentlik met de handen in het haar naar 't Quai d'Orsay kijkt. De lust om tegen de Lloyd Georgiaarische richting in te gaan speelde daarbij parten; bovendien de behoefte om bij de moslim in Tunis, in Algiers, in Marocco, in Klein-Azië den goeden naam van mohamedanenvriend te verdienen. Dit is waarschijnlijk een groote misrekening geweest. De muzelman richt zich niet naar dengene, die hem zoekt te paaien, maar naar dengene, die een blijk van macht,van resistentie geeft. Zoo heeft de Engelsche regeeringgerekend, ouder en vaster in hare muzelmanservaring, lliimiiimimiimiiiiiil noemen, door de omstandigheden. Soms mag het schijnen of belangeloosheid en menschenadel alleen bij anarchisten moet worden ge zocht, dan weer komt de bloeddorstige niets ontziende kant te voorschijn. Wat de rich ting der anarchie, in het moment van den over gang der eeuw, karakteriseert, is dat haar aanhangers in het anarchisme de bekroning z^en der revolutie, het is hel laatste hoogste woord, het brengt de menschheid tot haar doel. Zoo moeten wij den geestestoestand van onzen jeugdigen anarchist leeren inzien. Hij neemt deel aan de verwarde en verwarrende bewegingen van zijn dagen en toont zich een heftig dreyfiisard en gaat oproerig mee met de optochten en opstootjes langs 's Heeren wegen; omdat hij de vaste overtuiging heeft de zuilen van het gezag, kerk en leger, omver te werpen; maar als zijn leeftijd hem tot den dienst in het leger roept, bemerkt hij dat inderdaad de kazerne niet het hol is waarvoor hij een instinctmatige!! afschuwhad. Het leven is daar best uit te houden; wanneer zijn ge zondheid sterk genoeg was geweest, ware hij misschien in het leger gebleven ! En is, ten gevolge van het dreyfusisme en van de partijkiezing van Zola en France, de anarchie in de artistenwereld mode geworden, hij, medelid van de groep van l'Art social, bezoekt de min of meer deftige kringen waarin dichters voor hun nieuwstmodische poëzie gehoor zoeken te verkrijgen en ziet brave radicale werklui hun halzen uitrekken en ht.n oogen opsperren of zij iets van de voorge dragen geluiden kunnen opvangen. Het is niet eerbiedig het te zeggen, waarheid is het toch, de anarchie krijgt pretensies en maakt zich een weinig belachelijk nu zij met de mode wil meedoen. George Valois begon den grond van zijn gedachten wankel onder zich te gevoelen. Wat hij voor werkelijkheid had aangezien, kreeg iets van een vertooning. Huichelarij, van zich zelf bewust misschien, ook minder bewust, omringde hem. De nieuwe eeuw drong hem tot vernieuwing van zijn gedachten. Hij maakte een rondgang door Frankrijk om in aanraking te komen met de menschen van hei land. Op reis, de grens passeerende, bracht hij den Oudejaarsavond van 1901 met een paar Zwitsersche industrieelen door, die hem aan trokken door hun belangstelling in Frankrijk en door de gematigdheid en het gewicht van hun oordeel. Men sprak over de Dreyfuszaak: Die zou toch niet zoo'n opschudding hebben gemaakt, was de opmerking, en Frankrijk in een verkeerd licht hebben geplaatst (zij ge loofden in Dreytus' onschuld) wanneer Frank rijk een koning had gehad. Een groot land als Frankrijk moest niet een republiek zijn. De republiek is goed voor ons Zwitsers die geen buitenlandsche politiek hebben te voeren, masr deugt niet voor een land, dat open staat voor de intriges van zijn naburen. Er is maar n regime dat voor Frankrijk past, het is de monarchie !" Die woorden hebben een grooten en blijvenden indruk op Georges Valois gemaakt. Hij leefde dien tijd in onzekerheid. Waarom, vroeg hem een Parijsch professor, zoekt gij niet een betrekking in Rusland als huisleeraar in een groote familie op het land? Men is daar vrijer en veel minder afhankelijk dan elders". Zoo trok onze twijfelzieke anarchist de Russische woestenij binnen om vrijheid te vinden voor onderzoek van zijn geest . W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl