Historisch Archief 1877-1940
H°. 3870
Zaterdag 25 November
A°. 1932
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 10.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plas 20 cent dispositickosten j
r INHOUD: 1. Colijn's repliek, door Prof.
Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten, door
Dr. W. G. C. Byvanck De internationale
puzzle, door Brandaris. 2. De trouwelooze
Colijn, teekening van Jordaan Krekelzang,
door J.H. Speenhoff?De Kringloop,doorProf.
Frederik Poulsen 3. De Intellectueelen,
door Mr. H. G. Arnhardt Jr. Spreekzaal:
Het bevolkingsprobleem, door W. C. Posthu
mus Meyes 5. Voor Vrouwen (redactrice
Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie
Salomons Frankrijk's gewonde provinciën,
door A. L. van Bevervoorde-van Rappard
Uit de Natuur: Een prachtig werk, door Dr.
Jac. P. Thijsse 6. Een Fransch dichter,
door W. Markus-Poels 7. Medische Kro
niek: Pasteur, door Prof. Dr. W. Storm van
Leeuwen De financieele toestand van
,,De Tribune", teekening van George van
Raemdonck Boekbespreking, door Prof.
Dr. H. Brugmans 8. Cornelis Veth's ge
schiedenis, der Nederlandsche carricatuur,
door Mr. P. H. Ritter Jr. Dramatische
Kroniek, door Top Naeff 9. Financiën en
Economie, door Paul Sabel 10.
RuizeRijmen en Charivaria, door Charivarius
Uit het Kladschrift van Jantje Schilder
kunstkroniek, door A. Plasschaert en Mr.
M. F. Hennus 11, De Sultan op Malta,
teekening van Joh. Braakensiek
Rijmkronyck en 't Schietgat, door Melis Stoke
Ingezonden 12. Feuilleton: Moeder, door
Ellen Forest.
Bijvoegsel: De conferentie te Lausanne,
teekening van Joh. Braakensiek.
COLIJN'S REPLIEK
Wanneer de beteekenis van een
staatsman mede zou worden bepaald
door zijn talent om zijn bedoelingen
te maskeeren, zou de heer Colijn weldra
aanspraak kunnen maken op een plaatsje
in de eerste rij.
Want hij heeft het niet alleen klaar
gespeeld om bij de algemeene beschou
wingen" een redevoering te houden, die
iedereen op een dwaalspoor heeft ge
bracht, maar is er bovendien in ge
slaagd een repliek te leveren, die op
heldering" heette te brengen, maar in
werkelijkheid den nevel, die er om zijne
bedoelingen hangt, niet heeft wegge
vaagd.
En dit kunststuk moet hem te hooger
worden toegerekend, omdat de heer
Colijn immers niet behoort tot de
beroepspolitici, die 'zich nu eenmaal
zekere virtuositeit in het goochelen
met woorden moeten eigen maken,
maar tot de mannen uit de wereld der
groote zaken, die spijkers met koppen
plegen te slaan.
Hij zelf is zich intusschen niet bewust
van zijn meesterschap in de kunst om
zijne gedachten te verbergen. Eerder
zou men vermoeden dat hij is gaan
twijfelen aan zijne vaardigheid om in
goed Hollandsch te zeggen wat hij
meent. In dit geval heeft hij het dan
niet noodig gevonden, anderen een blik
in zijne binnenkamer te gunnen.
Immers, bij zijn repliek getuigde hij niet
GEORGES VALOIS
u
Ik haat de eeuw die is voorbijgegaan;
zij was de eeuw van het geld; zij gaf aan de
menschen niet het recht om arm te zijn".
Zoo zijn de woorden waarmede onze anar
chist de beschrijving inleidt van zijn terug
keer uit Singapore naar Europa.
De familie daar had gedacht, dat het zien
van de wereld hem verstandiger had gemaakt,
zij had er op gerekend dat hij genezen
zou zijn weêrgekomen. En neen; hij was nog
altoos niet van plan zijn onafhankelijkheid
op ie geven voor een be.rekking die hem zijn
levensonderhoud verzekerde. Er bestonden
wel zulke, maar door zijn levensomstandig
heden rekende hij zich uitgesloten er eene te
verkrijgen, waarbij tegelijkertijd aan zijn gees
telijke en materieele behoeften werd voldaan.
Dan had zijneigenbewustheidookhaareischen.
Hij bevond niet anders te kunnen en te
mogen doen dan zich aansluiten bij de anar
chisten; geen verplichting wilde hij hebben aan
eenigen bourgeois,zijn eigen leven zou hij leven.
Daarvoor maakte hij zijn programma.
Zijn behoeften beperkte hij tot het
allerstrikst noodige. Een stuk roggebrood en een
kom melk, in den morgen voor het open raam
van zijn zesde verdieping genoten, was niet
de minst substantieele maaltijd van zijn dag.
Zijn bezittingen bestonden uit bed en stoel
en schrijftafel en boekenkast; een paar uren
geregeld werk per dag bestreden de kosten.
van eenig besef van eigen schuld aan
het misverstand, maar weet hij dit
alleen aan de gansch verkeerde voor
stelling, die men zich van de
antirevolutionaire defensie-politiek had ge
vormd."
In hoeverre het hem gelukt is, door
een bondige uiteenzetting die politiek
te vrijwaren voor nieuw misverstand,
zullen wij zoo aanstonds nagaan. Eerst
willen wij het goed recht handhaven
van hen, die tegenstrijdigheid blijven
zien tusschen zijn betoog in eerste en
in tweede instantie.
Wat de heer Colijn in zijn eerste rede
voering te berde bracht over het vraag
stuk der landsverdediging, was een
onderdeel van zijn pleidooi voor be
zuiniging. Hij achtte het zijn plicht om
niet slechts de noodzakelijkheid daar
van in het licht te stellen, maar ook
concrete dingen te noemen, waarop
bezuinigd kon worden. Na een op
somming van een aantal onderwerpen,
die daarvoor in aanmerking kwamen,
noemde hij ook de uitgaven voor de
landsverdediging. En aan hetgeen hij
daarover te zeggen had, liet hij voor
afgaan een betuiging van instemming
met de woorden van den heer Marchant,
dat zonder beperking dezer uitgaven
de Regeering nooit haar doel zou be
reiken om 's lands rekening te doen
sluiten.
Bij zijn repliek heeft de heer Colijn
wel verklaard, dat hij bij zijn weten
den naam Marchant niet had genoemd,
maar toen faalde zijn geheugen; zoo
wel de Kameroverzichten der bladen
als het Kort Verslag" maken gewag
van het verband, dat hij legde tusschen
wat de heer Marchant den vorigen dag
had gezegd en wat hij zelf ging
betoogen.
Zoekt men nu echter in de tweede
redevoering van den heer Colijn naar
een specificatie van de bezuiniging, die
hij op de uitgaven voor landsverdedi
ging wil aanbrengen, dan honoreert hij
den wissel niet.
Volgens de antirevolutionaire defen
sie-politiek moet het vestingstelsel
worden opgeheven; niet langer moet de
dualistische gedachte worden besten
digd, waarvan men tot dusverre uit
ging, nl. dat het leger moet dienen
zoowel voor de handhaving onzer on
zijdigheid als voor een, zoo noodig,
langdurige verdediging van ons grond
gebied; alleen op de eerste taak komt
het aan; de vervulling daarvan worde
opgedragen aan een goed uitgerust
veldleger.
Hierop nu zal niet kunnen worden
bezuinigd.De heer Colijn is van meening,
dat door de organisatie van minister
van Dijk de paraatheid van het leger,
vergeleken bij den toestand van vór
den oorlog, reeds heeft geleden; het
mes is er te diep ingezet.
Maar waarop dan wel? op het onder
houd van de liniën en stellingen, die in
het systeem van den heer Colijn kunnen
vervallen? Maar de heer Dresselhuys
wees er reeds op, dat daarvoor geen
posten op de begrooting zijn uitge
trokken.
De rest van den dag was hij zijn eigen heer en
volgde de colleges door geheel Parijs waarin
hij lust had.
Het was het meesterzijn van zijn tijd, het
volgen van een zelf gekozen plan dat hem de
ontberingen met zekere opwinding liet dragen.
Het asceet-zijn scheen hem gemakkelijker dan
men het dikwijls zich voorstelt. Alleen enkele
dagen wanneer hij moe was en afwisseling
ontbrak, kon het zwaar vallen.
Dan moest hij erkennen dat niet in alle
opzichten zijn| voorbeeld navolgenswaard
mocht heeten.
Maar het idee de maatschappij een les te
geven hield hem op.
De groote figuur van het anarchisme der
eindigende 19de eeuw was vorst Kropotkin.
Bij zijn opvattingen sloten zich veel groepen
aan van de Parijsche extremisten. Georges
Valois, met zijn füosofisch-literarische neigin
gen, voelde zich bijzonder getrokken tot de
groep van l'Art social. Men hield daar verhan
delingen tot onderlinge opvoeding en trachtte
propaganaa te maken in de buitenwijken van
Parijs. Voor de heethoofden der partij ging
het er te academisch toe, de vergaderingen
waren matig bezocht.
Op een avond was er nog maar een enkele
opgekomen in het caféwaar men gewoonlijk
bijeen was. Georges kende hem niet, maar hij
moest wel opmaken, dat de ander als hij tot de
leden van de groep behoorde, omdat hij door
zijn opkijken en het talmen in het gebruik
zijner vertering duidelijk blijken gaf te wach
ten op de verschijning van gelijkgezinden.
Valois schoof zijn stoel bij, maakte kennis en
vond een vriend voor zijn leven.
Het was opmerkelijk hoe velen erin de hoofd
stad rondgingen die in zijn geval verkeerden;
van uiterst eenvoudige familie, opgevoed
door een godsdienstige moeder, die het vrije
Begrijpen wij den heer Colijn wél
maar dit voorbehoud is niet overbodig
dan is de bezuiniging, die bij toe
passing van zijn stelsel zou worden
aangebracht, alweer een bezuiniging
met perspectief". Alleen wanneer men
er over zou gaan denken, de verde
diging" van ons land in den eigen
lijken zin van het woord verdedi
ging" tot in de perfectie op te voeren,
zou men geld besparen door over te
stappen in het schuitje van den heer
Colijn. Maar wie denkt daaraan?
Voor de naaste toekomst en toen
de heer Colijn het lijstje van zijne be
zuinigingsmaatregelen opsomde, was
er alleen sprake van maatregelen, die
dadelijk de uitgaven zouden doen ver
minderen heeft het door hem ge
schetste defensiestelsel, uit een oog
punt van bezuiniging, geen waarde.
Het zal de uitgaven voor het leger eer
grooter dan kleiner doen worden.
Daarom mag men hem verwijten,
dat hij bij zijn repliek in gebreke is
gebleven de verwachtingen te vervullen,
die zijn eerste redevoering moest
wekken.
Maakt men het defensiestelsel van den
heer Colijn los van de bezuinigingskwes
tie ? maar men neemt daarmede een
verband weg, dat hij zelf had gelegd
dan valt het neg moeilijk, zich een
juiste voorstelling te vormen van zijne
bedoelingen.
Volgens hem moeten wij er ons toe
bepalen, een apparaat in het leven te
roepen een veldleger waarmede
wij onze verplichtingen als lid der
volkerengemeenschap kunnen nakomen,
d.w.z. onze onzijdigheid verdedigen.
Bij die volkerengemeenschap" heeft
hij niet gedacht aan den Volkenbond.
Over het algemeen schijnt hij daar
weinig aan te denken. Maar Nederland
is desniettemin lid van dien Bond.
Dat lidmaatschap legt ons verplichtin
gen op, maar schenkt ons ook rechten.
Moet het defensievraagstuk nu ge
regeld worden, alsof'er geen Volken
bond was? Op die vraag zou men van
den heer Colijn gaarne een duidelijk
antwoord vernemen.
Het veldleger moet onze onzijdigheid
handhaven: beteekent dit, dat wij
alleen acte de présence" moeten
geven, moeten toonen dat wij er nog
zijn? Is het de bedoeling, dat wij het
een oorlogvoerende mogendheid moei
lijk maken, ons grondgebied te schen
den, wanneer haar belang dit eischt?
Maar hoe moeilijk? Wordt er behalve
dan door onze financiën ook door de
internationale verplichtingen een grens
gesteld aan de grootte en de hoedanig
heid van ons leger?
Indien de mogendheid, die de mobi
lisatie van onze strijdmacht veroor
zaakt, er meer belang bij heeft om ons
te ontzien dan om ons aan te vallen,
zullen wij alleen, zooals tijdens den
laatsten oorlog, de wacht aan de grens
hebben te betrekken. Maar als zij ons
niet ontziet? De lieer Colijn sprak er
van, dat ons leger, opereercnd op de
Zuidoostelijke grens, tegenover een
gevoel van verplichting jegens zichzelf en
medemenschen in het kinderhart had geplant
en die zelfs na een bijna noodzakelijke breuk
nog invloed bleef oefenen op den levensweg
van den jongen man.
De nieuwe vriend had het zwaar te ver
antwoorden gehad, maar noch ziekte, noch
teleurstelling, noch het bewustzijn van zijn
geestelijke macht teruggedrongen door het
lot, had zijn stemming verbitterd, wat zijn
edel gezicht zeide, dat was hij inderdaad.
Laat ons toch niet denken dat het anar
chisme het bestaan zooveel mooier zal maken
, leerde hij aan Valois, er zijn er die zich
al gelukkig houden in het denkbeeld, dat men
onder de anarchie niet een paar uurwerken,in
het purper genctvol zijn tijd zal kunnen door
brengen. Neen, misschien zal er nog veel meer
werk van ons worden gevraagd. Het mooie
integendeel ligt in den geest waarin wij het
werk verrichten. Met heel eenvoudig werk
kunnen wij evenveel schoonheid voortbrengen
als de ingenieur met zijn scheppingen.
Nog duurde in die dagen de indruk voort
van de bomaanslag van Vaillant en Emile
Henry. Het was de propaganda door de daad
die haar hartstochtelijke voorstanders had,
maar uit de verschillende gevallen die voor
kwamen behoeft men geen gevolgtrekkingen
te maken voor de woestheid der anarchisten.
Zeker, in hun bijeenkomsten wonden zij elkan
der op en er waren velen die met gelatenheid
het bloedbad van de bourgeoisie zouden
hebben aangezien; zelfs de vriend van Valois,
al prees hij niet de daad van Vaülant, was toch
ver daarvan haar af te keuren.
Er bestaat, gelijk natuurlijk is bij zulke
algemeene stroomingen, een bepaald peil van
oordeel waaraan men zich houdt of waaraan
men zich onderwerpt; zoo'n niveau wordt
echter telkens gecorrigeerd, om het zoo te
vijandelijke macht zal staan, die steeds
een overmacht zal zijn ??in dat geval
blijft er weinig kans over om een inval
te weren.
En wanneer het leger, zonder te veel
gehavend te zijn, moet terugtrekken,
waar blijft het dan? Al hadden wij
nog liniën en versterkingen, de moge
lijkheid om daarop terug te trekken
zou, volgens den heer Colijn, gering
wezen. Maar volgens zijn stelsel zullen
wij dan geen vaste verdedigingslinie
meer hebben. Wat doen wij dan verder
voor onze verdediging?
Ook de heer Colijn immers wil de
verdediging van ons land niet
heelemaal prijs geven, al neemt die bij hem,
tegenover de handhaving van onze on
zijdigheid, slechts een ondergeschikte
plaats in. De gedachte aan een lang
durige verdediging zullen wij, ook vol
gens hem, moeten laten varen; maar
een tijdlang zullen wij ons toch te weer
moeten stellen, vermoedelijk achter
inundatiën.
Tot hoelang? tot wij hulp krijgen van
een andere mogendheid? Maar indien
er rekening wordt gehouden met de
waarschijnlijkheid dat wij op de hulp
van bondgenooten kunnen rekenen
en slechts weinigen zullen de mogelijk
heid veronderstellen van een oorlog
tusschen Nederland en een anderen
staat, zonder dat eenige andere mo
gendheid eraan deelneemt moeten wij
daarmede dan ook niet reeds rekening
houden bij de uitrusting van ons veld
leger alleen voor de taak om de on
zijdigheid te handhaven?
De heer Colijn heeft duidelijk aange
geven wat hij niet wil: hij wil niet de
stelling Holland en de stelling Amster
dam handhaven, want hij acht die niet
meer van beteekenis; afgezien daarvan
zou het handhaven van de stelling
Amsterdam deze stad blootstellen aan
bombardementen uit de lucht, en de
kosten van de maatregelen om zich
daartegen te verweren zouden onze
draagkracht verre te boven te gaan.
Wat hij echter wél wil doen om ons
land, nadat een vijand er binnen is
gedrongen, zij het dan ook slechts een
korten tijd te verdedigen, daarover
laat hij ons in het onzekere.
Evenmin heeft hij zich uitge
laten over de gevolgen, die uit onze
toetreding tot den Volkenbond voort
vloeien voor de inrichting van ons de
fensiewezen. Het is mogelijk, dat hij
dit wil regelen zonder zich te bekom
meren om het bestaan van dien Bond;
maar een uitdrukkelijke verzekering
daaromtrent zal hij dan toch moeten
geven.
Wie op de militaire uitgaven willen
bezuinigen, behoeven niet meer op de
hulp van den heer Colijn te rekenen.
Voor minder zal hij het niet doen;
maar misschien helpt hij ons voor het
zelfde geld aan beter waar; voorloopig
kan men echter naar de kwaliteit van
die waar slechts gissen.
KERNRAMP
DE INTERNATIONALE PUZZLE
November 1922.
Ditmaal ligt de mooiste internationale
puzzle te Lausanne op tafel, en knappe han
den zijn vereischt om de stukken zoo goed
mogelijk bijeen te leggen. Er zal heel wat ge
wend en gekeerd worden, eer er eenig even
wicht in den toestand van den Bosphorus ge
komen is, en 't is te hopen, dat het noodige
beleid daartoe niet ontbreekt. De toestand ziet
er daar zeer zorgelijk uit, en ook doodbedaarde
berichtgevers van ginds spreken de veronder
stelling uit, dat een nieuw ooriogsconflict
geenszins tot de onmogelijkheden behoort.
Het Turksch nationalisme, dat Angora tot
brandpunt heeft, is in ongekenden gloed ont
stoken. Het was tot voor korten tijd een vrij
wel onbekende zaak. De muzelman is fanatiek
en heftig, maar 't begrip eener nationale zaak
ligt hem verre. Dit is nu wakker geroepen, en
Kemal, Pascha is de groote patriot. Het is wak
ker geroepen door de al te vernederende voor
waarden van het eerste Sèvres-tractaat, door
de al te kleineerende behandeling te Londen.
Wakker geroepen door de ongeëvenredigde
opblazing van Griekenland's aspiraties. Wak
ker geroepen door de fouten van geallieerde
politiek.
Engeland en Frankrijk hebben daartoe op
haar beurt bijgedragen.
Engeland heeft eerst de bedenkelijke politiek
gevolgd van Griekenland buiten" mate tot
zijne expansie aan te moedigen, en dit zonder
het metterdaad bij te staan. Een admirali
teitsmissie te Athene, dit was alles. Tot
Venizelos en de zijnen toe zoudt ge heden
kunnen hooren erkennen, dat de prikkeling
van de Helleensche eerzuchten een ondienst
is geweest.
Inderdaad heeft toen Frankrijk daartegen
over verstandiger gedaan. Het'moge hierbij
ten deele uit onberedeneerde
anti-Constantijnsche gevoelens hebben gehandeld, het
volgde niettemin de verstandige lijn van vór
alles in 't Nabije Oosten vrede te willen. Daar
op is het Fransche beleid gericht geweest toen
het in Syrië bescheidenheid aan den dag legde;
toen het de overeenkomst te Angora aanging,
die een uitgebreide wapenstilstand
beteekende, en toen het de onmatige Grieksche plannen
zocht te dwarsboomen. De Fransche
commercieele belangen zoowel als de behoefte om
alle militaire uitgaven daar in te krimpen
leidden op dezen weg.
Ware Frankrijk er toen, ware het er nog
voor 6 maanden in geslaagd den vrede ge
sloten te krijgen, men zou den Turk geen
grooter concessie's hebben behoeven te doen
dan nu zullen worden gevergd, en er waren
allicht in Klein-Azië honderd-duizenden min
der dooden gevallen, minderheden minder
mishandeld, Smyrna niet verbrand, de geheele
toestand zou minder gecompliceerd zijn.
Dit stuit.e toen af op de Engelsch-Grieksche
politiek en op de bekende Turken-weerzin,
welke, sinas Gladstone, de Britsche idealisten
en de Amerikaansche dwepers in beweging
heeft gebracht.
Toen zijn de lijnen te ver gekrrist. Franklin
Bouillon, zeker niet een van de bezadigste en
voorzichtigste Fransche politici, werd de
toonaangever van een onbeperkte
pro-turkschheiu. Parijs volgde hem na, veel meer dan oe
Fransche kolonie te Constantinopel zelf, die
deze ontwikkeling met schrik en beven gade
sloeg en nog op 't oogentlik met de handen
in het haar naar 't Quai d'Orsay kijkt. De
lust om tegen de Lloyd Georgiaarische richting
in te gaan speelde daarbij parten; bovendien
de behoefte om bij de moslim in Tunis, in
Algiers, in Marocco, in Klein-Azië den goeden
naam van mohamedanenvriend te verdienen.
Dit is waarschijnlijk een groote misrekening
geweest. De muzelman richt zich niet naar
dengene, die hem zoekt te paaien, maar naar
dengene, die een blijk van macht,van
resistentie geeft.
Zoo heeft de Engelsche regeeringgerekend,
ouder en vaster in hare muzelmanservaring,
lliimiiimimiimiiiiiil
noemen, door de omstandigheden. Soms mag
het schijnen of belangeloosheid en
menschenadel alleen bij anarchisten moet worden ge
zocht, dan weer komt de bloeddorstige niets
ontziende kant te voorschijn. Wat de rich
ting der anarchie, in het moment van den over
gang der eeuw, karakteriseert, is dat haar
aanhangers in het anarchisme de bekroning
z^en der revolutie, het is hel laatste hoogste
woord, het brengt de menschheid tot haar
doel.
Zoo moeten wij den geestestoestand van
onzen jeugdigen anarchist leeren inzien. Hij
neemt deel aan de verwarde en verwarrende
bewegingen van zijn dagen en toont zich een
heftig dreyfiisard en gaat oproerig mee met
de optochten en opstootjes langs 's Heeren
wegen; omdat hij de vaste overtuiging heeft
de zuilen van het gezag, kerk en leger, omver
te werpen; maar als zijn leeftijd hem tot den
dienst in het leger roept, bemerkt hij dat
inderdaad de kazerne niet het hol is waarvoor
hij een instinctmatige!! afschuwhad. Het leven
is daar best uit te houden; wanneer zijn ge
zondheid sterk genoeg was geweest, ware hij
misschien in het leger gebleven !
En is, ten gevolge van het dreyfusisme en
van de partijkiezing van Zola en France, de
anarchie in de artistenwereld mode geworden,
hij, medelid van de groep van l'Art social,
bezoekt de min of meer deftige kringen waarin
dichters voor hun nieuwstmodische poëzie
gehoor zoeken te verkrijgen en ziet brave
radicale werklui hun halzen uitrekken en ht.n
oogen opsperren of zij iets van de voorge
dragen geluiden kunnen opvangen.
Het is niet eerbiedig het te zeggen, waarheid
is het toch, de anarchie krijgt pretensies en
maakt zich een weinig belachelijk nu zij met
de mode wil meedoen.
George Valois begon den grond van zijn
gedachten wankel onder zich te gevoelen.
Wat hij voor werkelijkheid had aangezien,
kreeg iets van een vertooning. Huichelarij,
van zich zelf bewust misschien, ook minder
bewust, omringde hem. De nieuwe eeuw drong
hem tot vernieuwing van zijn gedachten. Hij
maakte een rondgang door Frankrijk om in
aanraking te komen met de menschen van hei
land. Op reis, de grens passeerende, bracht hij
den Oudejaarsavond van 1901 met een paar
Zwitsersche industrieelen door, die hem aan
trokken door hun belangstelling in Frankrijk
en door de gematigdheid en het gewicht van
hun oordeel. Men sprak over de Dreyfuszaak:
Die zou toch niet zoo'n opschudding hebben
gemaakt, was de opmerking, en Frankrijk in
een verkeerd licht hebben geplaatst (zij ge
loofden in Dreytus' onschuld) wanneer Frank
rijk een koning had gehad. Een groot land als
Frankrijk moest niet een republiek zijn. De
republiek is goed voor ons Zwitsers die geen
buitenlandsche politiek hebben te voeren,
masr deugt niet voor een land, dat open staat
voor de intriges van zijn naburen. Er is maar
n regime dat voor Frankrijk past, het is de
monarchie !"
Die woorden hebben een grooten en
blijvenden indruk op Georges Valois gemaakt. Hij
leefde dien tijd in onzekerheid.
Waarom, vroeg hem een Parijsch professor,
zoekt gij niet een betrekking in Rusland als
huisleeraar in een groote familie op het land?
Men is daar vrijer en veel minder afhankelijk
dan elders".
Zoo trok onze twijfelzieke anarchist de
Russische woestenij binnen om vrijheid te
vinden voor onderzoek van zijn geest .
W. G. C. BYVANCK