De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 25 november pagina 2

25 november 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 25 Nov. '22. No. 2370 DE TROUWELOOZE COLIJN Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS | De bedrogen maagd: En hij zou hier toch wachten. lilllliiiiiiiiiiKiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiii UTEH1UK i F1LMEI l Den Haag ?:? Huiipspark 22. SPBC IALITEIT: Verhuizingen onder Saraniie Bürgplaatten nor Inbotdaft DE KRINGLOOP DOOR FREDERIK POULSEN (Voor de Amsterdammer" uit het Deensch vertaald door DR. J. M. HOOGVLIET). Met Herrn Oberlandsgerichtsrat Schreiber maakte ik kennis in een spoorwegcoupé. Hij kwam juist van Bornholm en was in ver rukking. Ik kende toen Bornholm nog niet uit eigen waarneming, maar omdat ik im mers meebehoorde tot de beheerschers van dat kleine wondereiland, was het natuurlijk dat ik zijn vreugde deelde. Voor wij uiteen gingen, had ik beloofd hem op te toeken in zijn woning in de kleine Duitsche academie stad, waar ik toen ter tijd studeerde. Het kwam spoedig zoover dat ik een weigeziene gast werd in het gezellige huis, en weldra was het inderdaad een vast gebruik geworden, dat ik iederen Donderdagavond bij den oberlandsgerechtsraad een broodje kwam eten. Een dekselsche mondvol titel, dat was het zeker, vooral als ik het woord richtte tot de vrouw des huizes met een: Wie meinen Sie, gnSdige Frau Oberlandsgerichtsratin?" Het trof nogal gelukkig dat de genadige vrouw maar zelden een meening had omtrent de onderwerpen die door ons te berde werden gebracht. De dochter Helene was een paar jaar ouder dan ik en zij had een paar warme oogen die aan bruin fluweel deden denken. Mooi was ze niet, maar er waren in het plaatsje zoo weinig jonge dames aan wie men het hof kon maken. Nu, zooveel jaren later, kan ik me bijna niet begrijpen, dat ik ooit lust heb kunnen hebben om zoo dikwijls bij die Schreibers aan te komen. Immers de geestelijke recette was on geveer gelijksoortig met wat men opdoet bij het vergezellen van een politicus op een tournee van kiezersbijeenkomsten, hetgeen, zooals bekend is, het zekerste middel is om menschenhater te worden. Het waren de be kendste gedachten in den meest voor de hand liggenden vorm. Als ik met mijn twintig jaren nu en dan overbruischte van invallende ge dachten, geïnspireerd door de fltiweelen oogen van Helene, placht de Oberlandsgerichtsrat ontnuchterend te zeggen: ,,Ja, ja. De jeugd heeft die verblindende manier van spreken. Maar wij ouderen hebben toch maar de ervaring". De oude mevrouw was in zoo ver origineeler, dat zij ongecultiveerd was en een eigenaardig vermogen bezat om de heele wereld Duitsch te kleuren. Ze placht bij voorbeeld te zeggen: We hebben een goed oud Duitsch woord dat zegt: de arbeider is zijn loon waardig". Ja maar, Mama, dat staat immers in de bijbel," bracht Helene daar dan tegen in. Of zij verklaarde: Wij hebben een Duitsche spreekwijze,die zegt: Er is iets rottends in den staat van Denemarken"; waarop Helene dan inviel: Jawel, maar dat staat bij Shakespeare". Maar de oude dame schudde zaakkundig het hoofd en ging onverdroten voort de geheele wereldlitteratuur voor den dierbaren Duitschen geest te annexeeren. Behalve aan Helene kwam, geloof ik, ook wel aan een Trientijnschen rooden wijn de eer toe mij aan het huis te binden. Die wijn verguldde het banale soupertje, en de Ober landsgerichtsrat hield altijd, voor hij hem rondschonk, een speechje over de zeldzaam snedige wijze waarop hij gedurende zijn eenige reis naar het Zuiden dat wijntje op den kop had getikt. Het was in een kelder te Venetië, toen zij in September laatstleden een krachtig verzet stelde tegenover de al te stoutmoedige ontwikkeling van de Turksche beweging van Angora uit. Llcyd Qeorge heeft ongetwijfeld met zijn oorlogsoproep een al te dramatische uitwerking aan d'e Britsche taktiek gegeven. Maar de grondgedachte was waarschijnlijk verstandig, en men mag verwachten dat Curzon, taai en niet gemakkelijk van natuur, dezelfde houding zal blijven aannemen, zij 't mee rustiger bcnar-lawiaansch gebaar dan de groote tcovenaar uit Welschland bezigde, die nu met 't nationaal-überale echec op den ach tergrond is geplaatst. Zoo staat de zaak te Lausanne. Frankrijk, dat indertijd zoo juist de zwakte van den geheelen Qriekschen opmarsen had voorzien, zit nu voor de moeilijkheid: de Turksche kracht niet voldoende te hebben doorgrond. Men mag verwachten dat het zich wat bakeeren zal. Het wordt daartoe door zijn eigen vertegenwoordigers te Constantinopel aangespoord. Ook in Parijs bestaat een gema tigde richting, en niet uit de geheele pers, getuige de Journal des Débats, spreekt de vervaarlijke chauvinistische pro-turksche geest, waarin de Temps is vervallen. Het pro-turkisme maakt trouwens de Fransche positie zeer delicaat. Wie op 't oogenblik Kemal zegT, zegt Trotsky en Lenin. Het Angora-nationalisme heeft veel bclsjewieksche eigenaardigheden en bolsjewieksche over spanning. Het Turksche patriotisme is met Moskou door blijkbaar vrij'nauwe banden ver bonden. Vermeerdering van die macht kan West-Europa zeker niet begeeren, en de Fransche publieke opinie stellig allerminst. D?-nk daarenboven in, dat Frankrijk weliswaar van ouds met het Turksche Rijk op goeden voet heeft willen staan, doch daarnevens ook steeds al? beschermmo^endheid der christe lijke minderheden in Klein-Azië heeft ge fungeerd. Wat nu het lot dier minderheden zal zijn, wanneer het Turksche nationalisme zich vrijelijk bot kan vieren, en niet door krachtige internationale verplichtingen, in een vredestractaat nedergelegd, beteugeld wordt, mag men zich met schrik en beven afvragen. Turkije voor de Turken", dat nog zoo zelden geklonken heeft, klinkt nu. De plannen wor den reeds duidelijk uitgesproken. De geheele rieksche bevolking uit Ccnstantinapel, zoo heet het, moet werden verwijderd. Alle onturksche elementen uit Anatolië, uit Syrië, enzoovoorts. Alle n-sovietrussen uit Stamboel. Op wat voor gewelddadige manier dit zou gaan ! Hoe tien- en honderdduizenden daar 't slachtoffer van zouden kunnen worden! En voorts welke russische bewegingen naar Bessarabië, naar Polen, weder uit dat alles zouden kunnen voortvloeien. Vandaar dat de Conferentie te Lausanne zoo uiterst gewichtig is. Maar z,j zal ook uiterst moeilijk zijn. Van werkelijke machtsaanwennu u ti u i u n umi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiii waar vijftig vaten op een rij lagen. De Ober landsgerichtsrat was toen op 't idee gekomen dat het totaal van-alle knoopen, die hij aan jas, vest en broek op zijn lichaam droeg, het volgnummer moest aangeven van het vat dat het ware was.... en op een wonderbaarlijke wijze had dat idee hem tot een gelukkige keuze gebracht. Na dien tijd was hij doorgegaan met vaten van dat merk te laten komen, en, niet waar, als je je oogen dicht deed, dan zweelde je.... die wijn dreef de ziel naar de hoogte ! Dan ledigden we de glazen met ge sloten oogen, terwijl de dames rustig toekeken zonder zich in 't minst ongerust te maken dat papa soms in den ether zou verdwalen. Na het souper zette de Oberlandsgerichtsrat zich aan de piano en speelde een uur lang. Lichte muziek, niet waar? Zware muziek is ongezond als men gegeten heeft". De Ober landsgerichtsrat wist iemand te noemen die op zekeren avond na het souper een zoo ethe rische en verheven muziek had ten beste ge geven dat drie van de toehoorders onpasselijk waren geworden. Dit, zeide hij, moest men vermijden. Daarom verkwikte hij ons met lichte en vroolijke muziek in het donker, terwijl de oude mevrouw met een handwerkje aan het venster, en Helene en ik op gepasten afstand van elkaar op den canapézaten. Het concert werd besloten met een gezongen lied, waarvan het refrein luidde: Ach, Susanna ! Wie schmeckt das Bier doch wunderschön !" Wanneer dit lied gezongen was, werd de lamp aangestoken. Vór dat oogenblik had ik dan juist even tijd om aan Heiene's hand een drukje te geven, dat door haar nooit beant woord, maar toch ook nooit afgeweerd werd. Nu werd das Flaschenbier" op tafel gezet en we dronken opgewekt en zonder overmaat bier tot bedtijd toe. De laatste Donderdagavond van het se mester was plechtig en weemoedig. We ledig den twee flesschen Trientijnschen wijn en stegen dus zooveel hooger de lucht in. Helene en ik zaten wat dichter dan anders bij elkaar op den canapé, maar toch niet al te dicht. Van Mevrouw nam ik afscheid boven in de kamer, maar zoowel Helene als de Ober landsgerichtsrat gingen met mij mee naar beneden. Toen we aan de straatdeur elkander vaarwel zouden zeggen, bedacht de oude heer zich opeens dat ik een flesch Trientijnschen wijn mee moest krijgen naar Denemarken, en in weerwil van mijn protest reikte hij de lamp aan Helene over en holde de trap op. Helene en ik keken elkaar met onbestemde blikken aan, tot ik als een uitweg op het idee kwam, dat ik de lamp vast moest houden. Dit gaf aanleiding tot een kleine stribbeling, waar bij ik mijn arm achterom Heiene's nek kwam te slaan. Het was niet mijn bedoeling haar te kussen, en ze protesteerde behoorlijk - van zich afslaan kon ze niet, door de lamp. Maar toen Ach Susanna ! Wie schmeckt das Bier doch wunderschön !" Juist was het op het punt dat zij zacht tegen mijn schouder zou komen te rusten, toen we den sleependen stap van papa op de trap hoor den en ons oprichtten. Terwijl de Oberlandsgerichtsrat mij de flesch ter hand stelde, gebeurde er iets verschrikkelijks. Hij spitste namelijk plotseling de lippen en strekte al de stoppels van zijn baard naar mij toe. Ik moest mij vastklemmen aan de trapleuning,ik zag in een glimpHelene's gelaat verhelderd door een wraakgierigen glimlach, ik zwenkte zijwaarts uit om ten minste niet getroffen te worden op dezelfde plek, die zich aan Helene had gelaafd. De kus trof mij op de wang. Ik draaide mijn hoofd een halven slag om en kreeg een tweeden kus op mijn oor, zoodat mijn trommelvlies er van suisde. Met een half gesmoorde dankbe tuiging ontrukte ik de wijnflesch aan den ouden heer en vloog de straat op. Ik rende den hoek om en streek neer op een stoep om mij zat te lachen. Ik lachte en lachte en lachte, tot ik plotseling een ernstigen Pruisischen politieagent aandachtig zag staan kijken naar dien eigenaardigen manspersoon, die ten prooi scheen te zijn aan stuipen met een flesch wijn onder zijn arm. Toen koos ik het hazenpad. Na mijn vertrek hoorde ik een of-twee mael 's jaars iets van de Schreibers. Hun brieven waren niet rijker aan inhoud dan hun ge sprekken. Helene werd de verloofde en later de vrouw van den eigenaar eener brouwerij te Maagdenburg, hetgeen mij aanleiding gaf tot het zenden van een paar telegrammen, die op het Suzanna-motief gebaseerd waren en veel succes hadden. Toen kwamen de kwade jaren van den oorlog, en in herinnering aan de gastvrijheid van den ouden heer Schreiber zond ik hun nu en dan wat vet of wat spek en kreeg roerende dankbetuigingen tot loon. En nu, in dit voorjaar, zag ik na verloop van vijf en twintig jaren de oude universiteitsstad terug. Ik had bericht gezonden aan de Schrei bers en een dringende uitnoodiging ontvangen om bij hen te soupeeren. Ze verlangden er zoo innig na mij weer te zien. Ze waren beiden zeer oud geworden, hij wit en gebogen en met een schorre bronchitisstem, zij bleek, met scherpe trekken, zenuw achtige oogen en een bitteren plooi om den mond, dien ik daar nooit te voren gezien had. De twee kinderen van Helene waren bij hun grootouders gelogeerd om op krachten te komen in de zuivere lucht van het plaatsje. Ze werden binnengeroepeii. De jongen, die twaalf jaar oud was, had Heiene's fluweelen oogen en was knap en frisch. Het kleine acht jarige meisje was tenger en zag erziekelijkuit. Zij is een teer poppetje,"zei de grootmoeder maar ze heeft dan ook alleen de booze jaren van de wereld gekend. Drie jaar geleden zijn haar nagels heelemaal uitgevallen, en ze zijn nog altijd heel dun". Ik neem haar handjes in de mijne en kijk naar de nagels die bros en fijntjes zijn als vischschubben. Deze kindernageltjes toonen mij in een vreeselijke gedachtenverbinding het lijden van Dtiitschland. Maar het meiske ziet me aan met een glimlach en bloost van blijdschap als ik haar inviteer naar Denemar ken om er goed en voedzaam eten te krijgen. Op mijn navragen kom ik te weten dat Helene bijna geheel haar krachten heeft her wonnen, en er is een photographie van haar, die ik toch vooral moet zien. Een koude huivering vaart mij door de leden. Nu zou ik even gaarne den Oberlandsgerichtsrat kussen. Ach ja,nu heb ikde ervaring en kan ik de jeugd waarschuwen tegen kussen zonder zich waar borgen te verschaffen, dat de betrokkene er over vijfentwintig jaar niet al te leelijk uitziet. We gaan aan tafel. Ik ben verrast over den rijkdom van het menu. De oude heer maakt overbodige excuses voor 't feit dat de Trientijnsche wijn opgeraakt is, en schenkt mi een Riidesheimer van een goeden jaargang. Ten slotte verschijnt op tafel mijn heveiingstaart. Ik ben geroerd over de Gesinnungstreue" van de oude mevrouw. Plotseling verheft zich de Oberlandsgerichts rat en houdt een speech tegen mij. De speech ding tegenover de Turken is nauwelijks sprake meer. Volgens 't rapport van Foch zouden meer dan 20 divisie's noodig zijn om daar werkelijk de overhand te hebben. De Turksche delegatie zal waarschijnlijk eene onmogelijke" houding aannemen, veeleischend en opgebla zen zijn. Dit zal allicht 't eenige andere mid del: een besliste en aaneengesloten houding der geallieerden, in de hand werken. En daarop komt alles aan. Abdoe! Hamid's genialiteit in het op de been blijven door de mogend heden tegen elkander uit te spelen, staat daar nog als een groote waarschuwing voor den geest. En ongetwijfeld zullen de nieuwe Brit sche regeering zoowel als de nieuwe Itaiiaansche in die richting streven, waarin, zoo niet de teekenen bedriegen, nu ook Poincarégaan wil. Belangrijke concessie's zullen aan het nieu we Turkije worden gedaan, maar het zal tevens belangrijke verplichtingen moeten erkennen; en de Angora-beweging in echec gehouden. Voor andere landen met groote mahomedaansche bevolkingselementen, gelijk onze Koloniën, is dit stellig ook een gewichtig belang. Op n punt schijnen overigens de mogend heden al aanstonds geheel een van bedoeling te zijn: de vrijheid van de Dardanellen. Doch alweer: welkeen probleem ! Want maak maar eens de vrijheid, de ont-militariseering van een vaarweg tot werkelijkheid, die misschien niet eens zoo breed als onze Scheldemond is. D; naaste weken zullen, denkelijk te midden van allerlei incidenten, door dit alles heen moeten leiden. Laat ons aanzien. Op den buitenstaander maakt 't den indruk dat de conferentie misschien er wat geïmproviseerd voorstaat. Is de kalk wel voldoende gemengd en bereid, die voor 't hechtingswe'rk moet dienen? D; tijd zal 't leeren. B R A N D A R i s SINTERKLAAS UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOGHEM en BORGULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN Sinterklaas is aan 7 pakken, Zijn geschenkjes staan gereed; Laat ons hopen dat hij niemand Op den grooten dag vergeet. Holland helpt hij aan 'n gulden Koersvast als 't Engelsch pond, Aan een stevige valuta, Als de dollar zoo gezond. Voor Colijn brengt hij niets mede, Die is ouden Sint de baas, Want die toerende minister Speelde zelf voor Sinterklaas. Amsterdam krijgt zijn bebouwing Van dat prutsig Damterrein, Ook het arme Vondelparkje Zal wel niet vergeten zijn. Orde, wijs beleid en voorspoed Brengt hij voor de Opera, Van der Lugt voor zijn gezelschap: Meer subsidie in de ld. Voor de zoete kamerleden Heeft hij hooger traktement, In ons schatrijk vaderlandje Kijken we niet op 'n cent. Voor de zwaarbeproefde tuinders Heeft hij ook iets goeds bedacht, Hulp en steun van de regeering Worden voor hen meegebracht. Ook die hongerige schilders Krijgen een geschikt cadeau: Winter/assen, warme kachels En gestampte pot of zoo. Fokker krijgt een zweef-machine, Waar hij dertig uur mee zweeft, En de Krekelzanger klieren Waar hij honderd jaar door leeft. J. H. S P E E N H O F F iiiiiiiiimiliiiiiiin IIIIMIMIIIIIIIIIIII IHIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiliiiiiiillllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII neemt tot mijn schrik de gedaante aan van een hoog-politieke beschouwing. Duitschland, omringd door verbolgen vijanden, hoopt op waardeering en sympathie bij de Noord-Germaansche broedervolken. De spreker prijst Bornholm en eindigt met een heildronk op Denemarken. Ik krijg het een beetje te kwaad, maar ik dien toch wel iets te antwoorden in denzelfden geest. Ik begin met de schildering der herin neringen die bij het wederzien der universiteits stad en van deze woning den drempel mijner ziel overschrijden. Voor deze woning heb ik slechts goede wenschen te uiten. En nu, nu de oeroude strijd tusschen Denemarken en Duitschland is bijgelegd, en de grens, dank zij Deensche gematigdheid, daar is getrokken waar de rechtvaardigheid het gebiedt " De oude heer fronst het voorhoofd als tot het wegjagen van een vloekwaardige vlieg. Ik kijk omlaag naar de vrouw des huizes, maar zij heeft geen meening, ze heeft slechts ge vouwen handen en luistert op vrouwenmanier naar den toon zonder veel verder doordenken over den inhoud. De glimlach van het kleine meisje geeft mij kracht om door te gaan: Nu dus de strijdvraag uit de wereld is, kunnen ook wij Denen wenschen dat Duitsch land spoedig zijne krachten moge herwinnen na de jaren van lijden". Na het souper moeten we muziek hebben, maar ditmaal is het de jongen die speelt. Spoedig bevinden zich zoowel hij als wij onder de toovermacht der tonen. Het zijn Duitschlands groote componisten die hij speelt, en geen van ons heeft zich daarover te beklagen. Er is niet alleen knapheid, maar ook ziel en persoonlijkheid in zijn spel. Ik herinner mij een carnevalsavond in mijn jeugd, toen ik twee arme jongens verscheidene uren lang naliep van deur tot deur, omdat ze zoo heerlijk het liedje van het Heidenröslein zongen. Evenals zij heeft ook deze knaap de zangergave van zijn volk als kostelijk erfdeel ontvangen. Tut de traditie van vroeger keeren we terug als de lamp opgaat en das Flaschenbier," natuurlijk uit de brouwerijvan den schoonzoon, op tafel komt. Maar het gesprek heeft nu meer verheffing gekregen dan toen, en dat is het gevolg van den oorlog en den nood. Welke winter was de ergste voor Duitsch land? Die van 1917 op 1918, denk ik?" Neen," zegt de oude mevrouw, want toen hadden we nog de hoop op de overwinning. Die van 1018 op 1919 was veel erger. Toen waren we zonder hoop. En de bedroevingen van de ziel zijn erger dan die van liet lichaam". Ik had dit van haar niet verwacht. Ik kijk dus een beetje verwonderd. Ja," zegt de oude heer. Onze vijanden moesten bedenken wat Duitschland naar lichaam en ziel geleden heeft, vór ze van ons berouw en boete verlangden. Zij roepen zoo hard over met het volkenrecht strijdige oorlog voering. Was niet de geheele Engelsche blok kade in strijd met het volkenrecht en veel, veel wreeder dan het wreedste waar men ons van beschuldigt? Laten de anderen beginnen niet berouw te hebben en voor ons een weinigje medelijden te toonen. Vór dat het geval is, kan er geen sprake zijn van verzoening". Ik vind," zeg ik, dat Duitschland be ginnen moest met het onschuldige België om vergiffenis te vragen. Dan zou het overige van zelf te recht komen." Het onschuldige België!" stuift de oude heer op. België dat van te voren afspraken met onze vijanden had gemaakt, België dat sluipmoord pleegde op onze soldaten, toen zij welgemoed als naar een manoeuvre het land in marcheerden en er niet aan dachten iemand kwaad te doen". Het is gebleken," zeg ik koel, dat deze beweringen onjuist zijn". Onjuist ! Onze generale staf heeft nooit gelogen ! Hij heeft nu en dan iets verzwegen, maar gelogen nooit." Ik leun achterover in mijn stoel en zwijg. En nu beginnen de beide oude lieden tegen elkander in te vertellen van 's vijands vloek waardige daden en Duitschland's onschuld. Er ontbreekt niets aan het vaste repertoire, noch de geschiedenis over de wreede mishandeling van Duitsche krijgsgevangenen in de Fransche gevangenenkampen, waar de officieren in de soep spuwden als de gevangenen half dol van den honger naar de keukens kwamen rennen, noch de verzekering dat zoowel Frankrijk als Rusland al gemobiliseerd hadden op den Isten Mei 1914 en loerden op het gunstige oogenblik om het onvoorbereide Duitschland te over vallen. Aber das nachste Mal werden wir besser vorbereitet sein". Na deze woorden heb ik van iedere tegen spraak afgezien. Ik heb berouw zoowel van mijn speech als van mijn vet en spek en zit te practiseeren hoe ik weg kan komen. Het kleine meiske is in slaap gevallen; zij is al te zeer ondervoed om het heftige gesprek te volgen. Maar de jongen luistert met opengespalkte oogen en verzwelgt elk woord, dat zwanger is van haat, als een lekkernij. Ja, Frankrijk moest bedenken, wat voor gevolgen zijn behandeling van ons kan hebben. Zakt Duitschland nog dieper in armoede weg, dan werpen we ons in de armen van het bolsje wisme, dan houden we op een bolwerk te zijn tegen de wetteloosheid," zegt de Oberlands gerichtsrat. En als Duitschland weer op krachten komt," vraag ik, wat dan? Is net dan re vanche?" Vór een van de oude lieden tijd heeft om te antwoorden, is de jongen opgesprongen. Ja ! Ja ! Ja !" roept hij met gebalde vuisten De oude heer kijkt naar hem en glimlacht. Hij reikt ieder van de kinderen een hand en staat dan stil met opgeheven hoofd, alsof hij een eed aflegt. Ja, je.... zult ze nog beleven.... de overwinning van Duitschland," zegt hij schor. Het is de eeuwige kringloop van haat en wraak en krijg tusschen de twee voornaamste cultuurvolken van het Europeesche vasteland, die in dit dramatische tafereeltje tot uiting komt. Ik laat mijn hand zacht neerglijden over het hoofdje van liet slapende kind en mijn gedach ten formuleeren zich ongeveer in de volgende woorden: Ach, ook gij, slapend meiske, zult eenmaal, Wordt uw leven een bloeitijd vergund, Naar uw eigen beminden knaap heenzien Als in 't spoor der kolonne een punt. Gij zijt prooi van den kringloop, gij kleine, 't Is voor bloedwrake's juk dat ge bloeit. Ge zult staren, met Gallië's moeders, Naar de streek waar de oorlogszee loeit. In een bloedig gezicht zult ge aanschouwen 't Ranke lijf dat ge baardet met smart En aan God zult ge ^vragen met tranen Wat ge zondigdet needrig van hart. Ja, ook gij, slapend meiske, ziet eenmaal Elke vreugd, elke hope u ontvloön, En draagt bleek in de bevende handen Slechts het beeld van den dierbaren zoon.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl