Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
25 Nov. '22. No. 2370
DE TROUWELOOZE COLIJN
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS
| De bedrogen maagd: En hij zou hier toch wachten.
lilllliiiiiiiiiiKiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiii
UTEH1UK i F1LMEI
l Den Haag ?:? Huiipspark 22.
SPBC IALITEIT:
Verhuizingen onder Saraniie
Bürgplaatten nor Inbotdaft
DE KRINGLOOP
DOOR FREDERIK POULSEN
(Voor de Amsterdammer" uit het Deensch
vertaald door DR. J. M. HOOGVLIET).
Met Herrn Oberlandsgerichtsrat Schreiber
maakte ik kennis in een spoorwegcoupé.
Hij kwam juist van Bornholm en was in ver
rukking. Ik kende toen Bornholm nog niet
uit eigen waarneming, maar omdat ik im
mers meebehoorde tot de beheerschers van
dat kleine wondereiland, was het natuurlijk
dat ik zijn vreugde deelde. Voor wij uiteen
gingen, had ik beloofd hem op te toeken in
zijn woning in de kleine Duitsche academie
stad, waar ik toen ter tijd studeerde.
Het kwam spoedig zoover dat ik een
weigeziene gast werd in het gezellige huis, en
weldra was het inderdaad een vast gebruik
geworden, dat ik iederen Donderdagavond
bij den oberlandsgerechtsraad een broodje
kwam eten. Een dekselsche mondvol titel, dat
was het zeker, vooral als ik het woord richtte
tot de vrouw des huizes met een: Wie meinen
Sie, gnSdige Frau Oberlandsgerichtsratin?"
Het trof nogal gelukkig dat de genadige
vrouw maar zelden een meening had omtrent
de onderwerpen die door ons te berde werden
gebracht.
De dochter Helene was een paar jaar ouder
dan ik en zij had een paar warme oogen die aan
bruin fluweel deden denken. Mooi was ze niet,
maar er waren in het plaatsje zoo weinig jonge
dames aan wie men het hof kon maken.
Nu, zooveel jaren later, kan ik me bijna niet
begrijpen, dat ik ooit lust heb kunnen hebben
om zoo dikwijls bij die Schreibers aan te
komen. Immers de geestelijke recette was on
geveer gelijksoortig met wat men opdoet bij
het vergezellen van een politicus op een
tournee van kiezersbijeenkomsten, hetgeen,
zooals bekend is, het zekerste middel is om
menschenhater te worden. Het waren de be
kendste gedachten in den meest voor de hand
liggenden vorm. Als ik met mijn twintig jaren
nu en dan overbruischte van invallende ge
dachten, geïnspireerd door de fltiweelen oogen
van Helene, placht de Oberlandsgerichtsrat
ontnuchterend te zeggen:
,,Ja, ja. De jeugd heeft die verblindende
manier van spreken. Maar wij ouderen hebben
toch maar de ervaring".
De oude mevrouw was in zoo ver origineeler,
dat zij ongecultiveerd was en een eigenaardig
vermogen bezat om de heele wereld Duitsch
te kleuren. Ze placht bij voorbeeld te zeggen:
We hebben een goed oud Duitsch woord
dat zegt: de arbeider is zijn loon waardig".
Ja maar, Mama, dat staat immers in de
bijbel," bracht Helene daar dan tegen in.
Of zij verklaarde:
Wij hebben een Duitsche spreekwijze,die
zegt: Er is iets rottends in den staat van
Denemarken"; waarop Helene dan inviel:
Jawel, maar dat staat bij Shakespeare".
Maar de oude dame schudde zaakkundig het
hoofd en ging onverdroten voort de geheele
wereldlitteratuur voor den dierbaren
Duitschen geest te annexeeren.
Behalve aan Helene kwam, geloof ik, ook
wel aan een Trientijnschen rooden wijn de
eer toe mij aan het huis te binden. Die wijn
verguldde het banale soupertje, en de Ober
landsgerichtsrat hield altijd, voor hij hem
rondschonk, een speechje over de zeldzaam
snedige wijze waarop hij gedurende zijn eenige
reis naar het Zuiden dat wijntje op den kop
had getikt. Het was in een kelder te Venetië,
toen zij in September laatstleden een krachtig
verzet stelde tegenover de al te stoutmoedige
ontwikkeling van de Turksche beweging van
Angora uit. Llcyd Qeorge heeft ongetwijfeld
met zijn oorlogsoproep een al te dramatische
uitwerking aan d'e Britsche taktiek gegeven.
Maar de grondgedachte was waarschijnlijk
verstandig, en men mag verwachten dat
Curzon, taai en niet gemakkelijk van natuur,
dezelfde houding zal blijven aannemen, zij 't
mee rustiger bcnar-lawiaansch gebaar dan de
groote tcovenaar uit Welschland bezigde, die
nu met 't nationaal-überale echec op den ach
tergrond is geplaatst.
Zoo staat de zaak te Lausanne.
Frankrijk, dat indertijd zoo juist de zwakte
van den geheelen Qriekschen opmarsen had
voorzien, zit nu voor de moeilijkheid: de
Turksche kracht niet voldoende te hebben
doorgrond. Men mag verwachten dat het zich
wat bakeeren zal. Het wordt daartoe door zijn
eigen vertegenwoordigers te Constantinopel
aangespoord. Ook in Parijs bestaat een gema
tigde richting, en niet uit de geheele pers,
getuige de Journal des Débats, spreekt de
vervaarlijke chauvinistische pro-turksche
geest, waarin de Temps is vervallen.
Het pro-turkisme maakt trouwens de
Fransche positie zeer delicaat. Wie op 't oogenblik
Kemal zegT, zegt Trotsky en Lenin. Het
Angora-nationalisme heeft veel bclsjewieksche
eigenaardigheden en bolsjewieksche over
spanning. Het Turksche patriotisme is met
Moskou door blijkbaar vrij'nauwe banden ver
bonden. Vermeerdering van die macht kan
West-Europa zeker niet begeeren, en de
Fransche publieke opinie stellig allerminst.
D?-nk daarenboven in, dat Frankrijk weliswaar
van ouds met het Turksche Rijk op goeden
voet heeft willen staan, doch daarnevens ook
steeds al? beschermmo^endheid der christe
lijke minderheden in Klein-Azië heeft ge
fungeerd.
Wat nu het lot dier minderheden zal zijn,
wanneer het Turksche nationalisme zich
vrijelijk bot kan vieren, en niet door krachtige
internationale verplichtingen, in een
vredestractaat nedergelegd, beteugeld wordt, mag
men zich met schrik en beven afvragen.
Turkije voor de Turken", dat nog zoo zelden
geklonken heeft, klinkt nu. De plannen wor
den reeds duidelijk uitgesproken. De geheele
rieksche bevolking uit Ccnstantinapel, zoo
heet het, moet werden verwijderd. Alle
onturksche elementen uit Anatolië, uit Syrië,
enzoovoorts. Alle n-sovietrussen uit
Stamboel. Op wat voor gewelddadige manier dit
zou gaan ! Hoe tien- en honderdduizenden
daar 't slachtoffer van zouden kunnen worden!
En voorts welke russische bewegingen naar
Bessarabië, naar Polen, weder uit dat alles
zouden kunnen voortvloeien.
Vandaar dat de Conferentie te Lausanne
zoo uiterst gewichtig is. Maar z,j zal ook uiterst
moeilijk zijn. Van werkelijke
machtsaanwennu u ti u i u n umi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiii
waar vijftig vaten op een rij lagen. De Ober
landsgerichtsrat was toen op 't idee gekomen
dat het totaal van-alle knoopen, die hij aan jas,
vest en broek op zijn lichaam droeg, het
volgnummer moest aangeven van het vat dat
het ware was.... en op een wonderbaarlijke
wijze had dat idee hem tot een gelukkige
keuze gebracht. Na dien tijd was hij doorgegaan
met vaten van dat merk te laten komen, en,
niet waar, als je je oogen dicht deed, dan
zweelde je.... die wijn dreef de ziel naar de
hoogte ! Dan ledigden we de glazen met ge
sloten oogen, terwijl de dames rustig toekeken
zonder zich in 't minst ongerust te maken dat
papa soms in den ether zou verdwalen.
Na het souper zette de Oberlandsgerichtsrat
zich aan de piano en speelde een uur lang.
Lichte muziek, niet waar? Zware muziek is
ongezond als men gegeten heeft". De Ober
landsgerichtsrat wist iemand te noemen die
op zekeren avond na het souper een zoo ethe
rische en verheven muziek had ten beste ge
geven dat drie van de toehoorders onpasselijk
waren geworden. Dit, zeide hij, moest men
vermijden. Daarom verkwikte hij ons met
lichte en vroolijke muziek in het donker,
terwijl de oude mevrouw met een handwerkje
aan het venster, en Helene en ik op gepasten
afstand van elkaar op den canapézaten. Het
concert werd besloten met een gezongen lied,
waarvan het refrein luidde:
Ach, Susanna !
Wie schmeckt das Bier doch wunderschön !"
Wanneer dit lied gezongen was, werd de
lamp aangestoken. Vór dat oogenblik had ik
dan juist even tijd om aan Heiene's hand een
drukje te geven, dat door haar nooit beant
woord, maar toch ook nooit afgeweerd werd.
Nu werd das Flaschenbier" op tafel gezet
en we dronken opgewekt en zonder overmaat
bier tot bedtijd toe.
De laatste Donderdagavond van het se
mester was plechtig en weemoedig. We ledig
den twee flesschen Trientijnschen wijn en
stegen dus zooveel hooger de lucht in. Helene
en ik zaten wat dichter dan anders bij elkaar
op den canapé, maar toch niet al te dicht.
Van Mevrouw nam ik afscheid boven in de
kamer, maar zoowel Helene als de Ober
landsgerichtsrat gingen met mij mee naar
beneden. Toen we aan de straatdeur elkander
vaarwel zouden zeggen, bedacht de oude heer
zich opeens dat ik een flesch Trientijnschen
wijn mee moest krijgen naar Denemarken, en
in weerwil van mijn protest reikte hij de lamp
aan Helene over en holde de trap op.
Helene en ik keken elkaar met onbestemde
blikken aan, tot ik als een uitweg op het idee
kwam, dat ik de lamp vast moest houden. Dit
gaf aanleiding tot een kleine stribbeling, waar
bij ik mijn arm achterom Heiene's nek kwam
te slaan. Het was niet mijn bedoeling haar te
kussen, en ze protesteerde behoorlijk - van
zich afslaan kon ze niet, door de lamp. Maar
toen
Ach Susanna !
Wie schmeckt das Bier doch wunderschön !"
Juist was het op het punt dat zij zacht tegen
mijn schouder zou komen te rusten, toen we
den sleependen stap van papa op de trap hoor
den en ons oprichtten.
Terwijl de Oberlandsgerichtsrat mij de
flesch ter hand stelde, gebeurde er iets
verschrikkelijks. Hij spitste namelijk plotseling
de lippen en strekte al de stoppels van zijn
baard naar mij toe. Ik moest mij vastklemmen
aan de trapleuning,ik zag in een glimpHelene's
gelaat verhelderd door een wraakgierigen
glimlach, ik zwenkte zijwaarts uit om ten
minste niet getroffen te worden op dezelfde
plek, die zich aan Helene had gelaafd. De
kus trof mij op de wang. Ik draaide mijn
hoofd een halven slag om en kreeg een tweeden
kus op mijn oor, zoodat mijn trommelvlies er
van suisde. Met een half gesmoorde dankbe
tuiging ontrukte ik de wijnflesch aan den ouden
heer en vloog de straat op.
Ik rende den hoek om en streek neer op een
stoep om mij zat te lachen. Ik lachte en lachte
en lachte, tot ik plotseling een ernstigen
Pruisischen politieagent aandachtig zag staan
kijken naar dien eigenaardigen manspersoon,
die ten prooi scheen te zijn aan stuipen met
een flesch wijn onder zijn arm. Toen koos ik
het hazenpad.
Na mijn vertrek hoorde ik een of-twee mael
's jaars iets van de Schreibers. Hun brieven
waren niet rijker aan inhoud dan hun ge
sprekken. Helene werd de verloofde en later
de vrouw van den eigenaar eener brouwerij te
Maagdenburg, hetgeen mij aanleiding gaf
tot het zenden van een paar telegrammen, die
op het Suzanna-motief gebaseerd waren en
veel succes hadden.
Toen kwamen de kwade jaren van den
oorlog, en in herinnering aan de gastvrijheid
van den ouden heer Schreiber zond ik hun
nu en dan wat vet of wat spek en kreeg
roerende dankbetuigingen tot loon.
En nu, in dit voorjaar, zag ik na verloop van
vijf en twintig jaren de oude universiteitsstad
terug. Ik had bericht gezonden aan de Schrei
bers en een dringende uitnoodiging ontvangen
om bij hen te soupeeren. Ze verlangden er zoo
innig na mij weer te zien.
Ze waren beiden zeer oud geworden, hij wit
en gebogen en met een schorre
bronchitisstem, zij bleek, met scherpe trekken, zenuw
achtige oogen en een bitteren plooi om den
mond, dien ik daar nooit te voren gezien had.
De twee kinderen van Helene waren bij hun
grootouders gelogeerd om op krachten te
komen in de zuivere lucht van het plaatsje.
Ze werden binnengeroepeii. De jongen, die
twaalf jaar oud was, had Heiene's fluweelen
oogen en was knap en frisch. Het kleine acht
jarige meisje was tenger en zag erziekelijkuit.
Zij is een teer poppetje,"zei de grootmoeder
maar ze heeft dan ook alleen de booze jaren
van de wereld gekend. Drie jaar geleden zijn
haar nagels heelemaal uitgevallen, en ze zijn
nog altijd heel dun".
Ik neem haar handjes in de mijne en kijk
naar de nagels die bros en fijntjes zijn als
vischschubben. Deze kindernageltjes toonen
mij in een vreeselijke gedachtenverbinding
het lijden van Dtiitschland. Maar het meiske
ziet me aan met een glimlach en bloost van
blijdschap als ik haar inviteer naar Denemar
ken om er goed en voedzaam eten te krijgen.
Op mijn navragen kom ik te weten dat
Helene bijna geheel haar krachten heeft her
wonnen, en er is een photographie van haar,
die ik toch vooral moet zien. Een koude
huivering vaart mij door de leden. Nu zou ik
even gaarne den Oberlandsgerichtsrat kussen.
Ach ja,nu heb ikde ervaring en kan ik de jeugd
waarschuwen tegen kussen zonder zich waar
borgen te verschaffen, dat de betrokkene er
over vijfentwintig jaar niet al te leelijk uitziet.
We gaan aan tafel. Ik ben verrast over den
rijkdom van het menu. De oude heer maakt
overbodige excuses voor 't feit dat de
Trientijnsche wijn opgeraakt is, en schenkt mi een
Riidesheimer van een goeden jaargang. Ten
slotte verschijnt op tafel mijn heveiingstaart.
Ik ben geroerd over de Gesinnungstreue"
van de oude mevrouw.
Plotseling verheft zich de Oberlandsgerichts
rat en houdt een speech tegen mij. De speech
ding tegenover de Turken is nauwelijks sprake
meer. Volgens 't rapport van Foch zouden
meer dan 20 divisie's noodig zijn om daar
werkelijk de overhand te hebben. De Turksche
delegatie zal waarschijnlijk eene onmogelijke"
houding aannemen, veeleischend en opgebla
zen zijn. Dit zal allicht 't eenige andere mid
del: een besliste en aaneengesloten houding
der geallieerden, in de hand werken. En daarop
komt alles aan. Abdoe! Hamid's genialiteit
in het op de been blijven door de mogend
heden tegen elkander uit te spelen, staat daar
nog als een groote waarschuwing voor den
geest. En ongetwijfeld zullen de nieuwe Brit
sche regeering zoowel als de nieuwe
Itaiiaansche in die richting streven, waarin, zoo niet
de teekenen bedriegen, nu ook Poincarégaan
wil.
Belangrijke concessie's zullen aan het nieu
we Turkije worden gedaan, maar het zal
tevens belangrijke verplichtingen moeten
erkennen; en de Angora-beweging in echec
gehouden. Voor andere landen met groote
mahomedaansche bevolkingselementen, gelijk
onze Koloniën, is dit stellig ook een gewichtig
belang.
Op n punt schijnen overigens de mogend
heden al aanstonds geheel een van bedoeling
te zijn: de vrijheid van de Dardanellen. Doch
alweer: welkeen probleem ! Want maak maar
eens de vrijheid, de ont-militariseering van
een vaarweg tot werkelijkheid, die misschien
niet eens zoo breed als onze Scheldemond is.
D; naaste weken zullen, denkelijk te midden
van allerlei incidenten, door dit alles heen
moeten leiden. Laat ons aanzien. Op den
buitenstaander maakt 't den indruk dat de
conferentie misschien er wat geïmproviseerd
voorstaat. Is de kalk wel voldoende gemengd
en bereid, die voor 't hechtingswe'rk moet
dienen? D; tijd zal 't leeren.
B R A N D A R i s
SINTERKLAAS
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOGHEM en BORGULO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOERABAYA,
SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en
WELTEVREDEN
Sinterklaas is aan 7 pakken,
Zijn geschenkjes staan gereed;
Laat ons hopen dat hij niemand
Op den grooten dag vergeet.
Holland helpt hij aan 'n gulden
Koersvast als 't Engelsch pond,
Aan een stevige valuta,
Als de dollar zoo gezond.
Voor Colijn brengt hij niets mede,
Die is ouden Sint de baas,
Want die toerende minister
Speelde zelf voor Sinterklaas.
Amsterdam krijgt zijn bebouwing
Van dat prutsig Damterrein,
Ook het arme Vondelparkje
Zal wel niet vergeten zijn.
Orde, wijs beleid en voorspoed
Brengt hij voor de Opera,
Van der Lugt voor zijn gezelschap:
Meer subsidie in de ld.
Voor de zoete kamerleden
Heeft hij hooger traktement,
In ons schatrijk vaderlandje
Kijken we niet op 'n cent.
Voor de zwaarbeproefde tuinders
Heeft hij ook iets goeds bedacht,
Hulp en steun van de regeering
Worden voor hen meegebracht.
Ook die hongerige schilders
Krijgen een geschikt cadeau:
Winter/assen, warme kachels
En gestampte pot of zoo.
Fokker krijgt een zweef-machine,
Waar hij dertig uur mee zweeft,
En de Krekelzanger klieren
Waar hij honderd jaar door leeft.
J. H. S P E E N H O F F
iiiiiiiiimiliiiiiiin IIIIMIMIIIIIIIIIIII IHIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiliiiiiiillllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
neemt tot mijn schrik de gedaante aan van
een hoog-politieke beschouwing. Duitschland,
omringd door verbolgen vijanden, hoopt op
waardeering en sympathie bij de
Noord-Germaansche broedervolken. De spreker prijst
Bornholm en eindigt met een heildronk op
Denemarken.
Ik krijg het een beetje te kwaad, maar ik
dien toch wel iets te antwoorden in denzelfden
geest. Ik begin met de schildering der herin
neringen die bij het wederzien der universiteits
stad en van deze woning den drempel mijner
ziel overschrijden. Voor deze woning heb ik
slechts goede wenschen te uiten. En nu, nu
de oeroude strijd tusschen Denemarken en
Duitschland is bijgelegd, en de grens, dank zij
Deensche gematigdheid, daar is getrokken
waar de rechtvaardigheid het gebiedt "
De oude heer fronst het voorhoofd als tot
het wegjagen van een vloekwaardige vlieg.
Ik kijk omlaag naar de vrouw des huizes, maar
zij heeft geen meening, ze heeft slechts ge
vouwen handen en luistert op vrouwenmanier
naar den toon zonder veel verder doordenken
over den inhoud.
De glimlach van het kleine meisje geeft mij
kracht om door te gaan:
Nu dus de strijdvraag uit de wereld is,
kunnen ook wij Denen wenschen dat Duitsch
land spoedig zijne krachten moge herwinnen
na de jaren van lijden".
Na het souper moeten we muziek hebben,
maar ditmaal is het de jongen die speelt.
Spoedig bevinden zich zoowel hij als wij onder
de toovermacht der tonen. Het zijn
Duitschlands groote componisten die hij speelt, en
geen van ons heeft zich daarover te beklagen.
Er is niet alleen knapheid, maar ook ziel en
persoonlijkheid in zijn spel. Ik herinner mij
een carnevalsavond in mijn jeugd, toen ik
twee arme jongens verscheidene uren lang
naliep van deur tot deur, omdat ze zoo heerlijk
het liedje van het Heidenröslein zongen.
Evenals zij heeft ook deze knaap de zangergave
van zijn volk als kostelijk erfdeel ontvangen.
Tut de traditie van vroeger keeren we terug
als de lamp opgaat en das Flaschenbier,"
natuurlijk uit de brouwerijvan den schoonzoon,
op tafel komt. Maar het gesprek heeft nu meer
verheffing gekregen dan toen, en dat is het
gevolg van den oorlog en den nood.
Welke winter was de ergste voor Duitsch
land? Die van 1917 op 1918, denk ik?"
Neen," zegt de oude mevrouw, want toen
hadden we nog de hoop op de overwinning. Die
van 1018 op 1919 was veel erger. Toen waren
we zonder hoop. En de bedroevingen van de
ziel zijn erger dan die van liet lichaam".
Ik had dit van haar niet verwacht. Ik kijk
dus een beetje verwonderd.
Ja," zegt de oude heer. Onze vijanden
moesten bedenken wat Duitschland naar
lichaam en ziel geleden heeft, vór ze van ons
berouw en boete verlangden. Zij roepen zoo
hard over met het volkenrecht strijdige oorlog
voering. Was niet de geheele Engelsche blok
kade in strijd met het volkenrecht en veel,
veel wreeder dan het wreedste waar men ons
van beschuldigt? Laten de anderen beginnen
niet berouw te hebben en voor ons een weinigje
medelijden te toonen. Vór dat het geval is,
kan er geen sprake zijn van verzoening".
Ik vind," zeg ik, dat Duitschland be
ginnen moest met het onschuldige België
om vergiffenis te vragen. Dan zou het overige
van zelf te recht komen."
Het onschuldige België!" stuift de oude
heer op. België dat van te voren afspraken
met onze vijanden had gemaakt, België dat
sluipmoord pleegde op onze soldaten, toen zij
welgemoed als naar een manoeuvre het land
in marcheerden en er niet aan dachten iemand
kwaad te doen".
Het is gebleken," zeg ik koel, dat deze
beweringen onjuist zijn".
Onjuist ! Onze generale staf heeft nooit
gelogen ! Hij heeft nu en dan iets verzwegen,
maar gelogen nooit."
Ik leun achterover in mijn stoel en zwijg.
En nu beginnen de beide oude lieden tegen
elkander in te vertellen van 's vijands vloek
waardige daden en Duitschland's onschuld. Er
ontbreekt niets aan het vaste repertoire, noch
de geschiedenis over de wreede mishandeling
van Duitsche krijgsgevangenen in de Fransche
gevangenenkampen, waar de officieren in de
soep spuwden als de gevangenen half dol van
den honger naar de keukens kwamen rennen,
noch de verzekering dat zoowel Frankrijk als
Rusland al gemobiliseerd hadden op den Isten
Mei 1914 en loerden op het gunstige oogenblik
om het onvoorbereide Duitschland te over
vallen. Aber das nachste Mal werden wir
besser vorbereitet sein".
Na deze woorden heb ik van iedere tegen
spraak afgezien. Ik heb berouw zoowel van
mijn speech als van mijn vet en spek en zit
te practiseeren hoe ik weg kan komen. Het
kleine meiske is in slaap gevallen; zij is al
te zeer ondervoed om het heftige gesprek te
volgen. Maar de jongen luistert met
opengespalkte oogen en verzwelgt elk woord, dat
zwanger is van haat, als een lekkernij.
Ja, Frankrijk moest bedenken, wat voor
gevolgen zijn behandeling van ons kan hebben.
Zakt Duitschland nog dieper in armoede weg,
dan werpen we ons in de armen van het bolsje
wisme, dan houden we op een bolwerk te zijn
tegen de wetteloosheid," zegt de Oberlands
gerichtsrat.
En als Duitschland weer op krachten
komt," vraag ik, wat dan? Is net dan re
vanche?"
Vór een van de oude lieden tijd heeft om te
antwoorden, is de jongen opgesprongen.
Ja ! Ja ! Ja !" roept hij met gebalde vuisten
De oude heer kijkt naar hem en glimlacht. Hij
reikt ieder van de kinderen een hand en staat
dan stil met opgeheven hoofd, alsof hij een
eed aflegt.
Ja, je.... zult ze nog beleven.... de
overwinning van Duitschland," zegt hij schor.
Het is de eeuwige kringloop van haat en
wraak en krijg tusschen de twee voornaamste
cultuurvolken van het Europeesche vasteland,
die in dit dramatische tafereeltje tot uiting
komt.
Ik laat mijn hand zacht neerglijden over het
hoofdje van liet slapende kind en mijn gedach
ten formuleeren zich ongeveer in de volgende
woorden:
Ach, ook gij, slapend meiske, zult eenmaal,
Wordt uw leven een bloeitijd vergund,
Naar uw eigen beminden knaap heenzien
Als in 't spoor der kolonne een punt.
Gij zijt prooi van den kringloop, gij kleine,
't Is voor bloedwrake's juk dat ge bloeit.
Ge zult staren, met Gallië's moeders,
Naar de streek waar de oorlogszee loeit.
In een bloedig gezicht zult ge aanschouwen
't Ranke lijf dat ge baardet met smart
En aan God zult ge ^vragen met tranen
Wat ge zondigdet needrig van hart.
Ja, ook gij, slapend meiske, ziet eenmaal
Elke vreugd, elke hope u ontvloön,
En draagt bleek in de bevende handen
Slechts het beeld van den dierbaren zoon.