De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 25 november pagina 3

25 november 1922 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

25 Nov. '22. - No. 2370 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l WHITE uit voorraad leverbaar. NIEUWE en GEBRUIKTE 2 TONNERS -:- beide met volle garantie -:N.V. Gebr. NEFKENS' Automobiel AMSTERDAM - UTRECHT CHENARD&WALCKER N A S H M. A. H. Automobielen en Vrachtwagens I.V. Automobiel Hij. JET CENTRUM" Parkstraat 91a - 's-Bravanhage Tel. Haag 3569 m B«f EENIGE SPECIALITEIT :n -^ '" .,-, KRlMPVRIjE Ka UB B* GEZDNDHEIDS- i-n DH KO g^ ONOERGOEDEREN J'S n| Nederlandsch Fabrikaat $? OH KA «H m BS 03 TRICOTHUIS REG.BREESTRAAT.35 TEL. 5O6G N. va v.a V.a Ka Twehthenaren Maakt uit onderstaand lijstje Uw keuze voor een SINT NICOLAASGESCHENK | BOEKWERKEN VAN | | Mr. G.J.TERKUiLE j I. De Geschiedenis van den Hof Espelo, zijn Eigenaren en Bewoners. Geïll., f 1.50 (Uitgave Overijss. Regt en Gesch.) II. De Havezathen van T we n t h e, rijk geïll., gr. prachtw., geb. f 15. III. Ons Twenthe, Proza en PoëzieoverTwenthe. Geb. f 4.25, ing. f 3.IV. De Twentsche Water molens, rijk geïllustreerd. Geb. f. 5.25, ing. f 4.50 N.V. W. HILARIUS Wzn.'s UITGEVERS-Mij - ALMELO INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93a Kruisstr. 40 TIJPEN - STENO - TALEN - BOEKHOUDEN HAARLEM. is de lenzell Koopt daarom een praktisch St. Nicolaas-Qeschenk, een sieraad voor Uw kamer, gedurende een geheel jaar en maakt Uw keuze uit eer. der onderstaande kalendersoorten: MOOI INDI Geïllustr. Weekkalender met beschrijvenden tekst a ? 2.90. R. W. Trine Kalender Dagblok, samengesteld uit de werken des schrijvers door Chi. Doorman a / 1.90. Morgengroeten Dagkalender in vier talen. Uitgezocht door Th. Hoven a / 1.90. VELDBLOEMEN Met groote en kleine Dagblokken. Ruim 50 diverse fraaie schilden a / 3.25 / O 80 Vraagt Uwen boekhandelaar bovengenoemde kalen ders of bestelt bij de N. V.: W. Hilarius Wzn's Uitgevers?Mij. te Almelo, Fabriek van Kalenders voor Kantoor, Huiskamer en Reclame. Fi. 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM TELEFOON N. 6812 HEMDEN MAAR MAAT DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per Jaar Spoors WA s,ppórJr^etllJètfib(>r Koop een qoed boek,het heeft ., blijvende waarde. Torpedo, 10,5P.K., 4zitpl,f4200. Conduite Intérieure, idem 5500.J. LEONARD LANG, AMSTERDAM. miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiinmiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii iiiiiitiiiitiiiiii»! DE INTELLECTUEELEN (?Let the best men serve") Ach en wee roepen wij, intellectueelen, (waartoe zich ieder rekent,, die wat meer heeft geleerd dan de massa) over de mis kenning, wat zeg ik, de verguizing die ons ten deel valt. Niet, dat wij aanspraak zouden willen maken op dien eerbied, die vereering, welke geworden aan alle mogelijke en (vooral) onmogelijke kampioenen. Niet voor ns de verhoogde blos op de kaken der hooghakkige niet-moeders der toekomst, niet voor ns de bewonderende wuivingen van heur wee geurende zakdoekjes! Evenmin begeeren wij de geweldige goudgolven die den heerschers in handel en industrie vór de verbijs terende ebbe toebruischten ! Het intellect stelt het zoo graag voor, alsof het alleen het hoogere nastreeft. Wij leven in een tijd van verval en dus van zelfverheerlijking. Geen genezing, geen opheffing mogelijk zonder zelfinkeer. Zetten wij ons voor den spiegel der waarheid. Wat willen de intellectueelen in den regel? Goed voer en een warmen sta!, gegroet worden alvorens te groeten, 'n extra warm plekje in de zon en niet te veel last van de anderen. Dit alles vaak omwaasd van schijnethiek. Ik vraag: is onze aanspraak op mér en beter dan wat de rest krijgt, onze aanspraak op respect en vertrouwen in den regei gerecht vaardigd ? Ik meen van niet. Wij zijn geen glazenwasscher geworden omdat Pa. of wie anders ook, geld genoeg had om ons te laten leeren (tot en met de H. B. S.) of zelfs te laten studeeren (academie e.d.). Dank zij een niet ai te wrak brein zijn we geslaagd en betreden we the worlds broad field of battle" vervuld van aanspraken gebaseerd op onze.... bevoorrechte opleiding. Ons onderwijs in al zijn geledingen moet wel vrij slecht zijn, anders zouden we de maat schappij zijn binnengetreden, vervuld van feu sacréom den vooruitgang in plaats van ons eigen belang altijd en overal te dienen. Wat komt er terecht van datgene, wat ons bij onze promotie op het hart wordt gedrukt: indachtig te zijn aan wat we verschuldigd zijn aan wetenschap en vaderland? In trouwe : niet heel veel ! Werden we arts, ingenieur, theoloog, kunstenaar, jurist, journalist enz. enz. om te geven of om te nemen? En als we dan niet vór alles hebben willen' geven, is er dan ook maar n enkel rede/ijk motief voor onze aanspraken op egards en beter levensstandaard? Staan we dan niet gelijk met ieder ander, wie of wat ook, die voor z'n brood (cq. luxebrood) streeft? Is 't egoïsme van ons hooger dan dat van een ander? En mogen wij dan aan onze opleiding het recht ontleenen van minder gecultiveerden meer te vragen aan respect en geld dan zij zelf genieten? Lezer, ik ga een voorbeeld geven, maar wie enghartig mocht zijn, hij leze niet verder, want hij mocht zich ergeren, omdat hij mij niet begrijpt. Men merkt wel zoo iets van de anders dan op medische gronden dalende waardeering van dokters. Ik heb aan een paar breed" uitziende artsen gevraagd of het wel goed was,dat men studeert deels op kosten van de burgerij, van die burgerij een groepsmonopolie verkrijgt om dan volkomen eenzijdig de prijzen vast te stellen die men aan die zelfde burgers, welke aan hen zijn overgegeven, in rekening zal brengen. Ik heb hun ook gevraagd of de hulp niet daarom te duur wordt omdat niet alleen moet worden gezorgd vooreen goedepensioenverzekering, maar ook. vooreen kapitaal opdat ze daar later de rente van als pensioen zouden genieten. Ik vroeg hun of het niet dit kapitaal was, dat de gezamenlijke burgers te vél (aan de erfgenamen) moeten betalen. Een ambtenaar krijgt ook pensioen en niet het grondkapitaal en volkomen terecht. De heeren waren breed, en warm gestemd: ze hadden over die dingen nooit nagedacht, het waren voor hen nieuwe gezichtspunten, hun (onze) opleiding was op dat punt zeer onvoldoende geweest: ik had, au fond, gelijk. Ik scheen iets in deze heeren te hebben wakkergemaakt.Ze gaven toe,dat dehartelijke verhouding van geneesheer en patiënt te loor ging. Het was het geld, het vaak vele geld, dat alles, allons ! verpestte. Lezer, ik gaf een voorbeeld ik zouermeer, en op allerlei gebied, kunnen geven als uit gangspunt voor deze stelling: het intellect eiscïit, vraagt, heerscht, eenzijdig, naar wel gevallen en wil nog bovendien met egards worden behandeld. Deze toestand mag niet zoo blijven. Wij allen verschillen in aanleg: de priester, de krijgsman, de koopman, de arbeider, de leeraar.de ambtenaar?het zijn menschentypen niet uiteeiiloopende eigenschappen die samen de samenleving mogelijk maken. Zeker, ieder vindt een bestaansmiddel in zijn beroep (dat zich zoo mogelijk aanpast bij zijn type). Maar niet zonder meer. De koopman zij voor de res pnblica, 't gemeene best, de beroepsdistribuant wien het niet alleen om groot gewin te doenis.Denkrijgsman zij het niet vór alles te doen om rang of eer, maar om te beschermen, den priester om te steunen,den arts om te genezen. . . . Zoo heeft ieder intellectueel zijn taak voor het geheel. Zoolang wij niet uitmunten door offervaar digheid jegens het geheel, zoolang het intel lect niet vór alles geeft, zoolang zal het geen aanspraak hebben op mér of beter dan andere egoïsten, nog minder op: egards. Een ieder mensen van goeden wille'zij een behoorlijk bestaan verzekerd, alleen hij krijge mér die het voor zijn ontplooiing behoeft en die zijn extra deel van het gemeene goed met woeker aan ons allen teruggeeft in welken vorm dan ook. De massa zal op den nieuwen koers intuïtief reageeren: ze zal het intellect: de gevers, leiders, helpers van nu af (exploi tanten te voor) spontaan de bewondering geven die nu, geperverteerd a. h. w., wordt verspild aan krachtpatsers en poenen. De thans nog slinkende waardeering zal dan ongevraagd toenemen. Maar niet alleen zal het volk bewonderen : het zal navolgen en daardoor individueel en en masse" sneller ontwikkelen. Goed voorgaan doet nog altijd goed volgen. MR. G. H. A R N n A R D T JR. imiimiiiiiuiiiiiiiiiiii Métier/. Munt Holland»beate 1O cent sigaar HET BEVOLKINGSPROBLEEM EEN NABETKACIITINf! Den Ven October 1922 werd in een Algemeene Vergadering der Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek boven staand probleem behandeld. Als praeadviseurs zijn daarbij opgetreden Prof. Kohlbrugge en Mr. L. A. Ries. Men heeft de korte verslagen van het behandelde reeds in de dagbladen kunnen lezen, reden, waarom ik hier geen overzicht van de debatten behoef te geven. Het is echter voor ieder denkend invididu, voor ons Vaderland en voor de economische wetenschap van het allergrootste belang, eens even stil te staan bij hetgeen prof. Veraart ten aanzien van dit vraagstuk meent te moe.ten publiceeren in de November-aflevering van Sociale Voorzorg" (4e Jrg. No.10). Niet omdat de inhoud van zijn schriftuur van wetenschappelijk belang is -?allerminst. Maar om de zaken recht te zetten, om hetgeen in dit geschrift met een pijnlijke consequentie' wordt verdraaid, weder in juiste vormen terug te brengen, en om met klem te protesteeren tegen polemische methoden, als waarvan de schrijver zich hier bedient. Principiis obsta ! Laten wij wetenschappelijke debatten, welkr in Nederland' op een hoog p.il plegen te staan en een objectief streven naar het ware plegen te doen uitkomen, niet met persoon lijke insinuaties, met minachting voor de opinie en het werk van tegenstander: gaan neerhalen naar het peil, waarop vischvrotiwen haar controversen plegen uit te vechten. Het is uw eigen schuld, Hooggeleerde Veraart, indien ik mij genoodzaakt zie, hier enkele harde woorden te zeggen. Ik was gelukkig zelf ter vergadering aanwezig en kan dus alkbeweringen, die ge met zulk een blinde zelf overschatting neerschrijft, aan de feiten toetsen. In n opzicht staat ge zeer sterk: het stenografisch verslag is nog niet verschenen; ik moet mij dus beroepen op mijn memorie, die ikinmiddels aan die van andere aanwezigen heb getoetst, zonder U met aanhalingen uit het stenografisch verslag op de vingers te kunnen tikken. De eerste zin van uw artikel wekt reeds verbazing. De zevende October 1922 is hier te lande voor het neo-malthusianisme een dies ater geweest". Wat verstaat ge eigenlijk onder een dies ater? Ik meende, dat daaronder werd verstaan een dag, waarop iemand of iets, dat een glorierijk of succesvol bestaan had, plotseling volkomen vernietigd en door de schande gesleurd wordt. Welnu, ik heb hier van niets bemerkt. Ik heb geconstateerd, dat Prof. C. A. Verrijn Stuart, de heer Wibaut, Mr. Cliftord Kocq van Breugel, de heer Kuyper, de heer Smid, e.a. allen tot de con clusie kwamen, dat, hoevele bezwaren en ge varen ook aan het neo-malthusianisme inhaerent zijn te achten, wij het niettemin dienen te aanvaarden als eenige redmiddel voor land en volk van de nog oneindig groote r ellende eener overbevolking. Juist ook de heer Kuyper, door U als een Uwer medestanders aangehaald, kwam tot dit resultaat. Dat hij de consequenties van het neomalthusianisme een bitter zieleleed" acht, doet uiteraard niets af. Ge citeert hier mis leidend. Er is inderdaad niemand geweest, die de loftrompet over het neo-malthusianisme heeft gestoken; maar dat had ook trouwens niemand, behalve klaarblijkelijk prof. Veraart, verwacht. Een noodzakelijk kwaad, een kwaad zonder twijfel, maar een noodzakelijk was hier de opinie, een kwaad, dat door de medici wellicht nader bestudeerd en gemiti geerd kon worden. Ik weet niet, of ge deze conclusie den slag" noemt, waarvan het neo-malthusianisme wel niet meer zal op staan. Opmerking verdient hierbij nog, dat deze conclusie zeer juist door den Voorzitter werd weergegeven in de woorden het woord is aan de medici". Dat de Vergadering hierbij ernstig moet hebben getwijfeld is een vol komen .willekeurige generaliseering van 's- Hee ren Veraart's eigen gedachten. De stemming was integendeel zoodanig, dat men zich, naar de debatten te oordeelen, in groote meerder heid bij deze conclusie moet hebben aange sloten. Professor Veraart stelt hier de zaken weer geheel verdraaid voor. Minstens even ongepast is zijn insinuatie, dat het debat tusschen den heer Ries en hem, waarbij hij, de hooggeleerde, o p z'n Hollandsen gesproken vrijwel in zijn hemd bleef staan, dat dit debat een doorgestoken kaart tusschen den Voorzitter en genoemden praeadviseur zou zijn geweest (p. o'5). Dergelijke verdacht makingen komen onder eerlijke menschen niet voor, en behooren in het openbaar aan de kaak te worden gesteld. Een ander punt. Prof. Veraart beweert, dat prof. C. A. Verrijn Stuart er niet in is ge slaagd, de onuitvoerbaarheid eener omvang rijke emigratie te bewijzen (p. (359). Dit bewijs werd echter zoowel door den heer V. S. ais door den heer Clifford afdoende geleverd; beide heeren bewezen, dat de emigratie wel iswaar een tijdelijk palliatief was, waarbij (zie Frankrijk !) de overbevolkte landen profi'I iDl 's Gravenhage Spec,: Maand- en Trouw-auto's teeren van een in andere staten door te sterke toepassing van het neo-malthusianisnie ont staan vacuüm, doch nimmer of nooit de op lossing zou brengen. Het voert mij te ver, de bewijzen hier uiteen te zetten, doch ik wacht ten dezen het stenografisch verslag af, dat mijn beweringen zal staven. Ik ontdek echter, dat een systematische uiteenzetting van alles, wat ter Vergadering is gesproken, mij veel te ver z/ui voeren. De gelukkige omstandigheid doet zich echter voor, dat het door mij geciteerde artikel van Prof. Veraart nauwelijks een ernstige weten schappelijke bestrijding behoeft. Het is doortrild van het element van geloofshaat, waardoor zijn uitspraken doen denken aan de oordeelen van het lid van den Bloedraad, dat, knikkebi-Huid, bij elk nieuw argument, bij eiken nieuwen gedaagde, botweg maar biomde hij mot hangen". Ja, prof. Veraart, zoo klinkt Uw betoog. Wat zegt mijn tegenstander? Gaat het tegen mijn geloof in V Goed, dan moet hij hangen, bewijs of geen bewijs. Uit nu is een methode van poleniiseeren, die gelukkig tot dusverre in Nederland, sinds de Spaansche inquisitie voor God malitie",niet meer gehoord werd. En hiermede duet de hooggeleerde schrijver zichzelf en zijn zaakeen onherstelbaar kwaad. Professor, ik denk dat het Bestuur van Staathuishoudkunde en Statistiek deze dagen rillende en sidderend doorbrengt. Het idee alleen, dat lieden van uw richting, die nog andere en belangrijker bronnen van waarheid erkennen dan de sociale en economische wetenschap" hun lidmaatschap wel eens zouden kunnen opzeggen, is te verschrikkelijk om aan te denken. Mogen wij dit vooralsnog ais een chimère beschouwen? Want waarlijk, zonde'* de debat-methoden, welke staande de Vergaderingen nuwederin Sociale Voorzorg" door U worden gjnaugurecrd, is geen amu sante gedaclitenwisseliug mogelijk. Hor is mij een raadsel, hoe er nog zijn, die aan het praeadvies-Ries op wetenscliappelijkc gronden beteekenis toekennen". Wie dooi' het woorden-gordijn heen ziet, ontdekt daar achter niets". Het onbehoorlijk optreden van den heer Ries". Laat het Bestuur nu toch de les nemen, zich voortaan van prae adviseurs te bedienen, die naast meer of minder belangrijke wetenschappelijke uit rusting ook de manieren van een beschaafdwetenschappelijk milieu meebrengen" (p. <>(>2- -6ü5). Ziehier de debat-methoden des heeren Veraart. Ziehier de verachting voor de weten schap, de betoogen en de persoon van den tegenstander. Ziehier de zoo volstrekt onuitstaanbare pedanterie van een hol dogmatisme. l looggeleerde, ik ga U' met Uw eigen wapens te lijf. Uw polemiek werkt als de boemerang. Reeds ter Vergadering wist ge het debat van een rustig, ernstig wetenschappelijk betoog te brengen op het peil van hatelijkheid en persoonlijkheden, waarvoor ge zér terecht door den heer Ries a faire" werdt genomen. En thans gaat ge op dezelfde wijze voort in Uw geschntten. Het is in n woord dun. Indien ge, wellicht na lange oefening, Uw debat-peil nog eens weet op te werken tot dat van Uw medestander Mr. Kortenhorst, voor wiens overtuiging en argumenten al zijn tegenstanders eeroied koesteren, omdat zij nobel en oprecht zijn, dan spreken we elkaar nader. Voorloopig echter hebt ge U gesteld buiten den kring iergenen, die in de wetenschap een hooge Muze zien, in wier nabijheid men niet ongestraft biertafel-debatjes kan houden. Zoolang ge niet anders' kunt, doet ge beter te zwijgen, daar wij voorloopig in Nederland nog geen persoonlijke en hatelijke elementen in onze wetenschappelijke problemen willen zieüingevlochten. Daartegen verzet zich dit artikel. En daartegen zullen wij blijven strijden ten wil Ie van de kwaliteit onzer wetenschap. W. C. POS T 11 U M U S M E Y J ES

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl