Historisch Archief 1877-1940
ISr
Zaterdag 2 December
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
l Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333. Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekoslcn
Ons gratis
Kerstnummer 1922
is aan alle geabonneerden in
binnen- en buitenland verzonden.
Voor niet-abonnés is de prijs / 1.
Zij, die zich thans voor 1923 op
De Amsterdammer" Weekblad
voor Nederland abonneeren, ont
vangen kosteloos een exem
plaar van het Kerstnummer 1922
en de in December verschijnende
nummers.
De Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF
INHOUD: Het Gentleman's Agrcement",
door Rróf.Dr.G.W.Kernkamp.?Tijdgenooten,
door Dr. W. G. C. Byvanck 2.
Amsterüam's hartkwaal, teekening van Jordaan
De regeering en de beeldende kun
stenaars, door Corn. Veth Krekelzang,
door" J. H, Speenhoff Israël's wezen en
willen, door Mr. J. Ornstein-Hoofiën 3.
Childers f»door mr. K. Jansma 5. Voor
Vrouwen: De Fransche tentoonstelling, door
Elis. M. Rogge St. Nicolaas, goed
Heiligman, door C. M. van Hille-GaerthéUit
de Natuur: Het Artisboek, door Dr. Jac. P.
Thijsse 6. AJuziek in de Hoofdstad, door
H. J. den Hertog 1. Pasteur, dcor Prof.
Dr. W. Storm van Leeuwen Het onge
hoorzame kind, teekening van George van
Raemdonck Bijkomstigheden, door Annie
Salomons 8. Boekbespreking door Prof.
Dr. J. Prinsen J.Lzn. Schilderkunstkroniek,
door Plasschaert Dramatische Kroniek, door
Top Naeff 9. Op den Economischen uitkijk,
door Jhr. Mr. H. Smissaert lO.Rijmkroniek
en 't Schietgat, door Melis Stoke De oude
hoofdstad van het Gooi, door Ds. F. W. Drijver
Kalenders Uit het Kladschrift van
Jantje Buitenl. humor ,door Charivarius
10. Vervolg van de groote plaat, teekening
van Joh. Braakensiek Charivaria, door
Charivarius De Sombere St. Nicolaas,
door Ari De bedroefde heilige, door Herm.
Salomonson, met teekeningen van Is. van
Mens.
Bijvoegsel: Sinterklaassen waaraan niet
meer geloofd wordt, teekening van Joh.
Braakensiek.
HET GENTLEMAN'S
AGREEMENT"
Toen ik hier, eenige weken geleden,
over het boek van den gewezen
Duitschen keizer schreef, maakte ik ook
gewag van hetgeen daarin gezegd
wordt over het Gentleman's
Agreement", het zoogenaamde verdrag, dat
vór dea zomer van 1897 gesloten
zou zijn, waarbij de Vereenigde Staten
hunne hulp aan Engeland en Frankrijk
zouden hebben beloofd voor het geval
dat Duitschland en Oostenrijk, of een
van beiden, een oorlog zouden willen
beginnen ten gunste van het
PanGermanisme".
Ik opperde toen twijfel aan de ge
loofwaardigheid van deze
mededeelingen, zoowel wegens de uiterst vage
aanduiding van den casus belli als
omdat het mij zeer onwaarschijnlijk
voorkwam, dat reeds in 1897 Enge
land en Frankrijk het met elkaar eens
zoudenTzijn geweest over de belang
rijkste vraagstukken van de interna
tionale politiek. Daar ik echter de ge
schriften, waaraan de mededeelingen
van den gewezen keizer ontleend waren,
niet kende, ging ik niet dieper op de
kwestie in.
Sedert heb ik inzage kunnen nemen
van de bedoelde werken, dank zij de
vriendelijkheid van verschillende lezers
van dit weekblad; aan hun verzoek om
mijne meening over het bewuste ver
drag" uitvoeriger uiteen te zetten, geef
ik bij dezen gaarne gevolg.
De Amerikaansche professor Roland
G. Usher was de eerste, die van het
bestaan van het verdrag" repte, en
wel in zijn boek Pan-Germanism, dat
in 1913 verscheen. Wat hij erover mede
deelt, is woordelijk overgenomen op
bldz. 12C?131 van The problem of
Japan, een boek dat in 1918 hier te
lande werd uitgegeven (bij C. L. van
Langenhuysen) en geschreven is door
an ex-counsellor of legation in the
Far East", een masker, waarachter
een niet onbekend publicist zich ver
bergt. Daar het eerste werk slecht voor
weinigen bereikbaar en het laatste
bij ons veel meer verspreid is, dan ik
vermoedde, zal ik bij mijne aanhalingen
naar het laatste werk verwijzen.
Ziehier wat Roland Usher over het
zoogenaamde,,Gentleman's Agreement"
schrijft:
Zoodra de Engelsche en Fransche
diplomaten de beteekenis van het
Pan-Germanisme bevroedden en het
doel, waarnaar Duitschland streefde,
begrepen, erkenden zij de noodzakelijk
heid, om hunne positie te versterken
en knoopten zij onderhandelingen aan
met de Vereenigde Staten, die, waar
schijnlijk nog vór den zomer van 1897,
tot een overeenkomst (?an
understanding") tusschen de drie landen leidden".
Het schijnt wel zeker te zijn, dat
geen schriftelijke afspraken werden
onderteekend en dat geen verbinte
nissen zijn aangegaan die, zoo noodig,
door de contracteerende partijen niet
konden worden ontkend of verloo
chend. Desniettemin kwam men met
elkaar overeen, dat de Vereenigde
Staten zich terstond zouden verklaren
ten gunste van Engeland en Frankrijk
en hen met al hunne macht zouden
ondersteunen, wanneer Duitschland of
Oostenrijk een oorlog begon om het
doelwit van het Pan-Germanisme te
bereiken".
Het belang en de beteekenis dezer
overeenkomst worden niet verminderd
door het feit, dat zij niet openlijk er
kend werd. Het verbond want het
was niets minder dan dit stond op
oneindig vaster basis dan verschaft
zou zijn door geschreven woorden en
bladen perkament of de beloften van
personen, die op dat oogenblik in een der
drie landen in het gestoelte der macht
zaten; het dankte zijn oorsprong en
zijn voortbestaan aan de geographische,
economische en politieke omstandig
GEÖRGES VALOIS
III
Zullen wij onzen zoekenden anarchist volgen
op zijn tocht naar Rusland?
Meer dan anderhalf jaar heeft hij daar
zijn verblijf gehad in het gezin van een hoogen
staatsambtenaar die Byzantijnsche keizers
onder zijn familie van verre eeuwen telde en
wiens vrouw afstamde van TartaarscheKhans.
Aan anarchisme of nihilisme werd er niet
gedacht, viel er niet te denken.
Het leven trad hem daar tegemoet in de
eenvoudige grootsche lijnen en met de rustige
zekerheid van een onaantastbaar aristocra
tisch bestaan. Hij zag zich daarin opgenomen
als een element niet zonder beteekenis en niet
zonder vrijheid, mits hij zich hield op de
plaats voor hem bestemd.
Zoo leerde Georges Valois een belangrijke
vreemde wereld kennen waarvan hij de toe
schouwer was en de beweging kon begrijpen,
terwijl hij toch geen deel aan haar had. Hij
schouwde de onmetelijke Russische vlakte
liggend als een kom waarin zich van eeuwen
her de aziatische horden stortten, tegen
gehouden en gebreideld door de Tsarenmacht.
Westersche beschaving was het die het
werk der Tsaren steunde en toch waren het
weer ideeën aan diezelfde beschaving ont
leend die bij de nadere aanraking met de
Russische wereld het standvastige van het
volkskarakter ondermijnden zonder iets
degelijks in de plaats te kunnen geven.
Alle geloof in het Tsarensymbool was ver
dwenen, het was een zaak van gewoonte ge
worden. Een vlaag kon het gevoel daarvoor
wegvegen. Het liberalisme van zijn kant
had in de oogen van den Westerling iets
heden, waarin de Qontracteerende vol
ken verkeerden en die zulk een overeen
komst voor alle drie voordeelig maak
ten".
Zooals men bemerkt, is hier van
een eigenlijk verdrag" geen sprake;
dit zou in de Vereenigde Staten dan
ook de goedkeuring van den Senaat
behoefd hebben, en een ieder weet
althans sinds de laatste jaren!
hoezeer dit lichaam zijn gezag in de
buitenlandsche politiek pleegt te hand
haven.
De gewezen Duitsche keizer liet
zich dan ook in zijne in 1921 gepubli
ceerde Vergleichende Geschichtstabellen"
etc. voorzichtiger uit dan hij het later
in zijne Gedenkschriften" deed; op het
jaar 1897 vindt men in deze tabellen,
onder de rubriek Amerika", vermeld:
Abschluss eines,, Gentleman's Agree
ment" " zwischen angesehenen Personen
(ik cursiveer) aus Frankreich,
England und Amerika gegen die angeblich
vom Pangermanismus drohende
Gefahr".
Ook volgens de toelichting vanRoland
Usher zouden wij hier alleen te doen
hebben met besprekingen, gehouden
tusschen diplomaten" uit de genoemde
landen, waarbij het wederzijdsch be
lang werd erkend om elkaar bij te staan,
voor het geval dat Duitschland of
Oostenrijk een oorlog verwekte om
het doelwit van het Pan-Germanisme
te bereiken". Van welken aard deze
besprekingen zouden zijn geweest en
welke overeenkomst" er nu eigenlijk
is aangegaan, blijft al even vaag als de
omschrijving van het doel, dat Duitsch
land of Oostenrijk zou nastreven.
De Amerikaansche professor blijft,
zooals ik zeide, in gebreke, ons uit
drukkelijk mede te cleelen wat er nu
eigenlijk in 1897 zou zijn overeenge
komen. Men kan daarnaar slechts gis
sen uit het vervolg van zijn betoog
(bldz. 121?131 in TheProblern of Japan.)
Hij noemt daar een aantal diensten op,
die de contracteerende mogendheden
elkaar zouden kunnen bewijzen en ge
deeltelijk ook hebben bewezen: maar
niet alleen in den oorlog, ook reeds daar
vór. Roland Usher schreef zijn boek
in 1913; het valt hem dus niet moeilijk
een aantal onderwerpen te noemen,
waarbij de diplomatie van de Veree
nigde Staten die van Frankrijk of Enge
land heeft ondersteund in de jaren,
die er tusschen 1897 en 1913 verliepen.
Hunne belangen vielen toen dan ook
herhaaldelijk samen; maar daaruit volgt
nog niet, dat zij reeds in 1897 hunne
gedragslijn voor de toekomst hadden
vastgesteld !
De schrijver van The Problem of
Japan" gaat nog eenheden stap verder;
volgens hem is in het verdrag" van
1897 elke phase voorzien" van de
gemeenschappelijke politiek der drie
mogendheden sinds dat jaar; uit het
geen Roland Usher meer laat gissen
dan duidelijk aangeeft, fantaseert hij
een lange lijst van verplichtingen"
die de Vereenigde Staten in 1897 tegen
over Frankrijk en Engeland zouden
hebben aangegaan en een niet minder
lange lijst van belooningen", die het
daarvoor zou krijgen (bldz 134?136).
En de gewezen Duitsche keizer is
hem natuurlijk nog de baas en spreekt
in zijn Gedenkschriften" (bldz. 64 der
Ned vertal.) van een rechtstreeksch
verdeelingsverdrag, (ik cursiveer) tegen
Spanje, Duitschland enz gericht, mid
den in vredestijd door Galliërs en
Angelsaksers tot in bijzonderheden" (!)
geregeld en gesloten zonder eenige
gewetenswroeging, met het doel
Duitschland-Oostenrijk te verpletteren
en zich van hun concurrentie op de
wereldmarkt te ontslaan !"
Hier hebben wij het Gentleman's
Agreement op zijn allerfraaist De kei
zer heeft er van gemaakt wat er van
te maken was. Er ontbreekt nog alleen
aan, dat de drie bedoelde mogendheden
reeds in 1897 hadden afgesproken, dat
zij in den zomer van 1914 den
Oostenrijkschen troonopvolger zouden laten
vermoorden om daardoor Oostenrijk
er toe te brengen den oorlog ter wille
van het Pan-Germanisme" te ont
ketenen.
Wat Roland Usher, in 1913, mede
deelt over het verdrag" van 1897,
schijnt mij toe, achteraf geconstrueerd
te zijn uit de kennis van de gebeurte
nissen, die na 1897 voorvielen. Het
was toen, in 1913, heel wat makkelijker,
te gissen dat er mettertijd een oorlog
zou uitbreken, waarin Engeland en
Frankrijk te zamen zouden strijden
tegen Duitschland en Oostenrijk en
de hulp van de Vereenigde Staten
zouden kunnen behoeven. Maar hij
heeft zich toch vergist in de redenen,
die deze laatste mogendheid zouden
nopen een actief aandeel aan den
oorlog te nemen. Volgens hem (zie
bldz/ 131 van The Problem of Japan")
zou dit, overeenkomstig het verdrag"
van 1897, eerst gebeuren, wanneer
de coalitie hare hulp noodig had in
Oost-Azie of wanneer het voor de Ver
eenigde Staten noodig werd, feitelijk
bezit te nemen van Mexico en Centraal
Amerika. Ik behoef er niet aan te her
inneren, dat dit eenigszins verschilt
van de werkelijke reden, waarom de
Vereenigde Staten zich in den wereld
oorlog gemengd hebben !
Mijn bestek veroorlooft mij niet,
alles op te sommen, dat er tegen de
beweringen van Roland Usher kan
worden ingebracht. Ik wil daarom mijne
meening aldus samenvatten: hij heeft
geen enkel bewijs geleverd voor het
bestaan van het verdrag" van 1897
en het evenmin aannemelijk gemaakt,
dat er reeds toen tusschen de Veree
nigde Staten, Engeland en Frankrijk
besprekingen" zijn gehouden om het
dreigende gevaar van het Pan-Ger
manisme" te keeren, laat staan dat hij
duidelijk heeft gemaakt wat men in
politieken zin toen onder Pan-Ger
manisme" verstond.
Men kan wel gissen, waarom hij het
verdrag" op 1897 wil stellen: om den
oorlog, dien de Vereenigde Staten in
1898 tegen Spanje voerden, reeds als
een uitvloeisel van het Gentleman's
Agreement" te kunnen beschouwen
Maar indien het tijdstip, waarop
deze overeenkomst zou zijn gesloten,
dan toch niet precies vaststaat, had
ik, in Usher's plaats, liever een ander
jaar verzonnen dan 1897.
Want in 1897 behoefde .met name
Engeland nog niet bevreesd te zijn
voor Duitschland (om nu van
PanGermanisme" maar niet te spreken).
De Duitsche marine beteekende toen
nog zeer weinig; eerst'door de
vlootwetten van 1898 en 1900 werd een
Duitsche oorlogsvloot, die meetelde,
geschapen, maar voorloopig alleen op
het papier; gebouwd worden moest
zij nog.
Ook waren, zooals ik vroeger reeds
aangaf, de politieke omstandigheden
er niet naar, dat Engeland en Frankrijk
toen reeds ne lijn zouden hebben ge
trokken in de allerbelangrijkste vraag
stukken van de internationale politiek.
Eerst in de jaren, toen Delcassévoort
durend minister van buitenlandsche
zaken in Frankrijk was, d. w. z. van
1898 tot 1905, is de Enten te tusschen
beide mogendheden geleidelijk voor
bereid.
Ten slotte is het absoluut onjuist,
aan Engeland reeds van 1897 af een
politiek toe te dichten, die voorgoed
Duitschland als tegenstander aan
vaardde. Het kon toch ook aan Roland
Usher bekend zijn, dat Engeland, in
de overgangsjaren van de 19de naar
de 20ste eeuw, het bondgenootschap
van Duitschland heeft gezocht. Om te
zwijgen van latere pogingen tot een toe
nadering.
Men mag dan ook, dunkt mij, aan
den gewezen keizer Wilhelm alle recht
ontzeggen om den wereldoorlog te
verklaren uit het Gentleman's Agree
ment, de veronderstelde overeen
komst" die bij hem al spoedig tot een
vast tractaat, zelfs tot een recht
streeksch verdelingsverdrag" uitdijt.
Het is intusschen te begrijpen, dat
hij, toen eenmaal zijn aandacht was
gevestigd op de in zijn kraam passende
mededeeling van Usher, daarvan gretig
gebruik maakte voor zijne constructie
der voorgeschiedenis van den oorlog.
Zógretig, dat hij heelemaal over
het hoofd zag, waarom zelfs zij, die
aan het bestaan der bedoelde overeen
komst willen gelooven, haar nooit
kunnen doen gelden als de eigenlijke
oorzaak van den wereldoorlog. Wie
dit willen doen, vergeten immers slechts
de kleinigheid, dat ook volgens Usher
het Gentleman's Agreement geen offen
sieve bedoeling had, maar eerst in wer
king zou treden, wanneer Duitschland
of Oostenrijk den oorlog deed ont
branden ter wille van het Pan-Ger
manisme" !
KERNRAMP
belachelijks als het zich bij Russische ge
woonten wou aansluiten.
Daarom proefde de Fransche onderzoeker
het wezen van het Russische volk eerst
recht toen hij het op het land leerde kennen.
De vacanties werden op de uitgestrekte
bezittingen der familie doorgebracht, en daar
heerschte vanzelf een overeenkomst met het
boerenleven. Het landhuis van den adelijken
eigenaar onderscheidde zich in zijn bouw
weinig van het boerenhuis, ook inwendig
werd er weinig zorg gedragen voor weelderige
meubileering, het was een leven, waarbij
natuurlijk een scheiding bestond, maar dan
toch op een voet van gelijkheid. Ook in de
taal vielen de titels weg.
Wat Georges Valois als zijn ontdekking
van Rusland naar Frankrijk mee terugnam,
was het begrip van den natuurlijken vorm
van een volk, dat zich met zijn eigenschappen
aanpaste aan zijn ligging en zijn klimaat
en zich niet liet hervormen door individueele
theorieën.
Bedenken wij hierbij wel dat het 't Rusland
is van vór 1905 waarvan hij de ondervin
ding had.
Het land en zijn menschen daar in den
vreemde staan buiten hem. Hij is te veel
Franschman om niet in zijn hart gelukkig
en trotsch te wezen, dat hij weer op
vaderlandschen grond is teruggekeerd.
In het Oosten heeft hij zich allén gevon
den en misschien het diepst gevoeld hoe ge
ring de beteekenis is van het individu op
zich zelf.
Heeft die indruk van verlatenheid hem er
toe gebracht om een vrouw te kiezen en een
gezin te willen vestigen?
Onze autobiograaf laat zich niet uit over
intieme bijzonderheden van het leven van
anderen.
Met zijn terugkeer uit het Sarmatenland
leidt hij een nieuwe afdeeling van zijn leven
in. Hij begint, kunnen wij wel zeggen, een
nieuw leven. Een theorie waarnaar hij zijn
leven zal inrichten, hij zoekt daarnaar
niet langer. Vooreerst komt voor hem de
noodzaak zelf van het leven. Man, vrouw en
kind, dat is de basis van de maatschappij.
De eerste vraag is hen te onderhouden. En
als antwoord luidt daarop de leus, van zijn
grootmoeder gehoord: Travaille !".
Het is een wijsheid welke hij lang en ver
heeft gezocht. Inderdaad lag zij dichtbij,
vlak onder zijn bereik.
Intellectueele betrekkingen had hij willen
aanknoopen, daarentegen had hij de familie
band over 't hoofd gezien. Die was toch de
natuurlijke, hij gaf de vastheid en vanzelfheid
aan het leven.
In de familie zag men gaarne, dat hij van
zijn overspannen gedachten was teruggekeerd;
men maakte hem den overgang gemakkelijk,
en het lot werkte hem ten minste niet tegen,
toen hij zijn toekomstig levensprogramma
begon uit te voeren.
Als jongen reeds had hij zich een ideaal
gemaakt van een uitgeverszaak waarvoor
hij zelf een deel van de boeken zou schrijven
om zoo direct invloed te krijgen op de ideeën
en hun verspreiding. Hij trachtte nu ver
bonden te worden aan een firma en hij vond
daar ook een plaats als secretaris van den
chef. Hij werd wat men noemt employ
d'édition, dat wil zeggen,hij droeg zorg voor
het in elkaar zetten van woordenboeken en
encyclopaediën en van seriewerken.
Het was louter bureauwerk, op den inhoud
had hij geen invloed, zijn tijd kwam geheel
ter beschikking van zijn chef, naar zijn eigen
ideeën werd niet gevraagd. Het was rechtaf
dienstwerk dat hij verrichtte.
Hij wilde niet anders. Hij luisterde voor
zich zelf streng naar de discipline welke hij
zich had opgelegd, toen hij van zijn oude
eerzuchtige plannen afscheid had genomen,
om thans zich aan den arbeid te wijden,
simpel ais levensonderhoud voor de familie.
Alleen moest hij zich verwonderen dat hoezeer
de arbeid op alle manieren en, om zoo te
zeggen, in alle toonladders werd geprezen,
toch niemand van zich zelf graag erkende,
dat hij niet meer dan een arbeider was.
Eens had hij bij de geboorteaangifte van een
kind een collega meegenomen als getuige,
en toen hij had onderteekend: employ
d'édition, moest hij van dezen het verwijt
hooren, waarom hij zich niet had genoemd:
homme de lettres, thans had de collega zich
ook employémoeten noemen.
Dit was doorgaand als een regel. De demo
craten, die altoos klaar stonden om den
arbeid uitbundig te roemen, waren gewoonlijk
zelf de slechtste arbeiders. Valois had er de
ervaring van bij de oprichting van
vakvereenigingen, hij zag hoe de handigen gebruik
maakten van hun rede vaardigheid om zich
een positie te verschaffen als lid van den
gemeenteraad of van eenig officieel lichaam:
de belangen van het vak werden achtergesteld.
Het was niet te doen om den arbeid op zich
zelf.
Gelukkig voor onzen bekeerden anarchist
dat de chef der firma,waaraan hij zijn diensten
gaf, een ruimen blik had op het werk van een
uitgever en waarlijk van tijd tot tijd
belanglooze toewijding kon toonen voor verbreiding
van kennis en beschaving. Eerst had Valois in
hem slechts den kapitalist gezien die de zaak
op dreef hield, nu ging hij in hem den leider
kennen die zijn oog liet gaan over de geheele
productie van het boek, de behoeften
naspeurde en het bedrijf in bloei hield. Hij
bewonderde hem en heeft hem voor zich tot
voorbeeld gesteld.
Op industrieel gebied niet in geestelijk
opzicht.
Daar voelde hij zich al meer en meer van
zijn chef gescheiden.
Het was gegaan zonder dat hij zich zelf
duidelijk rekenschap kon geven van de
verschillende stappen die hem zoo ver hadden
gebracht.
Een van zijn eerste ervaringen van een
nieuw leven in de nieuwe eeuw was als hij,
voor den tweeden dienst in het leger opgeroe
pen, een stemming onder zijn kameraden
waarnam geheel verschillend van die welke
hij vroeger in het leger meende te hebben ge
vonden. Was hij T zelf ernstiger geworden,
en oordeelde hij strenger of was er een losser
geest over de menschen gekomen?
Wanneer hij vroeger tegen' revanche-ge
dachten was opgekomen en den algemeenen
vrede had willen voorstaan, werd hij een
radicaal gescholden, thans was het een
aangenomen waarheid, dat het leger een ver
ouderde instelling was en dat het een terug
gang was tot het barbarendom om aan de
wapenen de beslissing op te dragen van groote
vraagstukken.
Laat mij, zonder tot te veel bijzonder
heden af te dalen, het met een enkel woord
zeggen: hij zag in, dat het beginsel van een
beslissende autoriteit, zoowel in het zedelijk
als in het maatschappelijk leven, geheel ver
waarloosd werd; men stelde zich tevreden
met een evolutionistische moraal en met een '
evolutionistische wereldbeschouwing.
Hij daarentegen had den arbeid als een
hard gebod leeren opvatten, waar dat levens
voorwaarde was. En het gebod veronder
stelde een gebieder
Een jaar lang heeft hij in angst en ongerust
heid geleefd, hij kon de gangbare leerstukken
over het wereldbestuur niet rijmen met zijn
eigen voorstellingen. De kerk, als hij de wijk
daarheen nam, zeide hem niets. Daar kwam
hem op een dag, toen hij door den tuin van
het Luxembourg naar huis terug wandelde,
de formule voor oogen: man, vrouw en kind
als de grondslag der samenleving. Hij zag
dat op eenmaal tegelijk ruimer en inniger
en als onder een verlichting trad het symbool
van de moeder met het kind in haar armen
op hem toe, en het was een onzegbaar ver
trouwen, dat hem daar onder een straling van
licht werd ingeboezemd '
Dadelijk wilde hij aan een priester zijn hart
ontboezemen, maar er was geen beschikbaar.
Hij oefende eenigen tijd geduld en bezinning.
Toen liet hij zich weer opnemen in de Kerk.
Hij had zijn geloof gevonden; maar nu ont
brak hem nog de uiterlijke autoriteit in de
maatschappij.
W. G. C. B i j v A N c K