De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 2 december pagina 1

2 december 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ISr Zaterdag 2 December DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF l Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333. Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekoslcn Ons gratis Kerstnummer 1922 is aan alle geabonneerden in binnen- en buitenland verzonden. Voor niet-abonnés is de prijs / 1. Zij, die zich thans voor 1923 op De Amsterdammer" Weekblad voor Nederland abonneeren, ont vangen kosteloos een exem plaar van het Kerstnummer 1922 en de in December verschijnende nummers. De Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF INHOUD: Het Gentleman's Agrcement", door Rróf.Dr.G.W.Kernkamp.?Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck 2. Amsterüam's hartkwaal, teekening van Jordaan De regeering en de beeldende kun stenaars, door Corn. Veth Krekelzang, door" J. H, Speenhoff Israël's wezen en willen, door Mr. J. Ornstein-Hoofiën 3. Childers f»door mr. K. Jansma 5. Voor Vrouwen: De Fransche tentoonstelling, door Elis. M. Rogge St. Nicolaas, goed Heiligman, door C. M. van Hille-GaerthéUit de Natuur: Het Artisboek, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. AJuziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog 1. Pasteur, dcor Prof. Dr. W. Storm van Leeuwen Het onge hoorzame kind, teekening van George van Raemdonck Bijkomstigheden, door Annie Salomons 8. Boekbespreking door Prof. Dr. J. Prinsen J.Lzn. Schilderkunstkroniek, door Plasschaert Dramatische Kroniek, door Top Naeff 9. Op den Economischen uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert lO.Rijmkroniek en 't Schietgat, door Melis Stoke De oude hoofdstad van het Gooi, door Ds. F. W. Drijver Kalenders Uit het Kladschrift van Jantje Buitenl. humor ,door Charivarius 10. Vervolg van de groote plaat, teekening van Joh. Braakensiek Charivaria, door Charivarius De Sombere St. Nicolaas, door Ari De bedroefde heilige, door Herm. Salomonson, met teekeningen van Is. van Mens. Bijvoegsel: Sinterklaassen waaraan niet meer geloofd wordt, teekening van Joh. Braakensiek. HET GENTLEMAN'S AGREEMENT" Toen ik hier, eenige weken geleden, over het boek van den gewezen Duitschen keizer schreef, maakte ik ook gewag van hetgeen daarin gezegd wordt over het Gentleman's Agreement", het zoogenaamde verdrag, dat vór dea zomer van 1897 gesloten zou zijn, waarbij de Vereenigde Staten hunne hulp aan Engeland en Frankrijk zouden hebben beloofd voor het geval dat Duitschland en Oostenrijk, of een van beiden, een oorlog zouden willen beginnen ten gunste van het PanGermanisme". Ik opperde toen twijfel aan de ge loofwaardigheid van deze mededeelingen, zoowel wegens de uiterst vage aanduiding van den casus belli als omdat het mij zeer onwaarschijnlijk voorkwam, dat reeds in 1897 Enge land en Frankrijk het met elkaar eens zoudenTzijn geweest over de belang rijkste vraagstukken van de interna tionale politiek. Daar ik echter de ge schriften, waaraan de mededeelingen van den gewezen keizer ontleend waren, niet kende, ging ik niet dieper op de kwestie in. Sedert heb ik inzage kunnen nemen van de bedoelde werken, dank zij de vriendelijkheid van verschillende lezers van dit weekblad; aan hun verzoek om mijne meening over het bewuste ver drag" uitvoeriger uiteen te zetten, geef ik bij dezen gaarne gevolg. De Amerikaansche professor Roland G. Usher was de eerste, die van het bestaan van het verdrag" repte, en wel in zijn boek Pan-Germanism, dat in 1913 verscheen. Wat hij erover mede deelt, is woordelijk overgenomen op bldz. 12C?131 van The problem of Japan, een boek dat in 1918 hier te lande werd uitgegeven (bij C. L. van Langenhuysen) en geschreven is door an ex-counsellor of legation in the Far East", een masker, waarachter een niet onbekend publicist zich ver bergt. Daar het eerste werk slecht voor weinigen bereikbaar en het laatste bij ons veel meer verspreid is, dan ik vermoedde, zal ik bij mijne aanhalingen naar het laatste werk verwijzen. Ziehier wat Roland Usher over het zoogenaamde,,Gentleman's Agreement" schrijft: Zoodra de Engelsche en Fransche diplomaten de beteekenis van het Pan-Germanisme bevroedden en het doel, waarnaar Duitschland streefde, begrepen, erkenden zij de noodzakelijk heid, om hunne positie te versterken en knoopten zij onderhandelingen aan met de Vereenigde Staten, die, waar schijnlijk nog vór den zomer van 1897, tot een overeenkomst (?an understanding") tusschen de drie landen leidden". Het schijnt wel zeker te zijn, dat geen schriftelijke afspraken werden onderteekend en dat geen verbinte nissen zijn aangegaan die, zoo noodig, door de contracteerende partijen niet konden worden ontkend of verloo chend. Desniettemin kwam men met elkaar overeen, dat de Vereenigde Staten zich terstond zouden verklaren ten gunste van Engeland en Frankrijk en hen met al hunne macht zouden ondersteunen, wanneer Duitschland of Oostenrijk een oorlog begon om het doelwit van het Pan-Germanisme te bereiken". Het belang en de beteekenis dezer overeenkomst worden niet verminderd door het feit, dat zij niet openlijk er kend werd. Het verbond want het was niets minder dan dit stond op oneindig vaster basis dan verschaft zou zijn door geschreven woorden en bladen perkament of de beloften van personen, die op dat oogenblik in een der drie landen in het gestoelte der macht zaten; het dankte zijn oorsprong en zijn voortbestaan aan de geographische, economische en politieke omstandig GEÖRGES VALOIS III Zullen wij onzen zoekenden anarchist volgen op zijn tocht naar Rusland? Meer dan anderhalf jaar heeft hij daar zijn verblijf gehad in het gezin van een hoogen staatsambtenaar die Byzantijnsche keizers onder zijn familie van verre eeuwen telde en wiens vrouw afstamde van TartaarscheKhans. Aan anarchisme of nihilisme werd er niet gedacht, viel er niet te denken. Het leven trad hem daar tegemoet in de eenvoudige grootsche lijnen en met de rustige zekerheid van een onaantastbaar aristocra tisch bestaan. Hij zag zich daarin opgenomen als een element niet zonder beteekenis en niet zonder vrijheid, mits hij zich hield op de plaats voor hem bestemd. Zoo leerde Georges Valois een belangrijke vreemde wereld kennen waarvan hij de toe schouwer was en de beweging kon begrijpen, terwijl hij toch geen deel aan haar had. Hij schouwde de onmetelijke Russische vlakte liggend als een kom waarin zich van eeuwen her de aziatische horden stortten, tegen gehouden en gebreideld door de Tsarenmacht. Westersche beschaving was het die het werk der Tsaren steunde en toch waren het weer ideeën aan diezelfde beschaving ont leend die bij de nadere aanraking met de Russische wereld het standvastige van het volkskarakter ondermijnden zonder iets degelijks in de plaats te kunnen geven. Alle geloof in het Tsarensymbool was ver dwenen, het was een zaak van gewoonte ge worden. Een vlaag kon het gevoel daarvoor wegvegen. Het liberalisme van zijn kant had in de oogen van den Westerling iets heden, waarin de Qontracteerende vol ken verkeerden en die zulk een overeen komst voor alle drie voordeelig maak ten". Zooals men bemerkt, is hier van een eigenlijk verdrag" geen sprake; dit zou in de Vereenigde Staten dan ook de goedkeuring van den Senaat behoefd hebben, en een ieder weet althans sinds de laatste jaren! hoezeer dit lichaam zijn gezag in de buitenlandsche politiek pleegt te hand haven. De gewezen Duitsche keizer liet zich dan ook in zijne in 1921 gepubli ceerde Vergleichende Geschichtstabellen" etc. voorzichtiger uit dan hij het later in zijne Gedenkschriften" deed; op het jaar 1897 vindt men in deze tabellen, onder de rubriek Amerika", vermeld: Abschluss eines,, Gentleman's Agree ment" " zwischen angesehenen Personen (ik cursiveer) aus Frankreich, England und Amerika gegen die angeblich vom Pangermanismus drohende Gefahr". Ook volgens de toelichting vanRoland Usher zouden wij hier alleen te doen hebben met besprekingen, gehouden tusschen diplomaten" uit de genoemde landen, waarbij het wederzijdsch be lang werd erkend om elkaar bij te staan, voor het geval dat Duitschland of Oostenrijk een oorlog verwekte om het doelwit van het Pan-Germanisme te bereiken". Van welken aard deze besprekingen zouden zijn geweest en welke overeenkomst" er nu eigenlijk is aangegaan, blijft al even vaag als de omschrijving van het doel, dat Duitsch land of Oostenrijk zou nastreven. De Amerikaansche professor blijft, zooals ik zeide, in gebreke, ons uit drukkelijk mede te cleelen wat er nu eigenlijk in 1897 zou zijn overeenge komen. Men kan daarnaar slechts gis sen uit het vervolg van zijn betoog (bldz. 121?131 in TheProblern of Japan.) Hij noemt daar een aantal diensten op, die de contracteerende mogendheden elkaar zouden kunnen bewijzen en ge deeltelijk ook hebben bewezen: maar niet alleen in den oorlog, ook reeds daar vór. Roland Usher schreef zijn boek in 1913; het valt hem dus niet moeilijk een aantal onderwerpen te noemen, waarbij de diplomatie van de Veree nigde Staten die van Frankrijk of Enge land heeft ondersteund in de jaren, die er tusschen 1897 en 1913 verliepen. Hunne belangen vielen toen dan ook herhaaldelijk samen; maar daaruit volgt nog niet, dat zij reeds in 1897 hunne gedragslijn voor de toekomst hadden vastgesteld ! De schrijver van The Problem of Japan" gaat nog eenheden stap verder; volgens hem is in het verdrag" van 1897 elke phase voorzien" van de gemeenschappelijke politiek der drie mogendheden sinds dat jaar; uit het geen Roland Usher meer laat gissen dan duidelijk aangeeft, fantaseert hij een lange lijst van verplichtingen" die de Vereenigde Staten in 1897 tegen over Frankrijk en Engeland zouden hebben aangegaan en een niet minder lange lijst van belooningen", die het daarvoor zou krijgen (bldz 134?136). En de gewezen Duitsche keizer is hem natuurlijk nog de baas en spreekt in zijn Gedenkschriften" (bldz. 64 der Ned vertal.) van een rechtstreeksch verdeelingsverdrag, (ik cursiveer) tegen Spanje, Duitschland enz gericht, mid den in vredestijd door Galliërs en Angelsaksers tot in bijzonderheden" (!) geregeld en gesloten zonder eenige gewetenswroeging, met het doel Duitschland-Oostenrijk te verpletteren en zich van hun concurrentie op de wereldmarkt te ontslaan !" Hier hebben wij het Gentleman's Agreement op zijn allerfraaist De kei zer heeft er van gemaakt wat er van te maken was. Er ontbreekt nog alleen aan, dat de drie bedoelde mogendheden reeds in 1897 hadden afgesproken, dat zij in den zomer van 1914 den Oostenrijkschen troonopvolger zouden laten vermoorden om daardoor Oostenrijk er toe te brengen den oorlog ter wille van het Pan-Germanisme" te ont ketenen. Wat Roland Usher, in 1913, mede deelt over het verdrag" van 1897, schijnt mij toe, achteraf geconstrueerd te zijn uit de kennis van de gebeurte nissen, die na 1897 voorvielen. Het was toen, in 1913, heel wat makkelijker, te gissen dat er mettertijd een oorlog zou uitbreken, waarin Engeland en Frankrijk te zamen zouden strijden tegen Duitschland en Oostenrijk en de hulp van de Vereenigde Staten zouden kunnen behoeven. Maar hij heeft zich toch vergist in de redenen, die deze laatste mogendheid zouden nopen een actief aandeel aan den oorlog te nemen. Volgens hem (zie bldz/ 131 van The Problem of Japan") zou dit, overeenkomstig het verdrag" van 1897, eerst gebeuren, wanneer de coalitie hare hulp noodig had in Oost-Azie of wanneer het voor de Ver eenigde Staten noodig werd, feitelijk bezit te nemen van Mexico en Centraal Amerika. Ik behoef er niet aan te her inneren, dat dit eenigszins verschilt van de werkelijke reden, waarom de Vereenigde Staten zich in den wereld oorlog gemengd hebben ! Mijn bestek veroorlooft mij niet, alles op te sommen, dat er tegen de beweringen van Roland Usher kan worden ingebracht. Ik wil daarom mijne meening aldus samenvatten: hij heeft geen enkel bewijs geleverd voor het bestaan van het verdrag" van 1897 en het evenmin aannemelijk gemaakt, dat er reeds toen tusschen de Veree nigde Staten, Engeland en Frankrijk besprekingen" zijn gehouden om het dreigende gevaar van het Pan-Ger manisme" te keeren, laat staan dat hij duidelijk heeft gemaakt wat men in politieken zin toen onder Pan-Ger manisme" verstond. Men kan wel gissen, waarom hij het verdrag" op 1897 wil stellen: om den oorlog, dien de Vereenigde Staten in 1898 tegen Spanje voerden, reeds als een uitvloeisel van het Gentleman's Agreement" te kunnen beschouwen Maar indien het tijdstip, waarop deze overeenkomst zou zijn gesloten, dan toch niet precies vaststaat, had ik, in Usher's plaats, liever een ander jaar verzonnen dan 1897. Want in 1897 behoefde .met name Engeland nog niet bevreesd te zijn voor Duitschland (om nu van PanGermanisme" maar niet te spreken). De Duitsche marine beteekende toen nog zeer weinig; eerst'door de vlootwetten van 1898 en 1900 werd een Duitsche oorlogsvloot, die meetelde, geschapen, maar voorloopig alleen op het papier; gebouwd worden moest zij nog. Ook waren, zooals ik vroeger reeds aangaf, de politieke omstandigheden er niet naar, dat Engeland en Frankrijk toen reeds ne lijn zouden hebben ge trokken in de allerbelangrijkste vraag stukken van de internationale politiek. Eerst in de jaren, toen Delcassévoort durend minister van buitenlandsche zaken in Frankrijk was, d. w. z. van 1898 tot 1905, is de Enten te tusschen beide mogendheden geleidelijk voor bereid. Ten slotte is het absoluut onjuist, aan Engeland reeds van 1897 af een politiek toe te dichten, die voorgoed Duitschland als tegenstander aan vaardde. Het kon toch ook aan Roland Usher bekend zijn, dat Engeland, in de overgangsjaren van de 19de naar de 20ste eeuw, het bondgenootschap van Duitschland heeft gezocht. Om te zwijgen van latere pogingen tot een toe nadering. Men mag dan ook, dunkt mij, aan den gewezen keizer Wilhelm alle recht ontzeggen om den wereldoorlog te verklaren uit het Gentleman's Agree ment, de veronderstelde overeen komst" die bij hem al spoedig tot een vast tractaat, zelfs tot een recht streeksch verdelingsverdrag" uitdijt. Het is intusschen te begrijpen, dat hij, toen eenmaal zijn aandacht was gevestigd op de in zijn kraam passende mededeeling van Usher, daarvan gretig gebruik maakte voor zijne constructie der voorgeschiedenis van den oorlog. Zógretig, dat hij heelemaal over het hoofd zag, waarom zelfs zij, die aan het bestaan der bedoelde overeen komst willen gelooven, haar nooit kunnen doen gelden als de eigenlijke oorzaak van den wereldoorlog. Wie dit willen doen, vergeten immers slechts de kleinigheid, dat ook volgens Usher het Gentleman's Agreement geen offen sieve bedoeling had, maar eerst in wer king zou treden, wanneer Duitschland of Oostenrijk den oorlog deed ont branden ter wille van het Pan-Ger manisme" ! KERNRAMP belachelijks als het zich bij Russische ge woonten wou aansluiten. Daarom proefde de Fransche onderzoeker het wezen van het Russische volk eerst recht toen hij het op het land leerde kennen. De vacanties werden op de uitgestrekte bezittingen der familie doorgebracht, en daar heerschte vanzelf een overeenkomst met het boerenleven. Het landhuis van den adelijken eigenaar onderscheidde zich in zijn bouw weinig van het boerenhuis, ook inwendig werd er weinig zorg gedragen voor weelderige meubileering, het was een leven, waarbij natuurlijk een scheiding bestond, maar dan toch op een voet van gelijkheid. Ook in de taal vielen de titels weg. Wat Georges Valois als zijn ontdekking van Rusland naar Frankrijk mee terugnam, was het begrip van den natuurlijken vorm van een volk, dat zich met zijn eigenschappen aanpaste aan zijn ligging en zijn klimaat en zich niet liet hervormen door individueele theorieën. Bedenken wij hierbij wel dat het 't Rusland is van vór 1905 waarvan hij de ondervin ding had. Het land en zijn menschen daar in den vreemde staan buiten hem. Hij is te veel Franschman om niet in zijn hart gelukkig en trotsch te wezen, dat hij weer op vaderlandschen grond is teruggekeerd. In het Oosten heeft hij zich allén gevon den en misschien het diepst gevoeld hoe ge ring de beteekenis is van het individu op zich zelf. Heeft die indruk van verlatenheid hem er toe gebracht om een vrouw te kiezen en een gezin te willen vestigen? Onze autobiograaf laat zich niet uit over intieme bijzonderheden van het leven van anderen. Met zijn terugkeer uit het Sarmatenland leidt hij een nieuwe afdeeling van zijn leven in. Hij begint, kunnen wij wel zeggen, een nieuw leven. Een theorie waarnaar hij zijn leven zal inrichten, hij zoekt daarnaar niet langer. Vooreerst komt voor hem de noodzaak zelf van het leven. Man, vrouw en kind, dat is de basis van de maatschappij. De eerste vraag is hen te onderhouden. En als antwoord luidt daarop de leus, van zijn grootmoeder gehoord: Travaille !". Het is een wijsheid welke hij lang en ver heeft gezocht. Inderdaad lag zij dichtbij, vlak onder zijn bereik. Intellectueele betrekkingen had hij willen aanknoopen, daarentegen had hij de familie band over 't hoofd gezien. Die was toch de natuurlijke, hij gaf de vastheid en vanzelfheid aan het leven. In de familie zag men gaarne, dat hij van zijn overspannen gedachten was teruggekeerd; men maakte hem den overgang gemakkelijk, en het lot werkte hem ten minste niet tegen, toen hij zijn toekomstig levensprogramma begon uit te voeren. Als jongen reeds had hij zich een ideaal gemaakt van een uitgeverszaak waarvoor hij zelf een deel van de boeken zou schrijven om zoo direct invloed te krijgen op de ideeën en hun verspreiding. Hij trachtte nu ver bonden te worden aan een firma en hij vond daar ook een plaats als secretaris van den chef. Hij werd wat men noemt employ d'édition, dat wil zeggen,hij droeg zorg voor het in elkaar zetten van woordenboeken en encyclopaediën en van seriewerken. Het was louter bureauwerk, op den inhoud had hij geen invloed, zijn tijd kwam geheel ter beschikking van zijn chef, naar zijn eigen ideeën werd niet gevraagd. Het was rechtaf dienstwerk dat hij verrichtte. Hij wilde niet anders. Hij luisterde voor zich zelf streng naar de discipline welke hij zich had opgelegd, toen hij van zijn oude eerzuchtige plannen afscheid had genomen, om thans zich aan den arbeid te wijden, simpel ais levensonderhoud voor de familie. Alleen moest hij zich verwonderen dat hoezeer de arbeid op alle manieren en, om zoo te zeggen, in alle toonladders werd geprezen, toch niemand van zich zelf graag erkende, dat hij niet meer dan een arbeider was. Eens had hij bij de geboorteaangifte van een kind een collega meegenomen als getuige, en toen hij had onderteekend: employ d'édition, moest hij van dezen het verwijt hooren, waarom hij zich niet had genoemd: homme de lettres, thans had de collega zich ook employémoeten noemen. Dit was doorgaand als een regel. De demo craten, die altoos klaar stonden om den arbeid uitbundig te roemen, waren gewoonlijk zelf de slechtste arbeiders. Valois had er de ervaring van bij de oprichting van vakvereenigingen, hij zag hoe de handigen gebruik maakten van hun rede vaardigheid om zich een positie te verschaffen als lid van den gemeenteraad of van eenig officieel lichaam: de belangen van het vak werden achtergesteld. Het was niet te doen om den arbeid op zich zelf. Gelukkig voor onzen bekeerden anarchist dat de chef der firma,waaraan hij zijn diensten gaf, een ruimen blik had op het werk van een uitgever en waarlijk van tijd tot tijd belanglooze toewijding kon toonen voor verbreiding van kennis en beschaving. Eerst had Valois in hem slechts den kapitalist gezien die de zaak op dreef hield, nu ging hij in hem den leider kennen die zijn oog liet gaan over de geheele productie van het boek, de behoeften naspeurde en het bedrijf in bloei hield. Hij bewonderde hem en heeft hem voor zich tot voorbeeld gesteld. Op industrieel gebied niet in geestelijk opzicht. Daar voelde hij zich al meer en meer van zijn chef gescheiden. Het was gegaan zonder dat hij zich zelf duidelijk rekenschap kon geven van de verschillende stappen die hem zoo ver hadden gebracht. Een van zijn eerste ervaringen van een nieuw leven in de nieuwe eeuw was als hij, voor den tweeden dienst in het leger opgeroe pen, een stemming onder zijn kameraden waarnam geheel verschillend van die welke hij vroeger in het leger meende te hebben ge vonden. Was hij T zelf ernstiger geworden, en oordeelde hij strenger of was er een losser geest over de menschen gekomen? Wanneer hij vroeger tegen' revanche-ge dachten was opgekomen en den algemeenen vrede had willen voorstaan, werd hij een radicaal gescholden, thans was het een aangenomen waarheid, dat het leger een ver ouderde instelling was en dat het een terug gang was tot het barbarendom om aan de wapenen de beslissing op te dragen van groote vraagstukken. Laat mij, zonder tot te veel bijzonder heden af te dalen, het met een enkel woord zeggen: hij zag in, dat het beginsel van een beslissende autoriteit, zoowel in het zedelijk als in het maatschappelijk leven, geheel ver waarloosd werd; men stelde zich tevreden met een evolutionistische moraal en met een ' evolutionistische wereldbeschouwing. Hij daarentegen had den arbeid als een hard gebod leeren opvatten, waar dat levens voorwaarde was. En het gebod veronder stelde een gebieder Een jaar lang heeft hij in angst en ongerust heid geleefd, hij kon de gangbare leerstukken over het wereldbestuur niet rijmen met zijn eigen voorstellingen. De kerk, als hij de wijk daarheen nam, zeide hem niets. Daar kwam hem op een dag, toen hij door den tuin van het Luxembourg naar huis terug wandelde, de formule voor oogen: man, vrouw en kind als de grondslag der samenleving. Hij zag dat op eenmaal tegelijk ruimer en inniger en als onder een verlichting trad het symbool van de moeder met het kind in haar armen op hem toe, en het was een onzegbaar ver trouwen, dat hem daar onder een straling van licht werd ingeboezemd ' Dadelijk wilde hij aan een priester zijn hart ontboezemen, maar er was geen beschikbaar. Hij oefende eenigen tijd geduld en bezinning. Toen liet hij zich weer opnemen in de Kerk. Hij had zijn geloof gevonden; maar nu ont brak hem nog de uiterlijke autoriteit in de maatschappij. W. G. C. B i j v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl