De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 2 december pagina 8

2 december 1922 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Dec. '22. - No. 2371 Is QUERIDO, De Jordaan, Manus Peet, Scheltema en Giltay, Amsterdam, 1922. D. TH. JAARSMA, Het ontwaken, Amster dam, P. N. van Kampen en Zoon, zonder jaar. Querido vereenigt in zich het levendige, weidsch fantastische van een romanticus als Hugo en de overweldigende, forsche fier heid van een Michel Angelo. Zijn kunst is altijd grootsch en treffend,of hij een misvorm den tobber uit de Jordaan dan wel Oostersche vorsten schildert. Zoo hier deze moderne Quasimodo in zijn brandende begeerte naar Corry Scheendert.die zoo voortreffelijk in haar mysterieuze vrouw zijn van koele kuischheid, van nijpende aan haligheid, van verterend begeeren, haar , misleidende dubbelnatuur is geschilderd. Hij had weeldegeld noch moreele overheersching, noch het heete zinnegeweld van Karel Burk, noch de argelooze zielsopenheid van den zooveel jongeren Jan Gouwenaar. Hij was veel te doortrapt en te spitsvinnig in zijn snerpenden spot, om voor lokaas uitgeslingerd te kunnen worden". Hoe leven we mee in heel dit langzame proces bij Manus van hopeloos in het verborgen ziedende lijfsbegeeren, in al zijn smartelijke pijnigingen, zijn rampzaligen waanzin, zijn onbewust grijpen naar de absolute liefde, zijn zich terugtrekken in speelsche stoïsche beschouwing van al het wereldsche zijn. Voor Manus kreeg de liefde tusschen twee menschen, zoo hachelijk-geheimzinnig in haar oorsprong, twee stuwingen: de dierlijklichamelijke begeerte naar het alleene bezit van het vleeschelijke wezen, en het verlangen naar verovering van de heele ziel, het heer lijkste, diepste wezen van den geest en het intiemst-kuischelijke gevoel 'Jat in dit lijfe lijk schepsel leeft. Alleen in dezen alles-om vattènden drang leek Manus haar goddelijk". Zoo breed en diep als in dit boek is hier nog wel nooit ontleed en gepeild al het droomen en peinzen en hunkeren, al het heftig begeeren van het allerhoogste, dat leeft in een simpele, schuchtere, in zien zelf gekeerde menschenziel, .het stil beschouwen, vragen, vermoeden, zoeken, dat slingert en draait en dooreen duikelt in den onbewust wijsgeerigen geest, die door het mysterie van leven en maat schappij is aangegrepen, er niet af kan blijven, er aitija maar weer omheen draait, telkens nieuwe kanten ziet, vergelijkt en opbouwt en toch maar weer telkens met sarcastischen glimlach terugkeert tot zijn hoogste wijsheid : waterverf dun spoelsel", zich terugtrekt in de rookwolken van zijn eeuwige pijp. Zoo zit Manus Peet daar in de verlaten, grootsche eenzaamheid op zijn zolderkamer bij net kerk hof en de lichtende, klotsende Schinkel. Zoo zit hij neer in zijn stoïsche wijsheid, niet ge baseerd op vernuttige redeneenngen en denk systemen, maar op heel ae barheid van het leven zelf', het dwaas en doelloos treiteren van heel het 'maatschappelijk bestaan Maar hoe kwam het dan, dat de luttele onzelf zuchtige weldaad en de zoet-argelooze mee warigheid van een armzaugen tobber tegenover een nóg armzaliger suimper, hem zoo bevend ontroerde, dat hij stilletjes heel , even huilde en plois een heerlijke zoele lentelucht rook?" , Het eene geslacht gaat, het andere geslacht komt, doch de aarde staat in eeuwigheid". Als Querido de oude motto-mode wilde volgen, kon hij dit onder zijn titel zetten. We z.en langzaam heel een menschenwereldje een stukje vooruitschuiven in het zijn, meer met; een zoogenaamde intrige, een verhaaltje met een begin en een slot is er niet. Alles blijft gemoedereerd voortzeulen, zooals het was. Altijd weer de pakkende overeenkomst met Breero's Brabander. RAGNHILD D'AILLY TENTOONSTELLING VAN BATIKS tot en met 5 December ZAAL HEIJSTEE SMIT Heerengracht 545 549?Amsterdam. TOEGANG VRIJ Dagelijks van 10?4, Zondag 2?4 A. Leemans (Collectie otidstikker) Velazquez (Collectie Goudstikkcr) Peet heeft hoofdzakelijk maar een hypo thetisch bestaan; het is wel niet denkbaar,"dat ooit een werkelijke Peet uit de Jordaan de eenzaamheid van het Jaagpad zocht tot het bepeinzen van zoo pijnigende wijsheid. De man uit het volk, die zoo diep het leven peilt, zoo opgaat in allerlei lectuur, zich verdiept in Thomas a Kempis zoowel als in de verzen van Jet Holst is door den kunstenaar tot een geestelijke realiteit gemaakt. In zijn eersten opzet, in den verdwazenden minnebrand voor de felle raadselachtige jordaansche, de mooie rasmeid, is hij bestaanbaar in de Jordaan. Maar om dit echte li chamelijk gearocht heeft Querido geweven de kostbare weefsels van zijn eigen zoeken, droo men, peinzen, doordenken, al wat brandt en tergt in hoofd en hart van den modernen menschj die het leven der eeuwen en van zijn eigen tijd ziet met doordringende, vorschend oogen, die alles overpeinst en in alles ziet de ijdelheid, de eerzucht, liet egoïsme; raak en forsch heeft Querido het vooze van zijn eigen tijd en al die mannen van naani, die zich naar voren dringen in alle partijen en richtingen, uitgebeeld. Ik zou graag een uitvoerige studie over dit geweldige boek schrijven; hier moet ik liet bij deze enkele poging om er iets van te ty peeren laten. Er is zoo veel meer dan enkel de neroïsche figuur van den geknauwden, wijs geerigen bultenaar. Neem slechts het pittige jongetje Bromtol; wat leeft en zoemt dit Brorntolletje; wat is hij rijk in zijn felle, knoestige moederspraak. Wat een studie en scherpe observatie, wat een geheugen moet er noodig geweest zijn om zoo diep en echt te doorgronden al het typisch eigenaardige in t aal, m leven van heel da t tobbende, zwoegende volk, dat daar zijn leven uitviert in krachtige gebaren en waarvan de Hollander, die zijn Kalvcrstraatje wel eens doorwandelt, de Amsterdammer zelfs die er naast leeft, niets merkt of weet. Een leven apart in dit boek is weer de zeeman Jan Gouwenaar; line krachtig is ook hij geteekcnd door al de kneuzingen en verras singen van zijn zeemansleven heen. Dan na al de wijsbegeerte en sociologie van het tweede boek, plotseling weer in het derde, de zoete intimiteit van Frans Leerlap, midden tusschen zijn honden, vogels en visschen, tusschen het blaffen, janken, kermen, miau wen, schreeuwen, tiuiten, ratelen, koeren, knorren, en kwaken en kraaien van zijn houden katten, papegaaien, parkieten, kanaries, vinken, van zijn konijnen, hanen en duiven, eenden en kippen"; c!e liefde, de innige toege wijde zorg voor al wat daar wriemelt in dien donkeren kelder midden tusschen die wrie melende metischenmassa.Daar vindt ten slot te ook Peet rust en weldadige verademing, af leiding van ;.l zijn gepeins. In dit derde boek staan weer heele'brokken, die tot het aller beste van onze Hollandsche realistische kunst behooren. Welk een tegenstelling :Thiss en Mamis Peet! Tegenover den uitbundigen, zwaargolvenden, kleienden hartstocht,de titanische reuzekracht, het ingetogene, het sobere, het rustig gebondene, maar toch ook kracht en hartstocht, ook zeer aparte schoonheid. Er is iets persoonlijks en echts in dit werk van Jaarsma, dat ontroert en verovert. Als Thiss met de blinde Titiaop hun wandeling in den zomernacht na de felle braking van een onweer nog even bij dominee Croll inloopen en deze zijn kleinen jongen wat vertelt om hem tot rust te brengen na den angst van het noodweer, hooren we: Croll vertelde 't natuurlijk, en toch was 't machtig bewogen. Er zat een levende ziel in, in elk ding klopte een hart". Zo;) is hel niet dit boekje. Maar bij al zijn persoonlijkheid doet het toch aan werk van anderen denken. Bij de natuurschilderingen had ik aanhoudend het werk van Voerman voor me met zijn hooge, wijde, wolkenrijke luchten over stille wateren en velden, in die volle levende atmosfeer. Zeldzaam fijne, zuivere, gevoelige teekeningen zijn er in dit boek, zoo die tocht op P.nksterdrie naar de stad, de onweersnacht, het zendingsfeest, de schoone bruiloft van Thiss en Titia, de bevalling met het sterven. Het is ook, of ik in dit wjrk telkens iets van sommige Vlamingen, in het bijzonder van Pallieter hoor; ook in de taal, den bouwvan sommige wendingen is overeenkomst. Bij al het rustige, vrome en gewijde is in heel den toon van dit boek dezelfde hartstochtelijke natuurliefde, datzelfde z ch vrij laten gaan onder indrukken van natuur en vroomheid, dezelfde lielde voor zijn land ook voorr.l, Hoor die verheerlijking van Friesland, die den Vlaming niets toegeeft: Friesland! Bergen noch heuvelen zijn schoon als uwe vlakten, de cederen vanden L'banon noch de eiken van Basan vergelijkbaar met uw ede! fijn geboomte ! Bruid, lang verwachte ! Hoe vast en vertrouwüjk vleit ge u aan de borst der zee, die u heerlijk als eene beschutting en lichtend gelijk eene vlam is! Hij stond, en zijne oogen waren ganschelijk vast gebonden. Hij staarde en deed het beeld vast in zich groeien, en toen iiij afdaalde zeide hij: O land, land, schoon als de droom van een. nachtgezicht, ge zijt de plant van mijne verlustiging ! Gij zult leven". Proef die liefde voor de aarde en haar groeikracht: Hij nam nog een handvol van 't hooi en rook er aan, uiep haalde hij den geur lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllttlllllllllllMIIIIMIimiiiliiimiiiuiiii'ui in. 't Was toch zulk best gewas. Een mensen zou wenschen het te eten, en er zich in rondwentelen gelijk de veulens. O 't was best land; zuivere, vette weien. Hij keek rond. De grond bolde rondom van vruchtbaarheid, hij zwol van 't gras als eene rivier van water. Zijn rijke groeikacht deed den bodem zich rondend naar den blauwen hemel heffen, 't gras stond als reikende armen hoog omhoog in de lucht. 't Steeg en rees zienderoogen. 't Groeide uit gelijk een woud, welks hoogte aan den rand des hemels komt, 't werd gezien over de gansche wereld, 't Wies op tot de wolken, het bedekte den versten horizon, 't was machtig en overweldigend van onzegbare veelheid. O God ! zeide Thiss, dit is het hart van Fries land! 't Geeft zijn gewas, getooid met bloemen, 't is een sieraad, gevat in een krans van de heemlen. 't Is een witte duif in gouden zonlucht, dauw is 't, geurend als balsem !" Thiss is eenBijbelschePallieter inNoordschen ernst en uiterlijke koelheid soms, maar er gloeit dezelfde hartstochtelijkheid in, er brandt dezelfde liefde voor al het zijnde. Thiss staat hier nog slechts in zijn ontwaking tot dieper levensbesef. Met die liefde ligt nu heel het leven voor hem open; de volgende deelen zullen zijn strijd, zijn levenswijsheid, zijn berusting brengen. Laten wc hopen dat Jaarsma de twaalf deelen op dezelfde kracht kan houden. J. P K i N s K N J. L z N. iiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiMMiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii SCHILDERKUNST/KRONIEK BATIKWEKK VAN RAUMIII.D D'An.i.v (Heystee, Smit & Co., Anisteidam). (je kunt zonder gevaar twee soorten van uitingen waardeeren ; ten eerste pogingen z groot, dat ze, half maar gelukt, reeds veel verwerkelijken,en ten tweede die uiting, waar een zuiver volvoeren der ontroering ons het behagen der voortreffelijkheid geeft. Iets van het laatste vindt ge in het batikwerk van Ragnhild d'Ailly. En iets van dien aard te vinden iu werk van moderne kunstnijverheid is zeldzaam. Want, hoewel ik een roemer beu van dezen tijd (geen periode was groctcr), toch is, in 't algemeen, voldongenheid niet zijn merk, eer woelend pogen. Er is in deze batikwerken iets volledigs. Er is een soort stijl, zooals we dien in werk uit het Oosten vinden; vrijheid bij gebondenheid. Daaren boven zijn de kleuren van deze batiks be korend; ze hebben niets van de troebele zwaarte der Duitschers; ze zijn levend, be schaafd sterk, maar ze dringen zich niet op; ze zijn rijk zonder lawaai; ze zijn gevoelig, GERHART HAUPTMANN Wanneer straks, over enkele dagen, Hauptmann in Nederland komt, zal hij dit land anders vinden dan bijv. Schnitzler en onlangs Thomas Mann het vonden, minder gulgenegen, meer bevangen, en laten we het erkennen, minder bereid en onderlegd. Gerhart Hauptmann werd in deze laatste maan den, door het Duitschland dat zijn keizer en zichzelf verloor, als een god boven de hoofden geheven, de liefde van zijn volk viel hem dien men, ook op grond van zekere uiterlijke gelijkenis, met Goetbe durft meten toe op een, den levenden kunstenaar zelden of nooit aldus geboden en gegunde wijze. Wat ons, tot wie deze Duitsche dichter, als schatbewaarder van het onvervreemdbaar nationaal geestelijk erfgoed, als symbool, als steun in een rampzalig tijdsverband, uitteraard minder spreekt, te midden dier innige heldenvereering in het bijzonder treft, dat is de bij deze gelegenheid gebleken algemeene, grondige en liefdevclle bekendheid ' die Hauptmann's omvangrijk, ongelijk, zijn persoon langzaam onthullend en belichtend oeuvre in Duitschland geniet. Hoevele eerlijk ontroerde, geestdriftige pennen zijn er bij dit feest, nu hij den leef tijd waarop een groot man twistappel van kleine partijen mag zijn, in vollen glans ontwies, komen getuigen van zijn leven en werken in hun ten slotte on scheidbaar verband, hoe sterk en monumen taal staat op dit voetstuk van kennis, inzicht en medegevoel het beeld van den Dichter in het hart der millioenen, die kranten lezen, en geen tijdschrift kunnen openen zonder een afdruk van zijn hoog, doorploegd voor hoofd en den zachten blik zijtier oogen te vinden op de eereplaats. Van Voor Zonsop gang" en de Wevers" tot het epos Till Eulenspiegel", van dichterlijk naturalisme tot natuurlijk dichterschap, de tijden vragen altijd weer een anderen vorm, een ander tiquet, doch het hart, de zuivere kern blijft zich gelijk. In den dichter: de mensch, in den mensch: de dichter, in beiden: de uit verkorene. In liet licht van den herboren tijd kon deze dankbare erkenning niet uit blijven. En naast de moreele beteekenis, die Duitschland aan den zestigsten geboortedag van dezen zoon heeft willen hechten, hand haaft zich de hooge, kunst/innige waarde van een onaanvechtbaar groot, mild en nobel talent. Dat er, naar verhouding, in Nederland niet meer verschenen is, bestemd in deze dagen een steentje bij te dragen tot dien toch gewis ook internationalen luister, zal wel daarin zijn dieperen grond vinden, dat wij, buiten Duitschland, met dit niet onmiddellijk aan sprekend talent nog te weinig vertrouwd zijn, dat wij, om eenigermate het werk te peilen, het ruime plan, waarop het is gebouwd, althans zouden moeten overzien. Na drie honderd jaar waren we aan Molière toe en niets belette, bij veilige onsterfelijkheid, een alzijdige apotheose. Om een ietwat ingrijpende studie over Gerhart Hauptmann te kunnen schrijven in onze taal, zou in de eerste plaats ons tooneel zijn taak jegens hem' met meer toewijding dan tot dusver moeten vervullen, en in dit verband is het stellig te betreuren, dat in deze herdenkingsdagen geen enkel onzer talrijke tooneelgezelschappen er toe gekomen is door een goede opvoering van een der vele hier nog altijd ongespeelde wer ken (?Hannele's Himmelfahrt", Elga", Der arme Heinrich", Pippa tanzt"; of College Crampton", Die Ratten", Peter Brauer" Florian Geyer", de zwarte ridder, ligt ons wellicht minder na, of door een modelreprise adhesie te betuigen bij dit geestelijk GERHART HAUPTMANN leest. U j r Biberpelz" met mevrouw Manu, een Manuele" of Ottegebe" van Tilly Lus, Royaards als professor Crampton, Magda janssens of Greta Lobo als Rose Bernd", zij wachten slechts op elkaar, en wij op hen. Een onopgevoerd tooneelstuk, al heeft onze vlijtige verbeelding het tienmaal gelezen, het blijft beperkt voor onzen geest, het aardt niet in ons hart, en bij veel dat het tooneel in Nederland, vaak ten koste van het zwakkere van eigen bodem, ons aan uitheemsch grooter werk schonk, voelen wij ten opzichte van Hauptmann een tekort, dat van invloed is geweest op onze algeheele houding tegenover dezen zoogenaamden naturalist", die het naturalisme, o dwaze grensbewakers, welke de menigte terugstootcn met een ledig woord ! die het miskend naturalisme dan toch maar tot poëzie heeft gemaakt. Een van de volledigste, meest betrouwbare en met ge voel i ge n smaak geschreven bijdragen tot de Hauptmann-viering, dunkt mij Paul Schlenther's, door Arthur Eloesser herz'ene en voltooide biografie (Fischer-Verlag, Berlin), a! zullen de uitvoerige eerste hoofdstuk ken, waarin niet alleen Hauptmann's ouders en broeders, maar ook zijn, ongetwijfeld op zijn vorming invloed gehad hebbende, vrome ooms en tantes in Ohersalzbrunn de onster felijkheid deelachtig worden, waarschijnlijk meer van ons geduld vergen dan van het recht geaard Duitsch gemoed. F.n hier voelen wij dan ook al dadelijk een afdoend verschil op alle overige verschillen zullen wij in dit kort bestek niet ingaan tusschen de plaats, die Goetlie in ons hart inneemt en de belangstelling, die vooralsnog Hauptmann in ons vermag te wekken, immers, de geringste huiselijke bijzonderheid van het oude leven te Weimar houdt ons nog in een Uloverban waar mede de Silezische cultuur van dit oogenblik niet wedijveren kan. Doch belangrijk is in deze levensbeschrijving alles wat rondom de werken zelf verteld wordt, het licht waarin ze stuk voor stuk zijn gezien. Ook hierin werkt Hauptmann in de lijn der dassieken, dat hij zijn stof gemakkelijk aan voorgangers ont leent om uit deze adoptatie dan weder een volstrekt oorspronkelijk, beduidend eigen kunstwerk te scheppen. Grillparzer hielp hem aan ,,Helga"en Die versunkene Glocke", Boccaccio en Petrarca aan Griseldis", Hartman von Aue en, voor het scenario, Chamisso aan: Der arme Heinrich", en bovendien kan men zeggen dat de geheele Moeder de Gans" Hauptmann tot inspiratie en tot arsenaal heeft gediend. Of er in deze sprookjes en droomen nu meer poëzie schuilt dan in zijn vroegere werken, waaronder Hinsame Menschen", dat dank zij de oude Tooneelvereeniging ook ten onzent een zoo diepen indruk liet, waar onder: DaS Fricdensfest", waarin ik na J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAX-R'DAM-DBN HAA« DE BE§TE HOEDEN IN HOLLAND en in hun rijkdom kiesch. In 't algemeen is de ornamentatie dit eveneens, en het verwon dert daarom te hooren, dat zondereen enkele voorstudie, het geheel neergeschreven wordt door een nog zeer jonge vrouw II GOUDSTIKKER'(PuLCHRi STUDIO DFN: HAAG) Twee stilleven»bahoorcn tot de meest be zienswaarde schilderijen van deze tentoon stelling, en het is geenszins on juist te schrijven dat zij behoorcn tot het getal der werken, die' als «root bijblijven. Het eene is van Velazquez, het andere van den Hollander A. Leemans Dat van Velazquez is een schilderij in grau wende bruinen en stelt kalkoenen, kippen, pens, worst >en eieren voor, waarvan n', gebroken, dat afzonderlijk op de tafel ligt! Ik heb veel eieren gezien op stillevens, maar zelden zag ik ze zuiverder van stof, vastervan volume, in zulke massa ! Ze vormen met de pens en de worst het voornaamste van dezen Velazquez en te wenschen is, dat het werk daarom hier blijft: het is toch sober, hechten zeldzaam. &> - n' Het stilleven van Leemans hoort eveneens in een museum thuis. Het is een vogelkooi, gedekt met een lap; een metalen drinkbak in het .midden; eronder een tasch, metroode noppen, of hoe zal ik die dingen noemen. Het is uit de zeventiende eeuw (1661 is 't geda teerd) en het is een bewijs, dat ons overzicht en onze waardebepaling van de meesters uit dien tijd nog wat aanvulling kunnen velen, want deze vogelkooi etc. is een stilleven, groot van aanzicht, en geschilderd met de vaste kracht van een wei-ervarene. 111. WERK VAN MENSION ALS HOOFDGROEP oi' PULCHRI STUDIO. Mension vindt ge hier als dierenschilder, en ook als schilder van figuur. Twee stukken met vogels (6, en 8) zijn wel de beste; ze hebben inderdaad kleur, en een moeilijk lijnenspel (ontstaand door lange vogelhalzen) is opge lost tot een rust. Verder zijn er leeuwen; een baby; een meisje met een kat; en ander gediert. Maar ik ken beter werk van dezen dik wijls te braven schilder; een ns, vroeger geschilderd dood muisje, was eigenaardiger ondervonden en vaster-gul geschilderd dan wat hier is; zówas een genrestuk, een man netje in den kroeg. Geen van deze twee werken zijn overtroffen in deze hoofdgroep. . . . Voller van kleur, voller van schildering zijn twee Jacob Ritsema's een hofje en een binnenplaats met bijna zwarte luiken, die aan een Pieter de Hoogh doet denken. P. de Regt, met een talent voor impressionisti sche schetsen, is het best in een landschap, groen-grijs (No. 81); de Rouville coquetteert, als dikwijls, met een schilderij achter een lijst bevestigd, die er te klein voor is; Rappaport's Volendamsche is lenig geschilderd; van Reekum heeft vogels, die, tot nu nog slechts uiterlijk, aan Th. van Hoytema's beesten doen denken, Willem Roelofs ver toont een keihard, ellipsvormig bloemstuk. P i. A s s c n A E R T *>, pmncs 1 -jggarantie Bi ttijkz prijzen. Amsterdam Overtoom 279 zooveel jaren Anna Sablairolles in de rol der verbitterde dochter nog het kacheldeurtje zie dichtsmakken, waaronder Voerman Henschel" met onze onvergetelijke Hanna" breiend onderde lamp? Het is ten slotte maar wat men onder poëzie verstaat, en wat op het tijdstip dat een stuk wordt opgevoerd toevallig het parool is. In 1885 schreef Gerhart Hauptmann voorin Das bunte Buch": Wie eine Windesharfe sei deine Seele... Der leiseste Hauch bewege sie. Und ewig mussen die Seiten schwingen i m Atem des Weltwehs; denn das Wel t we h ist die Wurzel der Himmelssehnsucht". En welk een medelijden met de armsten der armen (De Wevers) gaf hij zelf al in zijn jongste werk, welk een ten-hemel-reikend verlangen naar licht en zon voor allen, hoeve\ i idealisme, dat de bron der dichterlijke extaze is ! Thans, in den zoo juist verschenen twaalfden Band van zijn nieuwe Verzamelde werken" scl rijft hij: Dichten heisst: hinter Worten das Urwort aufklingen zu lassen". Na bijna veertig jaren deze rustige bevestiging van genen iyrischen eisch, in andere woorden... juist het zelfde. In het gewoonste, het hoogste, in het gemeenste, het puurste, in het laagste, hei diepste. Dit heeft de vol-menschelijke, midden in het harde leven hard arbeidende dichter wel waarlijk gevonden en het zijn vaderland voorgehouden als een uitkomst, een troost en een onvergankelijk bezit. Te midden van zorg en nood stond hij pal, en staat hij borg. Want bij al wat veranderde, mocht hij zich zelf blijven, als al-begrijpende Tijl ylenspiegel met den doedelzak trekken door stad en land en tot buiten de grenzen getuigen van den beteren, den verheven Dietschen geest. En zózullen ook wij hem mogen ont vangen en hooren, ontvankelijk, zonder vluch tig oordeel of conclusie, slechts met eerbied voor den mensch en den dichter In n eer biedwekkende persoonlijkheid. 'l' o i' N A i: r i'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl