Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Dec. '22. - No. 2371
Is QUERIDO, De Jordaan, Manus Peet,
Scheltema en Giltay, Amsterdam, 1922.
D. TH. JAARSMA, Het ontwaken, Amster
dam, P. N. van Kampen en Zoon,
zonder jaar.
Querido vereenigt in zich het levendige,
weidsch fantastische van een romanticus
als Hugo en de overweldigende, forsche fier
heid van een Michel Angelo. Zijn kunst is
altijd grootsch en treffend,of hij een misvorm
den tobber uit de Jordaan dan wel Oostersche
vorsten schildert.
Zoo hier deze moderne Quasimodo in zijn
brandende begeerte naar Corry Scheendert.die
zoo voortreffelijk in haar mysterieuze vrouw
zijn van koele kuischheid, van nijpende aan
haligheid, van verterend begeeren, haar
, misleidende dubbelnatuur is geschilderd. Hij
had weeldegeld noch moreele overheersching,
noch het heete zinnegeweld van Karel Burk,
noch de argelooze zielsopenheid van den
zooveel jongeren Jan Gouwenaar. Hij was
veel te doortrapt en te spitsvinnig in zijn
snerpenden spot, om voor lokaas uitgeslingerd
te kunnen worden".
Hoe leven we mee in heel dit langzame
proces bij Manus van hopeloos in het verborgen
ziedende lijfsbegeeren, in al zijn smartelijke
pijnigingen, zijn rampzaligen waanzin, zijn
onbewust grijpen naar de absolute liefde,
zijn zich terugtrekken in speelsche stoïsche
beschouwing van al het wereldsche zijn.
Voor Manus kreeg de liefde tusschen twee
menschen, zoo hachelijk-geheimzinnig in
haar oorsprong, twee stuwingen: de
dierlijklichamelijke begeerte naar het alleene bezit
van het vleeschelijke wezen, en het verlangen
naar verovering van de heele ziel, het heer
lijkste, diepste wezen van den geest en het
intiemst-kuischelijke gevoel 'Jat in dit lijfe
lijk schepsel leeft. Alleen in dezen alles-om
vattènden drang leek Manus haar goddelijk".
Zoo breed en diep als in dit boek is hier nog
wel nooit ontleed en gepeild al het droomen
en peinzen en hunkeren, al het heftig begeeren
van het allerhoogste, dat leeft in een simpele,
schuchtere, in zien zelf gekeerde menschenziel,
.het stil beschouwen, vragen, vermoeden,
zoeken, dat slingert en draait en dooreen
duikelt in den onbewust wijsgeerigen geest,
die door het mysterie van leven en maat
schappij is aangegrepen, er niet af kan blijven,
er aitija maar weer omheen draait, telkens
nieuwe kanten ziet, vergelijkt en opbouwt en
toch maar weer telkens met sarcastischen
glimlach terugkeert tot zijn hoogste wijsheid :
waterverf dun spoelsel", zich terugtrekt
in de rookwolken van zijn eeuwige pijp. Zoo
zit Manus Peet daar in de verlaten, grootsche
eenzaamheid op zijn zolderkamer bij net kerk
hof en de lichtende, klotsende Schinkel. Zoo
zit hij neer in zijn stoïsche wijsheid, niet ge
baseerd op vernuttige redeneenngen en denk
systemen, maar op heel ae barheid van het
leven zelf', het dwaas en doelloos treiteren van
heel het 'maatschappelijk bestaan Maar
hoe kwam het dan, dat de luttele onzelf
zuchtige weldaad en de zoet-argelooze mee
warigheid van een armzaugen tobber
tegenover een nóg armzaliger suimper, hem zoo
bevend ontroerde, dat hij stilletjes heel
, even huilde en plois een heerlijke zoele
lentelucht rook?" ,
Het eene geslacht gaat, het andere geslacht
komt, doch de aarde staat in eeuwigheid".
Als Querido de oude motto-mode wilde volgen,
kon hij dit onder zijn titel zetten. We z.en
langzaam heel een menschenwereldje een
stukje vooruitschuiven in het zijn, meer met;
een zoogenaamde intrige, een verhaaltje met
een begin en een slot is er niet. Alles blijft
gemoedereerd voortzeulen, zooals het was.
Altijd weer de pakkende overeenkomst met
Breero's Brabander.
RAGNHILD D'AILLY
TENTOONSTELLING VAN BATIKS
tot en met 5 December
ZAAL HEIJSTEE SMIT
Heerengracht 545 549?Amsterdam.
TOEGANG VRIJ
Dagelijks van 10?4, Zondag 2?4
A. Leemans (Collectie otidstikker)
Velazquez (Collectie Goudstikkcr)
Peet heeft hoofdzakelijk maar een hypo
thetisch bestaan; het is wel niet denkbaar,"dat
ooit een werkelijke Peet uit de Jordaan de
eenzaamheid van het Jaagpad zocht tot het
bepeinzen van zoo pijnigende wijsheid. De
man uit het volk, die zoo diep het leven peilt,
zoo opgaat in allerlei lectuur, zich verdiept in
Thomas a Kempis zoowel als in de verzen van
Jet Holst is door den kunstenaar tot een
geestelijke realiteit gemaakt.
In zijn eersten opzet, in den verdwazenden
minnebrand voor de felle raadselachtige
jordaansche, de mooie rasmeid, is hij
bestaanbaar in de Jordaan. Maar om dit echte li
chamelijk gearocht heeft Querido geweven de
kostbare weefsels van zijn eigen zoeken, droo
men, peinzen, doordenken, al wat brandt en
tergt in hoofd en hart van den modernen
menschj die het leven der eeuwen en van zijn
eigen tijd ziet met doordringende, vorschend
oogen, die alles overpeinst en in alles ziet de
ijdelheid, de eerzucht, liet egoïsme; raak en
forsch heeft Querido het vooze van zijn eigen
tijd en al die mannen van naani, die zich naar
voren dringen in alle partijen en richtingen,
uitgebeeld.
Ik zou graag een uitvoerige studie over dit
geweldige boek schrijven; hier moet ik liet
bij deze enkele poging om er iets van te ty
peeren laten. Er is zoo veel meer dan enkel de
neroïsche figuur van den geknauwden, wijs
geerigen bultenaar. Neem slechts het pittige
jongetje Bromtol; wat leeft en zoemt dit
Brorntolletje; wat is hij rijk in zijn felle,
knoestige moederspraak. Wat een studie en
scherpe observatie, wat een geheugen moet
er noodig geweest zijn om zoo diep en echt te
doorgronden al het typisch eigenaardige in
t aal, m leven van heel da t tobbende, zwoegende
volk, dat daar zijn leven uitviert in krachtige
gebaren en waarvan de Hollander, die zijn
Kalvcrstraatje wel eens doorwandelt, de
Amsterdammer zelfs die er naast leeft, niets
merkt of weet.
Een leven apart in dit boek is weer de
zeeman Jan Gouwenaar; line krachtig is ook hij
geteekcnd door al de kneuzingen en verras
singen van zijn zeemansleven heen.
Dan na al de wijsbegeerte en sociologie van
het tweede boek, plotseling weer in het derde,
de zoete intimiteit van Frans Leerlap, midden
tusschen zijn honden, vogels en visschen,
tusschen het blaffen, janken, kermen, miau
wen, schreeuwen, tiuiten, ratelen, koeren,
knorren, en kwaken en kraaien van zijn houden
katten, papegaaien, parkieten, kanaries,
vinken, van zijn konijnen, hanen en duiven,
eenden en kippen"; c!e liefde, de innige toege
wijde zorg voor al wat daar wriemelt in dien
donkeren kelder midden tusschen die wrie
melende metischenmassa.Daar vindt ten slot te
ook Peet rust en weldadige verademing, af
leiding van ;.l zijn gepeins. In dit derde boek
staan weer heele'brokken, die tot het aller
beste van onze Hollandsche realistische kunst
behooren.
Welk een tegenstelling :Thiss en Mamis Peet!
Tegenover den uitbundigen, zwaargolvenden,
kleienden hartstocht,de titanische reuzekracht,
het ingetogene, het sobere, het rustig
gebondene, maar toch ook kracht en hartstocht,
ook zeer aparte schoonheid.
Er is iets persoonlijks en echts in dit werk
van Jaarsma, dat ontroert en verovert. Als
Thiss met de blinde Titiaop hun wandeling in
den zomernacht na de felle braking van een
onweer nog even bij dominee Croll inloopen en
deze zijn kleinen jongen wat vertelt om hem
tot rust te brengen na den angst van het
noodweer, hooren we: Croll vertelde 't
natuurlijk, en toch was 't machtig bewogen.
Er zat een levende ziel in, in elk ding klopte
een hart". Zo;) is hel niet dit boekje. Maar bij
al zijn persoonlijkheid doet het toch aan
werk van anderen denken. Bij de
natuurschilderingen had ik aanhoudend het werk van
Voerman voor me met zijn hooge, wijde,
wolkenrijke luchten over stille wateren en
velden, in die volle levende atmosfeer.
Zeldzaam fijne, zuivere, gevoelige
teekeningen zijn er in dit boek, zoo die tocht op
P.nksterdrie naar de stad, de onweersnacht,
het zendingsfeest, de schoone bruiloft van
Thiss en Titia, de bevalling met het sterven.
Het is ook, of ik in dit wjrk telkens iets van
sommige Vlamingen, in het bijzonder van
Pallieter hoor; ook in de taal, den bouwvan
sommige wendingen is overeenkomst. Bij al
het rustige, vrome en gewijde is in heel den
toon van dit boek dezelfde hartstochtelijke
natuurliefde, datzelfde z ch vrij laten gaan
onder indrukken van natuur en vroomheid,
dezelfde lielde voor zijn land ook voorr.l,
Hoor die verheerlijking van Friesland, die
den Vlaming niets toegeeft: Friesland!
Bergen noch heuvelen zijn schoon als uwe
vlakten, de cederen vanden L'banon noch de
eiken van Basan vergelijkbaar met uw ede!
fijn geboomte ! Bruid, lang verwachte ! Hoe
vast en vertrouwüjk vleit ge u aan de borst
der zee, die u heerlijk als eene beschutting
en lichtend gelijk eene vlam is! Hij stond, en
zijne oogen waren ganschelijk vast gebonden.
Hij staarde en deed het beeld vast in zich
groeien, en toen iiij afdaalde zeide hij: O
land, land, schoon als de droom van een.
nachtgezicht, ge zijt de plant van mijne
verlustiging ! Gij zult leven".
Proef die liefde voor de aarde en haar
groeikracht: Hij nam nog een handvol van 't
hooi en rook er aan, uiep haalde hij den geur
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllttlllllllllllMIIIIMIimiiiliiimiiiuiiii'ui
in. 't Was toch zulk best gewas. Een mensen
zou wenschen het te eten, en er zich in
rondwentelen gelijk de veulens. O 't was best land;
zuivere, vette weien. Hij keek rond. De grond
bolde rondom van vruchtbaarheid, hij zwol
van 't gras als eene rivier van water. Zijn
rijke groeikacht deed den bodem zich rondend
naar den blauwen hemel heffen, 't gras stond
als reikende armen hoog omhoog in de lucht.
't Steeg en rees zienderoogen. 't Groeide uit
gelijk een woud, welks hoogte aan den rand
des hemels komt, 't werd gezien over de
gansche wereld, 't Wies op tot de wolken, het
bedekte den versten horizon, 't was machtig
en overweldigend van onzegbare veelheid.
O God ! zeide Thiss, dit is het hart van Fries
land! 't Geeft zijn gewas, getooid met bloemen,
't is een sieraad, gevat in een krans van de
heemlen. 't Is een witte duif in gouden
zonlucht, dauw is 't, geurend als balsem !"
Thiss is eenBijbelschePallieter inNoordschen
ernst en uiterlijke koelheid soms, maar er
gloeit dezelfde hartstochtelijkheid in, er
brandt dezelfde liefde voor al het zijnde.
Thiss staat hier nog slechts in zijn ontwaking
tot dieper levensbesef. Met die liefde ligt nu
heel het leven voor hem open; de volgende
deelen zullen zijn strijd, zijn levenswijsheid,
zijn berusting brengen. Laten wc hopen dat
Jaarsma de twaalf deelen op dezelfde kracht
kan houden.
J. P K i N s K N J. L z N.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiMMiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
SCHILDERKUNST/KRONIEK
BATIKWEKK VAN RAUMIII.D D'An.i.v
(Heystee, Smit & Co., Anisteidam).
(je kunt zonder gevaar twee soorten van
uitingen waardeeren ; ten eerste pogingen z
groot, dat ze, half maar gelukt, reeds veel
verwerkelijken,en ten tweede die uiting, waar
een zuiver volvoeren der ontroering ons het
behagen der voortreffelijkheid geeft. Iets van
het laatste vindt ge in het batikwerk van
Ragnhild d'Ailly. En iets van dien aard te
vinden iu werk van moderne kunstnijverheid
is zeldzaam. Want, hoewel ik een roemer beu
van dezen tijd (geen periode was groctcr),
toch is, in 't algemeen, voldongenheid niet
zijn merk, eer woelend pogen. Er is in deze
batikwerken iets volledigs. Er is een soort
stijl, zooals we dien in werk uit het Oosten
vinden; vrijheid bij gebondenheid. Daaren
boven zijn de kleuren van deze batiks be
korend; ze hebben niets van de troebele
zwaarte der Duitschers; ze zijn levend, be
schaafd sterk, maar ze dringen zich niet op;
ze zijn rijk zonder lawaai; ze zijn gevoelig,
GERHART HAUPTMANN
Wanneer straks, over enkele dagen,
Hauptmann in Nederland komt, zal hij dit land
anders vinden dan bijv. Schnitzler en onlangs
Thomas Mann het vonden, minder
gulgenegen, meer bevangen, en laten we het
erkennen, minder bereid en onderlegd.
Gerhart Hauptmann werd in deze laatste maan
den, door het Duitschland dat zijn keizer
en zichzelf verloor, als een god boven de
hoofden geheven, de liefde van zijn volk viel
hem dien men, ook op grond van zekere
uiterlijke gelijkenis, met Goetbe durft meten
toe op een, den levenden kunstenaar zelden
of nooit aldus geboden en gegunde wijze.
Wat ons, tot wie deze Duitsche dichter, als
schatbewaarder van het onvervreemdbaar
nationaal geestelijk erfgoed, als symbool,
als steun in een rampzalig tijdsverband,
uitteraard minder spreekt, te midden dier
innige heldenvereering in het bijzonder treft,
dat is de bij deze gelegenheid gebleken
algemeene, grondige en liefdevclle bekendheid '
die Hauptmann's omvangrijk, ongelijk, zijn
persoon langzaam onthullend en belichtend
oeuvre in Duitschland geniet. Hoevele eerlijk
ontroerde, geestdriftige pennen zijn er bij dit
feest, nu hij den leef tijd waarop een groot man
twistappel van kleine partijen mag zijn, in
vollen glans ontwies, komen getuigen van
zijn leven en werken in hun ten slotte on
scheidbaar verband, hoe sterk en monumen
taal staat op dit voetstuk van kennis, inzicht
en medegevoel het beeld van den Dichter in
het hart der millioenen, die kranten lezen,
en geen tijdschrift kunnen openen zonder
een afdruk van zijn hoog, doorploegd voor
hoofd en den zachten blik zijtier oogen te
vinden op de eereplaats. Van Voor Zonsop
gang" en de Wevers" tot het epos Till
Eulenspiegel", van dichterlijk naturalisme
tot natuurlijk dichterschap, de tijden vragen
altijd weer een anderen vorm, een ander
tiquet, doch het hart, de zuivere kern blijft
zich gelijk. In den dichter: de mensch, in
den mensch: de dichter, in beiden: de uit
verkorene. In liet licht van den herboren
tijd kon deze dankbare erkenning niet uit
blijven. En naast de moreele beteekenis, die
Duitschland aan den zestigsten geboortedag
van dezen zoon heeft willen hechten, hand
haaft zich de hooge, kunst/innige waarde van
een onaanvechtbaar groot, mild en nobel
talent.
Dat er, naar verhouding, in Nederland niet
meer verschenen is, bestemd in deze dagen
een steentje bij te dragen tot dien toch gewis
ook internationalen luister, zal wel daarin
zijn dieperen grond vinden, dat wij, buiten
Duitschland, met dit niet onmiddellijk aan
sprekend talent nog te weinig vertrouwd
zijn, dat wij, om eenigermate het werk te
peilen, het ruime plan, waarop het is gebouwd,
althans zouden moeten overzien. Na drie
honderd jaar waren we aan Molière toe en
niets belette, bij veilige onsterfelijkheid, een
alzijdige apotheose. Om een ietwat ingrijpende
studie over Gerhart Hauptmann te kunnen
schrijven in onze taal, zou in de eerste plaats
ons tooneel zijn taak jegens hem' met meer
toewijding dan tot dusver moeten vervullen,
en in dit verband is het stellig te betreuren,
dat in deze herdenkingsdagen geen enkel
onzer talrijke tooneelgezelschappen er toe
gekomen is door een goede opvoering van
een der vele hier nog altijd ongespeelde wer
ken (?Hannele's Himmelfahrt", Elga", Der
arme Heinrich", Pippa tanzt"; of College
Crampton", Die Ratten", Peter Brauer"
Florian Geyer", de zwarte ridder, ligt ons
wellicht minder na, of door een
modelreprise adhesie te betuigen bij dit geestelijk
GERHART HAUPTMANN
leest. U j r Biberpelz" met mevrouw Manu,
een Manuele" of Ottegebe" van Tilly Lus,
Royaards als professor Crampton, Magda
janssens of Greta Lobo als Rose Bernd",
zij wachten slechts op elkaar, en wij op hen.
Een onopgevoerd tooneelstuk, al heeft onze
vlijtige verbeelding het tienmaal gelezen, het
blijft beperkt voor onzen geest, het aardt niet
in ons hart, en bij veel dat het tooneel in
Nederland, vaak ten koste van het zwakkere
van eigen bodem, ons aan uitheemsch grooter
werk schonk, voelen wij ten opzichte van
Hauptmann een tekort, dat van invloed is
geweest op onze algeheele houding tegenover
dezen zoogenaamden naturalist", die het
naturalisme, o dwaze grensbewakers, welke
de menigte terugstootcn met een ledig woord !
die het miskend naturalisme dan toch maar
tot poëzie heeft gemaakt.
Een van de volledigste, meest betrouwbare
en met ge voel i ge n smaak geschreven bijdragen
tot de Hauptmann-viering, dunkt mij Paul
Schlenther's, door Arthur Eloesser herz'ene
en voltooide biografie (Fischer-Verlag,
Berlin), a! zullen de uitvoerige eerste hoofdstuk
ken, waarin niet alleen Hauptmann's ouders
en broeders, maar ook zijn, ongetwijfeld op
zijn vorming invloed gehad hebbende, vrome
ooms en tantes in Ohersalzbrunn de onster
felijkheid deelachtig worden, waarschijnlijk
meer van ons geduld vergen dan van het recht
geaard Duitsch gemoed. F.n hier voelen wij
dan ook al dadelijk een afdoend verschil
op alle overige verschillen zullen wij in dit
kort bestek niet ingaan tusschen de plaats,
die Goetlie in ons hart inneemt en de
belangstelling, die vooralsnog Hauptmann in
ons vermag te wekken, immers, de geringste
huiselijke bijzonderheid van het oude leven te
Weimar houdt ons nog in een Uloverban waar
mede de Silezische cultuur van dit oogenblik
niet wedijveren kan. Doch belangrijk is in
deze levensbeschrijving alles wat rondom de
werken zelf verteld wordt, het licht waarin
ze stuk voor stuk zijn gezien. Ook hierin werkt
Hauptmann in de lijn der dassieken, dat hij
zijn stof gemakkelijk aan voorgangers ont
leent om uit deze adoptatie dan weder een
volstrekt oorspronkelijk, beduidend eigen
kunstwerk te scheppen. Grillparzer hielp hem
aan ,,Helga"en Die versunkene Glocke",
Boccaccio en Petrarca aan Griseldis", Hartman
von Aue en, voor het scenario, Chamisso aan:
Der arme Heinrich", en bovendien kan men
zeggen dat de geheele Moeder de Gans"
Hauptmann tot inspiratie en tot arsenaal heeft
gediend. Of er in deze sprookjes en droomen
nu meer poëzie schuilt dan in zijn vroegere
werken, waaronder Hinsame Menschen",
dat dank zij de oude Tooneelvereeniging ook
ten onzent een zoo diepen indruk liet, waar
onder: DaS Fricdensfest", waarin ik na
J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAX-R'DAM-DBN HAA«
DE BE§TE HOEDEN IN HOLLAND
en in hun rijkdom kiesch. In 't algemeen is de
ornamentatie dit eveneens, en het verwon
dert daarom te hooren, dat zondereen enkele
voorstudie, het geheel neergeschreven wordt
door een nog zeer jonge vrouw
II GOUDSTIKKER'(PuLCHRi STUDIO DFN:
HAAG)
Twee stilleven»bahoorcn tot de meest be
zienswaarde schilderijen van deze tentoon
stelling, en het is geenszins on juist te schrijven
dat zij behoorcn tot het getal der werken, die'
als «root bijblijven. Het eene is van Velazquez,
het andere van den Hollander A. Leemans
Dat van Velazquez is een schilderij in grau
wende bruinen en stelt kalkoenen, kippen,
pens, worst >en eieren voor, waarvan n',
gebroken, dat afzonderlijk op de tafel ligt!
Ik heb veel eieren gezien op stillevens, maar
zelden zag ik ze zuiverder van stof,
vastervan volume, in zulke massa ! Ze vormen met
de pens en de worst het voornaamste van
dezen Velazquez en te wenschen is, dat
het werk daarom hier blijft: het is toch sober,
hechten zeldzaam. &> - n'
Het stilleven van Leemans hoort eveneens
in een museum thuis. Het is een vogelkooi,
gedekt met een lap; een metalen drinkbak in
het .midden; eronder een tasch, metroode
noppen, of hoe zal ik die dingen noemen. Het
is uit de zeventiende eeuw (1661 is 't geda
teerd) en het is een bewijs, dat ons overzicht
en onze waardebepaling van de meesters uit
dien tijd nog wat aanvulling kunnen velen,
want deze vogelkooi etc. is een stilleven, groot
van aanzicht, en geschilderd met de vaste
kracht van een wei-ervarene.
111. WERK VAN MENSION ALS HOOFDGROEP
oi' PULCHRI STUDIO.
Mension vindt ge hier als dierenschilder,
en ook als schilder van figuur. Twee stukken
met vogels (6, en 8) zijn wel de beste; ze hebben
inderdaad kleur, en een moeilijk lijnenspel
(ontstaand door lange vogelhalzen) is opge
lost tot een rust. Verder zijn er leeuwen; een
baby; een meisje met een kat; en ander
gediert. Maar ik ken beter werk van dezen dik
wijls te braven schilder; een ns, vroeger
geschilderd dood muisje, was eigenaardiger
ondervonden en vaster-gul geschilderd dan
wat hier is; zówas een genrestuk, een man
netje in den kroeg. Geen van deze twee werken
zijn overtroffen in deze hoofdgroep. . . .
Voller van kleur, voller van schildering
zijn twee Jacob Ritsema's een hofje en een
binnenplaats met bijna zwarte luiken, die
aan een Pieter de Hoogh doet denken. P.
de Regt, met een talent voor impressionisti
sche schetsen, is het best in een landschap,
groen-grijs (No. 81); de Rouville coquetteert,
als dikwijls, met een schilderij achter een lijst
bevestigd, die er te klein voor is;
Rappaport's Volendamsche is lenig geschilderd;
van Reekum heeft vogels, die, tot nu nog
slechts uiterlijk, aan Th. van Hoytema's
beesten doen denken, Willem Roelofs ver
toont een keihard, ellipsvormig bloemstuk.
P i. A s s c n A E R T
*>,
pmncs
1
-jggarantie Bi ttijkz prijzen.
Amsterdam
Overtoom 279
zooveel jaren Anna Sablairolles in de rol der
verbitterde dochter nog het kacheldeurtje
zie dichtsmakken, waaronder Voerman
Henschel" met onze onvergetelijke Hanna"
breiend onderde lamp? Het is ten slotte maar
wat men onder poëzie verstaat, en wat op
het tijdstip dat een stuk wordt opgevoerd
toevallig het parool is.
In 1885 schreef Gerhart Hauptmann voorin
Das bunte Buch": Wie eine Windesharfe
sei deine Seele... Der leiseste Hauch bewege
sie. Und ewig mussen die Seiten schwingen
i m Atem des Weltwehs; denn das Wel t we h
ist die Wurzel der Himmelssehnsucht". En
welk een medelijden met de armsten der armen
(De Wevers) gaf hij zelf al in zijn jongste
werk, welk een ten-hemel-reikend verlangen
naar licht en zon voor allen, hoeve\ i idealisme,
dat de bron der dichterlijke extaze is ! Thans,
in den zoo juist verschenen twaalfden Band
van zijn nieuwe Verzamelde werken" scl rijft
hij: Dichten heisst: hinter Worten das
Urwort aufklingen zu lassen". Na bijna veertig
jaren deze rustige bevestiging van genen
iyrischen eisch, in andere woorden... juist het
zelfde. In het gewoonste, het hoogste, in het
gemeenste, het puurste, in het laagste, hei
diepste. Dit heeft de vol-menschelijke, midden
in het harde leven hard arbeidende dichter
wel waarlijk gevonden en het zijn vaderland
voorgehouden als een uitkomst, een troost
en een onvergankelijk bezit. Te midden van
zorg en nood stond hij pal, en staat hij borg.
Want bij al wat veranderde, mocht hij zich
zelf blijven, als al-begrijpende Tijl
ylenspiegel met den doedelzak trekken door stad
en land en tot buiten de grenzen getuigen
van den beteren, den verheven Dietschen
geest.
En zózullen ook wij hem mogen ont
vangen en hooren, ontvankelijk, zonder vluch
tig oordeel of conclusie, slechts met eerbied
voor den mensch en den dichter In n eer
biedwekkende persoonlijkheid.
'l' o i' N A i: r i'