De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 9 december pagina 10

9 december 1922 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Dec. '22. - No. 2372 Din en Aroe naar het land van beschaving, door MARIE VAN ZEGGELEN, Amster dam, Scheltema en Holkema's Boek handel. Geen jaartal. Geen prijsopgaaf. Goedkoop zal het niet zijn, vrees ik, in deze tijden, een stevig boek van 215 blad zijden, gebonden in zwart met rood en vél goud en versierd met twintig mooie platen van Java. Op die platen vielen we dadelijk aan'. Ieder, die in Indië genoten heeft, mist het, dat er nog zoo weinig lectuur over Indiê' ver schijnt. En meer nog dan de Indischgasten, hebben de in Indië wonenden, de beschaafde tnlanders en de Indo's, zoo groot als klein, behoefte aan boeken, die spelen in hun land; in een, hun bekende, omgeving. Als dit boek nu maarniet te duur blijkt vuor deleestrommels! Want juist voor de leestrommels is het een best boek. Er komt geen onvertogen woord in voor; de intrigue is goedig, moeilijke politieke vraagstukken worden er gemoedelijk, haast kinderlijk in behandeld. Ja, men kan het zelfs den kinderen in handen geven. En 't zou best zijn als ze het boek lazen en er allerlei over Java uit oppikten. Maar Rut en Machteld, de twee Europeaantjes in het boek zijn taaie eenige-kinderen," die nooit iets uithalen en die Aroe, 't eenzame Boegineesche prinsje, dat. met een modelknaap, Din, op Java op reis is, met niets weten af te leiden. In de stallen vertoonen ze niet eens den ge wonen aap, Kees" of Kra", wat voor een Celebesjongen een nieuwtje zou zijn; ze laten geen vliegers op; ze klimmen niet op de karren vol suikerriet. Ze zijn er, als aanhangsels van hun ouders, meer niet. De arme kleine Aroe wordt behandeld als 't Kind van Staat" door De Witt. Naar aanleiding van de inooie, natuurge trouwe platen, die er uitzien als verluchtingen van een geografieboek, niet als illustraties van een romannetje, kan men denken, dat het boek ook geschikt zou zijn als een over Java kennis brengend boek voor hen, die Indië niet kennen. We leven in een tijd van Indi sche leergangen; Indische weken; de invloed van het Koloniaal Instituut doet zich gelden; velen, die Indië hebben leeren bewonderen, willen getuigen.... Maarzij, die leeren willen, moeten voorzich tig zijn met dit boek, want er zijn vele on juistheden in. Ligt Holland, als men in Soerabaja aan den wal staat, bijna twee maanden reizen van Indië af? Men kan niet van Celebes naar Lom bok varen en maar n nacht aan boord zijn daarbij; de naam van 't schip, Zeemeeuw" veroorzaakt hier zeker die dichterlijke vrij heid. De groote postweg is door .ü. Daendels aangelegd en mag niet eeuwenoud lieeten, al kan men zeggen dat in Indië de jaren dubbel tellen en de historie gauw gaat ! Dat Bali en Lombok ooit n zijn geweest is weinig aan nemelijk. Zulke kleinigheden zijn er vele. Het lijkt me, dat het boek iets meer ver zorgd had kunnen zijn, zó, dat het zijn royale uitgaaf ook volkomen eer aandeed. De cor rectie is niet goed en behalve gewone druk fouten staan er herhaaldelijk fouten in, die de Indo-Europeesche lezers, die zoo'n moeite hebben om het Nederlandsch zuiver te leeren schrijven, erg in de war zullen brengen; ik bedoel een overmaat aan u's; bijv: om zonder den ouden bediende/;;.... zoo van harten;.... een aardige rit tusschen hooge groenen muur, enz. nmaal wordt deze n- overstrooming zelfs grappig: daar, waar de vrucht doekoe tot doekoen wordt, wat medicijnman of zelfs vroedvrouw beteekent, en er verteld wordt, dat Rut er wel 50 zoo op kan ! Zulke stoornissen hadden bij wat rustigdoorzien der proeven toch vermeden kunnen worden. En ik denk, dat bij rustig doorzien van het manuscript ook veel van die onjuistheden hadden vermeden kunnen worden en veel sfijlbloemetjes hadden kunnen worden geplukt ! In onze schoolopstellen zouden menschen, die lazen in lange rieten stoelen" niet geduld zijn en wij hebben geleerd dat het fout was om te zeggen: naar lichte wierook riekend strootje, als het strootje licht naar wierook rook; bij fluweelgroene sawah's zou een streep zijn gezet; buffels liggen niet te grazen, maar te herkauwen en evenals de lotosbloemen nieuwen glans kregen door den morgendauw" zou met een vraagteeken beloond zijn. Zoo zou onze leeraar in dit boek hebben kunnen voortgaan. Wie in Indië kent zachtbezonde" bergen, midden op den dag? Vandaar zeker dat de fuseliers spreken van koperen ploert", als ze een middagin de felle zon hebben gemarcheerd. Begrijpt iemand, die de suikercultuur niet kent, den zin: en Machteld deed moeite hun uit te leggen, iioe het riet, eenmaal ge oogst, daar binnen in de groote reusachtige fabriek, vermalen, verpakt werd en dan ver zonden ver weg over zee", 't Lijkt er toch wel op of het riet verzonden wordt ! Waarom kan Machteld niet wat rustiger uitleggen? Zoo verbaast Din zich over het aantal karbouwen in Midden-Java. En half en half moet men aannemen, dat hij denkt dat Javaneneen karbouw niet zoo'n bizit vinden als zijn landgenooten op Celebes. De verklaring ligt wel in 't verhaal, n.l. in de aanduiding, dat hij duizenden gebukte vrouwenfiguurtjes in het water der sawah's ziet staan. Maar de conclusie: dicht bevolkte streek en dus veel karbouwen volgt nergens en haast is het of hiermee het mooie verhaal van Saidjah en Adinda voor Java heeft afgedaan en misschien ergens in een Boegineesch rijkje op Celebes nog wat kan blijven bestaan ! Het Maleisch en Javaansch in het boek zijn niet altijd correct. Wij Europeanen moeten nooit liet woord van Kartini vergeten, die ons gewaarschuwd heeft, dat wij Euro peanen een leelijke markttaal gebruiken in Indië en dat we die maarniet moestengebruiken, als het niet noodig was. Het is niet mijn wijsheid, dat er fouten zijn in het Javaansch, maar een opmerking van een jongen Javaan, die hier in Nederland studeert en ie het boek voor mijn plezier doorlas. Zou het niet beter geweest zijn als de schrijfster vór het af drukken van het boek zóvan Javaansche welwillendheid had geprofiteerd als ik nu achteraf? Ik zei U reeds, de intrigue is goedig; die zal niemands nachtrust verstoren. Op 't eind komt een gelukkige 0111 knooping op de trappen van liet bordes van het Paleis van den oevcrneur Generaal. Deze treedt op als deus ex machina, herkent den verloren Din, weet de heele toedracht van een kleine politiezaak, en zendt er zelfs een adjudant (een officier van H.M. misschien wel) op uit om 't prinsje uit het onbeduidende rijkje op Celebes, in zijn Paleis te gast, op te zoeken ! Bij een dergelijk cenvouuig tafrcel past het haast niet te vragen hoe een G.(i. er mee klaar komt een rijk te besturen dat (il) x zoo groot is als Nederland en misschien wel vijftig millioen zielen heeft. Dit zijn alles voorbeelden" van bezwaren tegen dit boek. Maar ik wil er nadrukkelijk bij zeggen, dat het boek niet heelemaal onmogelijk is. .Als het een bundel schetsen was geworden, als elke schets gezuiverd was van zijn slordig heden en rustig was afgewerkt, wat zouden we dan met plezier telkens dat boek ter hand kunnen nemen ' Want het is het chte Java, waar het verhaal speelt; en waar we liet boek ook maar opslaan, overal vinden we iets, dat ons aan ai liet geliefde of vereerde of ook wel afgekeurde, op dat eiland doet denken. Ut' het nu de heilige Boeddha in tic MenJoet is, of het pisangbakkende oude vrouwtje, dat geld geeft aan den sjofden opiiimrooker, of de batiksters in de Pakoealanian, of de looin WONDERLIJKE GESCHIEDE NISSEN DER STOF DOOR DR. W. VAN BEMMEI.EN (Teekeningen voor ,,de Amsterdammer" van Is. van Mens) HET WERELDKRISTAL Zwoel was de avond. 'n Vochtige warmte rustte als een zware atmospheer over het donkere water der stille grachten; loom hing ze tusschen de huizen en omwaasde de boomen, zoodat hun bladerDe nacht begon., kronen samensmolten tot een wal van fluweelcn grijsheid. Ze deed de straateinden wegnevelen in vage verschieten, waarin menschengedaanten met nauw omlijnde figuren zich voortbewogen. De nacht begon blauwe sluiers over de daken te spreiden, maar bloedroode hemeltinten drenkten nog het fijne weefsel, vloeiden door de mazen en paarden zich met het blauw tot vreemde paarsche glansen, zoodal alles, wat zich ver hief uit de massa van huizen en geboomte, dof opgloeide. Half verradend daardoor de hartstochten van het leven, die trilden door de avondschemering, die sidderend hingen om de huizen heen en zweefden tusschen het loover der hoo rnen. Bevend, vol van ingehouden ver wachting, was de avond val; ver wachting voor het oei oude," nimmer nog opgeloste ge heim,'; het groote uachtmysterie. Als wanne wierook wolken, wonderlijk doorgeiird met den adem van duizend bloesems, stegen de nachtnevels op in de kerkruimten der pleinen, waar over de hemel niet rossiggloeiendc wolkengewelven zich koepelde. Het laatste dag licht daarboven verdonke:de door tegenstelling nog meer de straatdiepte, maar in dal c'onkergroeide a;'i: de Icvunsvolhcid en zwol aan de z'elesmachüng naar hut geluk. dat zich verborg in den blinden schoot van den nadeieiiden nacht. Lichten begon nen op Ie blinken; maar de nachtsluiers omhulden hen met kringende aureolen, als om hun felheid te ver], S. MEUWSEN, Hofl. A'DA»-R'DA«-DHN HAAO DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND «niiiiifiiiiitm millimMiiiiiiiiillllitfliiiiiiiiitiiiilllliiiiiiiiiililiHilimm vende- en biedenden prauwroeiers naar Noesa Kembangan, telkensdenkt men: ja, datiszoo; hoe echt; hoe waar; hoe precies gezien". En dit is niet alleen mijn indruk. De Javaan sche student, die zoo veel fouten in 't Javaansch heeft aangestreept, die het akelig vond, dat een dokter-djawa niet genoemd werd indischarts, zei toch dadelijk: maar ik vind het een mooi boek, het is in de hoofdzaken wél waar en duidelijk beschreven". Dit oordeel acht ik van waarde. Want zooals deze jonge ling oordeelt, zózullen de beschaafde Indiërs het boek waardeeren, denk ik. De beschrijving van de gebeurtenissen aan 't Hof van Pakoealam is boeiend en leerrijk. Ik was daar nooit geweest en om de waarde van die verhalen te beoordeelen vroeg ik den Javaanschen student dit deel te willen lezen. Hij kon echter niet nalaten het heéle boek in korten tijd met genoegen te lezen. En ieder, die Java kent, zal de platen graag bekijken en misschien wel de neiging voelen ze uit het boek te snijden om ze herhaaldelijk ter hand te kunnen nemen. Want omdat ze natuurgetrouw zijn, passen ze niet in 't bizonder voor Din en Aroe, maar voor ieder, die op de afgebeelde plaatsen, de meest bekende en bezochte op Java, heeft geleefden gewerkt. C. J. R U T T E N?P E K E L II A R l N G MARIE KOENEN. Limburgsche verhalen. Amsterdam 1922. Mij. voor goedeen goedkoope lectuur. Dat ik van dit kleine, vier verhalen be vattende boekje dadelijk veel ben gaan houden komt niet doordat het in elk opzicht superieur wrerk zou zijn. Zoover is Marie Koenen nog niet. Zij maakt zich zelfs aan grove fouten schuldig, fouten, die in al haar verhalend pro za terug te vinden zijn. Zij kan zich nog altijd niet ontworstelen aan een, in psychologischen zin gesproken, conventioneele onwezenlijk heid, waardoor haar personen iets Auerbachof Cremer-achtigs krijgen, dat den geestelijkvolwassene van onzen tijd ergert. En nu bedoel ik met den geestelijk vol wassene waarlijk niet den modernen scepticus, die zich met een sneer of een lichten spot af maakt van alles wat naar geloof zweemt. Dat is de doorsnce-mensch van onzen tijd. Want men hoort wel alle dagen beweren, dat het materialisme heeft afgedaan, dat er een kentering is ingetreden, enzoovoort, maar ik moet eerlijk zeggen, dat ik daar noch in de literatuur noch in het openbare leven veel van bemerk. Trouwens, dat kinderlijk on-menschelijke, onviilledig-indringende is allerminst toe te schrijven aan het geloovige karakter van het werk. Dit staat er geheel buiten, en het geeft zelfs aan deze Limburgsche verhalen een zeldzame bekoring, waardoor rnen geneigd is te vergeten,en zeker te vergeven,dat de psycho logische kijk van de schrijfster op de menschen - in haar werk althans - - nog altijd iets bakvisch-achtigs heeft. Deze verhalen zijn, in den goeden zin, lief. Ze hebben iets zoo beminnelijks en bescheidens, iets zoo teeders en vrouwelijk-fijns, dat wel ieder gevoelig mensen er van moet gaan houden. Het is juist om mijn groote waardee ring voor het talent van Marie Koenen, dat ik de fouten, die zich in haar proza zoo hard nekkig blijven vertoonen, wat scherp accen tueerde. Komt zij er over heen, groeit zij uit tot volle, diepe menschelijkheid en degelijk begrip, en weet zij daarnaast het devootlieve, ik zou haast zeggen, onschuldige karak ter van haar kunst te bewaren, dan krijgen we werkelijk eerste klas-werk van haar. Knappe schrijfsters heb ben we genoeg. Marie Koenen is nog niet knap" in dien zin, dat haar techniek het raffi nement van verscheide ne harer vrouwelijke collega's heeft bereikt. Kan zij die knapheid alleen bereiken, door het innigste, het levende, het zoetzuiver-van -vroomheiddoordrongene van haar kunst op te offeren, Iaat zij dan in vredesnaam maar blijven die zij is! Ook de taal is niet vlekkeloos. In een zin als: ,,Met die dreunende verwensching en een korten hoon lach, had oscwijn zich gewroken en bedwongen, genoeg om de gebalde vuisten in de zakken te kunnen duiken en voort te gaan hij ook, zooals hij zoo even nog op weg was, naarde Maas"(blz. 100), hindert de hortende gang, het slappe rhythme. Maar de eind-indruk van het boekje is die van iets fijns en zachts, iets weldadigs. Het sterkst komt dit uit in het eerste verhaal ,, De Moeder ods in de heg," en in het tweede De made liefjes". Het tweede vooral heeft mij geboeid. Het is ook technisch het beste van de vier. En de ontroerende weergave van het gevoelsleven van den kleinen jongen, die de hoofdpersoon is van dit verhaaltje, be wijst overtuigend, dat deze schrijftser de moge lijkheid in zich heeft, om eenmaal geheel gaaf en vlekkeloos werk voort te brengen. H E K M A N Mino i-: N i) o R i' EEN IN GOEDEN STAAT ZIJNDE WILLEM II TE KOOP Teekening voor ,,de Amsterdammer" van Theo van Reijn (Uit het verslag van den Haagschen Gemeenteraad blijkt, dat het monument van Willern II niet meer kan bogen op aesthetische waarde. Daarom is besloten deze stijve pop om te gieten voor een nieuw nonument". Indien niet hiertoe wordt overgegaan, dan zal een prijs noeten worden vastgesteld, daar verschillende kleine gemeenten iet monument willen aankoopen. Met Bergen op Zoom is tien in onderhandeling; mocht het Gemeentebestuur van deze plaats liet tot koop besluiten, dan zal het monument ter overneming worden aangeboden aan het bestuur van Tilburg. In den Haag zal een bestaand monument van den Franschen beeldhouwer Mercier (dat ongeveer 80 jaar geleden werd vervaardigd) worden geplaatst.) BOEKEN VAN DEZE WEEK Willy Petillon, De Pop (Meisjesboek), Plaatjes van Netty Heyligers. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Cissy van Marxvelt, De K i n g f o r dschool (Meisjesboek), Geïllustreerd door Is. van Mens. Amersfoort, Valkhof f & Co. Anna van Gogh?Kaulbach, Lenie ten Heuvel, De P r u l l e m a n d (Meisjes boek) Illustraties en bandteekening van Johanna Coster. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. De wonderen van het Heelal, Merkwaardigheden uit het Dieren- en Plantenrijk en van het heelal in het algemeen. Geïllustreerd met 1GOO illustraties en 24 gekleurde platen, Deel I. Leiden, A. W. Sijthoff's Uitgevers Maatschappij. N. van Hichtum, Het Groot Ve rt e l s e l b o e k, Geïllustreerd door Rie Cramer (Kinderboek). Utrecht, W. de Haan. Nannie van Wehl, De verhalen van mijn jongen, met platen van Jeanne Faure (Kinderboek). Arnhem, H. ten Brink. H. B. Cotteril M. A., Oud-Hellas, bewerkt door Dr. B. C. Goudsmit, met een inleiding van Prof. Dr. A E. J. Holwerda, Tweede druk. Zutphen, W. J. fhieme et Cie. Giov. Papini, De Christus (Storia di Cristo), vertaald door Ir. J. J. Weve. 's Hertogenbosch, Teuling's Uitgevers Maat schappij. Alex. N. Tolstoi, Langs den Lij densweg, vertaald door Dr. U. Hubert Noodt, met een voorwoord van Prof. Dr. N. van Wijk. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. Frances H. Burnet, De roote Lord (geautoriseerde vertaling). Leiden, A. W. Sijthoff's Uitgevers Maatschappij. PI a te n atlas voor de Vaderlandsche geschiedenis ten dienste van het gymnasiaal en middelbaar onderwijs, Kweekscholen en normaallessen, door Dr. A. J. van der Meulen, met medewerking van M. ten Bouwhuys. Vierde druk, verzorgd door Mr. N. B. Tenhaeff. Groningen?den Haag, J. B. Wolters. Toovcrsprookjes door W. B. Ebbinge Wubben?van Hisselt, geïllustreerd door Freddie Langeler. Amsterdam, H. Meulenhoff. zachten, zoodat de lauwwarme zomernachtrvol bleef van onzekere verwachting naar nieuw ge beuren. Gebeuren, dat in haar vruchtbaren schoot zekerlijk tot leven reeds was gekomen en rijpen zou in haar weldadig duister, om geboren te worden, samen met den nieuwen dag, in den vroegen morgen, dien zij met haaj moederbloed rood zou kleuren. Heet verlangen, drukkende onzekerheid, fel begetven, brekviidt wanhoop, zwakheid en durf, alle waarden zij rond door de iijnenlooze ruimten der schemering. En zij sloten de handen ineen en vormden eendwazen kringom Valcnlijn heen, die doelloos doolde door de sclu-inerstraten, niet wetend waarheen hij ging en waarom hij dwaalde door de stad. Die enkel wist met schrijnende zekerheid, dat als niet het redelooze geluk hem morgen den prijs toewierp, hij een verloren man zou zijn. Ver loren hij, die buiten schuld gefaald had t n bij vvien zwakheid tot schuld wr.s uitgegroeid. Zwakheid voor zijn vrouw en hun kind. Ver over den oceaan zou hij moeten vluch ten, alieen, de langzaam moordende een zaamheid tegemoet. Hopeloos zwart was de toekomst, tenzij.... Ja, tenzij.... !! en krampachtig gieep hij het tusschen de vingers, haalde het uit zijn jaszak, bekeek het weer, voor de duizendste maal, het papier, het eenige dat mogelijker wijze de wondermacht in zich borg om hem de redding te schenken. Hij hield het voor zich uit. Geheimzinnig wit glansde het in het donker vanden nacht, die nu zwaar lag tusschen de volle bladerkronen der boomen. Niet meer onderscheiden kon hij de cijfers, die toch groot en dik gedrukt waren op het blad; maar hen te lezen was hem onnoodig. Hij kende ze; klaarstond in zijn weten die magische cijfergroep, dat getal, 't welk m;sschien het vermogen had hem te redden. En honderden malen had hij het omvat m 11 zijn raadvermogcn, had het door onstuimig vraagbegeeien willen afdwingen zijn geheim, of het ai of niet verbonden was met den grooten prijs. Was niet alles in deze weield met elkaar verbonden en liepen niet de vezelen van het oorzakelijk verband door heel het wonder lijk lichaam der werkelijksheidwereld heen, omvattende ieder atoom met haar fijnste ver takkingen ? En als hij in uitersten nood dat lot had gekocht, was dan nu niet reeds onverb ddelijk vastgelegd de keten van gebeuien, die het zou verbinden met den trommel ge vuld met loten en met de grijpende hand van hel nummer-trekkende kind? f moest ze nog gevormd, nog uitgedacht worden, zoodat wenschen en bidden, verlangen en negerren, denken en handelen nog helpen kouden? Zou zij nog andeis gelegd kunnen worden, die keten? Kon hij haar schakels lokken zich te wenden naar het blad, dat hij tusschen zijn bevende handen hield? Klanken bereikten zijn oor. Verre tonen van trompetten, verwarde muziek uit draai orgels kwamen tot hem en onder de boomen zag hij de schijnsels van een verlicht plein. Naderend groeide voor hem het geluid tot den drukken tonendans van een kennis en begon hij verlichte kramen, draaiende molens en zwaaiende schommels te onderscheiden. 'n Dwarreling van menschenmenigte, die don ker afstak tegen de lichtwanden der kramen, gezoem van stemmen doorbroken van ge juich, tromgeroffel soms, luidklinkende bellen, schoten uit pistolen, roepende stemmen. Drukker werd de menschenmassa die om hem heen deinde, luider de stemmen van de kermisgasten,fellerde lichten, vollerde kramen. Hoog op schommelden paartjes, totdat de meisjes gilden; kinderen juichten in draai molens. Overstelpend werd de muziek, die uit de groote orgels golfde en schetterend de tonen van valsche trompetten. Overal dolde de kermisjool rond; de uitbundige vreugde had iedereen aangepakt en danste met hen rond De menschen lachten en gekten met elkaar; ze zongen luidkeels. Hier sloegen ze elkaar op den schouder, grepen elkaar onder den arm, daar hosten ze, en als de draaimolen stilhield, verdrongen ze elkander om er in te komen. En als hij weer in gang kwam en sneller en sneller ze werden rondgevoerd in den kring van lich ten en gelach, van vette bakgeuren en kleurige lappen, dan gierden ze van uitgelaten pret. En ook Valentijn werd gegrepen door die lachende warreling van feestvreugde, die de martelende tobberij uit zijn arm brein weg vaagde en hem onder den arm vatte om mee te tollen in dezen rondedans der gedachtelooze blijdschap. Op een leeuw klom hij. een echlen houten draaimolenleeuw met fellegroene oogen en weelderige, hardgeele manen. Fier gezeten op zijn leeuwenbeest draaide hij mede rond in den kring van blijde zotheid, bij het rinkelen van glazen bellen en het galmen van draaiorgelaccoorden. En afgestegen weer van zijn houten roofdier werd hij opgenomen in een zingende groep van kermisvierders; me hosle hij met hen verder en kwam in een her berg, waar ze brandewijn dronken en elkaar dwaasheden toeriepen. Verder weer trok hij met zijn nieuwe kameraden en opnieuw klomOp zijn leeuwenbeest draaide hij mee

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl