De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 9 december pagina 3

9 december 1922 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

9 Dec. :22. - No. 2372 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLA,D VOOR NEDERLAND WHITE OMNIBUSSEN en nieuwe en gebruikte 2 tons vrachtwagens uit voorraad leverbaar, tegen zeer lage prijzen. IMPORTEUR VOOR NEDERLAND: N.V. Gebr. NEFKENS' Automobiel AMSTERDAM - UTRECHT MECHANISCHE KOELING AUTOFRIGOR Koelt desgewenscht tot onder nul Droge koude Geen bederf SLAGERS Binnen afzienbaren tijd worden alle ij s k a s t e n door kasten met machinale koeling verdreven. GEHEEL AUTOMATISCH, NOOIT BIJVULLEN N DRAAI aan den electrischen Schakelaar en de machine loopt. H O L I M A - AMSTERDAM IIIIIIIIIIIM illlllllllll'M Altijd welkom DROSTE S Chocolade Bonbons Pastilles .JOB B Br* o 0000 0000 t EENIGE SPECIALITEIT $ KRIMPVRIJË8 w GEZONDHEIDS- fnj Off kU g^ ONDERGOEDEREN (fg Nederlandsch Fabrikaat ^ I^TRICQTHUIR t, gf} llCUei IdllUSÜII IdUI lf.ddl iTRlCOTHUlS REG.BREESTRAAT.35 TEL. 5066 N, VAN RIJN1 S MOSTERD MOSTERDPOEDER Fr. 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMST ER DAM TELEFOON N. 5812 HEMDEN MAAR HffAAJ DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per jaar Spoors WA Spoörjr_ Cuiemborq IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIMll Torpedo, 10/i5 P K., 4 zitpl, f 4200. Conduite Intérieure, fdem 5500.J. LEONARD LANG, AMSTERDAM. MJI^gHHHBH^BBJI^H^^HB^HHHHBHHHHHBj^HHMH mi tiiiiniiiiiiii tiiiMtiiiiiiui iiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiii ii in minimum umi EEN CULTUUR '-SCHOOL? Onder de jonge leeraren in de geschiedenis bestaat volgens den heer E. Smedes in het Handelsblad van 9 November een strooming om de opengevallen plaats van het Qrieksch op het (voorgestelde) B-lyceum te vervangen door beschavings-gescliiedenis. Uit het geciteerde'opstel blijkt verder, dat na een overzicht van de heele geschiedenis (politieke en cultureele), te geven in de vier lagere klassen, capita selecta" nit de cnltuur-historie in de vijfde en zesde klas zonden volgen. De bedoeling is deze: den Mensch bij de opvoeding in het centrum der belang stelling te plaatsen. Het tegenwoordige geschiedenis-onderwijs is immers verintetlectualiseerd, veruiterlijkt en ontzield"; op de nieuwe school zal het zóworden hervormd, dat het de ..draagster wordt van den gymnasialen geest"; maar dit geschiedenis-onderwijs zal zich niet mogen beperken tot de cultuur der antieken; het wil de groote geesten van alle tijden nader brengen tot het opgroeiend geslacht. Aldus zullen synthese en bezinning worden gekweekt. D'.t plan is dus wér een nieuwe episode in den strijd om het Grieksch, die sedert een jaar opnieuw wordt gevoerd Die strijd is ontketend door het lyceumontwerp van minister de Visser, of liever door het ontworpen lyceum. Want het is wel merkwaardig; de heele quaestie draait geloof ik, daarom dat er heelemaal niets aan de hand zou zijn, wanneer de minister in hoofdzaak het bestaande als voorbeeld had genomen. De lycea zijn er, ofschoon de wet ze nooit heeft geregeld", laat staan voorgeschreven.... en nu komt het departe ment van Onderwijs, wil er weer iets beters van maken, iets echt-moois.... en ziedaar de poppen aan het dansen. De bestaande lycea hebben een H. B. S.en een gymnasium-afdesling; de instituten, die wij van oudsher kennen, blijven er dus in gehandhaafd, en alleen de to/s'daartusschen wordt een paar jaar verschoven. De wetgever heeft nu voorloopig een en ander in het program van het gymnasium, dus ook van de eene lyceum-afdeeling, veranderd, en daarmee kan iedereen vrede hebben. Dat de vijfde en zesde klas wat meer natuurwetenschappelijk worden, vooral voor de B-leerlingen, soit: dat raakt het wezen van de dingen niet. Maar wel doet dat de nieuwe afdeeling van het voorgestelde lyceum, het Real-gymnasium", of modern- of riekschloos gymnasium of hoe men het noemen wil. Niemand heeft eigenlijk om zoo'n inrichting gevraagd. Het is een departementaal bedenk sel en een halfslachtig product. Het moet in het leven worden gehouden.... ja, door het bij de wet te ,, regelen" (niet,, voor te schrijven", want een lyceum mag k uit een H. B. S. en een gymnasium-afdeeling bestaan, als men niet boven de laatste een Orieksch-looze klas sieke afdeeling verkiest.) Die regeling bestaat vooral hierin, dat de nieuwe instelling eind diploma-rechten verkrijgt. En zie, hoe ge zucht: het diploma is geldig voor de studie in de rechten en de moderne talen. Voor de laatste is een gymnasium-diploma (zelfs een B-diploma) veel beter, en met dezelfde moeite te krijgen; voor de rechten heeft dit getuigIIIHIIIII uiiitiiii minimum minimum imimiimi tnniiiiiiiii immuun HOE HEBBEN DE OUDEN GESPROKEN ? De tijd der klassieken is voor ons in veler lei opzicht e.en gesloten boek. Ondanks onze klassieke opleiding weten wij maar heel weinig van het leven der oude Grieken en Romeinen, Assyriërs en Israëlieten. Ja 't wil mij soms voorkomen, alsof juist onze studie ons een beletsel is geworden om het tijdperk der oude beschaving te begrijpen. Eerst de laatste jaren zijn er onder ons op gestaan, die de stoute veronderstelling hebben geopperd, dat de helden van den Ilias en den Bijbel.... menschen zijn geweest. Menschen als wij allen zijn, niet minder heldhaftig maar ook niet heldhaftiger. Het besef van het algemeen-menschelijke is met de ontwikkeling der democratie gegroeid niet slechts in de breedte, doch eveneens in de diepte. Wij weten nu wel, dat een koning voor zijn kamerdienaar een mensen blijkt te zijn, en omgekeerd, dat een kamerdienaar ten over staan van zijn koning iets vorstelijks k?n bezitten. De oude spreuk: ,,Ik ben een mensch en niets mcnschelijks acht ik mij vreemd," heeft geldigheid verworven ten opzichte van de meest hooggeplaatste per sonen, sinds keizers houthakken en kroon prinsen den tandarts bezoeken, professoren mee gymnastiseeren in de studcntenkrmpen en b.sschoppen den aftrap geven bij een Roomsch Katholieke voetbalmatch. Het gebruik van den deftigen stijl en het hoogdravende woord is niet langer teeken van waardigheid; integendeel verraadt het den huisknecht, den aanspreker en de baker, die nette families bakert. Wie zijn gebrekkige beschaving en zijn minderen stand wil maskeeren, zet zichdenzotskapderontnenschelijke onnatuur op. Maar beschaving is menscheiijk en adel schaamt zich zijn natuurlijkheid niet. Het zijn niet de beste auteurs, die hun helden boekentaal laten spreken. Slechts in de prikkellectuur en den tooneeldraak onder houden graven en jonkvrouwen zich met elkander in het Hooghaarlemmerdijksch. Daar bemint" Amalia den graaf en het zou grove zonde tegen de etiquette zijn, zoo zij van hem hield". Doch de schrijver, die dór den koningsmantel heen in het menschenhart ziet, geeft zijn sujetten de gelegenheid, ook ten overstaan van lezers en schouwburg bezoekers hun menschelijke familiariteit te openbaren. Welke dramaturg van beteekenis onderstaat het, den indruk van een zielkundig conflict te bederven door een vocabularium, ontleend aan de arresten van den Hoogen Raad of aan deurwaarders-exploiten? Zelfs de tooneeldominee, die tijdens de heftigste bewogen heid zijner ziel in de verbeelding zijner scheppers de tale Kanaans niet loslaat, wordt van lieverlede een menschelijk wezen. Dit alles toont den groei van het besef der algemeene menschelijkheid in de breedte. Doch zoetjes-aan begint men zich af te vra gen, of wij, die den historischen helden hun geharnaste taal schonken, ook tegenover de menschelijkheid der klassieken niet iets hebben goed te maken. Ik ben een mensch, niets menschelijks acht ik mij vreemd". Is het niet treffend, dat deze spreuk uit het klassieke Latijn is vertaald ? In mijn ooren is ze, sinds ik mij met het pro bleem bezig houd, dat ik thans aan u voorleg, gaan klinken als een beroep op het meedoogen van het nageslacht. Het is me, of de Roiv.ein, die dit woord ons heeft overgeleverd, den beoefenaars van de Romeinsche-antiquiteiten toeroept, toch te willen bedenken, dat de wezens, die in toga gehuld of met den helm op het hoofd door Rome's straten hebbeu ge wandeld, onder die toga en onder dien helm een hart hebben gedragen, dat klopte als ieder ander menschenhart,volkomen gelijk ook als het hart onder het colbert je van 1022. Cicero, Caesar, Achilles, koning David, zij roepen uit hun graven: Geen toga, geen helm zijn wij geweest, maar hart, maar rnensch ! Erkent dan ook onze menschelijk heid in de spraak waarin gij ons doet spreken en onttrekt u aan den waan, dat, als wij elelkander op straat ontmoetten, wij in rijm looze verzen een buurpraatje maakten". Veel heeft de klassieke dichter van het woord: Ik ben een mensch !" te danken aan de voorspraak van prof. J. J. Hartman. Deze kenner van het antieke leven bezit de liefde voor het antieke hart. De conrector van het schrift al evenmin een bestaansgrond, omdat er tusschen de A. en B. diploma's gymnasium nu al keus genoeg is. Het is absoluut de omgekeerde wereld: niet de school wordt gesticht omdat er aan het onderwijs behoefte bestaat, maar het onderwijs, het program, wordt bedacht omdat rnen nu eens een derde inrichting wil hebben. Een ongelukkig tusschending tusschen twee richtingen, die prin cipieel van elkander verschillen. Men kan alles overdrijven; ook dat verschil tusschen gymnasiaal en H. B. S.-onderwijs, waarvan het eerste den mensch op den voorgrond stelt", en het tweede zich richt op de dingen".... In de practijk wordt dat onder scheid van zelf wel verzacht, maar niettemin : het is er. En daarom is het principieel ook onjuist, het weg te doezelen in een nieuwe school. Ten koste van het gevaar, dat die nieuwe inrichting het gymnasium afbreekt. Wanneer een aantal gemeenten de nieuwe afdeeling boven de gymnasiale verkiest, uit zoogenaamd practisch motief", dan krijgt het gymnasium inderdaad een leelijken knak. Daartegen kwam eerst het Genootschap van Leeraren aan Ned. Gymnasiën in het geweer: het gaf een brochure uit van dr. H. Wagenvoort Jr. voor het behoud der klassieke vorming". Later achtereenvolgens de klassiek gezinden uit verschillende beroepen: rechters, advocaten, professoren en predikanten. Hierop volgde een nieuwe phase. Prof. Muller en prof. Casimir stelden voor, de nieuwe afdeeling wél te stichten, maar dan het onder wijs in 't Latijn er gelijkwaardig" te maken met dat voor de A-gymnasiasten, en voorts om er twee uur Runieinsclie en Grieksc/ie lllllMiiilMlllimiiiiiilliiMMiimicillli aiilillllllilllillimmilimmiiiliiiiimilUii gymnasium eere zij zijn nagedachtenis -~die mij een kwart-eeuwgeleden in deLatijnsche letteren inwijdde, zou zich omdraaien in zijn graf, zoo hij hoorde van de ontheiliging, die Horatius en Vergilius vereenzelvigt met doodgewone Hollanders uit onzen tijd en die hun zwierige verzen toelicht met het banaalste proza, dat een man uit de twintigste eeuw maar durft spreken. Doch wie het algemeen-menschelijke ook in de diepte zoekt, geneest zijn verbeelding van den waan, als zou de voorhistorische mensch niets zijn geweest dan een rederijkende auto maat. Hij is den Leidschen hoogleeraar dank baar voor zijn durf, den antieken mensch van den preektoon te verlossen en hem natuur en waarheid weer te geven. Hoeveel nader komen ons de antieken sinds deze vermenschelijking. 't Is waar, dat, zoo van heel dichtbij bekeken, ook deze koningen voor hun kamerdienaren veel van hun groot heid verliezen, doch dit verlies betreft slechts die grootheid, welke onnatuur was. Uit de kothurnen getreden, schijnen ue helden klei ner, doch hun gelaat, thans meer op n lijn met onze oogen gekomen, toont zijn mensche lijke grootheid nu van nabij. Wij doorschouwen hun ziel, zoozeer aan de onze verwant; wij doorleven hun conflicten, die de conflicten blijken van ons, verwikkelde kinderen van den modernen tijd. Zij spreken immers geen afzonderlijke taal, geen boekentaal van on wezenlijke marionetten, geen rijmlooze verzen van opgeschroefde rhetoren,maar ze spreken onze taal, de taal van ons hart en van onzen tijd. Men klaagt, dat onze tijd de klassieken niet meer kent. Inzonderheid den Bijbel schijnen wij ontgroeid. Er is een eerbied, die op een afstand wil blijven. Deze eerbied verbood, e Bijbelschc helden zich voor te stellen als wezens van vleesch en bloed, 't Waren ver persoonlijkte ideeën, symbolen van deugd en ondeugd, maar menschen niet. De oude Statenbijbel, met zijn koperen sloten en kalfsleeren band, met zijn gothische letters en zeventiende-eeuwsche woorden hielp mee de mystificatie te bestendigen, dat Jezus en Paulus en Herodes en Judas zich met elkander verstaan hebben in de taal van de Dordtsche vaderen en daarmee ook de ciiltür-gescliiedenis te geven per week. Het is een plan, waarover wel valt te praten. Aan den eenen kant kan iemand zeggen : verwerp liever dat heele Real-gymnasium", want het blijft toch iets halfslachtigs. Aan den anderen kant kunnen er menschen zijn, die de nieuwe instelling op deze manier -- als semi-klassiek" instituut een kans willen geven. Het blijft dan een proef. Maar niemand zal zeggen, dat er hier met een utopie wordt gewerkt. En dat schijnt mij nu juist wél zoo te zijn met het plan-Smedes. Cultuurgeschiedenis van de Oudheid is al een ruim onderwerp. Philosophie, aesthetica, litteratuur-geschiedenis van Grieken en Ro meinen zijn misschien (als we ze niet als een droge feiten-verzameling opvatten) nog net niet te moeilijk voor het gros van de leer lingen. Het gemiddelde peil van intellect stellen we ons bijna altijd Iwoger voor dan het is.... Maar in elk geval: die dingen sluiten aan bij Grieksch en Latijn, desnoods bij Latijn alleen . Maar ook nog Augustinus, Franciscus, Bernard van Ciairvaux, Thomas van Aquino, Erasmus en Rousseau te behan delen dit zijn er eenigen van de velen, die de heer Smedes opnoemt dat zal toch waar lijk niet goed te doen zijn. Daarbij kunst opvattingen, muziekgeschiedenis; ja, eigenlijk alles wat met de beschavingsgeschiedenis in verband staat. Het program is te vaag en de stof te zwaar. Hoe wil men buitendien de zekerheid hebben, dat er altijd leeraren zijn, zoo dór en dór cultuurmensch, dat het vak" werkelijk tot zijn recht zou komen, in vollen omvang? Feitelijk is dit heele plan een aanklacht tegen het gymnasium, dat dus zóweinig voor de geestelijke ontwikkeling zou hebben gedaan, dat de gymnasiale geest".... op een semi-gymnasium zou moeten worden gekweekt. Voor die aanklacht bestaat, meen ik, geen voldoende grond. Niet omdat het ontwikkelingspeil (gemiddeld) van de abituriënten zoo buitengewoon hoog zou zijn, maar omdat er in het algemeen wel bereikt wordt wat mogelijk is, althans ongeveer. Voor het verlies van de Romeinsche anti quiteiten is nu antieke cultuurgeschiedenis in de vijfde klas van het gymnasium gekomen; dat kan een verbetering "zijn. Zoo kan mis schien ook het geschiedenis-onderwijs mis schien meer op de cultuur worden gericht; maar dat is heel wat anders dan het stichten van een geheel nieuwe school die waar schijnlijk op een teleurstelling uitloopen zou. Die teleurstelling moet m.i. komen, hetzij het plan van den minister uitgevoerd wordt, hetzij men de ,,Cultuur"-school gaat stichten. In het eerste geval zou de nieuwe afdeeling het hoogstens brengen tot een kunstmatigen bloei, en daarmee het gymnasium schaden; in het tweede verdrinken wij in vaagheden en experimenten. Het beste zal zijn, dat de heele tusschenafdeeling uit het lyceum vervalt. DR. J. A. S c n R E D E R Nederl. Munt Holland»oemto W cent miiimiinmi iiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiimmmu plechtigheid hadden bezeten, der eerwaarde synode eigen. Gelijk prof. Hartman de Grieksch-Romeinsche wereld ontpopt heeft, is het voor de Nieuw Testamenlische wereld prof. Gort geweest, die in zijn Leidsche vertaling den nadruk heeft gelegd op het oorspronkelijk karakter van de schriftuurlijke taal, die heele maal niet deftig blijkt te zijn geweest,doch vereenzelvigd dient te worden met de gewone taal van den man uit de straat. De gewone taal hoeft niet onbehoorlijk te wezen; als voertuig van hart tot hart is zij eerwaardiger dan het bedachte gelegenheiüswoord. Mij dunkt de juiste opvatting van vertalen deze: na te gaan, hoe de schrijver zich uitge drukt zou hebben, ware hij een Hollander geweest uit onzen tijd en uit onze onmiddellijke omgeving. Mag dan tot on/e verbazing blij ken, dat zelfs de Vergoddelijkte Mensch zich niet te voornaam heeft geacht om in de volkstaal, in de gemoedstaai te spreken, dan zal deze ontdekking ons menschelijkheidsbisef ten goede komen. Op echt Amerikaansche wijze heeft de volks prediker Billy Sunday van deze ontdekking partij getrokken. Zijn Adam en Eva, zijn de aartsvaders, zijn koning Saul en koning David bestemd, als schriftuurlijk voorbeeld de Christenheid te leeren? Dan kan verkeerd toegepaste eerbied niet vergen, dat men ze van het moderne publiek verre houdt. Ze moeten hun leven leven en hun strijd strijden, niet in antiek-Hebreeuwsch,doch in hcdendaagschWestersch gewaad. En zoo laat Billy Sunday Abraham spreken door de telefoon en Jozef een auto bestellen om zijn ouden vader uit Kanaan te halen. Is dit wansmaak of uiting van paedagogisch genie? In elk geval is de methode ook toepasselijk zonder dat men tot dergelijke anachronismen vervalt. Van belang dunkt mij het probleem in zonderheid voor het moderne tooneel. De schouwburg heeft zijn roeping, als historische leerschool, als ethnografiseh wassenbeeldenspel gehad; men is hem gaan gebruiken als ge legenheid voor de artistieke uitbeelding van psychologische conflicten. Men heeft de algemeen-menschelijkheid van het zielsconflict leeren doorzien en is het bijzaak gaan vinden of de dramatische botsing zich belichaamt in een stel oude Assyriërs dan wel in het gezin van een hedendaagse!] groot-industrieel. De antieke literatuur nu is vol ontroerende zielsconflicten en men staat versteld over hun actualiteit. Het moderne tooneel zou zijn stof kunnen ontleenen aan de verbijsterendmodernc tragedies uit de oude wereld, ware het niet, dat de dramaturgen bij deze stof zich gebonden achtten aan het rhethorische woord en het rijmlooze vers. Deze voor een moderne ziel onnatuurlijke uitingen beletten het waarachtig indringen in de materie. Maar waarom zou men zich deze beletselen opleggen, zoo ze blijken slechts vinding te zijn van een waan? Zoo inderdaad Caesar en Saul en Ahasveros zich in drift of in vertwijfe ling eens hadden laten gaan in proza, zelfs misschien in de ongearticuleerde kreten der plotsling geschokte ziel? Zoo inderdaad de schok, de schrik, de verrukking, de afkeer de cadans van het rijmlooze vers eens hadde doorbroken en de ziel ware uitgebarsten in de elementairste gemoedstaal? Ik sprak er een deskundige over en hij over tuigde mij van de onmogelijkheid. Het gewaad laat een dergelijke onbeheersclitheid niet toe. Het antieke gewaad en het antieke decor vergen de plechtigheid van den rhetor. Kan men in een toga spreken als had men een huisjasje aan? Hij overtuigde mij ! Doch nu ik ten slotte nog weer eens over het probleem nadenk, kan ik me die wonderen van zelfbeheersching niet voorstellen, die terwille van hun gewaad nimmer uit de plooi kwamen en in de hachelijkste oogenbliken hun deftigheid hand haafden gelijk onze grootvaders dit deden terwille van hun lange pijp. En zijn het de onbeheerschte oogenbükken juist niet, waar aan de tragedie haar ontstaan en haar voort gang dankt? Haarlem. H. G. CANNEGIETER Hotel Duin en Daal Het geheele jaar geopend. Centr. verwarmd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl