Historisch Archief 1877-1940
?TI i
Zaterdag 16 December
AMWB
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
j Prij»per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 10.25. | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
INHOUD: Van oorlog en Vrede, door Prof.
Dr. G. W. Kernkamp, Tijdgenooten, door
Dr. W. O. C. Byvanck Een antwoord van
den minister van Financiën inzake de Pen
sioenwet 2. Het Nederlandsche Jeugdlei
dersinstituut, door-Dr. C. P. Gunning . Me
dische Kroniek: de beteekenis van de
homoeopathie, door Prot. Dr. W. Storm van Leeuwen
? Diplomatieke ruzie, teekening van Jordaan
3. Het rijksinstituut voor de lichamelijke
opvoeding, door Dr. J. H. O. Reys 5. Voor
Vrouwen (red. Elis. M. Rogge). Terugblik
op de vredesconferentie, door H. van Biema
Hymans Babbeltje, door Yvonne ? Uit
de Natuur: Onze Vogels, door Dr. Jac. P.
Thijsse 6. Het Jubileum der Kon. Ned.
Zeil- en Roeivereemging, door Mr. G. L. de
Vries Feyens 7. Tooneelteekeningen van
B. van Vlijmen Bijkomstigheden, door
Annie Salomons Dramatische Kroniek,
door Top Naeff 8. Boekbespreking, door
Dr. E, Slijper, Minca Verster?Bosch Reitz en
Herman Middendorp?Tooneel te Berlijn, door
Cornélie van Overzee De Haagsche Confe
renties, teekening van George van Raemdonck
9. Op den Economischen Uitkijk, door Jhr.
Mr. H. Smissaert Leekenspiegel
Gerhart Hauptman te Amsterdam, door Cornelis
Veth 10. Bij de Smeden, door Jan Voskuil,
Wonderlijke geschiedenissen jder stof, door
Dr. W. van Bemmelen, met teekeningen van
Is. van Mens. De Haagsche conferentie
voor den Wereldvrede, teekeningen van
O. Roland. 11. De Juristenconferentie
overOorlogsrecht, teekeningvan Joh.
Braakensiek ? Charivaria, door Cnarivarius
12. Schietgat en Rijm-Kronyck, door Melis
Stoke Uit het Kladschrift van Jantje
Omslag: Schaakspel, red. Dr. A. G. Olland
Feuilleton: Vadertje, door Ellen Forest.
Bijvoegsel: De afwijzing van Duitschland's
financieele voorstellen, teekening van Joh.
Braakensiek.
VAN OORLOG EN VREDE
Het is wel een eigenaardig
samentreffen: dat van de juristenconferentie
over oorlogsrecht en het door het
internationaal verbond van
vakvereenigingen samengeroepen congres voor
den wereldvrede.
De bijeenkomst der juristen in het
Vredespaleis is een uitvloeisel van de
conferentie te Washington, waar de
Vereenigde Staten, Engeland, Frank
rijk, Italië en Japan o.a. overeen
kwamen, dat onderzeebooten niet ge
bruikt mochten worden voor de ver
nieling van koopvaardijschepen en
dat het gebruik, in den oorlog, van ver
stikkende, vergiftige of andere gassen
en alle gelijksoortige vloeistoffen en
materialen zou zijn verboden.
Tevens werd daar besloten, dat een
commissie zou worden benoemd, be
staande uit twee vertegenwoordigers
der contracteerende mogendheden, om
te overwegen:
Ie. of de bestaande regelen van
het internationaal recht nieuwe metho
den van aanval of verdediging, voort
vloeiende uit de invoering of ontwik
keling sedert de Haagsche conferentie
van 1907 van nieuwe middelen van
oorlogvoering, in voldoende mate om
vatten;
2e. in geval de bestaande regelen
onvoldoende mochten worden bevon
den, welke veranderingen in bestaande
regels dienden te worden aanvaard,
als onderdeel van het volkenrecht".
Deze commissie, waarin ook de regee
ring van het gastvrijheid verleende
land twee leden heeft mogen aanwijzen,
vergadert thans in den Haag. In de rede,
waarmee de vertegenwoordiger van de
regeering der Vereenigde Staten den
welkomstgroet van minister van
Karnebeek beantwoordde, heeft hij het
doel van de werkzaamheid der com
missie kort en bondig aldus omschre
ven:
het gebruik van nieuwe oorlogs
methoden zoodanig te regelen, dat
hare aanwending wordt gehouden bin
nen de, door het internationaal recht
gestelde, grenzen van geoorloofd ge
weld."
Waarbij men dan in het oog heeft te
houden, dat de commissie zelf geen
internationale schikkingen daarom
trent kan treffen; hare taak is slechts:
het houden van besprekingen over
het genoemde onderwerp, het, zoo
mogelijk, opstellen van bepaalde con
clusies, die dan aan de regeeringen
zullen worden voorgelegd, opdat deze
zich daarover met elkaar verstaan en
ze bekrachtigen.
In het Vredespaleis wil men Mars
dus civiliseeren: hij zal alleen maar
toelaatbaar" geweld mogen plegen.
De heeren zijn er zich van bewust,
dat zulk een poging, zoo kort na den
wereldoorlog, bij menigeen een
spotlach te voorschijn roept.
Zoowel minister van Karnebeek als
de voorzitter der commissie, de
Amerikaansche jurist John Basett Moore?
hebben dan ook in hunne redevoeringen
gerept van het heerschende ongeloof
aan het bestaan van internationaal
recht en oorlogswetten.
Zullen niet thans", zoo sprak de
eerste, na den grooten oorlog, som
mige sceptici geneigd zijn, aan het nut
van den arbeid dezer commissie te
twijfelen? Zullen niet anderen" en
hier moet hij in de richting van den
Dierentuin hebben gekeken, waar het
congres voor den wereldvrede zijne
zittingen houdt zullen niet ande
ren, wier gevoel hen alleen ideëele
en volmaakte oplossingen aannemelijk
doet achten, aarzelen het belang ervan
te erkennen?"
Maar wie zou het anders ver
wacht hebben? zoowel de Neder
landsche minister als de
Amerikaansche jurist spraken als hunne meening
uit, dat het besef van internationaal
recht en het geloof daaraan weer
zullen opbloeien.
Dit zal inderdaad wel geschieden.
Want ook dit geloof heeft geluk
kig ! een taai leven.
Maar eveneens zal, indien er weder
om een oorlog uitbreekt, het besef
zich doen gelden, dat Bethmann
Hollweg onder woorden bracht, toen hij
sprak van Not kennt kein Gebot".
Het geweld zal onrecht plegen, wan
neer zelfbehoud dit eischt; zoogoed als
het naar verboden wapens zal grijpen,
wanneer daarmede een nuttiger etfect"
is te bereiken dan met de geoorloofde.
De overtuiging, dat in oorlogstijd
elk doet, wat zijn belang eischt, be
hoeft er niet van terug te houden,
regels voor een beschaafde" wijze
van oorlogvoeren vast te stellen. Ook
in den laatsten oorlog zijn niet alle
barbaarschheden gepleegd, die bedre
ven hadden kunnen worden. En al
werd het recht geschonden, straffeloos
gebeurde dit niet. De schending van
België's onzijdigheid heeft
Duitschland meer nadeel berokkend dan bate
verschaft.
Zoo kan het ook zijn nut hebben,
ja heeft het ongetwijfeld nut. dat het
gebruik van nieuwe", dat wil dan
zeggen: allerverderflijkste
oorlogs-middelen, wordt verboden of ingeperkt.
Niet omdat de daarvoor vastgestelde
regels alle zullen worden opgevolgd.
Maar alleen reeds, omdat de overtre
ding ervan hem, die zich daaraan
schuldig maakt, moreel in gebreke
stelt. En hij dus in elk geval zal moeten
overwegen, of het materieele voordeel,
dat hij van zijne schending van het
oorlogsrecht verwacht, niet wordt op
geheven door de moreele schade.
Maar niemand zou de juristen-com
missie, die haar werk in den Haag is
begonnen, van volslagen ongeloof in
het nut van haar arbeid hebben ver
dacht, wanneer bij hare installatie
ook het besef tot uiting ware gekomen,
dat oorlogsrecht zich altijd maar in
bescheiden mate kan doen gelden,
omdat oorlog en recht elkaar slecht
verdragen. Zoo ooit, dan was hier
rhetoriek uit den booze.
Te midden van de hartstochten,
die de menschen beroeren, schrijdt
het recht onweerstaanbaar door de
geschiedenis voort en breidt het zijn
heerschappij uit."
Misschien is dit wel waar. Maar men
gevoelt in onzen tijd toch neiging om
minister van Karnebeek toe te voegen:
verkondig het niet te luid ! zoo gij het
wilt uitspreken, fluister het dan en
klop het vooral af!"
De heer Basett Moore achtte het
onaannemelijk, dat ons geslacht de
meening zou laten varen, dat alle
menschelijke aangelegenheden, in den
oorlog zoowel als in vredestijd, gere
geld behooren te worden door het
recht".
Het congres voor den wereldvrede
en hetzelfde geldt voor de internatio
nale samenkomst van vrouwen, die
eraan vooraf was gegaan kan hem
leeren, dat die meening nog niet wordt
prijsgegeven.
Alleen maar ??wie daar in den
Dierentuin bijeenkwamen, gaan nog een
stap verder. Zij zijn van oordeel, dat
alle menschelijke aangelegenheden door
het recht behooren te worden geregeld,
zoodat een oorlog voorkomen wordt.
Hun idealisme reikt nog heel wat
verder dan dat van de regeeringen,
die op de juristen-conferentie verte
genwoordigd zijn. De regeeringen vleien
zich met de hoop, nemen althans den
schijn daarvan aan, dat de oorlog bin
nen de staketsels van het recht kan
worden gehouden. Zij, de arbeiders
want al nemen ook afgevaardigden
van burgerlijke" vereenigingen aan
het congres deel, dit ontleent zijne
beteekenis aan het feit, dat het de
meening van millioenen- arbeiders ver
tolkt zij willen den oorlog niet be
perken, maar uitroeien.
Ook aan de woordvoerders op dit
congres zou meer soberheid niet mis
staan hebben.
Zooals het jongste verleden hen,
die aan het nut van oorlogsrecht
gelooven, tot bescheidenheid had kunnen
stemmen, zoo hadden die gebeurte
nissen ook de stem kunnen dempen
van hen, die thans het internationale
proletariaat oproepen tot den oorlog
tegen den oorlog.
Op het internationale socialisten
congres te Stuttgart, in 1907, werd
een resolutie aangenomen, dat de oor
log verhinderd moest worden door
alle daartoe geschikte middelen, ook
door het middel van een algemeene
werkstaking.
Wat heeft dit gebaat in den zomer
van 1914? Wat merkte men toen van
de internationale gezindheid der ar
beiders? En voor zooverre zij toen be
stond, wat vermocht zij oni den oorlog
te keeren?
Dit zal nu anders worden, zoo zegt
men. Door den laatsten oorlog zijn den
arbeiders de oogen geopend. Zij zullen
zich niet meer laten misleiden.
Men kan het hopen, en toch eraan
twijfelen. De deugdelijkheid van het
middel op zich zelf: het weigeren om
eenig werk te verrichten, dat den oorlog
te goede komt deze formuleering
schijnt voorzichtiger dan die van:
algemeene werkstaking is buiten
kijf. Maar zal het ooit gelukken, dit
middel toe te passen?
Want de uitvoering vereischt niet
alleen de aanwezigheid van internatio
naal solidariteitsgevoel, maar ook van
een krachtige organisatie, die terstond
bij dreigend oorlogsgevaar in werking
kan treden. Zij veronderstelt tevens het
bestaan van een Volkenbond, die dezen
naam werkelijk verdient, en van een
verplicht scheidsgerecht met bindende
uitspraak.
Door rhetoriek alleen zal men dit
doel nooit bereiken. Rhetoriek is de
mini ,,, mini iiiiiimii il n l mi" "i ""i iiiiuiiiiiiii m umi
iiiiiiiiiiiii ui mi iiiiiiniiiii nu
iiiuiiimuuiiuiumi
MARGOT
2e gedeelte.
l
Margot Tennant, mevrouw Asquith, heeft
ons de gelegenheid willen geven om te beko
men van den schrik voor het eerste deel van
haar autobiografie en heeft een paar jaren ge
wacht eer zij het tweede deel van haar levens
beschrijving in het licht liet verschijnen.
Wie herinnert zich niet hoe'n clat dat
eerste deel heeft gemaakt, toen men daarin
de jeugdige amazone zonder den minsten
schroom zag rennen door de deftig doende
maatschappij van den ondergaanden
Victoriazonnetijd ! Wat al gestukadoorde halzen
rekten zich niet uit, wat al stijf gestreken blou
ses krinkelden zich niet verontwaardigd bij het
volgen van de ongeduldige, koene sprongen.
Sprongen over alle hindernissen en slagboomen
heen van een samenleving, die zoo graag den
majestueus eentonigen gangvan een
Hydeparkparade bewondert, zoolang zij er niet genoeg
van heeft!
O, het gekrenkte fatsoen ! En dat voorde
vrouw, wat zeg ik? voor de gemalin van een
gewezen eersten minister, the prime minister,
van Engeland, en wel na al de ervaringen, al
het verdriet van den grooten oorlog!
Wat mij betreft, ik bewonder dit tweede
gedeelte, dat een moeder- en grootmoeder-, en
ook een gemalinneboek is, niet minder dan
het gretige en levensgierige meisjesboek van
«en paar jaar geleden; i k begrijp,het zal minder
inslaan dan het eerste, men zal er gauwer
overheen loopen, omdat het meer spreekt over
ondervonden ergernis, die niemand zich aan
trekt, dan dat het ergernis geeft aan anderen,
dieniet licht wordt vergeven.Maar ik neem blij
de twee deelen samen als een blijvend bezit
voor den komenden tijd.
Niet, omdat een beteekenisvolle vrouw hier
haar machtige indrukken meedeelt van een
belangrijken tijd, neen, noch haar geest, noch
haar karakter kan ik zoo hoog waardeeren,
maar zij weet met scherpe omtrekken te
teekenen en het is zulke directe weêrgaaf van
het leven in blijvende lijnen die men hoog
moet stellen. De werkelijkheid zelfs van wat wij
hebben beleefd, verflauwt zoo spoedig. Die
haar voor ons fixeert, moge ons steeds wel
kom zijn.
Dadelijk als we dit boek opslaan, zien we
menschen voor ons bewegen.
De eerste bladzijden van dit tweede deel
sluiten dadelijk aan bij het eind van het
eerste, dat ons heeft gebracht tot het huwelijk
van Margot met Hemy Asquith, minister van
Binnenlandscrte Zaken. Het nieuwe jaar, 1896,
opent dan met de tijding van den
Jamesonraid die, uit Zuid-Afnka naar Londen overge
komen, op alle gedachten van de hoofdstad
beslag legt.
Het ecntpaar op een diner bij Lord en Lady
Reny ontmoette uaar Robinson, den
goudmijnmagnaat, die zich in Engeland scheen te
wilien vestigen. Hij, slecht van gehoor en van
uitgaansmanieren, zou Margot naar de eet
zaal geleiden; op de trap hiela hij haar staande,
nam naar op en vroeg met bulderende stem
naar haar naam.
Margot zeide, zoo luid dat men het ant
woord tot in Afrika kon hooren: Asquith".
Daarop de vraag: Familie van den
beioemden Asquith V" gevolgd door den
nieuwen dondeislag van een antwoord:
Vrouw".
Hij bleef haar een oogenblik versteld aan
kijken en vatte dan zijn taak weer op en plaat
ste haar tegenover een hoofdredacteur van
de Times."
Wat was er anders te beginnen dan het
onderwerp van den dag aan te roeren !
Is u daar ooit heen geweest?" kwam
Robinson's luide vraag.
Neen".
Is U rijk?" was zijn verdere informatie.
Neen, maar mijn vader is het wel".
,-,Zoo, dan zal ik u vertellen hoe ik aan
mijn geld ben gekomen, op voorwaarde dat
u me later zult zeggen, hoe uw vader aan zijn
geld kwam".
Zij voorzag niet veel heil voor de conver
satie van al die mcedeelingen, toen hij haar
toch werkelijk begon te mteresseeren door
zijn verhaal, hoe hij eens iemand,dien hij bijna
niet kende,uit een moeilijkheid had gered c,oor
hem een som te leenen, die voor zijn doen niet
onaanzienlijk was, omdat hij niet anders had
dan een klein winkeltje.
Hij had het geld reeds voor verloren gehou
den omdat hij m twee jaren niets verder had
gehoord, tuen hij een brief kreeg met de ge
leende som en een kaart, waarop met een
kruisje aangeteekend de plek stond van een
rijke goudmijn,onbekend bij denBoer aan wien
het land benoorde. Dien eigen dag trok ik
er heen," zei Robinson.
En nu begon het eigenaardig tcekenende
vernaal van den argwanenden Boer, aie niet
weet hoe hij met den kooplustige het heeft
en die een overdreven prijs vraagt, maar op
zijn stuk blijft staan, omdat hij niet bedrogen
wil uitkomen; van Duren en verwanten, die
komen kijken naar den vreemde, die bereid
is zijn geld weg te gooien, enz. en het wordt
een boeiend tafereel van een primitieve avontu
riers maatschappij waar men elkander dan
veitrouwtendan bedriegt, en allesdurftrisqueeren.
Maar," vraagt Margot eindelijk in het
algemeen geworden onderhoud; wat is er
toch aan van dien brief dien de vrouwen van
Johannisburg aan Jameson hebben geschreven
om haar te komen beschermen".
Hoe kan iemand zoo groen zijn," bulderde
Rooinson over tafel, dat telegram was hier
in Londen gefabriceerd".
Neen," kwam hier de hoofdredacteur van
de Times tusschen beiden, ik ben de eenige
man ter wereld, die dat absoluut kan tegen
spreken, want ik heb het stuk in handen gehad,
voordat het in de Times kwam".
Wat zegt ie?" vroeg Robinson, die het
gesprek niet had kunnen volgen en gaf Me
vrouw Asquith met zijn elleboog een duw.
Zegt ie dat ik een leugenaar ben?"
En Margot op haar gedecideerdste manier:
Ja, Mr. Robinson".
Maar voordat een twist den vrede van de
tafel verbrak, stond men op.
Achter de innerlijke, eigenlijke geschiedenis
van den Raid is Margot nooit gekomen.
Geruimen tijd later had Joseph
Charnberlain bij hen aan huis een langdurig onderhoud
met Asquith.
Wat kwam hij doen,Henry?" vroegMargot,
die niet nieuwsgierig was, maar alles moest
weten.
Hij kwam mij vragen om zitting te nemen
in het Cecil Rhodes comitévan onderzoek naar
den Jameson-raid."
En je hebt niet aangenomen?"
Natuurlijk niet, houd je me voor onwijs!"
Er zijn van die zaken in de politiek, waarin
men zich niet mengt, wanneer men er niets mee
heeft uittestaan.
We springen een heel aantal jaren over.
Het Tory-gouvernement, dat den Boeren
oorlog had gemaakt, ging door verdeeldheid
onder zijn leden en door verval van krachten
zijn einde te gemoet. Reeds in 1903 was daar
op gespeculeerd, in 1905 voltrok zich een
omkeer in Engeland; men had er genoeg van
protectionische neigingen bij verschillende
leden der regeering om de schatkist te stijven,
men verlangde hervormingen en rechtvaardig
heid in Zuid-Afrika tegenover een bevolking,
die men als opstandelingen had behandeld en
vreesde. De tijd voor de Whigs was aangebro
ken, de weg scheen gebaand voor Henry
Asquith.
vloek geweest van alle pacifistische ver
eenigingen, die wij tot dusverre ge
kend hebben. Nog dezer dagen heeft
men het uit kerkelijke kringen voort
gekomen manifest kunnen lezen van
de Nederl. afdeeling van den Wereld
bond. De gezindheid, waarvan dit
getuigt, is voortreffelijk; maar tot
welke daad spoort het aan? welk
practisch gevolg beoogt het?
De Kerk en de sociaaldemocratie
zijn de twee grootste machten, die den
oorlog kunnen verhinderen. Maar voor
het volbrengen van deze zegenrijke
werkzaamheid behoeven zij, naast de
geestdrift van idealisten, het koel ver
stand en den practischen blik van
menschen, die de wegen opsporen,
waarlangs het doel kan worden be
reikt.
Enthousiasme alleen is niet genoeg;
wat men den ijveraars voor den wereld
vrede bovenal moet toewenschen, is:
bezinning, organiseerend talent en
geduld.
KERNRAMP
EEN ANTWOORD VAN DEN
MINISTER VAN FINANCIËN OP
DE VRAGEN OVER DE TOE
PASSING DER PENSIOENWET
1922
In ons weekblad van 2 December j.l. stelde
G r u n b aan den Minister van Financiën, in
verband met het bepaalde bij artikel 48, 3e
lid, der pensioenwet 1922, de hieronder her
haalde vragen:
1. Is de Minister voornemens korting
voor eigen pensioen ook toe te passen, ten
aanzien van ambtenaren, die, hetzij doordat zij
een 35-jarigen diensttijd hebben vervuld,
hetzij wegens het bedrag hunner bezoldiging
bij korteren diensttijd, de aanspraak op het
maximum pensioen van respectievelijk 70 pCt.
of ? 4000.?bij het bereiken van den
65-jarigen leeftijd reeds hebben verkregen?
2. Zoo ja, is de Minister dan ook voor
nemens voortaan van gewezen ambtenaren,
die aan art. 48, derde lid, der Pensioenwet
1922 het recht ontleenen op toekenning van
pensioen bij bereiking van den 65-jarigen leef
tijd (uitgesteld pensioen), tot dat tijdstip
een bijdrage daarvoor te heffen?
De Minister van Financiën had de bizondere
welwillendheid waarvoor wij hem bij dezen
onzen dank brengen ? ons het volgende ant
woord op de beide vragen te doen toekomen:
Vraag l wordt bevestigend beantwoord.
De 3 pCt. korting voor eigen pensioen zal
ook van bedoelde ambtenaren worden geheven,
al sluit de maximum pensioensgrens van
? 4000, eene daarmede correspondeerende
bate uit. De pensioenkorting moet beschouwd
worden als een collectieve last door de ambte
naren gezamenlijk te dragen, onafhankelijk
van de meer of mindere kansen opindividueele
bate. Hierbij dient ook in aanmerking te
worden genomen, dat eene bijdrage van 3 pCt.
slechts ais een klein gedeelte is te beschouwen
van de kosten aan het pensioen verbonden.
Het antwoord op vraag 2 luidt ontkennend.
Er is geen bepaling in de Pensioenwet 1922
(Staatsolad No. 240) waaraan het recht tot
heffing van bedoelde bijdrage zou kunnen
worden ontleend.
De Minister van Financien,
DE GEER"
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiuuiuuiiiimii
De algemeene verkiezingen aan het slot
van het jaar 1905 wezen door een overstel
pende meerderheid voor de liberalen op een
periode van vruchtbare werkzaamheid die
ten deel stond te vallen aan den leider van het
Huis der Gemeenten. Tot nu toe was Sir
Henry Campbell Bannerman de leider der
oppositie geweest tegen het Tory régime. Hem
zou de koning de vorming van een ministerie
opdragen, en hij had de plaats te bepalen die
de leden van het kabinet zouden vervullen.
Sir Henry was een joviale, populaire man,
van hart was hij geneigd tot hervormingen.
Zijn partij had hem vooropgeschoven omdat
men nem geheel vertrouwde en voor volmaakt
eerlijk hield; maar een eneigiek hervormer
zag men niet in hem. Hij miste de autoriteit,.
de bekwaamheid, den verterenden ijver, die
Mevrouw Asquitn in haar echtgenoot zag.
Zoo had men dan Bannerman bestemd voor
leider van de partij in het Hoogerhuis, de
eigenlijke macht zou aan een ander komen.
De spanning van Margot gedurende de
laatste maanden van 1905 is dus licht te ver
klaren.
Ik was bezig mijn haar te laten wasschen,"
staat in haar dagboek, toen Henry aan de
deur van mijn slaapkamer verscheen en mij
vertelde, dat hij met Sir Henry Campbell
Bannerman had gesproken."
Toen ik dat hoorde, kon ik niet wachten,
maar bond een shawl om mijn hoofd en zocht
hem op -in de bibiiotheekkamer, ging in een
van de leeren fauteuils zitten, en hij moest
me alles vertellen, wat hij al wandelende deed.
Sir Henry had hem gevraagd welken post hij
in het aanstaand ministerie zou willen hebben,
maar ik merkte wel wat zijn indruk was: een
grooten tegenzin bij CampDell Bannerman om
naar het Hoogerhuis te gaan". O teleurstelling
van Margot !
W. G. C. BYVANCK