De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 16 december pagina 1

16 december 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

?TI i Zaterdag 16 December AMWB DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF j Prij»per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 10.25. | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam INHOUD: Van oorlog en Vrede, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp, Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Byvanck Een antwoord van den minister van Financiën inzake de Pen sioenwet 2. Het Nederlandsche Jeugdlei dersinstituut, door-Dr. C. P. Gunning . Me dische Kroniek: de beteekenis van de homoeopathie, door Prot. Dr. W. Storm van Leeuwen ? Diplomatieke ruzie, teekening van Jordaan 3. Het rijksinstituut voor de lichamelijke opvoeding, door Dr. J. H. O. Reys 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge). Terugblik op de vredesconferentie, door H. van Biema Hymans Babbeltje, door Yvonne ? Uit de Natuur: Onze Vogels, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. Het Jubileum der Kon. Ned. Zeil- en Roeivereemging, door Mr. G. L. de Vries Feyens 7. Tooneelteekeningen van B. van Vlijmen Bijkomstigheden, door Annie Salomons Dramatische Kroniek, door Top Naeff 8. Boekbespreking, door Dr. E, Slijper, Minca Verster?Bosch Reitz en Herman Middendorp?Tooneel te Berlijn, door Cornélie van Overzee De Haagsche Confe renties, teekening van George van Raemdonck 9. Op den Economischen Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert Leekenspiegel Gerhart Hauptman te Amsterdam, door Cornelis Veth 10. Bij de Smeden, door Jan Voskuil, Wonderlijke geschiedenissen jder stof, door Dr. W. van Bemmelen, met teekeningen van Is. van Mens. De Haagsche conferentie voor den Wereldvrede, teekeningen van O. Roland. 11. De Juristenconferentie overOorlogsrecht, teekeningvan Joh. Braakensiek ? Charivaria, door Cnarivarius 12. Schietgat en Rijm-Kronyck, door Melis Stoke Uit het Kladschrift van Jantje Omslag: Schaakspel, red. Dr. A. G. Olland Feuilleton: Vadertje, door Ellen Forest. Bijvoegsel: De afwijzing van Duitschland's financieele voorstellen, teekening van Joh. Braakensiek. VAN OORLOG EN VREDE Het is wel een eigenaardig samentreffen: dat van de juristenconferentie over oorlogsrecht en het door het internationaal verbond van vakvereenigingen samengeroepen congres voor den wereldvrede. De bijeenkomst der juristen in het Vredespaleis is een uitvloeisel van de conferentie te Washington, waar de Vereenigde Staten, Engeland, Frank rijk, Italië en Japan o.a. overeen kwamen, dat onderzeebooten niet ge bruikt mochten worden voor de ver nieling van koopvaardijschepen en dat het gebruik, in den oorlog, van ver stikkende, vergiftige of andere gassen en alle gelijksoortige vloeistoffen en materialen zou zijn verboden. Tevens werd daar besloten, dat een commissie zou worden benoemd, be staande uit twee vertegenwoordigers der contracteerende mogendheden, om te overwegen: Ie. of de bestaande regelen van het internationaal recht nieuwe metho den van aanval of verdediging, voort vloeiende uit de invoering of ontwik keling sedert de Haagsche conferentie van 1907 van nieuwe middelen van oorlogvoering, in voldoende mate om vatten; 2e. in geval de bestaande regelen onvoldoende mochten worden bevon den, welke veranderingen in bestaande regels dienden te worden aanvaard, als onderdeel van het volkenrecht". Deze commissie, waarin ook de regee ring van het gastvrijheid verleende land twee leden heeft mogen aanwijzen, vergadert thans in den Haag. In de rede, waarmee de vertegenwoordiger van de regeering der Vereenigde Staten den welkomstgroet van minister van Karnebeek beantwoordde, heeft hij het doel van de werkzaamheid der com missie kort en bondig aldus omschre ven: het gebruik van nieuwe oorlogs methoden zoodanig te regelen, dat hare aanwending wordt gehouden bin nen de, door het internationaal recht gestelde, grenzen van geoorloofd ge weld." Waarbij men dan in het oog heeft te houden, dat de commissie zelf geen internationale schikkingen daarom trent kan treffen; hare taak is slechts: het houden van besprekingen over het genoemde onderwerp, het, zoo mogelijk, opstellen van bepaalde con clusies, die dan aan de regeeringen zullen worden voorgelegd, opdat deze zich daarover met elkaar verstaan en ze bekrachtigen. In het Vredespaleis wil men Mars dus civiliseeren: hij zal alleen maar toelaatbaar" geweld mogen plegen. De heeren zijn er zich van bewust, dat zulk een poging, zoo kort na den wereldoorlog, bij menigeen een spotlach te voorschijn roept. Zoowel minister van Karnebeek als de voorzitter der commissie, de Amerikaansche jurist John Basett Moore? hebben dan ook in hunne redevoeringen gerept van het heerschende ongeloof aan het bestaan van internationaal recht en oorlogswetten. Zullen niet thans", zoo sprak de eerste, na den grooten oorlog, som mige sceptici geneigd zijn, aan het nut van den arbeid dezer commissie te twijfelen? Zullen niet anderen" en hier moet hij in de richting van den Dierentuin hebben gekeken, waar het congres voor den wereldvrede zijne zittingen houdt zullen niet ande ren, wier gevoel hen alleen ideëele en volmaakte oplossingen aannemelijk doet achten, aarzelen het belang ervan te erkennen?" Maar wie zou het anders ver wacht hebben? zoowel de Neder landsche minister als de Amerikaansche jurist spraken als hunne meening uit, dat het besef van internationaal recht en het geloof daaraan weer zullen opbloeien. Dit zal inderdaad wel geschieden. Want ook dit geloof heeft geluk kig ! een taai leven. Maar eveneens zal, indien er weder om een oorlog uitbreekt, het besef zich doen gelden, dat Bethmann Hollweg onder woorden bracht, toen hij sprak van Not kennt kein Gebot". Het geweld zal onrecht plegen, wan neer zelfbehoud dit eischt; zoogoed als het naar verboden wapens zal grijpen, wanneer daarmede een nuttiger etfect" is te bereiken dan met de geoorloofde. De overtuiging, dat in oorlogstijd elk doet, wat zijn belang eischt, be hoeft er niet van terug te houden, regels voor een beschaafde" wijze van oorlogvoeren vast te stellen. Ook in den laatsten oorlog zijn niet alle barbaarschheden gepleegd, die bedre ven hadden kunnen worden. En al werd het recht geschonden, straffeloos gebeurde dit niet. De schending van België's onzijdigheid heeft Duitschland meer nadeel berokkend dan bate verschaft. Zoo kan het ook zijn nut hebben, ja heeft het ongetwijfeld nut. dat het gebruik van nieuwe", dat wil dan zeggen: allerverderflijkste oorlogs-middelen, wordt verboden of ingeperkt. Niet omdat de daarvoor vastgestelde regels alle zullen worden opgevolgd. Maar alleen reeds, omdat de overtre ding ervan hem, die zich daaraan schuldig maakt, moreel in gebreke stelt. En hij dus in elk geval zal moeten overwegen, of het materieele voordeel, dat hij van zijne schending van het oorlogsrecht verwacht, niet wordt op geheven door de moreele schade. Maar niemand zou de juristen-com missie, die haar werk in den Haag is begonnen, van volslagen ongeloof in het nut van haar arbeid hebben ver dacht, wanneer bij hare installatie ook het besef tot uiting ware gekomen, dat oorlogsrecht zich altijd maar in bescheiden mate kan doen gelden, omdat oorlog en recht elkaar slecht verdragen. Zoo ooit, dan was hier rhetoriek uit den booze. Te midden van de hartstochten, die de menschen beroeren, schrijdt het recht onweerstaanbaar door de geschiedenis voort en breidt het zijn heerschappij uit." Misschien is dit wel waar. Maar men gevoelt in onzen tijd toch neiging om minister van Karnebeek toe te voegen: verkondig het niet te luid ! zoo gij het wilt uitspreken, fluister het dan en klop het vooral af!" De heer Basett Moore achtte het onaannemelijk, dat ons geslacht de meening zou laten varen, dat alle menschelijke aangelegenheden, in den oorlog zoowel als in vredestijd, gere geld behooren te worden door het recht". Het congres voor den wereldvrede en hetzelfde geldt voor de internatio nale samenkomst van vrouwen, die eraan vooraf was gegaan kan hem leeren, dat die meening nog niet wordt prijsgegeven. Alleen maar ??wie daar in den Dierentuin bijeenkwamen, gaan nog een stap verder. Zij zijn van oordeel, dat alle menschelijke aangelegenheden door het recht behooren te worden geregeld, zoodat een oorlog voorkomen wordt. Hun idealisme reikt nog heel wat verder dan dat van de regeeringen, die op de juristen-conferentie verte genwoordigd zijn. De regeeringen vleien zich met de hoop, nemen althans den schijn daarvan aan, dat de oorlog bin nen de staketsels van het recht kan worden gehouden. Zij, de arbeiders want al nemen ook afgevaardigden van burgerlijke" vereenigingen aan het congres deel, dit ontleent zijne beteekenis aan het feit, dat het de meening van millioenen- arbeiders ver tolkt zij willen den oorlog niet be perken, maar uitroeien. Ook aan de woordvoerders op dit congres zou meer soberheid niet mis staan hebben. Zooals het jongste verleden hen, die aan het nut van oorlogsrecht gelooven, tot bescheidenheid had kunnen stemmen, zoo hadden die gebeurte nissen ook de stem kunnen dempen van hen, die thans het internationale proletariaat oproepen tot den oorlog tegen den oorlog. Op het internationale socialisten congres te Stuttgart, in 1907, werd een resolutie aangenomen, dat de oor log verhinderd moest worden door alle daartoe geschikte middelen, ook door het middel van een algemeene werkstaking. Wat heeft dit gebaat in den zomer van 1914? Wat merkte men toen van de internationale gezindheid der ar beiders? En voor zooverre zij toen be stond, wat vermocht zij oni den oorlog te keeren? Dit zal nu anders worden, zoo zegt men. Door den laatsten oorlog zijn den arbeiders de oogen geopend. Zij zullen zich niet meer laten misleiden. Men kan het hopen, en toch eraan twijfelen. De deugdelijkheid van het middel op zich zelf: het weigeren om eenig werk te verrichten, dat den oorlog te goede komt deze formuleering schijnt voorzichtiger dan die van: algemeene werkstaking is buiten kijf. Maar zal het ooit gelukken, dit middel toe te passen? Want de uitvoering vereischt niet alleen de aanwezigheid van internatio naal solidariteitsgevoel, maar ook van een krachtige organisatie, die terstond bij dreigend oorlogsgevaar in werking kan treden. Zij veronderstelt tevens het bestaan van een Volkenbond, die dezen naam werkelijk verdient, en van een verplicht scheidsgerecht met bindende uitspraak. Door rhetoriek alleen zal men dit doel nooit bereiken. Rhetoriek is de mini ,,, mini iiiiiimii il n l mi" "i ""i iiiiuiiiiiiii m umi iiiiiiiiiiiii ui mi iiiiiiniiiii nu iiiuiiimuuiiuiumi MARGOT 2e gedeelte. l Margot Tennant, mevrouw Asquith, heeft ons de gelegenheid willen geven om te beko men van den schrik voor het eerste deel van haar autobiografie en heeft een paar jaren ge wacht eer zij het tweede deel van haar levens beschrijving in het licht liet verschijnen. Wie herinnert zich niet hoe'n clat dat eerste deel heeft gemaakt, toen men daarin de jeugdige amazone zonder den minsten schroom zag rennen door de deftig doende maatschappij van den ondergaanden Victoriazonnetijd ! Wat al gestukadoorde halzen rekten zich niet uit, wat al stijf gestreken blou ses krinkelden zich niet verontwaardigd bij het volgen van de ongeduldige, koene sprongen. Sprongen over alle hindernissen en slagboomen heen van een samenleving, die zoo graag den majestueus eentonigen gangvan een Hydeparkparade bewondert, zoolang zij er niet genoeg van heeft! O, het gekrenkte fatsoen ! En dat voorde vrouw, wat zeg ik? voor de gemalin van een gewezen eersten minister, the prime minister, van Engeland, en wel na al de ervaringen, al het verdriet van den grooten oorlog! Wat mij betreft, ik bewonder dit tweede gedeelte, dat een moeder- en grootmoeder-, en ook een gemalinneboek is, niet minder dan het gretige en levensgierige meisjesboek van «en paar jaar geleden; i k begrijp,het zal minder inslaan dan het eerste, men zal er gauwer overheen loopen, omdat het meer spreekt over ondervonden ergernis, die niemand zich aan trekt, dan dat het ergernis geeft aan anderen, dieniet licht wordt vergeven.Maar ik neem blij de twee deelen samen als een blijvend bezit voor den komenden tijd. Niet, omdat een beteekenisvolle vrouw hier haar machtige indrukken meedeelt van een belangrijken tijd, neen, noch haar geest, noch haar karakter kan ik zoo hoog waardeeren, maar zij weet met scherpe omtrekken te teekenen en het is zulke directe weêrgaaf van het leven in blijvende lijnen die men hoog moet stellen. De werkelijkheid zelfs van wat wij hebben beleefd, verflauwt zoo spoedig. Die haar voor ons fixeert, moge ons steeds wel kom zijn. Dadelijk als we dit boek opslaan, zien we menschen voor ons bewegen. De eerste bladzijden van dit tweede deel sluiten dadelijk aan bij het eind van het eerste, dat ons heeft gebracht tot het huwelijk van Margot met Hemy Asquith, minister van Binnenlandscrte Zaken. Het nieuwe jaar, 1896, opent dan met de tijding van den Jamesonraid die, uit Zuid-Afnka naar Londen overge komen, op alle gedachten van de hoofdstad beslag legt. Het ecntpaar op een diner bij Lord en Lady Reny ontmoette uaar Robinson, den goudmijnmagnaat, die zich in Engeland scheen te wilien vestigen. Hij, slecht van gehoor en van uitgaansmanieren, zou Margot naar de eet zaal geleiden; op de trap hiela hij haar staande, nam naar op en vroeg met bulderende stem naar haar naam. Margot zeide, zoo luid dat men het ant woord tot in Afrika kon hooren: Asquith". Daarop de vraag: Familie van den beioemden Asquith V" gevolgd door den nieuwen dondeislag van een antwoord: Vrouw". Hij bleef haar een oogenblik versteld aan kijken en vatte dan zijn taak weer op en plaat ste haar tegenover een hoofdredacteur van de Times." Wat was er anders te beginnen dan het onderwerp van den dag aan te roeren ! Is u daar ooit heen geweest?" kwam Robinson's luide vraag. Neen". Is U rijk?" was zijn verdere informatie. Neen, maar mijn vader is het wel". ,-,Zoo, dan zal ik u vertellen hoe ik aan mijn geld ben gekomen, op voorwaarde dat u me later zult zeggen, hoe uw vader aan zijn geld kwam". Zij voorzag niet veel heil voor de conver satie van al die mcedeelingen, toen hij haar toch werkelijk begon te mteresseeren door zijn verhaal, hoe hij eens iemand,dien hij bijna niet kende,uit een moeilijkheid had gered c,oor hem een som te leenen, die voor zijn doen niet onaanzienlijk was, omdat hij niet anders had dan een klein winkeltje. Hij had het geld reeds voor verloren gehou den omdat hij m twee jaren niets verder had gehoord, tuen hij een brief kreeg met de ge leende som en een kaart, waarop met een kruisje aangeteekend de plek stond van een rijke goudmijn,onbekend bij denBoer aan wien het land benoorde. Dien eigen dag trok ik er heen," zei Robinson. En nu begon het eigenaardig tcekenende vernaal van den argwanenden Boer, aie niet weet hoe hij met den kooplustige het heeft en die een overdreven prijs vraagt, maar op zijn stuk blijft staan, omdat hij niet bedrogen wil uitkomen; van Duren en verwanten, die komen kijken naar den vreemde, die bereid is zijn geld weg te gooien, enz. en het wordt een boeiend tafereel van een primitieve avontu riers maatschappij waar men elkander dan veitrouwtendan bedriegt, en allesdurftrisqueeren. Maar," vraagt Margot eindelijk in het algemeen geworden onderhoud; wat is er toch aan van dien brief dien de vrouwen van Johannisburg aan Jameson hebben geschreven om haar te komen beschermen". Hoe kan iemand zoo groen zijn," bulderde Rooinson over tafel, dat telegram was hier in Londen gefabriceerd". Neen," kwam hier de hoofdredacteur van de Times tusschen beiden, ik ben de eenige man ter wereld, die dat absoluut kan tegen spreken, want ik heb het stuk in handen gehad, voordat het in de Times kwam". Wat zegt ie?" vroeg Robinson, die het gesprek niet had kunnen volgen en gaf Me vrouw Asquith met zijn elleboog een duw. Zegt ie dat ik een leugenaar ben?" En Margot op haar gedecideerdste manier: Ja, Mr. Robinson". Maar voordat een twist den vrede van de tafel verbrak, stond men op. Achter de innerlijke, eigenlijke geschiedenis van den Raid is Margot nooit gekomen. Geruimen tijd later had Joseph Charnberlain bij hen aan huis een langdurig onderhoud met Asquith. Wat kwam hij doen,Henry?" vroegMargot, die niet nieuwsgierig was, maar alles moest weten. Hij kwam mij vragen om zitting te nemen in het Cecil Rhodes comitévan onderzoek naar den Jameson-raid." En je hebt niet aangenomen?" Natuurlijk niet, houd je me voor onwijs!" Er zijn van die zaken in de politiek, waarin men zich niet mengt, wanneer men er niets mee heeft uittestaan. We springen een heel aantal jaren over. Het Tory-gouvernement, dat den Boeren oorlog had gemaakt, ging door verdeeldheid onder zijn leden en door verval van krachten zijn einde te gemoet. Reeds in 1903 was daar op gespeculeerd, in 1905 voltrok zich een omkeer in Engeland; men had er genoeg van protectionische neigingen bij verschillende leden der regeering om de schatkist te stijven, men verlangde hervormingen en rechtvaardig heid in Zuid-Afrika tegenover een bevolking, die men als opstandelingen had behandeld en vreesde. De tijd voor de Whigs was aangebro ken, de weg scheen gebaand voor Henry Asquith. vloek geweest van alle pacifistische ver eenigingen, die wij tot dusverre ge kend hebben. Nog dezer dagen heeft men het uit kerkelijke kringen voort gekomen manifest kunnen lezen van de Nederl. afdeeling van den Wereld bond. De gezindheid, waarvan dit getuigt, is voortreffelijk; maar tot welke daad spoort het aan? welk practisch gevolg beoogt het? De Kerk en de sociaaldemocratie zijn de twee grootste machten, die den oorlog kunnen verhinderen. Maar voor het volbrengen van deze zegenrijke werkzaamheid behoeven zij, naast de geestdrift van idealisten, het koel ver stand en den practischen blik van menschen, die de wegen opsporen, waarlangs het doel kan worden be reikt. Enthousiasme alleen is niet genoeg; wat men den ijveraars voor den wereld vrede bovenal moet toewenschen, is: bezinning, organiseerend talent en geduld. KERNRAMP EEN ANTWOORD VAN DEN MINISTER VAN FINANCIËN OP DE VRAGEN OVER DE TOE PASSING DER PENSIOENWET 1922 In ons weekblad van 2 December j.l. stelde G r u n b aan den Minister van Financiën, in verband met het bepaalde bij artikel 48, 3e lid, der pensioenwet 1922, de hieronder her haalde vragen: 1. Is de Minister voornemens korting voor eigen pensioen ook toe te passen, ten aanzien van ambtenaren, die, hetzij doordat zij een 35-jarigen diensttijd hebben vervuld, hetzij wegens het bedrag hunner bezoldiging bij korteren diensttijd, de aanspraak op het maximum pensioen van respectievelijk 70 pCt. of ? 4000.?bij het bereiken van den 65-jarigen leeftijd reeds hebben verkregen? 2. Zoo ja, is de Minister dan ook voor nemens voortaan van gewezen ambtenaren, die aan art. 48, derde lid, der Pensioenwet 1922 het recht ontleenen op toekenning van pensioen bij bereiking van den 65-jarigen leef tijd (uitgesteld pensioen), tot dat tijdstip een bijdrage daarvoor te heffen? De Minister van Financiën had de bizondere welwillendheid waarvoor wij hem bij dezen onzen dank brengen ? ons het volgende ant woord op de beide vragen te doen toekomen: Vraag l wordt bevestigend beantwoord. De 3 pCt. korting voor eigen pensioen zal ook van bedoelde ambtenaren worden geheven, al sluit de maximum pensioensgrens van ? 4000, eene daarmede correspondeerende bate uit. De pensioenkorting moet beschouwd worden als een collectieve last door de ambte naren gezamenlijk te dragen, onafhankelijk van de meer of mindere kansen opindividueele bate. Hierbij dient ook in aanmerking te worden genomen, dat eene bijdrage van 3 pCt. slechts ais een klein gedeelte is te beschouwen van de kosten aan het pensioen verbonden. Het antwoord op vraag 2 luidt ontkennend. Er is geen bepaling in de Pensioenwet 1922 (Staatsolad No. 240) waaraan het recht tot heffing van bedoelde bijdrage zou kunnen worden ontleend. De Minister van Financien, DE GEER" iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiuuiuuiiiimii De algemeene verkiezingen aan het slot van het jaar 1905 wezen door een overstel pende meerderheid voor de liberalen op een periode van vruchtbare werkzaamheid die ten deel stond te vallen aan den leider van het Huis der Gemeenten. Tot nu toe was Sir Henry Campbell Bannerman de leider der oppositie geweest tegen het Tory régime. Hem zou de koning de vorming van een ministerie opdragen, en hij had de plaats te bepalen die de leden van het kabinet zouden vervullen. Sir Henry was een joviale, populaire man, van hart was hij geneigd tot hervormingen. Zijn partij had hem vooropgeschoven omdat men nem geheel vertrouwde en voor volmaakt eerlijk hield; maar een eneigiek hervormer zag men niet in hem. Hij miste de autoriteit,. de bekwaamheid, den verterenden ijver, die Mevrouw Asquitn in haar echtgenoot zag. Zoo had men dan Bannerman bestemd voor leider van de partij in het Hoogerhuis, de eigenlijke macht zou aan een ander komen. De spanning van Margot gedurende de laatste maanden van 1905 is dus licht te ver klaren. Ik was bezig mijn haar te laten wasschen," staat in haar dagboek, toen Henry aan de deur van mijn slaapkamer verscheen en mij vertelde, dat hij met Sir Henry Campbell Bannerman had gesproken." Toen ik dat hoorde, kon ik niet wachten, maar bond een shawl om mijn hoofd en zocht hem op -in de bibiiotheekkamer, ging in een van de leeren fauteuils zitten, en hij moest me alles vertellen, wat hij al wandelende deed. Sir Henry had hem gevraagd welken post hij in het aanstaand ministerie zou willen hebben, maar ik merkte wel wat zijn indruk was: een grooten tegenzin bij CampDell Bannerman om naar het Hoogerhuis te gaan". O teleurstelling van Margot ! W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl