Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
16 Dec. '22. - No. 2373
BIJ DE SMEDEN
De nasleep van den oorlog.of van tientallen
jaren daarvoor reeds, die men den strijd om
het materialisme noemen kan, wordt heden
ten dage met zooveel inspanning en met ver
achting van zooveel offers volgehouden, dat
men zich met angst afvraagt of deze toestand,
zooals meer dan eens voorspeld wordt, met
een zelfmoord van het Westen zaleindigen. Er
is een strooming onder de'menschen die anders
wil, die aan de meer ideëele dingen de plaats
in de maatschappij wil geven die hun toekomt,
dat is: de eerste plaats ! Alleen het handelen
volgens deze overtuiging kan onze verwaterde
beschaving voor haar ondergang behoeden.
Tot n van de vele nog nietige bronnen van
deze strooming mag ook de
kunstcnaars-vereeniging de Smeden" gerekend worden.
Er is een woord van hun grondlegger,den te
vroeg gestorven schilder Karel Schmidt, dat
. waard is hier en daar in gulden letters ge
schreven te staan : op de hoeken van de
straten, aan den ingang van fabrieken, in de
huiskamer, als randschrift op de munten,
op het zure belastingbiljet, maar ook gegrift
in de bureaux van de ambtenaars en eindelijk
geweven in het traditoneele groene kleed van
de tafel van de bestuurders van het land.
Het luidt: Wij zoeken de vreugde in den
arbeid !" Dit woord moest geschreven worden
op den hoogsten toren in den omtrek en door
stalen bazuinen geroepen worden van zijn
trans, want dan pas zou het doordringen
tot iedereen en eerst dan kan het een belang
rijk effect maken.
Wat willen de Smeden? Wat is hun ideaal
en in hoeverre is dit reeds vervuld? Vergun
mij eenige regels aan te halen uit een lezing
van wijlen Karel Schmidt, welke door hem
enkele jaren geleden gehouden werd.
,,Er zijn arbeiders, die arbeiden uit liefde
tot het werk; hierbij behoort elk kunstenaar.
Er zijn arbeiders, die arbeiden alleen om loon,
C. B. VAN BOHEMEN
RESTAURATEUR VAN
OUDE SCHILDERIJEN
(door Dr. Bredius als zoodanig erkend)
HELMERSSTF1. 57 DEN HAAG
HET CONGRES VOOR DEN WERELDVREDE
(Tcekeningcn voor ,,De Amsterdammer" van O. Roland)
Karel Schmidt
deze zijn leugenaars. De eersten maken levend,
de laatsten dootlen.
Zoo is er ook tweeërlei vuur, dat den arbeid
drijft. Het heilig vuur van liefde, dat buig
zaam maakt en loutert. Hu het vreemde vuur
van zelfzucht en ijverzucht, dat verteert en
verwoest.
Li'.1 n smid" nu is een man, hopen we, die
staat in het louterend vuur, eu het vreemde
vuur weghoudt uit tle smederij zijns levens.
Het genootschap de Smeden" bestaat uit
werkers. Zij stelkn zich voor verschillende
gilden te vormen op het gebied van kunst eu
kunstnijverheid. Het genootschap vindt ook
in de z.g. moderne kunstopenbariug de bouw
stoffen voor een nieuwe synthetische wereld
beschouwing,gebaseerd op de oude onverander
lijke waarheden en wetten, die door alle tijden
het denken en doen der besten onder de
menschen beheerscht hebben.
In het genootschap is plaats voor en het
genootschap heeft ten doel de bevordering
van alle takken van kunst, wetenschap en
wijsbegeerte. Zij vormt daartoe
werkgezelschappen en studieclubs.
Eenige jaren hebben de Smeden" moeten
wachten om aan tle verwerkelijking van hun
idealen weer te kunnen beginnen. Maar sedert
korten tijd zijn zij er in geslaagd een begin te
maken. Het atelier van wijlen Schmidt werd
ingericht tot expositie-ruimte, waar nu een
klein gedeelte van zijn arbeid is tentoongesteld.
Heilige studies, geschilderd iu verband met
de vlucht uit België, tref
fen door hun sterke sugges
tie vaneen wanhopig lijden.
Naast het vizioenaire werk,
dat in ruime mate vertegen
woordigd is, hief men ook
een paar karikaturen naar
het protserige tvpe vanden
Duitschei' en verder het
portret van een geleerde,
wiens leemen kop omsloten
wordt door de boeken en
waarvan de kege ooghol
ten vertellen van het
zielion ze, dat het wezen be
heerscht van beu, die zich
zelf opsluiten tusschen dorre
geleerdheid.
Hel bij dit schilderwerk
geëxposeerde wet t'werk .ver
vaardigd op tle ateliers van
mejuffrouw Verwey en dat
zeker bogen kan op prach
tige kleurcombinaties, had
men echter beter afzonder
lijk kunnen exposeeren of
in vereeniging met andere
kun -tii i j verhei ds voo
rwerpen. Niet alleen dat tle
sprekende kleuren het
schilderwerk minder ten
goede komui, maar ook de
demonstratie met tle
weefstoelen, hoe nuttig ze ook
is en hoe rustig dit ook
geschiedt, werkt storend bij
het bestuileercn van de
schilde rijen.
l A N V o s K u i i.
//*,'«.'
I. OUDEGEEST (Nederlandi
ABRA.ViOVVITC'll (Gort:»:) DE DEKEN VAN WORCESTER (En^eiand)
RADEK (Rusla d)
1
W
VAN DER I'l
<_ K1MMN!
(NWALLHEAD (OusU-nrij!<)
(FotüM GlllllSllii(l)
CABALLA (Spanje)
LOSOWSKY <R
Dl.1! H'IM>\ (i
X'A.XDIïVRLDE (België)
Illlllllllllllllllllllllllll
iiiiimiimiim
WONDERLIJKE GESCHIEDE
NISSEN DER STOF
DOOR DR. W. VAN BEMMELEN
Amsterdammer" va
Mens)
(Teekeningen voor ,,de
Is. van
HET WERELDKRISTAI.
(SM)
Een allervreemdst tafreel zag hij! Hen
menschenstroom, mannen, vrouwen en kinderen,
bewoog zich over een weg. Eindeloos lang
was de stoet, die uit de verte aankwam. Ter
zijde van den weg stonden wilde kerels met
haken, die hem treffend herinnerden aan dui
vels, die hij op oude altaarstukken afgebeeld
had gezien.
De menschenstroom bewoog zich langs een
groot, ijzeren beeld dat een arm uitgestrekt
hield. Streng zag het beeld voor zich uit,
schrikwekkend hard was de uitdrukking van
het gelaat en dreigend de uitgestrekte arm.
Plotseling zag hij den arm snel dalen en tot
zijn ontzetting onweerstaanbaar neerkomen
op een vrouw, die zwaar gewond nederstortte.
Dadelijk schoten de infernale kerels toe en
sleurden haar met hun haken weg. De men
schenstroom echter vervolgde zijn
voorwaartschen gang, terwijl de arm weer opgelicht
werd. Onbeweeglijk was hij weer uitgestrekt,
maar Valentijn begreep al, dat hij weidra weer
zou vallen. Steeds door echter liep d e
menschenstoet, mannen, vrouwen, kinderen vooral
kinderen --- en op eenmaal voer hem de schrik
door de leden, want de arm viel weer. Hen
arm kind was getroffen, viel neer eu de on
barmhartige beulsknechten sleurden liet uit de
rij, die haar weg vervolgde. Voort weer ging
de stroom en toen .genadige God" daar
zag hij zich zelf aankomen ! Hoe waanzinnig
zonderling zich zelf te herkennen. Hij zag,dat
hij in zijn hand het lot hield, dat hij er mee
E'en allervreemdst tafereel zag hij.
zwaaide, terwijl hij het vreeselijke Molochbccld
naderde. Van angst begon hij te trillen; het
klamme zweet brak hem uil. Zon zijn toekomst
hem op deze afschuwelijke wijze geopenbaard
worden? Hij w;ldc zijn oogen afwenden van
de buis, waardoor hij dien mideleieeuwsehen
doodendans aanschouwde, maar hij kon zijn
hoofd niet bewegen. De nieuwsgierigheid ver
stijfde zijn spieren en hield hem vast in zijn
nek. Hij zag zich ze'f verder voortschrijden,
steeds diclner komen bij het beeld welks arm
onbewegelijk bleef, als wachtte het opzettelijk
op hem. . . . Nog een stap en hij zou onder den
vrecselijken slagarm komen.... en toen, o;)
nmaal, was alles in duister.
.,lla, ha, ha!" lachte de spuMeman, ik
heb het lampje maar uitgedraaid, (ie kunt
er nog niet legen om de toekomst te leeren
kennen".
Valeniijn veegde het angstzweet van zijn
voorhoofd' en wist niet wat te zeggen, tegelijk
dankbaar dat hem de aanblik van het be
slissende oogcnbiik bespaard was gebleven
en toornig, dal hij niet waard was gekeurd,
de toekomst ie aanschouwen.
Maar wie" z.nn riep hij uil beweegt den
arm? Is hel beeld onvermurwbaar? is het
zielloos en onbereikbaar voor hen, die in dien
stroom mee moeien Innpeii?"
ja, eiat is liet" antwoordde de man en
keek hem zoo gemeen spottend aan, dat
zijn bloed, eioor Oen drank al verhit, begon te
koken.
Neen, n:e1 onvermurwbaar is liet lot !"
riep hij woest uit en liet was hem of zijn
bloed met dubbele vaart door zijn aderen
vlood.
Neen, neen ! ! als de felle drang van mijn
heet verlangen, de overweldigende kracht
van mijn z'clsbegeerie zich richt op dien arm,
dan moe! hij opgeheven blijven en zal ik met
opgericht hoofd onder hem doorgaan !"
Waan, belachelijke waan ! !" spotlachte de
man, ha, ha,ik zie liet wel uit je zaksteken, het
lot, dat je de redding moet brengen, maar geen
macht ter wereld, noch jouw gebed, noch jouw
wil, zai het de winnende kans vermogen 1e ver
schalen, wanneer r.iet van eeuwigheid her het
verband reeds gelegd is geworden. Allang is
liet beslist of jouw lot al of niet den hoogsten
prijs zal winnen, al eenwigheden geleden. Denk
je soms, dal jij dal raadsbesluit zoudt kunnen
beïnvloeden, jij, oimoozele dwaas?! Niets
kan HK'cr vernvJerd «'orden in de keten van
gebeuren: er beslaat geen toeval dat speling
'oeliat ! Belachelijk is je wilsbegeerle ! 'n Rad
'i het radcrweik ben je; meedraaien moet je
tot je tanden veisleten ziin en je op den hoop
nutii'oest wn.d! weggeworpcn !"
Valentijn voelde zieil aangetast in zijn laat
ste hoop op redding en de laatdunkende hoon
maakte hem razend, z.oodat zijn verhit hloed
overkookte.
,,.|e liegt, ellendige l-.enuisgnnchelaar ! '.
Je wilt met je duivelsche tafreelen mijn
laatste hoop vergiftigen ; maar ik wil mij niet
door je luguber spel laten begooehelen" en
zich omkeerende rende hij langs de kijkgaten
naar den uitgang, achtervolgd door het
satanische hoongelach van den spullebaas.
Met n sprong was hij uit de tent en dook i n
het gewoel der kermismenigte, als zocht hij
beschutting tegen die vijandige machten, die
hem zijn laatste hoop wilden ontrooven.
Hij liet zich gewillig opnemen in de
joelenden juichende menschenslierten, danste en
dronk mede, totdat de lampen uitgedraaid,
de herbergen gesloten en hij eindelijk alleen op
straat stond, suizebollend, niet wetende
waarheen te gaan.
Doelloos liep hij door de leeggeworden stra
ten, waar niets meer aan de dolle
kermisdrukte herinnerde, maar die stil lagen tusschen
slapende huizen en door welke een onzeker
licht viel. Vaal morgenlicht, waarin het lan
taarnschijnsel valsch scheen.
Het joeg nog door zijn hoofd heen, de
joelende kcrmislol, de verbeelding
opzwx-epende tafreeien, ele plagende onrust,de scham
pere hoon, de draaiorgekleunen; alles om
elkaar heen als een mallemolen; maar rond
om hem heerscote een vreemde, naargeestige
stilte.
Verder doolde hij en een straathoek om
slaande, zag hij voor zich oprijzen het hooge
lichaam der kathedraal, l laar voet vervloeide
in de onbestemde massa van plein en huizen;
maar uit die grauwheid groeide de grootheid
van het steeneii gevaarte donkerdreigend op,
priemend met doornige stekels in den grijzen
niorgenliemel.
Ha, daar is ele burcht der geloovigen", riep
Valentijn uit, terwijl hij zijn arm nilslrekie
naar den stcenkolossus. Daargaan zij binnen,
elie geenszins een onvermurwbaar noodlot
aannemen, maar gelooven in een goddelijke
genadigheid, waarvoor ze zich hoopvol ver
ootmoedigen !"
Gij kathedraal", zoo riep hij vertier, zijt
zeker zoo hoog om des te langer de gebeden
die ten hemel stijgen, beschermend te kunnen
omhullen, tot ze uitgestegen zijn boven de
zondenvolle huizen der stad. Ook ik zoek ver
geving van schuld en redding uit den nood."
Haat ik binnengaan om een kaars te bran
den voor het altaar, om te smeeken mij tien
winkans te schenken".
Snel liep hij over het plein naar de kerk toe,
die hooger en honger tegen tien grijzen hemel
oprees, tot zij als een oneindig hooge muur
voor hem optorende, toen hij voor tle zware
bronzen deuren stilstond.
Gesloten ! Met grendels gesloten ! Zij stool
mij terug voor haar poort, belet mij binnen te
gaan. Ze wil mij niet opnemen in haar heilige
ruimten, in welke ik wil smeeken om de
reddende kans".
l lij bonsde tegen de gebeeldhouwde
deurvleugels, maar onwrikbaar bleven zij onder
zijn vuistslagen. Edoch, zijn drang om de
kerk binnen te komen groeide door die
onbewngenheid eter afsluitende deuren en hij liep
langs de zijmureii zoekende naar een anderen
ingang. Werkelijk kwam hij bij een zijdeurtje,
dat dadelijk voor zijn aandrang zwichtte, daar
het ongesloten was en aanstond. Hij verwonder
de zich in zijn halve dronkenschap geenszins
daarover en giste niet naar de ooizaak,
stand der kathedraal had overwonnen, stapte
hij binnen, liep op den tast een gangetje door,
stootte een andere deur open en op eenmaal
weken wanden en muren weg tot de scheme
rige wijdheid der lempeii nimte.
/ware donkerte lag over de zerken van den
vloer en ui l die /.«arte zee doemden ais donkere
rotsen de zuilen op; maar nauwelijks
konden ze zich losmaken uit de zuigende
zwartheid. Hen zwak, naargeestig licht \iel
door de hooge vensters; vaalgrijs was het,
want machteloos waren de gekleurde ruiten in
de matte schemering van den grauwen re gen
morgen; geen kleurleven konden ze schenken
aan dat doodtnesie licht. Geen goueiglanzeii,
geen kleurgloeiing, niets dan vage schemering,
zich verliezend in diep duister en dnodciijkc'
stilte, waarin Valeutijn hoorde hoe het gonsde
in zijn hoofd. Aarzelend liep hij in het donker
voort, ele handen tastend uilgcstrekt, schoor
voetend ; onzeker en beklemd begon hij zich
Ie voelen.
Wat deed. hij eigenlijk iu dit sombere hof
der diiisleruis? Wal had hem hier binnen ge
dreven? Hoe durfde hij deze oneindige stille
met zijn '-tap verstoren? O ia! het lot, de hem
kwellende vraag! Maar hier heerschle de
ongenaakbare majesteit van liet eeuwige
zwijgen; wat wilde hij hier vragen?
Voortgaande echter en komende rond den
inassaien voet van een /uil, zaghij lichtglanzcn,
ia kaars \ lammen. Zwak, trillende met leere
siralen, elie nauwLÜjks konden stand houden
tegen het opdringend 'Juister. Maar ze riepen
den nach'C'ijken kerkganger lol zich en las
tend zocht hij zijn weg om tot hen te komen.
Nieuwsgierig naderend begon hij ie ontwaren de
giocp. <!ie ze onzeker met hun bevende vlam
men \\riiehtten: een massaal iirddcustuk en
een paar ineengedoken gestalten. Eindelijk
nabij gekomen, gn'jpt verbazing hem aan,
want liet middenstuk biiikl hem Ie zijn een
hooge baar, waarop ent dooue uitgestrekt ligt,
gehuid in een wijd gewaad, de handen gevou
wen op de borst, l let kaarslicht glaiir-t op ele
wasbleek;1 wangen, scherp steekt de neus af
tegen het malle wit van het hoofdkussen eu
dicht gek'emd met dunne lippen is de mond.
Zwijgend en onbewegelijk ligt hij daar; de
trillende siralen der kaarsen verstarren als
ze den dnodc aanraken. Geen gemurmel van
geheel stijgt op; de beide monniken, elie
bieltiend de wacht moesten houden, zijn inge
slapen en geen beweging is er te bespeuren
in hun iueeiigeeioken gestalten. De Dnnel en
de Slaap ieblvn de wade van
onbewegelijklieid en onbewustheid over het drietal heen
gespreid en in tle volstrekte eenzaamheid
van zijn eigen bewustheid zet Yalcnlijn
zich neer.
Verlamd is de overmoed, waarmee hij de
kerk was binnengetreden. Hij had willen
viagen in tle groote kathedraal, waar de ge
beden om goddelijke hulp opstijgen, of wer
kelijk de Godheid vermocht in te grijpen in
tle wereldorde. In zijn bitteren nood had hij
wallen smeeken aan de Godheid om met haar
almacht den wissel te verleggen, zoodat de
wagen des geluks op het spoor van zijn
levensbaan zou komen, 'hem brengende den vurig
begeerden prijs.
Edoch een lot !
Te durven vragen hem den grooten prijs op
een lot te schenken ! !
De onwaardigheid, de onzinnigheid zulk
een bede te doen, rees plotseling als een muur
voor hem op. Maar tegelijk greep fel hem weer
aan de bijtende zekerheid, dat hij verloren
zou zijn, als niet die groote prijs op het lot
zou vallen en dat zijn geluk en dat van vrou
en kind daarmee stond of viel.
Maar de wonderlijke reddingen dan?
Wonder ! !
Zou het niet een wonder zijn als de prijs op
zijn lot viel?
Maar als in tle wereldorde het reeds
vastgeVoor tle zware deuren....