Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMO N SON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per Mo..f0.25.
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertenfiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten |
INHOUD: 1. De wijzigingen der
LagerOnderwijs-Wet, door Prof. Dr. G. W.
Kernkamp ? Tijdgenooten, door Dr. W. O. C.
Bijvanck De internationale puzzle, door
Brandaris 2. Kerstmis, teekening van L. J.
Jordaan E. S. Orobio de Gastro Sr. f, door
Mr. J. G. L. Nolst TrenitéMedisclieKroniek,
door Prof. Dr. W. Storm vanj Leeuwen.?.3.
Spreekzaal: Gebrek aan waardeering van
winstmakende intellectueelen, door Mr. O. L.
Eschauzier; Een verstoorde illusie, door Mr.
P. H. Ritter Jr. Volksfeest, Volksdienst,
Volksgodsdienst, door H. G. Cannegieter
5 Voor vrouwen (red. Elis. M. Rogge): fn
het kortst van de dagen, door G. Carelsen
Plastiek voor kinderen, door W. Wessels ?
Een keienboek, door Dr. Jac. P. Thijsse
6. Bijkomstigheden, door Annie Salomons
7. Dram. kroniek: Een winteravondsprookje,
door Top Naeff, met teekeningen van B.
van Vlijmen 8. Kerstnacht in Vlaanderen,
teekening van . v. Raemsdonck?Oostersche
tafereelen, door en met teekening van Jan
Poortenaar ? Boekbesprekingen, aoor A. B.
van Tienhoven, C. M. van Hille-Gaerthe en
Dr. Joh. C. Breen Dans en Dansonderwijs,
door N. Schaffer . Gelijke salarieering
van mannen en vrouwen, door B. M. Cohen
Stuart en Anna Polak Vers van jan J.
Zeldenthuis 10. Muziek in de Hoordstau,
door H. J. den Hertog ? Een nieuwe
Rembrandt Een zegetocht, door F. de
Sinclair, met teekeningen van Is. van Mens
11. ,,De Toestand", teekening van Joh.
Braakensiek Charivaria, door Charivarius
12. Uit het Kladschrift van Jantje
t' Schietgat en Rijm-Kronyck, door Melis
Stoke De Zwervers, door Alie Smeding.
Omslag: De Grauwe zuster, door Dr.
AndréSchillings, met teekening van D.
Blanes Damrubriek, red. K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: Amerika en de Europeesche
schulden, teekening van Joh. Braakensiek.
DE WIJZIGING VAN DE
LAGER-ONDERWIJS-WET
Het was gisteren avond reeds over
twaalven, toen de heer Colijn aan de
beurt kwam voor zijne rede bij de be
grooting van Oorlog. En hij was nog
niet de hekkesluiter; twee sprekers
voerden na hem het woord. De klok
wees kwart vór tweeën, toen de
Minister in de gelegenheid werd ge
steld de gemaakte opmerkingen te
beantwoorden ! Natuurlijk maakte hij
daarvan geen gebruik.
In de donkere dagen vór Kerstmis
wordt het in de Kamer gewoonlijk
nachtwerk. Maar dit jaar loopt de
arbeid, die van haar gevergd wordt, toch
wel de spuigaten uit. Behalve de be
grootingen moet zij ook de herziening
van de Wet op het Lager Onderwijs
behandelen, nu de rechtsche meerder
heid heeft doorgedreven, dat die her
ziening vór de kerstvacantie op de
agenda werd gesteld.
Vandaar dat in de laatste week de
Kamer overdag in het Onderwijs zit,
en 's avonds in het begrootingswerk;
bij dit laatste komt het er minder op
aan, of zij voltallig is; bij de
OnderMt('7i>!/
MARGOT
2e gedeelte.
II
Ja, een aardig politiek komedietje van fat
soenlijk doen tegenover elkander en van
burgerlijke hypocrisie in het omhoogstreven,
is de geschiedenis der wording van het kabinet
Campbell Bannerman in den jaie H';()5, zooals
Maigot Asquith haar in haar dagboek be
schrijft, teleurgesteld als zij is, dat de verdien
sten van haar echtgenoot niet iedereen in 't
oog springen; gelijk zij het haar doen.
Want Sir Henry Campbell Bannerman, als
hij de beschikking krijgt over liet bezetten van
de ministerzetels, is waarlijk niet geneigd om
den invloedrijkste!! post aan een ander af te
staan. Hij verlangt niet naar het Huis der
Lords te gaan en een oruameiiteel uithang
bord te worden, en hij voelt toch, dat hij naar
het oordeel der verstandigsten van zijn partij
niet geheei past als een leider in het Huis
der Gemeenten.
Thans nu de beslissing moet worden ge
nomen en ook aan Henry Asquith zijn minister
post moet worden toebedeeld, verklaart hij
zich ruiterlijk tegenover dezen laatste (die
dadelijk zijn gade in vertrouwen neemt).
Hij (C. B.) gaf dadelijk toe, dat de ander
beter was uitgerust voor de taak in het Par
lement, maar hij was de laatste jaren c'e
voorstrijder geweest tegenover ue Toiies en hij
vreesde, oprecht gesproken,dat men hem voor
een lafaaro zou houden, wanneer hij i>it het
strijdperk wegliep naar een gemakkelijke plaats
nu het er op aankwam, positieve maatregelen
voor te stellen en niet langer alleen kritiek ie
oefenen. En een lafaard was hij niet, en wilde
hij niet heeten.
wijswet moeten telkens stemmingen
worden gehouden, die niet zouden
kunnen doorgaan wanneer het
vereischte aantal leden niet aanwezig was;
bovendien zouden enkele essentieele
artikels gevaar loopen te worden ver
worpen, wanneer de partijen van rechts
niet trouw opkwamen.
Er bestaat echter nog geen gevaar,
dat de meeste Kamerleden zoodanig
overwerkt worden, dat zij straks zullen
moeten informeeren naar het beste
adres van een herstellingsoord voor
rustbehoevenden. Behalve dat er over
dag door sommigen al gespijbeld wordt,
ontbreken er 'savonds velen op het
appèl, en bijna alleen diegenen, die het
woord willen voeren, blijven de ver
gadering bijwonen ook als het midder
nachtelijk uur nadert of reeds ver
streken is.
Maar voor den Voorzitter en het
bureau van de Kamer, en voor allen,
die krachtens ambt of beroep de ver
gadering van het begin tot het einde
moeten uitzitten, zijn het inspannende
weken. Met name voor den Voorzitter,
die niet alleen lichamelijk, maar ook
geestelijk present moet zijn. De heer
Kooien heeft nog nooit gebruik ge
maakt van zijn recht om zich soms
te laten vervangen; hij is klaarblijke
lijk niet alleen sterk van lichaam en
geest, maar moet zich ook verheugen
in het bezit van, een gematigde onver
schilligheid", die hem, naast andere
eigenschappen, bij uitstek voor zijn
ambt geschikt maakt.
Vooral bij de debatten over de
LagerOnderwijs-wet was zijne taak niet ge
makkelijk. Het groote aantal van de
amendementen, die daarop waren inge
diend en de wijzigingen, die in den loop
der discussie door den Minister zelf
in zijn ontwerp werden aangebracht,
maakten het soms uiterst moeilijk, den
stand van zaken te overzien. Een
enkele maal scheen zelfs Minister de
Visser den draad niet te kunnen vinden,
die uit den doolhof moest leiden.
Indien men met iemand in de Kamer
medelijden moet gevoelen, dan is het
met dezen bewindsman. Niet omdat
hij af gejakkerd zou worden door tot
diep in den nacht voortgezette ver
gaderingen daarvoor blijft hij ge
spaard; indien hij minder goed mocht
rusten, dan is dit niet het gevolg van de
hoeveelheid van het werk, dat hij moet
verrichten, maar van de soort ervan;
hij kan slapelooze nachten doorbrengen
omdat het besef hem niet loslaat, dat
hij een wetsontwerp heeft te ver
dedigen, waardoor schade wordt be
rokkend aan het volksonderwijs.
Van de aanneming ervan was hij
reeds verzekerd, voordat het in open
bare behandeling kwam. Tusschen een
aantal leden van de drie rechtsche
partijen en den Minister was tevoren
overleg gepleegd. Dit scheen noodig,
omdat ook in de kringen der
coalitie
Asquith antwoordde daarop, dat hun beider
verhouding tot de kwestie te persoonlijk was
om niet pijnlijk te worden bij een discussie.
Maar Campbell Bannerman drong er op aan,
dat hij geheel vrij zijn opinie zou zeggen.
Zooals men bij zulke glegenhedeu doet, gaf
Asquith daarop de meening van zijn vriend
Sir Edward Grey, die het premierschap en
de leiding van het Parlement te veel vond voor
een enkel man en niet deel zou willen nemen
aan een ministerie waarvan de leider onder
dien dubbelen last gebukt ging, en het zou heel
moeilijk voor hemzelf wezen een plaats aan te
nemen in een kabinet, waarvan zijn beste
vriend geen lid was. Nog altijd hadden zij
samen gewerkt
Tot een beslissing werd er niet gekomen.
De indruk van Campbell Bannerman na het
onderhoud was, dat Asquith een fijn gevoel
had voor de gevoeligheid van anderen, eir
van de Asquiths dat men C. B. goedig mocht
noemen, maar dat er niets grootsch in hem
stak.
Margot echter bemerkte spoedig waar de
schoen wrong. Ook C. B. had een cga, die eer
zuchtig was voor haai' gemaal en die wilde,
dai hij de voile eer kieeg voor de maatregelen
van het aanstaande gouvernement. Zij, Me
vrouw C. B., was op dat oogcnblik in Schot
land, eerst als zij terugkwam zou het besluit
genomen kunnen worden. Dat nu gebeurde
spoedig en haar woord is heel duidelijk en heel
krachtig geweest. No surrender !"
En zoo bleef het. Ei is nog wel een poging
beproefd. Ook koning Eduat'd VU, toen C.B.
bij hem verscheen om zijn ambt te aanvaaidcn,
heeft hem nog wel gevraagd of hij niet te veel
op zich nam : want wij worden langzamerhand
een dagje oudei, Sir Hemy".
Maai hel bleet: No suneiider !"
De anderen draaiden allen bij. Iedereen,
ook Si i Edward Grey, kreeg ongeveer wat hij
wenschte en niemand was tevreden.
Maar Campbell Banneiman had de eer van
de bevrediging van Zuid-Atiika door de libe
rale constitutie, die het land werd verleend van
hef Whig ministerie; hij kon echter den last
vfn zijn werkzaamheden niet aan. Twee
vrienden stemmen waren opgegaan tegen
dezen aanslag op het lager onderwijs.
Een aantal bezwaren ertegen werd uit
den weg geruimd door een wijziging
van het ontwerp, kort voordat de
openbare "behandeling in de Kamer
begon. De Minister behoefde nu niet
meer te vreezen, dat de leden van
rechts zouden stemmen tegen de arti
kels, waarop het aankwam.
Het artikel, waarop het het meeste
aankwam, is reeds in veilige haven
gebracht: artikel XII, waardoor art. 28
der Lager-onderwijs-wet van 1920, dat
de verhouding regelt tusschen het
aantal leerlingen van een school en het
aantal onderwijzers, wordt gewijzigd.
Alle daarop voorgestelde amendemen
ten, waarvan de strekking was het
gemiddelde aantal kinderen per klasse
lager te stellen, zijn verworpen; alleen
een amendement van Me juf f r. Wester
man, dat op het uitgebreid lager
onderwijs betrekking had, is door den
Minister overgenomen.
Er zijn in het ontwerp nog wel
andere bepalingen, waardoor het lager
onderwijs in slechter conditie zal ge
raken dan waarin het gekomen was
door de wet van 1920, die Minister
de Visser toen met zooveel opgewekt
heid verdedigde.
Maar ook volgens de meening van
den Minister is het zooeven genoemde
artikel het allerbelangrijkste van het
wijzigingsontwerp; niet zoozeer om de
gevolgen daarvan voor de bezuiniging,
maar om die voor het onderwijs zelf.
En op deze kwestie: dat voortaan
het gemiddelde aantal kinderen per
klasse grooter zou worden dan in de wet
van 1920 werd vastgesteld, is dan ook
de nadruk gelegd bij het
petitionnement tegen de wijziging van de wet.
De Vereeniging Volksonderwijs heeft
het initiatief genomen tot deze be
weging, die ook door een aantal
Christelijke onderwijzers werd gestuwd.
In drie a vier weken tijds werden
600.000 handteekeningen verkregen.
Men heeft getracht de beteekenis van
dit petitionnement te verkleinen, niet
alleen door er op te wijzen, dat de
meeste handteekeningen verkregen
waren, voordat de Nota van wijziging
bekend was, waardoor de Minister aan
een aantal bedenkingen tegen het
oorspronkelijke ontwerp tegemoet kwam,
maar ook door twijfel uit te spreken, of
de meeste onderteekenaars eigenlijk
wel wisten wat er in het ontwerp stond,
waartegen zij opkwamen.
Wat het eerste argument betref t: ten
opzichte van het aantal leerlingen per
klasse heeft de Nota van wijziging niet
zooveel verbetering gebracht; ook na
die Nota geraakte het lager onderwijs,
voor zoover dit punt aangaat, er slechter
aan toe dan het geval was bij de
wetKappeyne van 1878. Wel opende de
Minister nu de mogelijkheid, dat de
gemeenten onderwijzers mochten aan
stellen boven het door de wet vereischte
jaren waren nauwlijks voorbijgegaan of hij
zond een noodkreet aan Asquith; hij begreep
dat zijn einde naderde eu won eenige beschik
kingen treffen.
Hij vertelde hem o.a. hoe hij een bezoek
had gehad van den aartsbisschop van
Canterbury die hem als troost had toegevoegd,dat
hij op den laatsten levenstijd kon terugzien
als een zegen voor het Britsche Rijk, immers
hij, C. B., had er door zijn forschcn maatregel
den innerlijken vrede teruggebracht. Geen
ander dan hij zou dit tot stand hebben kunnen
brengen. Ue geschiedenis van geen ander
land kon op zulk een voorbeeld n ijzen.
Toen Je eerste minister mij dit zeide, ver
telde Asqüth aan Margot, keek hij mij met
vasten blik aaneii voegde erbij: --(ie moet niet
denken, Asquiih, dal ik mij hierover illusies
maak, aan u komt het gausche crediet van die
zaak toe. Maar dit heb ik u dikwijls genoeg
gezegd.
-- Het was toch lief van den aartsbisschop,
dat hij u op die wijs toesprak, had Asquith
toen opgemerkt.
Ciij zijl een wondervolle collega voor mij
geweest, zoo loyaal, zoo belangeloos en zoo
bijzonder knap,--erkende C. B.?Ge zijt zoo
verschillend van de anderen, ik ben blij u te
hebben gekend. In Margot's dagboek staat
hierbij aangeteekeiid : Bij die woorden van
llenry sloeg ik mijn armen om zijn hals en
met tranen in de oogen zaten wij zwijgend
naast elkander."
De Koning was in die dagen voor zijn ge
zondheid te Biarritz; daarheen werd Heiiry
Asquith opgeioepen om de opdracht te nemen
ter vorming van een ministerie.!
Ur was een opgewonden meiigte aan het
station bij zijn terugkeer naar Londen. Margot
ging hem athalen. .Aan zijn zijde genoot zij
tien intocht in de hoofdstad. Zij had haar
triomtdag.
Maai ik zal niet in bijzonderheden uitweiden
over haai ervaringen aan het hof als vrouw
van den eersten minister, noch over de toi
letten, waarin zij verscheen in gezelschap van
koning en koningin. IJat is niet zoo wonder
belangrijk.
aantal, maar zij zouden die dan zelf
moeten betalen.
De andere tegenwerping is, letterlijk
opgevat, volkomen juist; inderdaad
zullen de meeste onderteekenaars den
inhoud van het wijzigings-ontwerp niet
precies gekend hebben; ook zal bij dit
petitionnement evenals bij zooveel
andere menigeen zijn naam er wel
onder gezet hebben omdat een ander
dit ook deed.
Maar het was niet noodig, dat de
onderteekenaars het ontwerp in al
zijne détails kenden; in het stuk, dat
hun ter teekening werd voorgelegd,
stond, dat de wijziging der wet beoogde
het aantal kinderen per klasse te
vergrooten (en de Minister zelf heeft dit
het allerbelangrijkste" deel van het
ontwerp genoemd) en werd hun ge
vraagd, of zij ook door zulk een middel,
dat het onderwijs- slechter zou maken,
bezuiniging wenschten te zien aange
bracht in 's lands uitgaven.
Op die twee dingen kwam het aan.
Alleen daarvan behoefden de onder
teekenaars zich rekenschap te geven.
Wanneer zij htm naanrjonderhet petition
nement schreven, gaven zij alleen te
kennen: ik wensch niet, dat de be
zuiniging geschiedt ten koste van het
onderwijs; en dit zal naar mijne meening
het geval zijn, wanneer het aantal
kinderen, dat voor rekening van n
onderwijzer komt, grooter wordt dan
het thans is.
De wereld zal niet vergaan, nu de
verhouding tusschen het aantal onder
wijzers en dat der leerlingen wordt,
zooals de meerderheid der Tweede
Kamer thans heeft besloten; de vlugge
kinderen zullen er ook niet onder
lijden, of zij in een talrijker bevolkte
klasse zitten; maar de middelmatige en
de achterlijke wel. Men kan op allerlei
wijze vergoelijken wat er thans is
gebeurd; men kan zeggen, dat het ten
slotte toch niet zoo heel erg is, als
er 40 of meer dan 40 kinderen in n
klasse zitten; maar men zal dan toch
moeten toegeven, dat bij de nieuwe
regeling het gros van de kinderen op de
volksschool minder zal opsteken dan
het geval zou zijn, wanneer de wet van
1920 niet gewijzigd ware.
Ook de Minister ontkent dit niet.
Liever had ik de getallen gehouden,
zooals ze zijn; maar de bezuiniging
noopte mij ze te wijzigen".
Om dit laatste hengsel draait de zaak:
zijn wij er zóaan toe, dat ook bij het
lager onderwijs, op een van de kardinale
punten, moet worden bezuinigd?
Die vraag wordt ontkennend beant
woord door de onderteekenaars van
het petitionnement.
Juist in tijden als wij nu beleven, zoo
meenen zij, mag niets worden verzuimd,
dat aan de versterking van onze volks
kracht ten goede kan komen; het ge
slacht, dat thans opgroeit, zal het toch
reeds moeilijk hebben; laat ons hen ten
minste zoo goed mogelijk uitrusten voor
Op het eerste gedeelte der werkzaamheid
van Asquith's ministerie legt de
belastingpoltiek en de strijd tegen hei Huis der Lords
voornamelijk beslag. Lloyd George heeft
daarbij veelal de hoofdrol, en om wel te be
vroeden redenen kan Maigot hem niet uit
staan; wanneer hij dus in het uitgegeven ge
deelte van het dagboek voorkomt, dan is hij
er incognito, zooals b.v. in een gespiek niet
Chambei lain.
Met dien hardnekkigeii tegenstander van de
Whigs, sinds hij niet Gladstone had gebroken,
heeft Margot recht of medelijden gekregen,
nu een verlamming hem had getn tfen, ter
wijl zijn partij onder had moeten doen.
Het is van belang haar oordeel
overChamb.>rlaiir te hooren. Hij wordt ons zoo dikwijls
geschilderd als een man van listen en lagen.
,,Neen, zegt Margot, hij was niet een sluwe,
minne man, zijn wezen was loyaal - ?? hij zag de
dingen heel scherp, maar niet op een verre
afstand. Hij was een man van beteekenis, hij
verstond het : te organiseercn (hij was een
man van zaken) maar zijn geest beteekeude
niet veel. l lij had meer verstand dan denk
kracht. Humeur kende hij niet. Zeer gemakke
lijk om mee om te gaan, was hij een vriend.
die alles over had voor zijn vrienden maar
een heel gevaarlijk vijand. Zijn huis was niet:
gezellig ingericht. De meubels waren. . . . euriv
Puilnuiii cui' u f late Nurtli Ucnnun Llayd stytc.
\\ord nu maar niet te trotsch op uw meer
derheid, zeide hij tegen de bezoekster, weldra
kernen er groote moeilijkheden voor u en met
UW eigen nienschen. Die eene is een vulgaire
kerel, in de slechtste beteekenis van het
woord. (Hieibij wees Ch. op zijn hart). Hij
houdt liet niet vol. Laat hem viij zijn sprongen
maken op en met het koord, hij wurgt er zich
zeltmee: er is niets, dat ik waardeer in een
man van dat soort."
Neen, hij zag niet ver, Chaniberlain, want
niemand zal van de-n man op wien hij het oog
had, zeggen dat hij het niet heeft vrlgehouden.
,,lk heb ook een zenuwinzinking gehad, Mr.
C." wildcMuigot hem tiimsten bij het heengaan,
ikwas zoo ziek, dat ik dacht heen te gaan".
Beter het te ucnken, Mrs Asquith, dan het
te netelt, zooals ik doe".
den strijd, die hen wacht, door hen te
laten genieten van deugdelijk onderwijs.
Als wij zelf, in ons eigen gezin, moeten
bezuinigen, dan bezuinigen wij op al het
andere, voordat wij onze kinderen
slechter voeden. Als de staat zijne
uitgaven moet inkrimpen, dan mag
hij eerst aan het volksonderwijs raken,
wanneer alle andere middelen tot be
zuiniging zijn aangewend en nog niet
voldoende gebaat hebben. Wij zijn er
niet van overtuigd, dat dit laatste het
geval is; met een bezuinigingsstelsel,
waartoe alle departementen met een
gelijk percentage bijdragen, nemen wij
geen genoegen.
Dat is het, wat het petitionnement
tot de Regeering heeft willen zeggen.
En al heeft het dan niets uitgewerkt,
men moet zich er toch over verheugen,
dat het heeft plaats gehad; want er is
uit gebleken, hoe sterk in ons volk het
besef leeft, dat het onderwijs op hoog
peil moet worden gehouden.
KERNRAMP
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
DE INTERNATIONALE PUZZLE
1922 spoedt ten einde en wanneer men be
neden de oppervlakte ziet, bevindt men, dat
het afloopt onder gunstige voorteekenen. Er is
in de laatste weken aan allerlei kanten licht ge
daagd. Het zijn evenwel slechts de lichte plek
ken,die de schipperaan't firmamentzietkomen
en gaan, terwijl zijnschipnogondereen zwarten
hemel door de golven heen en weer geslagen
wordt. Nog heeft de oppositiegeest, die in de
verschillende landen den regeeringen verwijten
maken wil, gemakkelijk spel. Nog zijn die
journalisten, die er 'n métier van maken het
publiek sensatie of schrijnende, goedkoope
kritiek voor te zetten, niet om stof verlegen.
Nog lijkt de internationale wereld desperater
dan ooit. Doch bij zorgvuldiger nagaan en
wikken blijkt toch de toestand hoopvolle
teekenen te geven. Sinds de dagen vór de
conferentie van Genua, waarbij zooveel be
dorven is geworden, hadden de feiten zich niet
weer zoo bemoedigend ontwikkeld, als thans.
De besprekingen te Londen hebben voor den
alledaagschen toeschouwer weinig resultaat
gebracht. Toch is het groote punt : dat zij
allerlei hebben opgeruimd, dat aan vrucht
dragende voortzetting van den arbeid in den
we»stond. De hervatting, op 2 Januari
te Parijs, vindt in vele opzichten beter berei
den bodem. De spontane en naieve krachts
figuur, die op het oogenblik in de Italiaansche
regeering den toon aangeeft, heeft doen weten,
dat hij niet meer mee zal doen tenzij de be
sprekingen op behoorlijke, deskundige wijze
zijn voorbereid. Hij heeft daarmede de hand
gelegd op de wondeplek, die de zwakheid van
zoovele voorafgaande conferentie's heeft uit
gemaakt. Men zou versteld staan overdemate
van geimproviseerdheid, onbepaaldheid van
alle detailwerk en overhaaste beëindiging, die
daarbij vaak hebben geheerscht. Het groote
voordeel waarmede het nieuwe jaar begint, is,
dat er zooveel is gepreciseerd.
Reeds het enkele feit, dat de Engelsche poli
tiek nu onder de leiding is komen te staan van
de nuchtere, koelberekenende geesten van
Bonar Law, te Londen en Parijs, vanCurzon,
te Lausanne, belooft veel. Het is opvallend,
hoe geweldig in de laatste weken de invloed
van de Britsche staatkunde weer is toegeno
men. Zij stond er reeds goed voor te Washing
ton. Zij heeft nu ook weer vertrouwen gevon
den aan het Quai d'Orsay; en Curzon's prestige
te uchy heeft aan aiie kanten de Britsche
staatkunde in de leiding gebracht. Dit
beteeHet idee van de collega's in het ministerie
over den in het dagboek ongenoemde was niet
vleiender. John Burns, die zijn loopbaan als
gewoon werkman aan den spoorweg was be
gonnen om het tot lid van het cabinet te
brengen en van wien men dus eenige sympathie
voer Lloyd eorge zou mogen verwachten,
stuitte zijn hart eens uit voor Margot, als zij
samen op een weel: end een motor-tocht
maakten. Hij wees haar op de ondergaande
zon. Zondt ge denken, dat hij iets voor de
natuur voelt, <;f iets afweet van de dingen.
Hij heeft geen oog voor het avondlicht;
spieek hem over Cinabue, en hij zal denken
uat ge 't hebt over een nieuw soort aspiuUt".
(Lit is toch ook w-d kaïakier'stiek voor den
En<>eischinan,<Jie graag spreekt over Cinabue).
,,Waai om heel'i Asquiih ook een demagoog
zander eenii; verantwoordelijkheidsgevoel tot
minister van financiën gemaakt ! (ie ziet
waartoe dat leidt!" zeide een dei Cecils
tot Margot.
Zij zuu het gevolg daarvan zien
ineenParlementszitting toen de Toi'ies door een woest
aanhoudend geschreeuw, dat tien minuten
of een kwartier duurde, haar Henry verhin
derde zijn groote redevoering uit te spreken. Zij
woonde de zitting bij op e galerij; toen zij
Si r Edward Grey van zijn plaats zag opstaan
om naasi den eersten minister te gaan zitten,
krabbelde zij een paar regels neer en zond hem
die: Naar u zullen zij luisteren om Uods
wil, verdedig hem tegen die katten en pioeiten,
tuis iid cüu's !"
Grey rees van de bank, het was een oogen
blik doodstil in de zaai. ,.Wanneer men niet
wil luisteren naav de argumenten van den
eersten minister, dan is ei niemand van ons
die zal probceren zijn plaats in te nemen",
sprak hij op indrukwekkende!! toon.
Luid klonken de bravo's.
Margot, loen zij Grey daarop een oogetibiik
alleen zag; kuste onüei tranen zijn hand.
Gok hij was aangedaan.
W. G. C. B V V A N C K