De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 23 december pagina 1

23 december 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMO N SON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per Mo..f0.25. Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertenfiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten | INHOUD: 1. De wijzigingen der LagerOnderwijs-Wet, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp ? Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Bijvanck De internationale puzzle, door Brandaris 2. Kerstmis, teekening van L. J. Jordaan E. S. Orobio de Gastro Sr. f, door Mr. J. G. L. Nolst TrenitéMedisclieKroniek, door Prof. Dr. W. Storm vanj Leeuwen.?.3. Spreekzaal: Gebrek aan waardeering van winstmakende intellectueelen, door Mr. O. L. Eschauzier; Een verstoorde illusie, door Mr. P. H. Ritter Jr. Volksfeest, Volksdienst, Volksgodsdienst, door H. G. Cannegieter 5 Voor vrouwen (red. Elis. M. Rogge): fn het kortst van de dagen, door G. Carelsen Plastiek voor kinderen, door W. Wessels ? Een keienboek, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. Bijkomstigheden, door Annie Salomons 7. Dram. kroniek: Een winteravondsprookje, door Top Naeff, met teekeningen van B. van Vlijmen 8. Kerstnacht in Vlaanderen, teekening van . v. Raemsdonck?Oostersche tafereelen, door en met teekening van Jan Poortenaar ? Boekbesprekingen, aoor A. B. van Tienhoven, C. M. van Hille-Gaerthe en Dr. Joh. C. Breen Dans en Dansonderwijs, door N. Schaffer . Gelijke salarieering van mannen en vrouwen, door B. M. Cohen Stuart en Anna Polak Vers van jan J. Zeldenthuis 10. Muziek in de Hoordstau, door H. J. den Hertog ? Een nieuwe Rembrandt Een zegetocht, door F. de Sinclair, met teekeningen van Is. van Mens 11. ,,De Toestand", teekening van Joh. Braakensiek Charivaria, door Charivarius 12. Uit het Kladschrift van Jantje t' Schietgat en Rijm-Kronyck, door Melis Stoke De Zwervers, door Alie Smeding. Omslag: De Grauwe zuster, door Dr. AndréSchillings, met teekening van D. Blanes Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: Amerika en de Europeesche schulden, teekening van Joh. Braakensiek. DE WIJZIGING VAN DE LAGER-ONDERWIJS-WET Het was gisteren avond reeds over twaalven, toen de heer Colijn aan de beurt kwam voor zijne rede bij de be grooting van Oorlog. En hij was nog niet de hekkesluiter; twee sprekers voerden na hem het woord. De klok wees kwart vór tweeën, toen de Minister in de gelegenheid werd ge steld de gemaakte opmerkingen te beantwoorden ! Natuurlijk maakte hij daarvan geen gebruik. In de donkere dagen vór Kerstmis wordt het in de Kamer gewoonlijk nachtwerk. Maar dit jaar loopt de arbeid, die van haar gevergd wordt, toch wel de spuigaten uit. Behalve de be grootingen moet zij ook de herziening van de Wet op het Lager Onderwijs behandelen, nu de rechtsche meerder heid heeft doorgedreven, dat die her ziening vór de kerstvacantie op de agenda werd gesteld. Vandaar dat in de laatste week de Kamer overdag in het Onderwijs zit, en 's avonds in het begrootingswerk; bij dit laatste komt het er minder op aan, of zij voltallig is; bij de OnderMt('7i>!/ MARGOT 2e gedeelte. II Ja, een aardig politiek komedietje van fat soenlijk doen tegenover elkander en van burgerlijke hypocrisie in het omhoogstreven, is de geschiedenis der wording van het kabinet Campbell Bannerman in den jaie H';()5, zooals Maigot Asquith haar in haar dagboek be schrijft, teleurgesteld als zij is, dat de verdien sten van haar echtgenoot niet iedereen in 't oog springen; gelijk zij het haar doen. Want Sir Henry Campbell Bannerman, als hij de beschikking krijgt over liet bezetten van de ministerzetels, is waarlijk niet geneigd om den invloedrijkste!! post aan een ander af te staan. Hij verlangt niet naar het Huis der Lords te gaan en een oruameiiteel uithang bord te worden, en hij voelt toch, dat hij naar het oordeel der verstandigsten van zijn partij niet geheei past als een leider in het Huis der Gemeenten. Thans nu de beslissing moet worden ge nomen en ook aan Henry Asquith zijn minister post moet worden toebedeeld, verklaart hij zich ruiterlijk tegenover dezen laatste (die dadelijk zijn gade in vertrouwen neemt). Hij (C. B.) gaf dadelijk toe, dat de ander beter was uitgerust voor de taak in het Par lement, maar hij was de laatste jaren c'e voorstrijder geweest tegenover ue Toiies en hij vreesde, oprecht gesproken,dat men hem voor een lafaaro zou houden, wanneer hij i>it het strijdperk wegliep naar een gemakkelijke plaats nu het er op aankwam, positieve maatregelen voor te stellen en niet langer alleen kritiek ie oefenen. En een lafaard was hij niet, en wilde hij niet heeten. wijswet moeten telkens stemmingen worden gehouden, die niet zouden kunnen doorgaan wanneer het vereischte aantal leden niet aanwezig was; bovendien zouden enkele essentieele artikels gevaar loopen te worden ver worpen, wanneer de partijen van rechts niet trouw opkwamen. Er bestaat echter nog geen gevaar, dat de meeste Kamerleden zoodanig overwerkt worden, dat zij straks zullen moeten informeeren naar het beste adres van een herstellingsoord voor rustbehoevenden. Behalve dat er over dag door sommigen al gespijbeld wordt, ontbreken er 'savonds velen op het appèl, en bijna alleen diegenen, die het woord willen voeren, blijven de ver gadering bijwonen ook als het midder nachtelijk uur nadert of reeds ver streken is. Maar voor den Voorzitter en het bureau van de Kamer, en voor allen, die krachtens ambt of beroep de ver gadering van het begin tot het einde moeten uitzitten, zijn het inspannende weken. Met name voor den Voorzitter, die niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk present moet zijn. De heer Kooien heeft nog nooit gebruik ge maakt van zijn recht om zich soms te laten vervangen; hij is klaarblijke lijk niet alleen sterk van lichaam en geest, maar moet zich ook verheugen in het bezit van, een gematigde onver schilligheid", die hem, naast andere eigenschappen, bij uitstek voor zijn ambt geschikt maakt. Vooral bij de debatten over de LagerOnderwijs-wet was zijne taak niet ge makkelijk. Het groote aantal van de amendementen, die daarop waren inge diend en de wijzigingen, die in den loop der discussie door den Minister zelf in zijn ontwerp werden aangebracht, maakten het soms uiterst moeilijk, den stand van zaken te overzien. Een enkele maal scheen zelfs Minister de Visser den draad niet te kunnen vinden, die uit den doolhof moest leiden. Indien men met iemand in de Kamer medelijden moet gevoelen, dan is het met dezen bewindsman. Niet omdat hij af gejakkerd zou worden door tot diep in den nacht voortgezette ver gaderingen daarvoor blijft hij ge spaard; indien hij minder goed mocht rusten, dan is dit niet het gevolg van de hoeveelheid van het werk, dat hij moet verrichten, maar van de soort ervan; hij kan slapelooze nachten doorbrengen omdat het besef hem niet loslaat, dat hij een wetsontwerp heeft te ver dedigen, waardoor schade wordt be rokkend aan het volksonderwijs. Van de aanneming ervan was hij reeds verzekerd, voordat het in open bare behandeling kwam. Tusschen een aantal leden van de drie rechtsche partijen en den Minister was tevoren overleg gepleegd. Dit scheen noodig, omdat ook in de kringen der coalitie Asquith antwoordde daarop, dat hun beider verhouding tot de kwestie te persoonlijk was om niet pijnlijk te worden bij een discussie. Maar Campbell Bannerman drong er op aan, dat hij geheel vrij zijn opinie zou zeggen. Zooals men bij zulke glegenhedeu doet, gaf Asquith daarop de meening van zijn vriend Sir Edward Grey, die het premierschap en de leiding van het Parlement te veel vond voor een enkel man en niet deel zou willen nemen aan een ministerie waarvan de leider onder dien dubbelen last gebukt ging, en het zou heel moeilijk voor hemzelf wezen een plaats aan te nemen in een kabinet, waarvan zijn beste vriend geen lid was. Nog altijd hadden zij samen gewerkt Tot een beslissing werd er niet gekomen. De indruk van Campbell Bannerman na het onderhoud was, dat Asquith een fijn gevoel had voor de gevoeligheid van anderen, eir van de Asquiths dat men C. B. goedig mocht noemen, maar dat er niets grootsch in hem stak. Margot echter bemerkte spoedig waar de schoen wrong. Ook C. B. had een cga, die eer zuchtig was voor haai' gemaal en die wilde, dai hij de voile eer kieeg voor de maatregelen van het aanstaande gouvernement. Zij, Me vrouw C. B., was op dat oogcnblik in Schot land, eerst als zij terugkwam zou het besluit genomen kunnen worden. Dat nu gebeurde spoedig en haar woord is heel duidelijk en heel krachtig geweest. No surrender !" En zoo bleef het. Ei is nog wel een poging beproefd. Ook koning Eduat'd VU, toen C.B. bij hem verscheen om zijn ambt te aanvaaidcn, heeft hem nog wel gevraagd of hij niet te veel op zich nam : want wij worden langzamerhand een dagje oudei, Sir Hemy". Maai hel bleet: No suneiider !" De anderen draaiden allen bij. Iedereen, ook Si i Edward Grey, kreeg ongeveer wat hij wenschte en niemand was tevreden. Maar Campbell Banneiman had de eer van de bevrediging van Zuid-Atiika door de libe rale constitutie, die het land werd verleend van hef Whig ministerie; hij kon echter den last vfn zijn werkzaamheden niet aan. Twee vrienden stemmen waren opgegaan tegen dezen aanslag op het lager onderwijs. Een aantal bezwaren ertegen werd uit den weg geruimd door een wijziging van het ontwerp, kort voordat de openbare "behandeling in de Kamer begon. De Minister behoefde nu niet meer te vreezen, dat de leden van rechts zouden stemmen tegen de arti kels, waarop het aankwam. Het artikel, waarop het het meeste aankwam, is reeds in veilige haven gebracht: artikel XII, waardoor art. 28 der Lager-onderwijs-wet van 1920, dat de verhouding regelt tusschen het aantal leerlingen van een school en het aantal onderwijzers, wordt gewijzigd. Alle daarop voorgestelde amendemen ten, waarvan de strekking was het gemiddelde aantal kinderen per klasse lager te stellen, zijn verworpen; alleen een amendement van Me juf f r. Wester man, dat op het uitgebreid lager onderwijs betrekking had, is door den Minister overgenomen. Er zijn in het ontwerp nog wel andere bepalingen, waardoor het lager onderwijs in slechter conditie zal ge raken dan waarin het gekomen was door de wet van 1920, die Minister de Visser toen met zooveel opgewekt heid verdedigde. Maar ook volgens de meening van den Minister is het zooeven genoemde artikel het allerbelangrijkste van het wijzigingsontwerp; niet zoozeer om de gevolgen daarvan voor de bezuiniging, maar om die voor het onderwijs zelf. En op deze kwestie: dat voortaan het gemiddelde aantal kinderen per klasse grooter zou worden dan in de wet van 1920 werd vastgesteld, is dan ook de nadruk gelegd bij het petitionnement tegen de wijziging van de wet. De Vereeniging Volksonderwijs heeft het initiatief genomen tot deze be weging, die ook door een aantal Christelijke onderwijzers werd gestuwd. In drie a vier weken tijds werden 600.000 handteekeningen verkregen. Men heeft getracht de beteekenis van dit petitionnement te verkleinen, niet alleen door er op te wijzen, dat de meeste handteekeningen verkregen waren, voordat de Nota van wijziging bekend was, waardoor de Minister aan een aantal bedenkingen tegen het oorspronkelijke ontwerp tegemoet kwam, maar ook door twijfel uit te spreken, of de meeste onderteekenaars eigenlijk wel wisten wat er in het ontwerp stond, waartegen zij opkwamen. Wat het eerste argument betref t: ten opzichte van het aantal leerlingen per klasse heeft de Nota van wijziging niet zooveel verbetering gebracht; ook na die Nota geraakte het lager onderwijs, voor zoover dit punt aangaat, er slechter aan toe dan het geval was bij de wetKappeyne van 1878. Wel opende de Minister nu de mogelijkheid, dat de gemeenten onderwijzers mochten aan stellen boven het door de wet vereischte jaren waren nauwlijks voorbijgegaan of hij zond een noodkreet aan Asquith; hij begreep dat zijn einde naderde eu won eenige beschik kingen treffen. Hij vertelde hem o.a. hoe hij een bezoek had gehad van den aartsbisschop van Canterbury die hem als troost had toegevoegd,dat hij op den laatsten levenstijd kon terugzien als een zegen voor het Britsche Rijk, immers hij, C. B., had er door zijn forschcn maatregel den innerlijken vrede teruggebracht. Geen ander dan hij zou dit tot stand hebben kunnen brengen. Ue geschiedenis van geen ander land kon op zulk een voorbeeld n ijzen. Toen Je eerste minister mij dit zeide, ver telde Asqüth aan Margot, keek hij mij met vasten blik aaneii voegde erbij: --(ie moet niet denken, Asquiih, dal ik mij hierover illusies maak, aan u komt het gausche crediet van die zaak toe. Maar dit heb ik u dikwijls genoeg gezegd. -- Het was toch lief van den aartsbisschop, dat hij u op die wijs toesprak, had Asquith toen opgemerkt. Ciij zijl een wondervolle collega voor mij geweest, zoo loyaal, zoo belangeloos en zoo bijzonder knap,--erkende C. B.?Ge zijt zoo verschillend van de anderen, ik ben blij u te hebben gekend. In Margot's dagboek staat hierbij aangeteekeiid : Bij die woorden van llenry sloeg ik mijn armen om zijn hals en met tranen in de oogen zaten wij zwijgend naast elkander." De Koning was in die dagen voor zijn ge zondheid te Biarritz; daarheen werd Heiiry Asquith opgeioepen om de opdracht te nemen ter vorming van een ministerie.! Ur was een opgewonden meiigte aan het station bij zijn terugkeer naar Londen. Margot ging hem athalen. .Aan zijn zijde genoot zij tien intocht in de hoofdstad. Zij had haar triomtdag. Maai ik zal niet in bijzonderheden uitweiden over haai ervaringen aan het hof als vrouw van den eersten minister, noch over de toi letten, waarin zij verscheen in gezelschap van koning en koningin. IJat is niet zoo wonder belangrijk. aantal, maar zij zouden die dan zelf moeten betalen. De andere tegenwerping is, letterlijk opgevat, volkomen juist; inderdaad zullen de meeste onderteekenaars den inhoud van het wijzigings-ontwerp niet precies gekend hebben; ook zal bij dit petitionnement evenals bij zooveel andere menigeen zijn naam er wel onder gezet hebben omdat een ander dit ook deed. Maar het was niet noodig, dat de onderteekenaars het ontwerp in al zijne détails kenden; in het stuk, dat hun ter teekening werd voorgelegd, stond, dat de wijziging der wet beoogde het aantal kinderen per klasse te vergrooten (en de Minister zelf heeft dit het allerbelangrijkste" deel van het ontwerp genoemd) en werd hun ge vraagd, of zij ook door zulk een middel, dat het onderwijs- slechter zou maken, bezuiniging wenschten te zien aange bracht in 's lands uitgaven. Op die twee dingen kwam het aan. Alleen daarvan behoefden de onder teekenaars zich rekenschap te geven. Wanneer zij htm naanrjonderhet petition nement schreven, gaven zij alleen te kennen: ik wensch niet, dat de be zuiniging geschiedt ten koste van het onderwijs; en dit zal naar mijne meening het geval zijn, wanneer het aantal kinderen, dat voor rekening van n onderwijzer komt, grooter wordt dan het thans is. De wereld zal niet vergaan, nu de verhouding tusschen het aantal onder wijzers en dat der leerlingen wordt, zooals de meerderheid der Tweede Kamer thans heeft besloten; de vlugge kinderen zullen er ook niet onder lijden, of zij in een talrijker bevolkte klasse zitten; maar de middelmatige en de achterlijke wel. Men kan op allerlei wijze vergoelijken wat er thans is gebeurd; men kan zeggen, dat het ten slotte toch niet zoo heel erg is, als er 40 of meer dan 40 kinderen in n klasse zitten; maar men zal dan toch moeten toegeven, dat bij de nieuwe regeling het gros van de kinderen op de volksschool minder zal opsteken dan het geval zou zijn, wanneer de wet van 1920 niet gewijzigd ware. Ook de Minister ontkent dit niet. Liever had ik de getallen gehouden, zooals ze zijn; maar de bezuiniging noopte mij ze te wijzigen". Om dit laatste hengsel draait de zaak: zijn wij er zóaan toe, dat ook bij het lager onderwijs, op een van de kardinale punten, moet worden bezuinigd? Die vraag wordt ontkennend beant woord door de onderteekenaars van het petitionnement. Juist in tijden als wij nu beleven, zoo meenen zij, mag niets worden verzuimd, dat aan de versterking van onze volks kracht ten goede kan komen; het ge slacht, dat thans opgroeit, zal het toch reeds moeilijk hebben; laat ons hen ten minste zoo goed mogelijk uitrusten voor Op het eerste gedeelte der werkzaamheid van Asquith's ministerie legt de belastingpoltiek en de strijd tegen hei Huis der Lords voornamelijk beslag. Lloyd George heeft daarbij veelal de hoofdrol, en om wel te be vroeden redenen kan Maigot hem niet uit staan; wanneer hij dus in het uitgegeven ge deelte van het dagboek voorkomt, dan is hij er incognito, zooals b.v. in een gespiek niet Chambei lain. Met dien hardnekkigeii tegenstander van de Whigs, sinds hij niet Gladstone had gebroken, heeft Margot recht of medelijden gekregen, nu een verlamming hem had getn tfen, ter wijl zijn partij onder had moeten doen. Het is van belang haar oordeel overChamb.>rlaiir te hooren. Hij wordt ons zoo dikwijls geschilderd als een man van listen en lagen. ,,Neen, zegt Margot, hij was niet een sluwe, minne man, zijn wezen was loyaal - ?? hij zag de dingen heel scherp, maar niet op een verre afstand. Hij was een man van beteekenis, hij verstond het : te organiseercn (hij was een man van zaken) maar zijn geest beteekeude niet veel. l lij had meer verstand dan denk kracht. Humeur kende hij niet. Zeer gemakke lijk om mee om te gaan, was hij een vriend. die alles over had voor zijn vrienden maar een heel gevaarlijk vijand. Zijn huis was niet: gezellig ingericht. De meubels waren. . . . euriv Puilnuiii cui' u f late Nurtli Ucnnun Llayd stytc. \\ord nu maar niet te trotsch op uw meer derheid, zeide hij tegen de bezoekster, weldra kernen er groote moeilijkheden voor u en met UW eigen nienschen. Die eene is een vulgaire kerel, in de slechtste beteekenis van het woord. (Hieibij wees Ch. op zijn hart). Hij houdt liet niet vol. Laat hem viij zijn sprongen maken op en met het koord, hij wurgt er zich zeltmee: er is niets, dat ik waardeer in een man van dat soort." Neen, hij zag niet ver, Chaniberlain, want niemand zal van de-n man op wien hij het oog had, zeggen dat hij het niet heeft vrlgehouden. ,,lk heb ook een zenuwinzinking gehad, Mr. C." wildcMuigot hem tiimsten bij het heengaan, ikwas zoo ziek, dat ik dacht heen te gaan". Beter het te ucnken, Mrs Asquith, dan het te netelt, zooals ik doe". den strijd, die hen wacht, door hen te laten genieten van deugdelijk onderwijs. Als wij zelf, in ons eigen gezin, moeten bezuinigen, dan bezuinigen wij op al het andere, voordat wij onze kinderen slechter voeden. Als de staat zijne uitgaven moet inkrimpen, dan mag hij eerst aan het volksonderwijs raken, wanneer alle andere middelen tot be zuiniging zijn aangewend en nog niet voldoende gebaat hebben. Wij zijn er niet van overtuigd, dat dit laatste het geval is; met een bezuinigingsstelsel, waartoe alle departementen met een gelijk percentage bijdragen, nemen wij geen genoegen. Dat is het, wat het petitionnement tot de Regeering heeft willen zeggen. En al heeft het dan niets uitgewerkt, men moet zich er toch over verheugen, dat het heeft plaats gehad; want er is uit gebleken, hoe sterk in ons volk het besef leeft, dat het onderwijs op hoog peil moet worden gehouden. KERNRAMP IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII DE INTERNATIONALE PUZZLE 1922 spoedt ten einde en wanneer men be neden de oppervlakte ziet, bevindt men, dat het afloopt onder gunstige voorteekenen. Er is in de laatste weken aan allerlei kanten licht ge daagd. Het zijn evenwel slechts de lichte plek ken,die de schipperaan't firmamentzietkomen en gaan, terwijl zijnschipnogondereen zwarten hemel door de golven heen en weer geslagen wordt. Nog heeft de oppositiegeest, die in de verschillende landen den regeeringen verwijten maken wil, gemakkelijk spel. Nog zijn die journalisten, die er 'n métier van maken het publiek sensatie of schrijnende, goedkoope kritiek voor te zetten, niet om stof verlegen. Nog lijkt de internationale wereld desperater dan ooit. Doch bij zorgvuldiger nagaan en wikken blijkt toch de toestand hoopvolle teekenen te geven. Sinds de dagen vór de conferentie van Genua, waarbij zooveel be dorven is geworden, hadden de feiten zich niet weer zoo bemoedigend ontwikkeld, als thans. De besprekingen te Londen hebben voor den alledaagschen toeschouwer weinig resultaat gebracht. Toch is het groote punt : dat zij allerlei hebben opgeruimd, dat aan vrucht dragende voortzetting van den arbeid in den we»stond. De hervatting, op 2 Januari te Parijs, vindt in vele opzichten beter berei den bodem. De spontane en naieve krachts figuur, die op het oogenblik in de Italiaansche regeering den toon aangeeft, heeft doen weten, dat hij niet meer mee zal doen tenzij de be sprekingen op behoorlijke, deskundige wijze zijn voorbereid. Hij heeft daarmede de hand gelegd op de wondeplek, die de zwakheid van zoovele voorafgaande conferentie's heeft uit gemaakt. Men zou versteld staan overdemate van geimproviseerdheid, onbepaaldheid van alle detailwerk en overhaaste beëindiging, die daarbij vaak hebben geheerscht. Het groote voordeel waarmede het nieuwe jaar begint, is, dat er zooveel is gepreciseerd. Reeds het enkele feit, dat de Engelsche poli tiek nu onder de leiding is komen te staan van de nuchtere, koelberekenende geesten van Bonar Law, te Londen en Parijs, vanCurzon, te Lausanne, belooft veel. Het is opvallend, hoe geweldig in de laatste weken de invloed van de Britsche staatkunde weer is toegeno men. Zij stond er reeds goed voor te Washing ton. Zij heeft nu ook weer vertrouwen gevon den aan het Quai d'Orsay; en Curzon's prestige te uchy heeft aan aiie kanten de Britsche staatkunde in de leiding gebracht. Dit beteeHet idee van de collega's in het ministerie over den in het dagboek ongenoemde was niet vleiender. John Burns, die zijn loopbaan als gewoon werkman aan den spoorweg was be gonnen om het tot lid van het cabinet te brengen en van wien men dus eenige sympathie voer Lloyd eorge zou mogen verwachten, stuitte zijn hart eens uit voor Margot, als zij samen op een weel: end een motor-tocht maakten. Hij wees haar op de ondergaande zon. Zondt ge denken, dat hij iets voor de natuur voelt, <;f iets afweet van de dingen. Hij heeft geen oog voor het avondlicht; spieek hem over Cinabue, en hij zal denken uat ge 't hebt over een nieuw soort aspiuUt". (Lit is toch ook w-d kaïakier'stiek voor den En<>eischinan,<Jie graag spreekt over Cinabue). ,,Waai om heel'i Asquiih ook een demagoog zander eenii; verantwoordelijkheidsgevoel tot minister van financiën gemaakt ! (ie ziet waartoe dat leidt!" zeide een dei Cecils tot Margot. Zij zuu het gevolg daarvan zien ineenParlementszitting toen de Toi'ies door een woest aanhoudend geschreeuw, dat tien minuten of een kwartier duurde, haar Henry verhin derde zijn groote redevoering uit te spreken. Zij woonde de zitting bij op e galerij; toen zij Si r Edward Grey van zijn plaats zag opstaan om naasi den eersten minister te gaan zitten, krabbelde zij een paar regels neer en zond hem die: Naar u zullen zij luisteren om Uods wil, verdedig hem tegen die katten en pioeiten, tuis iid cüu's !" Grey rees van de bank, het was een oogen blik doodstil in de zaai. ,.Wanneer men niet wil luisteren naav de argumenten van den eersten minister, dan is ei niemand van ons die zal probceren zijn plaats in te nemen", sprak hij op indrukwekkende!! toon. Luid klonken de bravo's. Margot, loen zij Grey daarop een oogetibiik alleen zag; kuste onüei tranen zijn hand. Gok hij was aangedaan. W. G. C. B V V A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl