De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 23 december pagina 3

23 december 1922 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

23 Dec. '22. No. 2374 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAJNDl; /GALL J WIJ GALL WIJNHANDEL OPGERICHT 1884. Voorheen Firma's: WED. H. J. T. GALL COMM. VBNN. H. GALL GOMM. VBNN. J- GALL Ferd. Bolstraat 85 235 Ceintuurbaan Ie Jan Steenstraat 87?89 Hemonystraat 53 Zuid 1198 Zuid 2852 Aanbevelenswaardige adressen voor uwe orders op WIJNEN, LIKEUREN, COGNAC, ZUIVERE SCHIEDAMMER GENEVER etc. ter geiegefiheid van de a.s. FEESTDAGEN. Niet te vergeten Uw Siphon BIER, waarvan bij TIJDIGEN order aflevering verzekerd is. 5 Liter f2.50. ' "v|^ap|W"WB«F|iB»Bap|BFi"iir"'"?"j WHITE Vrachtwagens N.V. Gebr. NEFKENS Automobiel Mij. AMSTERDAM - UTRECHT 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM TELEFOON N. 5812 HEMDEN HAAR MAAT DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per jaar Spoors WA:s,pobrjr_ Culemborq 6EORGE H. LAGAS AMSTERDAM - Telefoon 4611 Z. - Andraas Bonnstraat 40 Electrische Luxe Broodbakkarij Specialiteit in alle Broodsoorten n Ka Ka Ka B35j EENIGE SPECIALITEIT B3 Y 'n Km gg KRIMPVRIJE gj GEZQNDHEIDS* || ONDERGOEDERENgg Nederlandsch Fabrikaat g jTRicoTHUlSi «W Bfl B c B? Ka «ET | sii |:| REG.BREESTRUT.35 g^ TEL. 5O6G N. i-a Torpedo, 10/i5 P,K.,4 zitpl.f 4200. Conduite Intérieure, idem 5500. J. LEONARD LANG, AMSTERDAM. ntlllllllIIIHIIIllltimittlIIllllllllflIllllDlllllllIItlIlIIIllIlllllIItlllflIlllllIllllllllIIIIIIBIIIIIlltllllBIII»( imiHifiimmiitiimiiiiiiiiimitiuimmiiii iiiliiiiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiiiii GEBREK AAN WAARDEERING VAN WINSTMARENDE INTELLEGTUEELEN Mr. G. H. Arnhardt Jr. heeft wél ten zeerste gelijk als hij de intellectueelen ridiculiseert, die vinden dat hun titel aanspraak geeft op exceptioneele waardccring van de zijde van het publiek. Immers behoudens enkele uitzonde ringen is de prestatie, die voert tot een academischen titel terug te brengen tot: a. het bezitten van welgestelde ouders, b. een vol ledig stel hersens, c. het bezitten van zooveel gevoel van eigenwaarde, dat men niet wil achterblijven bij zijn omgeving. lederen intellectueel, die er dus over mocht klagen, dat hij niet de waardeering zijner medeburgers ondervindt, waarop zijn titel hem z. i. recht geeft, werpe men dus gerust het variant van een bekend spreekwoord voor de voeten:,, II n'y a pas de respectables métiers, il n'y a que de respectables gens". Noblesse (intellectuelle) oblige. Wie recht op waardeering meent te kunnen laten gelden moet aan zijn titel (rang of positie) luister hebben bijgezet, maar is volkomen ernaast, wanneer hij meent, dat door zijn positie alleen, eer op hem behoort af te stralen. Wanneer dit al het geval is, incasseert de bekleeder dier positie slechts de goodwill, die zijn voorgangers hieraan hebben toegevoegd. De boutade tegen de winstmaking in schrijvers beioog, verdient echter nadere bespreking. Hij beschouwt de verschillende beroepen als functies der .samenleving en noemt als zoodanig in n adem den koopman (beroepsdistribuant), den krijgsman (bescher mer), den priester (trooster), en den arts, (genezer). Hij beveelt hun aan uitsluitend de ideëele zijde van hun werkkring te zien en zich te onthouden van winzucht. De vraag is of zulk een prediking gemotiveerd is, en (althans voor den scepticus) of met een dergelijke aanbeveling eenig effect kan worden bereikt. De eerste tegenwerping die hier gemaakt behoort te worden is dat men in de eerste plaats een scherpe scheidingslijn behoort te trekken tusschcn ondernemers en ambte naren, waarbij de uitoefenaars van vrije be roepen onder de eerste groep vallen. En hoe het gesteld is met de gedachtcnsfecr waarin een ondernemer zijn bcroepshandelingen verricht, daarover is weinig discussie mogelijk. Aannemende dat ieder individu geslingerd wordt tusschen een egoïstische en altruïstische pool, kan men toch wel zeggen dat iedere ondernemer bij liet behartigen van zijn zakenbelangen zich hoofdzakelijk laat leiden door een oordeelkundig egoïsme. Dat deze oordeelkundige commercialiteit daden, die niet door den beugel kunnen, vanzelf uitsluit, behoeft wel niet met zooveel woorden te worden gezegd. Geldt deze stelling nu ook voor de onder nemers, die een vrij beroep uitoefenen, artsen, advocaten, ingenieurs? Of scheidt een breede kloof hen bij de uitoefening van hun beroepshandelingen van bijv. een groot industrieel? M. i. kan hier hoogstens van een gradueel verschil sprake zijn. Meer dan ooit -kan men in den tegenwoordigen tijd zeggen, dat het leven van Dasein" tot Geschaft" is ge worden. De werkelijke en vermeende sociale behoeften van iecicr, die een bepaalden stand heeft op te houden, zijn voor den huisvader in de laatste jaren enorm in omvang toegenomen. Is het nu niet natuurlijk dat de overweg:ngui van altruïstischcn aard bij de ondernemers in de vrije beroepen worden teruggedrongen voor zuivere ondcrnemersoverwegingui? Men kan dit betreuren, maar het ligt in _de ontwikkeling onzer maatschappij. Mui inake er vooral den intellectueelen geen verwijt van, dat zij het als een plicht zijn gaan be schouwen om voor hun nakomelingschap zooveel mogelijk kapitaal te vormen, en dat zij deze kapitaalvorming, evenals hun col lega's ondernemers in handel en industrie, zijn gaan zien als een integreerend deel van wat voor hen carrière heet. Men behoort zich dus meer beschouwend dan geërgerd tegenover dit verschijnsel te stellen. Zoekt men naar de diepere oorzaken, dan vindt men die in de toespitsing van een der meest fundamentele menschelijke driften in een richting, die ncodzak:>!ijk wijziging behoeft. De zucht om buiten zijn omgeving uit te steken, die in ieder mensen leeft, heeft zich in de laatste halve eeuw, meer wellicht dai ooit, gericht op cxceptioneele consumptie. De welvaartsgolf, die over Europa is gegaan, heeft zooveel sluimerende behoeften gewekt, de mentaliteit van de massa zoover in materieele richting afgedreven, dat men wel kan zeggen dat de geheele mcnschheid in een noodlottigen cirkel is geraakt. Dat in tusschen de bewondering voor exceptioneele productie niet dood is, bewijst de hulde aan de kampioenen op sportgebied; alleen legt de voorliefde voor de grovere sporten een duidelijke getuigenis af voor de geestesgesteldheid van de massa. Het eenige nu wat men mag hopen, is dat deze fundamen tele drift zich in laatstgenoemde richting, maar dan op een ander plan, moge ontwik kelen. Dat er meer Diogenesphilosophie zal wor den betracht door hen die zich inderdaad niets behoeven te ontzeggen, dat het tot den ,,bon ton" z .1 gaan behooren eenvoud te VOLKSFEEST, VOLKSDIENST, VOLKSGOD SDIENST Het volgende is niet bedoeld als verslag van de Fneschc week, die voor enkele dagen te Rotterdam is gehouden en van het driedaagsche feest, dat de Haarlemsche Friezen hebben gevierd. Beide uitingen van hetzelfde verschijnsel, die zich te zelfder tijd open baarden, hebben mij verleid tot enkele be schouwingen, waartoe zij wel drongen. De Fnesciie beweging, vooral die buiten de provincie, staat bij de niet-Friezen als een ietwat kinderachtige aanstellerij in ver denking en er zijn slechts weinigen, zelfs onder de Friezen, die er de ware betekenis van beseffen. Uat deze beteekenis niet allereerst in het provinciale ot wil men nationale is gelegen, doch samenhangt met veel omvang rijker maatschappelijke belangen, hoop ik eenigszins duidelijk te maken. Sinds het Arnhemsche feest gevoelt Neder land weder meer voor folklore. Flet herleefde nationale besef sinds den oorlog zal aan deze folkloristische neiging wel niet geheel vreemd wezen. Door de bekoring van schilderachtige klecüerdrachten en bevallige dansen in ver band te brengen met affectieve gevoelens van elementaiten aard, bewijst men de waarde te doorzien, die het behoud van natuurmonu menten nezit, ook wanneer ze uit menschenmatenaal zijn opgebouwd. Twee feilen kleven de gewestelijke behoudzucht aan: de neiging tot repristinatie en die tot chauvinisme. Wie, gelijk een overigens nobel en verstandig dorpsgenoot van mij tijdens zijn leven placht te doen, in oudFriesche dracht over straat kuiert ot de dorps kinderen toespreekt met voor hen onbegrij pelijke citaten uit Gysbert Japicx' tijd, moge een individueele liefhebberij bevredigen, sociaie beteekenis heett zijn demonstratie niet. En w:e de Limburger doelscluitters opzet tot betoogingen, die tot bloedige botsingen zouden kunnen leiden of plannen smeedt om Friesland van Holhuid los te scheuren en met de Duitsche wadden-eilanden te maken tot ten zelfstandig rijk onder Engelsen pro tectoraat, is een staatsgevaarlijk fantast. Anders wordt het, wanneer men ook in de gewestelijke eigenaardigheden, zij mogen taal of kleecling betreffen, e ontwikkeling erkent die alle leven eigen is. Antiquiteiten, bijgezet in een museum, zijn dood en blijven wat ze zijn: resten, die het onherroepelijk verleden vertegenwoordigen. Volksfeesten, waarin de ziel van het gewest zich in de ongedwongen heid van het oogenblik onthult, openbaren het leven en zijn een profetie voor de Uek on is t. Dr. J. B. Schepers, die de Haarlemsche feesten inleidde me., een zorgvuldig over dachte rede, merkte terecht op, d;u, wanneer men op dezen b;iiieiigewoiicn dag, waarop het klokkenspel van den Sint Bavu tingelde van ,,To Boalsert yn 'e merke" en Forjit my net as bolle wyutsjes waeije", wonderlijk antieke gekkede schepsels onder het beeld van Laurens Jansz Coster zag voorbijgaan men niet te doen had met een uiting van mal ligheid maar met een openbaring van iïetue. Liefde tot den geboortegrond, heimwee naar het otiderhuis en den kindertijd en daar uit voortspruitend het dieper besef van een in ver verleden ooorUringenden grondslag van mensclielijk zielsbestaau, waarop rust de algemeeii-nieiischelijke verwantschap en de algemeeii-meitsclielijke gemeenschap; de behoeite de/e verwantschap eu deze gemeen schap te vertolken 111 gemoedelijkheid van omgang en eenvoud van taal; bevrijding van alle gemaakte, secundaire grenzen betref fende stand, ontwikkeling, gezindte, politiek; bevrediging van de elemeiitaiie aesthetisclie neiging door stijl en kleur van gewaad, door rhythine en maat van zang en uans; kortom teiugkeer tot Ue pnmaire schoonheden van hit meiisch-zijn; w;e hierin de kern ervaart van gewestelijke voiksbetoogingeii, weet hoe ver alle ré.Mistinatie en hoever alle chau vinisme tijdens een oergelijkc openbaring int het gemeeiïsciupsbewtistzijn verwijden' zijn. Niet in het belang van het Fries-zijn is de beteekenis van oe Friesche beweging gelegen; niemand dieper dan de Fries besett op zijn leesten, dat men evengoed Afghaan of Longoneger kan zijn als Fries, wanneer men maar mciiscii kan wezen. En het is ontegenzeggelijk waai, dat oe Afghaan, de Congo-neger en e Fries beter gelegenheid hebben een bepaald, niet te, veiwaanoo/en deel van hun inenscheliiklieid te ontplooien, dan de Hollander. Want ue Hollander kent het volksfeest niet meer. Zijn volksfeest is f een kunstmatige tentoonstelling van onzuivere, half politieke, gaan beoefenen, en hulde te brengen aan intellectueele, moreele en artistieke prestaties. Of deze ,,Umwandlung"in onze maatschappij mogelijk is, en of zij aanstaande is, is misschien twijfelachtig. Maar dat zij" alleen in staat is om de intellectueelen weer terug te brengen tot een meer altruïstische opvatting van hun beroepshandelingen, waarvan de tegenwoor dige ontwikkelingsstaat onzer maatschappij ze zonder mededoogen vervreemdt, moge hiermee me,t voldoenden klem zijn betoogd. O. L. E s c H A u z i E R EEN VERSTOORDE ILLUSIE Ik weet niet of het U gaat als mij, lezer, ? maar de drie rubrieken van onzen Groene" waar ik altijd het eerst op aanval zijn: het Kladschrift van Jantje, Charivarius en de Bijkomstighedcn" van Annie Salomons. In het Kladschrift van Jantje interesseert mij altijd op welke wijze de Tucht-Unie weer schrik en angst heeft verspreid in de harten der kinderlijk-ongebondenen, ofschoon Felix Hess er nog niet in geslaagd is mij zoo mal uit te beelden als dat wel zou kunnen ik zal hem bij gelegenheid mijn portret eens zenden . Charivarius, dien tuchtiger zelfs van de Tucht-Unie, ontmoet ik met dezelfde vreesachtigheid als Jantje de Tucht-menschen (echter zonder een langen neus tegen hem te trekken) en mijn vrouw kan altijd aan mijn gezicht zien of het Utt. dagblad al dan niet onder de Charivaria prijkt. Maar Annie Salomons: die lees ik met hetzelfde plezier, waarmee ik de al schaarscher wordende brieven lees van een goeden vriend. Dit is nu een rubriek, waar men zich in ver diept, zonder dat het moet, en daarom laat ik haar nimmer ongelezen. Ik gevoel mij be vrijd" bij de lectuur van dezen luchtigen en toch altijd belangrijken en immer iets van 's levens innerlijk vertolkende!! kout. Zou een rubriek, waar men niet van behoeft kennis te nemen om op de hoogte" te zijn, om mee te doen aan het immer voort jakke rende leven. En nu trof het mij, dat Annie Salomons het in haar laatste bijkomstigheid juist over die jakkermethoden van hef mo derne leven heeft, die de menschen in de groote steden noodzaken duizend en n ding in hun aandacht op te nemen, daar door de bezonkenheid, het rustig en even wichtig voortleven, dat van onds het voor recht des gerusten landmans" werd geacht, ten eenemale vernietigend. Het was een troostwoord aan een mede slachtoffer, en het deed goed op te merken, dat er meerderen verlangen naar het Ultima Thule", dat onze moderne veelzijdigheid heeft verzaakt. Maar ik geloof en vandaar dat ik een oogenblik den katheder in deze spreekzaal beklim ik geloof, dat Annie Salomons de onrust van ons leven nog be.keken heeft door een veel te rozige bril. Het is ontstellend, maar waar, dat ook de Mevrouw in Doesburg en de dominé's dochter in Gaasterland al door de groote stadscultuurbacil zijn aangetast, dat men, onder de boeren toevend, die volgens Annie Salomcns alleen maar voor hun aardappels zouden zorgen, ook al een spinneweb van problemen gespan nen ziet, en dat de notaris te Finsterwolde waarschijnlijk even belangstellend is voor Hauptmann, voor Dtichanel, voor de relativiteits-theorie als een bestuurslid van de Vereeniging van Letterkundigen. Het heilig niet-weten verdwijnt met ongelooflijke 'snel heid, ook van het platte land, het ontvliedt ons leven, evenals het gezegend analpliabetisme, dat in Italië adepten heeft die, zonder te kunnen lezen of schrijven, op ontroerende wijze heele strophen van Uante opzeggen uit het hoofd. Ue besmetting heeft zich "verder uitgebreid dan Annie Salomons vermoedt. En ik moet wreedelijk haar illusie verstoren, ofschoon haar protest mij hoop geeft voor een nieuwe toekomst. P. H. R t T T t; R J R. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiimiii Illllllllllll IIIIIIIIHIM II .llltllMII half sentimentele bedoelingen gelijk de nationale dagen", die onmiduelijk een tegen stelling scheppen met de tegenpool der bevol king, f een zouteloozc iniddeiistands-reclame gelijk de geelectrificeerde Kerstboom-ver lichting en ue elkaar passeerende Sinterklazen f, eigste van alles, een onschoon en levens gevaarlijk bacchanaal als de hartjesdag of ce kennis. Het Hollanc'sche volksfeest is ais liet I loliaiiosche straatlied: droiikeumansgelal o l' weec christelijkheid. Het Hollandsche volksfeest is als de Hollandsche sport betoo ging: een stadion vul scheepsroepers en vracht auto's, daverend van het: En er is geen club. ..." enz. Moet ue Hollander niet weeromkrijgen, \vat il e Fries heeft behouden, wiens feestbetoon echt is en gaaf als een vreugde van genoolen, wier gemeenschap op diepen, religieiisen grondslag berust? Ot' is het overdreven het aigcineeii-tiienschelijk bewustzijn een religieus beset te noemen? Toch schijnt liet mij meer dan een kinderachtige aanstellerij, wanneer petroicum-venter en Dandelsmagnaat, dienstmeid en kamergeleerde, Roomsen en revoltiiionnair, orthodox en vrijzinnig en al wat in ons verdeeld en versnippend vauerland zich niet een anti-thetische aanmatiging van zijn medeschepselen scheidt, in broederlijke joiijt eeu sclunsche drie danst of eendrachtig aanheft: Kom Seisljeaf! Kom, nou kaemer-op, Kom, lit s joun ris patsje !" Is dit niet wat onze onder de moderne gedifferentieerdheid lijdende ziel doet hun keren naar iiet communisme? Een commu nistische maatschappij, communistische, kunst, een eommiinistiseiie religie.... Maar laten wij bij Met herdenken van dit vredig vreugdebetiwn bloedige toespelingen mijden en dus spreken van: een volk, i'o//i>kuiist, i'o/A.sgousuienst. Misschien kunnen de Friezen zich dermate in hun volksbesef verheugen, omdat het volks bestaan niet langer in staatkundige grenzen bekneld worut en is hun gemeeiischapsvreugde ook te dezen opzichte nutter voorsmaak van wal ons allen eenmaal wacht, als het begrip natie" niet terstond meer vereenzelvigd zal worden met e gedachte aan kruit en lood. i)e dichter J. Kalma, die te Rotterdam heeft gesproken, heeft aldaar opgemerkt, dat 'lei volslagen onjuist zou zijn te iiieenen, dat de Fiiesclie letterkunde niet anders dan volksliteratuur kan zijn. Wij zouden zeggen dat een letterkunde nooit hooger kan stijgen dan totdat ze volksliteratuur is geworden. Rumain Rolland, die in het volk gelooft, noemt het vulksoordeel ook in aestiietisch opzicht een zuiveren toetssteen, en ik ben heilig overtuigd, dat hij gelijk heeft. Dat het volk naar de bioscoop loopt, behoeft nog geen bewijs te zijn van slechten smaak. Het kon wel eens beteekenen, dat de filmdraak, hoe slecht ook, toch altijd nog beter is dan wat het tooneei aanbiedt. De filmdraak houdt althans nog verband met de ziel van het volk, maar wat beteekeiit voor 't volksbewustzijn dat eeuwige tno van decadenten? De Fries heeft zijn volkstooneel. Dilettan tisme, hut zij zoo, maar tevens een stuk volks leven. Waai om zijn wij geschokt door de Jiddische kunst? Omdat deze ons openbaarde, uat nog heden ten dage het tooneel, gelijk in de mioüeieeuwen, religie kan zijn. De religie der werkelijkheiu; de openbaring van het nnigste innerlijk, dat geen spel meer is maar 't leven zelf. Voonoopig moeten wij 't ook wat de volks kunst betreft, stellen met de verkleinde schaal van het provinciale. Maar het Friesche too neel is evenals het Jiddische t><;//istooneel: men vindt er zichzelf in terug. Ecu zoon zal uit de gevangenis tertigkeeren; zijn tijd is om. Ue oude moeder wacnt hem. Zijn horloge, dat hij heeft moeten afdoen toen liij genaaid weru, legt ze klaar; ook zijn pijp.... er zit nog een propje tabak in. Een miurman brengt melk, schapeinelk. Als hij ue oude vrouw 111 haar Zondagsche plunje ziet en ze vertelt hem, wieii ze verwaent, wil hij geen geld aannemen, vandaag. Uat is zijn aanJeel in 't gemeste kalf. Ue zoon komt lenig, maar verbijsterd. Het meisje, om wier wille hij gestolen heeft, en naar wie zijn hart trok nog meer dan naar de moeder, heeft hem als boef" de deur ge wezen. Nu kan hij niet anders meer dan slecnt zijn. Hij verlaat het huis, en de moeder, ailein gelaten, brengt zwijgend alles w-eer weg, 't norloge, e pijp, vader's portret.... Ue buurman, die binnenkomt om naar en haar zoon geluk te wensclieii, ziet haar aldus bezig, begrijpt en umstelt. . . . zwijgend trekt hij zich scnielijk teuig en sluit de deur. Een simpel gegeven, maar rechtstreeks uit het hart van net volk. Wie dit FnescUe schetsje van R. W'. Caime door 't ecJKpa,.r D.iim heeft zien voordragen, wjet w.it het Friesche tooneei betekent. Er wordt veel malligheid op hut Friesche tooneel vertoond. Grove boert en grove sentimentaliteit. Men schaterlacht om het n en om het ander en huilt tranen met tuiten. Men is gul met zijn traan en zijn lach. In ie gulheid zit de waarde van het Friesdie tooneel. Men is overdadig. Overdadig met zijn genegenheid en zijn ontroering. Men is lutbundig met zijn jolijt en zijn geestdrift. Inderdaad is ook in dit opzicht een vergelij king tusschen Friezen onder elkaar en Joden onder elkaar juist. De Joden zijn een volk en de Friezen zijn een volk. Is 't niet benijdens waardig, een volk te zijn? Konden wij, als Nederlanders met elkaar ook maar een volk zijn. In onze feesten, maar ook in onze kunst. Kun ons tooneel weergeven, wat het volk beweegt, dat zich weinig bekommert om de grappige of tra gische verwikkelingen in hut ontoegankelijk en op zichzelf weinig belangrijk muien van artiesten of salon-burgers. Kon het die gemeenschapsvreugde vei wekken, die Romaiii Rolland eerste vercisclite noemt van liet Tnéatre du l-etiple". La joie", zegt hij, ressort puissant de l'éterueiie nature....; faites-nous tin tliéatie MUI uéborüe de santéet e joie !" V'olksleest; volkskunst; volksgodstiiensl. in onze versnipperde secte-kerkjes; in onze massale omsloienhcdcn, die antithetisch Je anaeisgeloovigeii vervloeken; in onze cuitureele knussiglieicljes, die de fine f;eur moeten stichten, waar vinden wij wat Roomsen en Cnruornscli, orthodox en vrijzinnig, con servatief en revoluuoiiiiair saam verbindt in gemeenschappelijke ontroering, wanneer een us. Bakker of ar. Wumkes ot r. Hylkema ot een leek" ais Sjouke i!e Zee in de memmelael" spreekt van e lémentaire behoeften en schoonheden der menschelijke z;et? Preekeii in liet Fnesch, b.dclen in het Fnesch, zingen in liet Fncscli.... wat ik onder tien indruk van de godsdienstoefening tijdens de Haariemsthe feesten heb meege nomen is h_? t besef, dat hetgeen h.er in kidnen kring ;ils een Heilig voorrecht wordt be waard, eenmaal aller deel zal vvoruen, wanneer ook een grootete groep dan de gewestelijke weer ais een volx" zal zijn te kenschetsen. H.iarlem. H. G. C A N N L G i i. 'i i: u

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl