Historisch Archief 1877-1940
23 Dec. '22. No. 2374
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAJNDl;
/GALL
J WIJ
GALL
WIJNHANDEL
OPGERICHT 1884.
Voorheen Firma's:
WED. H. J. T. GALL
COMM. VBNN. H. GALL
GOMM. VBNN. J- GALL
Ferd. Bolstraat 85 235 Ceintuurbaan
Ie Jan Steenstraat 87?89 Hemonystraat 53
Zuid 1198 Zuid 2852
Aanbevelenswaardige adressen voor uwe orders op
WIJNEN, LIKEUREN, COGNAC,
ZUIVERE SCHIEDAMMER GENEVER etc.
ter geiegefiheid van de a.s. FEESTDAGEN.
Niet te vergeten Uw Siphon BIER, waarvan bij
TIJDIGEN order aflevering verzekerd is.
5 Liter f2.50.
' "v|^ap|W"WB«F|iB»Bap|BFi"iir"'"?"j
WHITE
Vrachtwagens
N.V. Gebr. NEFKENS Automobiel Mij.
AMSTERDAM - UTRECHT
20 LEIDSCHESTRAAT 22
AMSTERDAM
TELEFOON N. 5812
HEMDEN
HAAR MAAT
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 10.?per jaar
Spoors
WA:s,pobrjr_ Culemborq
6EORGE H. LAGAS
AMSTERDAM - Telefoon 4611 Z. - Andraas Bonnstraat 40
Electrische Luxe Broodbakkarij
Specialiteit in alle Broodsoorten
n
Ka
Ka
Ka
B35j EENIGE SPECIALITEIT
B3 Y 'n Km
gg KRIMPVRIJE gj
GEZQNDHEIDS* ||
ONDERGOEDERENgg
Nederlandsch Fabrikaat g
jTRicoTHUlSi
«W
Bfl
B
c
B?
Ka «ET |
sii
|:| REG.BREESTRUT.35
g^ TEL. 5O6G N.
i-a
Torpedo, 10/i5 P,K.,4 zitpl.f 4200.
Conduite Intérieure, idem 5500.
J. LEONARD LANG, AMSTERDAM.
ntlllllllIIIHIIIllltimittlIIllllllllflIllllDlllllllIItlIlIIIllIlllllIItlllflIlllllIllllllllIIIIIIBIIIIIlltllllBIII»(
imiHifiimmiitiimiiiiiiiiimitiuimmiiii
iiiliiiiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiiiii
GEBREK AAN WAARDEERING
VAN WINSTMARENDE
INTELLEGTUEELEN
Mr. G. H. Arnhardt Jr. heeft wél ten zeerste
gelijk als hij de intellectueelen ridiculiseert, die
vinden dat hun titel aanspraak geeft op
exceptioneele waardccring van de zijde van het
publiek. Immers behoudens enkele uitzonde
ringen is de prestatie, die voert tot een
academischen titel terug te brengen tot: a. het
bezitten van welgestelde ouders, b. een vol
ledig stel hersens, c. het bezitten van zooveel
gevoel van eigenwaarde, dat men niet wil
achterblijven bij zijn omgeving.
lederen intellectueel, die er dus over mocht
klagen, dat hij niet de waardeering zijner
medeburgers ondervindt, waarop zijn titel
hem z. i. recht geeft, werpe men dus gerust
het variant van een bekend spreekwoord voor
de voeten:,, II n'y a pas de respectables métiers,
il n'y a que de respectables gens".
Noblesse (intellectuelle) oblige. Wie recht
op waardeering meent te kunnen laten gelden
moet aan zijn titel (rang of positie) luister
hebben bijgezet, maar is volkomen ernaast,
wanneer hij meent, dat door zijn positie alleen,
eer op hem behoort af te stralen. Wanneer
dit al het geval is, incasseert de bekleeder
dier positie slechts de goodwill, die zijn
voorgangers hieraan hebben toegevoegd.
De boutade tegen de winstmaking in
schrijvers beioog, verdient echter nadere
bespreking. Hij beschouwt de verschillende
beroepen als functies der .samenleving en
noemt als zoodanig in n adem den koopman
(beroepsdistribuant), den krijgsman (bescher
mer), den priester (trooster), en den arts,
(genezer). Hij beveelt hun aan uitsluitend de
ideëele zijde van hun werkkring te zien en zich
te onthouden van winzucht. De vraag is
of zulk een prediking gemotiveerd is, en
(althans voor den scepticus) of met een
dergelijke aanbeveling eenig effect kan worden
bereikt.
De eerste tegenwerping die hier gemaakt
behoort te worden is dat men in de eerste
plaats een scherpe scheidingslijn behoort te
trekken tusschcn ondernemers en ambte
naren, waarbij de uitoefenaars van vrije be
roepen onder de eerste groep vallen.
En hoe het gesteld is met de gedachtcnsfecr
waarin een ondernemer zijn
bcroepshandelingen verricht, daarover is weinig discussie
mogelijk.
Aannemende dat ieder individu geslingerd
wordt tusschen een egoïstische en altruïstische
pool, kan men toch wel zeggen dat iedere
ondernemer bij liet behartigen van zijn
zakenbelangen zich hoofdzakelijk laat leiden
door een oordeelkundig egoïsme. Dat deze
oordeelkundige commercialiteit daden, die
niet door den beugel kunnen, vanzelf uitsluit,
behoeft wel niet met zooveel woorden te
worden gezegd.
Geldt deze stelling nu ook voor de onder
nemers, die een vrij beroep uitoefenen,
artsen, advocaten, ingenieurs? Of scheidt
een breede kloof hen bij de uitoefening van
hun beroepshandelingen van bijv. een groot
industrieel?
M. i. kan hier hoogstens van een gradueel
verschil sprake zijn. Meer dan ooit -kan men
in den tegenwoordigen tijd zeggen, dat het
leven van Dasein" tot Geschaft" is ge
worden. De werkelijke en vermeende sociale
behoeften van iecicr, die een bepaalden
stand heeft op te houden, zijn voor den
huisvader in de laatste jaren enorm in omvang
toegenomen. Is het nu niet natuurlijk dat de
overweg:ngui van altruïstischcn aard bij de
ondernemers in de vrije beroepen worden
teruggedrongen voor zuivere
ondcrnemersoverwegingui?
Men kan dit betreuren, maar het ligt in _de
ontwikkeling onzer maatschappij. Mui inake
er vooral den intellectueelen geen verwijt
van, dat zij het als een plicht zijn gaan be
schouwen om voor hun nakomelingschap
zooveel mogelijk kapitaal te vormen, en dat
zij deze kapitaalvorming, evenals hun col
lega's ondernemers in handel en industrie,
zijn gaan zien als een integreerend deel van
wat voor hen carrière heet.
Men behoort zich dus meer beschouwend
dan geërgerd tegenover dit verschijnsel te
stellen.
Zoekt men naar de diepere oorzaken, dan
vindt men die in de toespitsing van een der
meest fundamentele menschelijke driften
in een richting, die ncodzak:>!ijk wijziging
behoeft.
De zucht om buiten zijn omgeving uit te
steken, die in ieder mensen leeft, heeft zich
in de laatste halve eeuw, meer wellicht dai
ooit, gericht op cxceptioneele consumptie.
De welvaartsgolf, die over Europa is gegaan,
heeft zooveel sluimerende behoeften gewekt,
de mentaliteit van de massa zoover in
materieele richting afgedreven, dat men wel kan
zeggen dat de geheele mcnschheid in een
noodlottigen cirkel is geraakt.
Dat in tusschen de bewondering voor
exceptioneele productie niet dood is, bewijst de
hulde aan de kampioenen op sportgebied;
alleen legt de voorliefde voor de grovere
sporten een duidelijke getuigenis af voor de
geestesgesteldheid van de massa. Het eenige
nu wat men mag hopen, is dat deze fundamen
tele drift zich in laatstgenoemde richting,
maar dan op een ander plan, moge ontwik
kelen.
Dat er meer Diogenesphilosophie zal wor
den betracht door hen die zich inderdaad
niets behoeven te ontzeggen, dat het tot den
,,bon ton" z .1 gaan behooren eenvoud te
VOLKSFEEST, VOLKSDIENST,
VOLKSGOD SDIENST
Het volgende is niet bedoeld als verslag
van de Fneschc week, die voor enkele dagen
te Rotterdam is gehouden en van het
driedaagsche feest, dat de Haarlemsche Friezen
hebben gevierd. Beide uitingen van hetzelfde
verschijnsel, die zich te zelfder tijd open
baarden, hebben mij verleid tot enkele be
schouwingen, waartoe zij wel drongen.
De Fnesciie beweging, vooral die buiten
de provincie, staat bij de niet-Friezen als
een ietwat kinderachtige aanstellerij in ver
denking en er zijn slechts weinigen, zelfs onder
de Friezen, die er de ware betekenis van
beseffen. Uat deze beteekenis niet allereerst
in het provinciale ot wil men nationale is
gelegen, doch samenhangt met veel omvang
rijker maatschappelijke belangen, hoop ik
eenigszins duidelijk te maken.
Sinds het Arnhemsche feest gevoelt Neder
land weder meer voor folklore. Flet herleefde
nationale besef sinds den oorlog zal aan deze
folkloristische neiging wel niet geheel vreemd
wezen. Door de bekoring van schilderachtige
klecüerdrachten en bevallige dansen in ver
band te brengen met affectieve gevoelens van
elementaiten aard, bewijst men de waarde te
doorzien, die het behoud van natuurmonu
menten nezit, ook wanneer ze uit
menschenmatenaal zijn opgebouwd.
Twee feilen kleven de gewestelijke
behoudzucht aan: de neiging tot repristinatie en die
tot chauvinisme. Wie, gelijk een overigens
nobel en verstandig dorpsgenoot van mij
tijdens zijn leven placht te doen, in
oudFriesche dracht over straat kuiert ot de dorps
kinderen toespreekt met voor hen onbegrij
pelijke citaten uit Gysbert Japicx' tijd, moge
een individueele liefhebberij bevredigen,
sociaie beteekenis heett zijn demonstratie niet.
En w:e de Limburger doelscluitters opzet
tot betoogingen, die tot bloedige botsingen
zouden kunnen leiden of plannen smeedt om
Friesland van Holhuid los te scheuren en
met de Duitsche wadden-eilanden te maken
tot ten zelfstandig rijk onder Engelsen pro
tectoraat, is een staatsgevaarlijk fantast.
Anders wordt het, wanneer men ook in de
gewestelijke eigenaardigheden, zij mogen taal
of kleecling betreffen, e ontwikkeling erkent
die alle leven eigen is. Antiquiteiten, bijgezet
in een museum, zijn dood en blijven wat ze
zijn: resten, die het onherroepelijk verleden
vertegenwoordigen. Volksfeesten, waarin de
ziel van het gewest zich in de ongedwongen
heid van het oogenblik onthult, openbaren
het leven en zijn een profetie voor de
Uek on is t.
Dr. J. B. Schepers, die de Haarlemsche
feesten inleidde me., een zorgvuldig over
dachte rede, merkte terecht op, d;u, wanneer
men op dezen b;iiieiigewoiicn dag, waarop
het klokkenspel van den Sint Bavu tingelde
van ,,To Boalsert yn 'e merke" en Forjit
my net as bolle wyutsjes waeije", wonderlijk
antieke gekkede schepsels onder het beeld
van Laurens Jansz Coster zag voorbijgaan
men niet te doen had met een uiting van mal
ligheid maar met een openbaring van iïetue.
Liefde tot den geboortegrond, heimwee
naar het otiderhuis en den kindertijd en daar
uit voortspruitend het dieper besef van een
in ver verleden ooorUringenden grondslag
van mensclielijk zielsbestaau, waarop rust
de algemeeii-nieiischelijke verwantschap en
de algemeeii-meitsclielijke gemeenschap; de
behoeite de/e verwantschap eu deze gemeen
schap te vertolken 111 gemoedelijkheid van
omgang en eenvoud van taal; bevrijding van
alle gemaakte, secundaire grenzen betref
fende stand, ontwikkeling, gezindte, politiek;
bevrediging van de elemeiitaiie aesthetisclie
neiging door stijl en kleur van gewaad, door
rhythine en maat van zang en uans; kortom
teiugkeer tot Ue pnmaire schoonheden van
hit meiisch-zijn; w;e hierin de kern ervaart
van gewestelijke voiksbetoogingeii, weet hoe
ver alle ré.Mistinatie en hoever alle chau
vinisme tijdens een oergelijkc openbaring
int het gemeeiïsciupsbewtistzijn verwijden'
zijn.
Niet in het belang van het Fries-zijn is de
beteekenis van oe Friesche beweging gelegen;
niemand dieper dan de Fries besett op zijn
leesten, dat men evengoed Afghaan of
Longoneger kan zijn als Fries, wanneer men maar
mciiscii kan wezen. En het is ontegenzeggelijk
waai, dat oe Afghaan, de Congo-neger en e
Fries beter gelegenheid hebben een bepaald,
niet te, veiwaanoo/en deel van hun
inenscheliiklieid te ontplooien, dan de Hollander.
Want ue Hollander kent het volksfeest niet
meer. Zijn volksfeest is f een kunstmatige
tentoonstelling van onzuivere, half politieke,
gaan beoefenen, en hulde te brengen aan
intellectueele, moreele en artistieke prestaties.
Of deze ,,Umwandlung"in onze maatschappij
mogelijk is, en of zij aanstaande is, is misschien
twijfelachtig. Maar dat zij" alleen in staat
is om de intellectueelen weer terug te brengen
tot een meer altruïstische opvatting van hun
beroepshandelingen, waarvan de tegenwoor
dige ontwikkelingsstaat onzer maatschappij
ze zonder mededoogen vervreemdt, moge
hiermee me,t voldoenden klem zijn betoogd.
O. L. E s c H A u z i E R
EEN VERSTOORDE ILLUSIE
Ik weet niet of het U gaat als mij, lezer, ?
maar de drie rubrieken van onzen Groene"
waar ik altijd het eerst op aanval zijn: het
Kladschrift van Jantje, Charivarius en de
Bijkomstighedcn" van Annie Salomons.
In het Kladschrift van Jantje interesseert
mij altijd op welke wijze de Tucht-Unie weer
schrik en angst heeft verspreid in de harten
der kinderlijk-ongebondenen, ofschoon Felix
Hess er nog niet in geslaagd is mij zoo mal
uit te beelden als dat wel zou kunnen ik
zal hem bij gelegenheid mijn portret eens
zenden . Charivarius, dien tuchtiger zelfs
van de Tucht-Unie, ontmoet ik met dezelfde
vreesachtigheid als Jantje de Tucht-menschen
(echter zonder een langen neus tegen hem te
trekken) en mijn vrouw kan altijd aan mijn
gezicht zien of het Utt. dagblad al dan niet
onder de Charivaria prijkt.
Maar Annie Salomons: die lees ik met
hetzelfde plezier, waarmee ik de al schaarscher
wordende brieven lees van een goeden vriend.
Dit is nu een rubriek, waar men zich in ver
diept, zonder dat het moet, en daarom laat ik
haar nimmer ongelezen. Ik gevoel mij be
vrijd" bij de lectuur van dezen luchtigen en
toch altijd belangrijken en immer iets van
's levens innerlijk vertolkende!! kout. Zou
een rubriek, waar men niet van behoeft
kennis te nemen om op de hoogte" te zijn,
om mee te doen aan het immer voort jakke
rende leven. En nu trof het mij, dat Annie
Salomons het in haar laatste bijkomstigheid
juist over die jakkermethoden van hef mo
derne leven heeft, die de menschen in de
groote steden noodzaken duizend en n
ding in hun aandacht op te nemen, daar
door de bezonkenheid, het rustig en even
wichtig voortleven, dat van onds het voor
recht des gerusten landmans" werd geacht,
ten eenemale vernietigend.
Het was een troostwoord aan een mede
slachtoffer, en het deed goed op te merken,
dat er meerderen verlangen naar het Ultima
Thule", dat onze moderne veelzijdigheid
heeft verzaakt. Maar ik geloof en vandaar
dat ik een oogenblik den katheder in deze
spreekzaal beklim ik geloof, dat Annie
Salomons de onrust van ons leven nog
be.keken heeft door een veel te rozige bril.
Het is ontstellend, maar waar, dat ook de
Mevrouw in Doesburg en de dominé's dochter
in Gaasterland al door de groote
stadscultuurbacil zijn aangetast, dat men, onder de boeren
toevend, die volgens Annie Salomcns alleen
maar voor hun aardappels zouden zorgen,
ook al een spinneweb van problemen gespan
nen ziet, en dat de notaris te Finsterwolde
waarschijnlijk even belangstellend is voor
Hauptmann, voor Dtichanel, voor de
relativiteits-theorie als een bestuurslid van de
Vereeniging van Letterkundigen. Het heilig
niet-weten verdwijnt met ongelooflijke 'snel
heid, ook van het platte land, het ontvliedt
ons leven, evenals het gezegend
analpliabetisme, dat in Italië adepten heeft die, zonder
te kunnen lezen of schrijven, op ontroerende
wijze heele strophen van Uante opzeggen uit
het hoofd. Ue besmetting heeft zich "verder
uitgebreid dan Annie Salomons vermoedt.
En ik moet wreedelijk haar illusie verstoren,
ofschoon haar protest mij hoop geeft voor een
nieuwe toekomst.
P. H. R t T T t; R J R.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiimiii
Illllllllllll IIIIIIIIHIM II .llltllMII
half sentimentele bedoelingen gelijk de
nationale dagen", die onmiduelijk een tegen
stelling scheppen met de tegenpool der bevol
king, f een zouteloozc iniddeiistands-reclame
gelijk de geelectrificeerde Kerstboom-ver
lichting en ue elkaar passeerende Sinterklazen
f, eigste van alles, een onschoon en levens
gevaarlijk bacchanaal als de hartjesdag of
ce kennis. Het Hollanc'sche volksfeest is ais
liet I loliaiiosche straatlied:
droiikeumansgelal o l' weec christelijkheid. Het Hollandsche
volksfeest is als de Hollandsche sport betoo
ging: een stadion vul scheepsroepers en vracht
auto's, daverend van het: En er is geen
club. ..." enz.
Moet ue Hollander niet weeromkrijgen,
\vat il e Fries heeft behouden, wiens
feestbetoon echt is en gaaf als een vreugde van
genoolen, wier gemeenschap op diepen,
religieiisen grondslag berust? Ot' is het overdreven
het aigcineeii-tiienschelijk bewustzijn een
religieus beset te noemen? Toch schijnt liet
mij meer dan een kinderachtige aanstellerij,
wanneer petroicum-venter en Dandelsmagnaat,
dienstmeid en kamergeleerde, Roomsen en
revoltiiionnair, orthodox en vrijzinnig en al
wat in ons verdeeld en versnippend vauerland
zich niet een anti-thetische aanmatiging van
zijn medeschepselen scheidt, in broederlijke
joiijt eeu sclunsche drie danst of eendrachtig
aanheft:
Kom Seisljeaf! Kom, nou kaemer-op,
Kom, lit s joun ris patsje !"
Is dit niet wat onze onder de moderne
gedifferentieerdheid lijdende ziel doet hun
keren naar iiet communisme? Een commu
nistische maatschappij, communistische, kunst,
een eommiinistiseiie religie.... Maar laten
wij bij Met herdenken van dit vredig
vreugdebetiwn bloedige toespelingen mijden en
dus spreken van: een volk, i'o//i>kuiist,
i'o/A.sgousuienst.
Misschien kunnen de Friezen zich dermate
in hun volksbesef verheugen, omdat het volks
bestaan niet langer in staatkundige grenzen
bekneld worut en is hun gemeeiischapsvreugde
ook te dezen opzichte nutter voorsmaak van
wal ons allen eenmaal wacht, als het begrip
natie" niet terstond meer vereenzelvigd
zal worden met e gedachte aan kruit en lood.
i)e dichter J. Kalma, die te Rotterdam
heeft gesproken, heeft aldaar opgemerkt,
dat 'lei volslagen onjuist zou zijn te iiieenen,
dat de Fiiesclie letterkunde niet anders dan
volksliteratuur kan zijn. Wij zouden zeggen
dat een letterkunde nooit hooger kan stijgen
dan totdat ze volksliteratuur is geworden.
Rumain Rolland, die in het volk gelooft,
noemt het vulksoordeel ook in aestiietisch
opzicht een zuiveren toetssteen, en ik ben
heilig overtuigd, dat hij gelijk heeft. Dat
het volk naar de bioscoop loopt, behoeft nog
geen bewijs te zijn van slechten smaak. Het
kon wel eens beteekenen, dat de filmdraak,
hoe slecht ook, toch altijd nog beter is dan
wat het tooneei aanbiedt. De filmdraak houdt
althans nog verband met de ziel van het volk,
maar wat beteekeiit voor 't volksbewustzijn
dat eeuwige tno van decadenten?
De Fries heeft zijn volkstooneel. Dilettan
tisme, hut zij zoo, maar tevens een stuk volks
leven. Waai om zijn wij geschokt door de
Jiddische kunst? Omdat deze ons openbaarde,
uat nog heden ten dage het tooneel, gelijk in
de mioüeieeuwen, religie kan zijn. De religie
der werkelijkheiu; de openbaring van het
nnigste innerlijk, dat geen spel meer is maar
't leven zelf.
Voonoopig moeten wij 't ook wat de volks
kunst betreft, stellen met de verkleinde schaal
van het provinciale. Maar het Friesche too
neel is evenals het Jiddische t><;//istooneel:
men vindt er zichzelf in terug.
Ecu zoon zal uit de gevangenis tertigkeeren;
zijn tijd is om. Ue oude moeder wacnt hem.
Zijn horloge, dat hij heeft moeten afdoen
toen liij genaaid weru, legt ze klaar; ook zijn
pijp.... er zit nog een propje tabak in. Een
miurman brengt melk, schapeinelk. Als hij
ue oude vrouw 111 haar Zondagsche plunje ziet
en ze vertelt hem, wieii ze verwaent, wil hij
geen geld aannemen, vandaag. Uat is zijn
aanJeel in 't gemeste kalf.
Ue zoon komt lenig, maar verbijsterd. Het
meisje, om wier wille hij gestolen heeft, en
naar wie zijn hart trok nog meer dan naar de
moeder, heeft hem als boef" de deur ge
wezen. Nu kan hij niet anders meer dan slecnt
zijn. Hij verlaat het huis, en de moeder, ailein
gelaten, brengt zwijgend alles w-eer weg, 't
norloge, e pijp, vader's portret....
Ue buurman, die binnenkomt om naar en
haar zoon geluk te wensclieii, ziet haar aldus
bezig, begrijpt en umstelt. . . . zwijgend trekt
hij zich scnielijk teuig en sluit de deur.
Een simpel gegeven, maar rechtstreeks
uit het hart van net volk. Wie dit FnescUe
schetsje van R. W'. Caime door 't ecJKpa,.r
D.iim heeft zien voordragen, wjet w.it het
Friesche tooneei betekent.
Er wordt veel malligheid op hut Friesche
tooneel vertoond. Grove boert en grove
sentimentaliteit. Men schaterlacht om het n
en om het ander en huilt tranen met tuiten.
Men is gul met zijn traan en zijn lach. In ie
gulheid zit de waarde van het Friesdie tooneel.
Men is overdadig. Overdadig met zijn
genegenheid en zijn ontroering. Men is
lutbundig met zijn jolijt en zijn geestdrift.
Inderdaad is ook in dit opzicht een vergelij
king tusschen Friezen onder elkaar en Joden
onder elkaar juist. De Joden zijn een volk
en de Friezen zijn een volk. Is 't niet benijdens
waardig, een volk te zijn?
Konden wij, als Nederlanders met elkaar
ook maar een volk zijn. In onze feesten,
maar ook in onze kunst. Kun ons tooneel
weergeven, wat het volk beweegt, dat zich
weinig bekommert om de grappige of tra
gische verwikkelingen in hut ontoegankelijk
en op zichzelf weinig belangrijk muien van
artiesten of salon-burgers. Kon het die
gemeenschapsvreugde vei wekken, die Romaiii
Rolland eerste vercisclite noemt van liet
Tnéatre du l-etiple".
La joie", zegt hij, ressort puissant de
l'éterueiie nature....; faites-nous tin tliéatie
MUI uéborüe de santéet e joie !"
V'olksleest; volkskunst; volksgodstiiensl.
in onze versnipperde secte-kerkjes; in onze
massale omsloienhcdcn, die antithetisch Je
anaeisgeloovigeii vervloeken; in onze
cuitureele knussiglieicljes, die de fine f;eur
moeten stichten, waar vinden wij wat Roomsen
en Cnruornscli, orthodox en vrijzinnig, con
servatief en revoluuoiiiiair saam verbindt in
gemeenschappelijke ontroering, wanneer een
us. Bakker of ar. Wumkes ot r. Hylkema
ot een leek" ais Sjouke i!e Zee in de
memmelael" spreekt van e lémentaire behoeften
en schoonheden der menschelijke z;et?
Preekeii in liet Fnesch, b.dclen in het
Fnesch, zingen in liet Fncscli.... wat ik
onder tien indruk van de godsdienstoefening
tijdens de Haariemsthe feesten heb meege
nomen is h_? t besef, dat hetgeen h.er in
kidnen kring ;ils een Heilig voorrecht wordt be
waard, eenmaal aller deel zal vvoruen, wanneer
ook een grootete groep dan de gewestelijke
weer ais een volx" zal zijn te kenschetsen.
H.iarlem. H. G. C A N N L G i i. 'i i: u