Historisch Archief 1877-1940
t,
Jt
'
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
23 Dec. '22. - No. 2374
KERSTNACHT IN VLAANDEREN
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
l
d
iiiiiiiii iimmiimiMiiimiiiHiimiiiiiiimiiiiiiiimiiMiiimMiiii
In Knop. C. M. VAN HILI.E?OAERTHÉ.
Uitgave N.V. Uitgevers-Maatschappij
,,De Tijdstroom". Rotterdam. 1022.
Van dit boekje, dat uit dertien schetsjes
bestaat, gaat een zeer bijzondere bekoring
uit. De bekende knappe kinderschrijfster
schrijft hier over kinderen. De kleine
gevalletjes zijn eenvoudig, warm en innig neer
geschreven, met zooveel liefde en levens
blijheid, dat je lezende voortdurend voelt,
dat een moeder ze je vertelt. Het is een boekje
van moederliefde, moedertrots en moeder
zorg. Maar het is nergens sentimenteel, al
trilt het overal ook van een zeer subtiele
gevoeligheid. En er is een uiterst fijne humor
in, een lieve blijgeestigheid, die het groote
genot verraadt, waarmee die kleine, lieve,
innige dingetjes zijn opgeteekend en neer
geschreven. Het zijn schetsjes van een uiterst
fijnen geest, van zeer veel gemoed, geschreven
met een warm moederharl.
Grooten eerbied heeft mevrouw van Hille
Gaerthévoor het kinderspel, niet de zoo moei
lijk vaak te volgen fantasie. Al die speelgoed
beesten, die leven voor de kinderen, leven
voor de schrijfster mee. Ze tracht de dingen
die het kind ziet en die niet bestaan ook te
zien, en ze houdt ook van Bioemerlje, het
denkbeeldige tijgertje, dat jopie belet om
moeder een hand te geven, Jat moeder vast
moet houden als de eendjes gevoerd moeten
worden, en dat moeder, volgens Jopie, zoo
raar vast houdt, zoodat Bloemcrtje h.et niet
prettig vindt. Er is moedertrots in het ver
haaltje van Benjamin, die erg verwend wordt,
en heelcmaai niet volgens de strenge wetten
der paedagogiek worut opgevoed, maar door
de heele familie wordt tegemoet gekomen in
zijn wenschen, bij vader op schoot ploft in
de groote Rotterdammer aan het ontbijt en
niets voelt voorde noodzakelijkheid, dat vaaer
op zijn nuchtere maag het wereldnieuws be
hoort te genieten, die zijn pap slechts eten wil,
als de geheeie familie een koorzang aanheft.
En die trots, diezelfde, die misschien Benjamin
betreft een paar jaren latei, spreekt uit
Troetelkinderen,uit het jongetje met de blonde
kn.llen, dat argeloos de heele wereld ver
overt, door iedereen lief gevonden wordt
en alles en een ieder lief vindt, en in zijn
kleine kinderhart van geen booze menschen
weef, en ze daarom ook nooit ziet, maar iets
aardigs en goeds in ieder opwekt. Het troetel
kind, dat de winkeljuffrouweii stormender
hand verovert,dat in een winkel,als het achter
in den tuin den haan hoort kr.iaien vol verruk
king zegt: O, Mevou, wal zingt jou kip
piachtig."
Er is het verhaal bij van het niet meer zoo
heel jonge kind, dat den verjaardag wil vieren
van Hectoi, den speelgoed-ezel; van het Duit
sche kind, dat spelen leert niet het kabouter
huis, doordat de kleinere kinderen haar de
fantasie, die misschien door prozaïsche ouders
geuood is, weer bijbrengt; van de liefde van Pi m
voor den salamander,die mee moet naar builen,
als ieder gepakt en gezakt en overladen met
bagage is. Pim smeekt deze gunst af met tranen
in de oogen, en dat doet moeder, in al de
agitatie van den exodus met al dat kroosten
al die dingen, die mee moeten en uie broodjes,
die gesmeerd moeten worden, goed.
En het vreeselijke, onvei beterlijke, slor
dige jongetje, dat moeders geduld op zwaie
proeven stelt, dat zijn kamertje keurig"
tracht te maken en zoo blij is moeder het
fantastische bosch te laten zien van een
paar planten en wat speelgoed en
stroobioemetjes, terwijl zijn kieereii over den grond
liggen, tussclien en in de plassen waschwatei,
terwijl zijn bed een hondennest lijkt; de schrijf
ster doet u even glimlachen,en in dien glimlach
is iets vanden vergevenden glimlacl dei' lieve,
alles begrijpende en vergevende moeder zelf.
Het lezen van dit boekje doet goed, want
het ontsluiert kleine mysteriën' uit h.et
kinderleven, dingen waar wij groote inensüien
wel eens over heen kijken, of waanwijs op
neer zien. Het geeft 'aan, dat er in onze
kinderen kleine schatten veiborgen liggen,
die we ontdekken kunn»n, als we heel "eig
SCHILDERIJEN VERNISSEN
schoonmaken of restaureeren is geen zaak
om toe te vertrouwen aan winkeliers die
schilderijen verkoopen of encadrementen
leveren, ook niet aan den eersten den besten
liefhebber, maar aan hem, die er allén
zijn vak van maakt, die van jongs af aan
in het vak is opgegroeid met wetenschap
pelijke kennis en geoefendeervaring. (Adv.)
C. B. VAN BOHEMEN
RESTAURATEUR VAN
OUDE SCHILDERIJEN
(door Dr. Bredius als zoodanig erkend)
HELMERSSTR. 57 DEN HAAG
ons best doen om diep te graven en geduldig
te zoeken, schatten, eie ons zelf.'kunnen
venïjken. Maai het wijst ei tevens op, dat we
met onze groote menschcnwiisheid, en onze
domme onbegrijpelijkheid voor de wereld
van kinderfantasie,met onzen vaak ongewilccn
hoon, ook heel groute rijkdommen, die
zorgzaam moeten worden aangekweekt, kun
nen vernielen. Het eischt veel zo,g en door
zicht, maai' vooral veel gevoel, om uit de
kleine, teere knoppen, mooie bloemen te
doen ontluiken.
VAN T i K N; i! o v E N
IIIIIIIIIIIIIIIMI il
iimimimmi m , ,,,?,?lm(J
ANNIE HOMAN: Grieksdie sagen voor
kinderen. I. De sage van het begin.
II. De bewoners van den Olympus.
111. De sage van Prometheus. IV.
De sage van het gulden vlies. (Arnst.,
Van Holkema en Warendorf).
Vier wei-verzorgde en royaal-uitgevoerde
deeltjes. De verhaaltjes zijn met animo ver
teld en men kan merken, dat de schrijfster
plezier had in haar onderwerp. En men kan
de verhaaltjes nog wel aardig vinden, ook al
is er van de rieksche sagen weinig overge
bleven.
Maar voor wie zijn ze eigenlijk bestemd?
Ik heb in een recensie gelezen: voor jeugdige
Gymnasiasten en H.B.S.-leerlingen. Maar de
eersten zullen toch zeker en de laatsten
misschien ook wel, dadelijk bemerken, dat
de schrijfster ambrosia en nectar verwart,
dat ze Pluto en Pltitos gelijk stelt, de
Romeinschc en Oriekschc goden door elkaar haalt en
allerlei mythologische fouten" maakt.
Voor kinderen van nog jongeren leeftijd
heeft het weinig zin mythologie te vertellen
in zoo beknopten en zonderlingen vorm;
maar in de uitvoerige vertelling van deze
zoo boeiende verhalen ligt voor kleine kin
deren een groote bekoring en de schrijfster,
die zeker goed vertellen kan, zou beter ge
slaagd zijn, als ze een paarOvidius-verhaait jes
had naverteld en de beroemde
Prometheusepisode uit de Protagoras, die zich daartoe
heel goed leent, voor kinderen had bewerkt.
De illustraties, ook door de schrijfster
bezorgd, hebben veel aardigs; ze heeft zeker
veel Orieksche vazen gezien en ook Assyrische
en Egyptische afbeeldingen. Dat ze de
Colchische konings-familie geheel on-Grieksch
voorstelt, is goed-bedacht; ook het landschap
is op vele plaatsen aardig aangegeven en hoe
mooi zijn de platen dikwijls van verdeeling.
Vreemd doet in III het plaatje Iris brengt
Zcns' boodschap over" aan, met op den ach
tergrond een soort Atheensche Akropolis
met verwisseling van rechts en links. Het is
jammer, dat deze zeker jonge --- schrijfster
de cischen aan haarzelf niet wat honger ge
steld heeft, ook, dat ze niet eens even hulp
gezocht heeft ter verwijdering van de vele
taal- en drukfouten, die kwistig over haar
boekjes zijn uHgestnmid. Ik geloof, dat ze
als ze haar onderwerp behccrscht iets heel
goeds zal kunnen bereiken op dit aantrekkelijk
gebied: vertellen bij eigen illustratie's.
C. M. VAN H l L L E?G A E K T II K
Piëtistische Portretten door EVERARD
GEWIN. Utrecht H. de Vroede, 1022.
(/1.75).
Leidde de heer Gewin vór een paar jaren
zijne lezers den Nederlandschen Réveilkring
binnen, thans heeft hij het leven van een
drietal huitenlandsche Pietisten geschetst,
de vermaarde mevrouw Von Krüdener, den
weinig bekenden predikant Rieu en de moeder
van het Duitsche diakonessen-wezen, Amalia
Sieveking. Het eerste hoofdstuk, dat ongeveer
twee derde van het beknopte boekje vormt,
DANS EN DANSONDERWIJS
Als wij de taak van een danser nagaan.
dan zien wij, dat deze een dubbele is, dat in
hem de scheppende en de uitvoerende kunste
naar vereemgd zijn. Dit nemen wij bij dansers
bijna als vanzelfsprekend aan, maar als
wij er ons even in verdiepen, moet het ons
duidelijk worden, hoeveel faktoren er
vereischt worden om een goed danser te vormen.
Wij vragen immers ook niet, dat in de
muziek scheppend en reproduccerend kunste
naar in n persoon vcreenigd zijn? Hoeveel
komponisten zijn er die hun eigen muziek
weten voor te dragen? Het is toch zeer wel
mogelijk,dat iemand wel scheppend talent
heeft, maar dat zijn technische gaven, de
gaven voor het handwerk", om het zoo
te noemen, te kort schieten.
Het dansonderwijs valt dan ook door deze
twee eischen, die aan den kunstenaar gesteld
worden, in twee groepen uiteen: Ie het vormen
van den uitvoerenden, 2e het ontwikkelen
van den scheppenden kunstenaar.
Het eerst wordt natuurlijk de
reproduceerende artiest gevormd. Want wat /.on
men willen beginnen, als men niet geleerd
had zijn materiaal te behecrschen? Het
duidelijkst kan ik het misschien zeggen,
door het te vergelijken met muziekonderwijs,
daar iedereen dit op een of andere manier
kent, de mcesten het zelfs aan den lijve
ondervonden hebben, of, als dit niet iiel
geval is, de lijdensgeschiedenis bij anderen
gadegeslagen hebben.
Het kind dat begint, is geheel passief,
het studeert de beginoefeningen, die het
opgegeven worden voor de ontwikkeling van
eenige techniek, zonder te weten waarom.
De leermeester heeft geheel liet roer in
handen en stuurt voortdurend op technische
kwesties aan. Zelfs in de stukjes", die uit
gekozen worden om de animo er een beetje
in te houden, staan deze nog op den voorgrond,
daar zij vaak toepassingen van tudes,
gamma's, etc. zijn. .
Voor het uitbeelden van gevoel is het
kind immers niet rijn genoeg. Langzamerhand,
naarmate het ouder wordt, zal het ont
wikkeld genoeg zijn voor die muziek,
die de uitdrukking is van hetgeen de
komponist doorleden en doorstreden heeft.
Zoo is het ook bij dansen. Heeft men een
kind, dat op - 8-jarigen leeftijd begint,
(de leeftijd waarop met dansen' begonnen
moet worden), dan kan men niet anders
doen, dan het eerst de technische studie
onder handen te doen nemen. Zooals ook op
elk instrument het studeeren in verschillende
onderdeden uiteenvalt, die apart geleerd
moeten worden, zoo zijn er ook in dansen
verschillende elementen, die elk afzonderlijk
ontwikkeld worden, zooals I. het beheerschen
van de spieren, 2. het rythmisch gevoel,
3. gevoel voor lijn in het lichaam en
nitbeeldingsvermogen van deze (plastiek), 4.
gevoel voor ruimteverdeeling, 5. mimiek.
Naast de vele dansscholen, zooals van
Dalcroze. Elizabeth Duncan (de zuster van
Isadora Duncan), Rudolf von Labau, Luserke,
om maar enkele te noemen, houdt zich nog
steeds het oude ballet staande, hoewel a
deze menschen het voor dood, afgeleefd
en al wat leeiijk was, uitgescholden hebben.
En met hen heeft zich bij bijna iedereen
een superieure minachting voor ballet"
ontwikkeld; het beieeken t' voor hem niet
meer dan iets leegs, wufts, doms, iets dat
dressuur is, maar geen levende kunst. En
dan hebben deze menschen ook gelijk, want
al het leelijke dat zij er van zeggen'is waar,
maar. ...
De medaille heeft ook een keerzijde; wat
zij over het hoofd zien is de volmaakte
techniek. Omdat er vele pianisten en vio
listen zijn, die enkel schitteren door hun
verbluffende techniek en ons toch onbe
vredigd laten, daarom zeggen wij toch niet,
dat deze onnoodig is of dat zij anders moei
zijn ? !
Deze ballettechniek nu, die door de
eeuwen heen, langzaam zich gevormd heeft
tot wat zij nu is, heeft in zich onbegrensde
mogelijkheden en alle kracht tot het weer
opbloeien tot nieuw leven, daar zij juist
niets anders is dan techniek en zoo aan den
scheppenden kunstenaar een volmaakt in
strument in handen geeft, dat hij geheel
naar zijn wil kan gebruiken.
Want niets legt zoo de scheppende kracht
aan banden als een niet-beheerschcn van
technische kwesties. Eerst als men er geheel
hoven staat, kan men aan zijn schepping
dien vorm geven, die het zuivere beeld is
van het innerlijk doorleefde. En deze vrijheid
geeft de ballettechniek aan den danser.
De verschillende oefeningen zijn hierop
gebaseerd, dat ten eerste elke spier afzonder
lijk gebruikt kan worden en ten tweede, en
dat vind ik buitengewoon belangrijk, dat het
lichaam op elk willekeurig moment een geheel
is, dus dat met de voeten niet iets anders
wordt uitgebeeld dan met de armen. Dit is,
wat ik zooeven met gevoel voor lijn" in het
lichaam bedoelde.
Waardoor toch beeldt men in dansen zijn
gevoel of een konkreet gegeven, als b.v.
Page, stervende vogel, etc. uit? Wij zien
dan de twee hoofg!factoren naast elkaar:
het rythnie, d.i. de beweging, en de lijn, zoo
b.v. in een dans van Edith von Schrcnck,
getiteld Last". Hierin drukte zij het wezen
van een zwaren last uit door haar rug sterk
te krommen en haar armen naar achteren
langs haar hoofd te leggen niet de palmen
van de hand naar boven, zoodat deze horizon
taal kwamen te liggen. Zoo, voorover gebogen,
liep zij in langzaam rythme over het tooneel.
Hierin zagen wij duidelijk beide elementen.
Was zij stil blijven staan, dan hadden wij nog
aan haar houding, aan den sterk gekromden
rug vooral, den zwaren last gezien, terwijl
eveneens het langzame rythnie het moeizame
in het voortschrijden weergaf. Onlogisch
echter vond ik in den dans, dat /ij op de
teenen liep en haar voel telkens over een
grooten boog, hoog opgetild, verzette. O'
is een voorbeeld van wat ik boven bedot. ..
OOSTERSCHE TAFEREELEN
Teekening voor de Amsterdammer" van Jan Poortenaar
VIL DE SA LA K IN DEN REGEN.
Het land der wijde Sawah's, vlak als de
Hollandsche weiden, waaruit de kegel van
een vulkaan langzaam oprijst, ziedaar Java
zooals het veelal is en zooals slechts weinigen
het zich denken.
Want er is geen wee'derigheid van geurige
groei, geen tierende sappigheid, geen vol,
rijk lommer of kleur van bloemen die de bleeke
noorderling zich daar fantaseert. Noch kent
het Oosten der tropen de levenbrengende
wisseling der jaargetijden. De zon, een felle,
schrille schijn van blindend licht, kleur,
nuance, teerheid en nevelige poëzie w
gvretend in zijn bijtende kracht, is machtig en
het stille land, iederen dag, dicht en ver,
ongenadig. Geen zachte, weldadige lavende
regen. De lage landen weerloos, slechts is
het een vnurberg wiens silhouet zich in de
heetc lucht verheft.
In landstreken als de Preanger, of het
deel dat naar het Oosten ligt echter, is de
vuleaan te midden der andere bergen die
ronding en lichaam krijgen inplaats van
omtrek, en levende wezens schijnen, soms
in de zon rustig en als slapende neer
liggend, soms onder wolkschaduwen ge
dekt, toornig hun gespannen rug heffend.
Daar staat en loopt de mensch up de ver
steende natuurkracht, die deze verstarde
golven zijn, te voorschijn geroepen uit het
binnenste der aarde; een pygmee, ?.,oals
zij er honderden verpletteren in een ommezien.
Maar in het vrije land, daar troont de berg
als een verre koning. Daar trekt de Salak
de wolken tot zich, hooger en hu;ger, en wie
niet mee kunnen in die vaart schijnen
tuimelend de helling af te rollen.
Weer tiekt hij er aan, de duisfernis valt
over het land, een laatste lichtschijn glijdt
van de gladae palmen af die zwiepen onder
den aanvarenden wind dan b;,rst de regen
los in niet te temmen vaart, slaat met
verdoovend geraas de breede bladen neer, een
geesel, een plaag van Bijbelsche groütschhcid.
] A N P O O R T i: N A A K
's gewijd aan Juliana von Vietinghof
(17641824), die op 18-jarigen leeftijd de derde vrouw
werd van den bijna tweemaal zoo ouden
Russischen diplomaat Von Krüdener. De
schrijver deed een gelukkigen greep door
juist nu de herinnering aan haar te verleven
digen, in deze dagen, die in zoo menig opzicht
overeenstemming vertooueu met den
Napoleontischen en na-Napoleontischen tijd.Dochter
van een der koningen uit de haiidelswereld
van Riga, bekoorlijk en begaafd, genoot
mevrouw Von Krüdener in hare jeugd van
het leven der groote wereld, eerst met haren
echtgenoot, later zonder hem en zoozeer
van hem verwijderd, dat zij hem eenzaam
liet sterven. Na zich zelf te hebben gcteekend
in haar roman Valérie, een hooglied op haar
schoonheid en de betoovcrende kracht van
haar wezen", keerde zij in 1804, als weduwe,
naar hare geboortestad terug. De plotselinge
dood van een barer aanbidders stemde haar
tot nadenken. Een eenvoudige schoenmaker
bracht haar in aanraking met den kring van
Hernhuttcrs te Riga, en daar vond haar
onrustig hart vrede in Christus. Lenigen tijd
later maakte zij kennis met Jung Stilling,
den vereerden patriarch van de godsdienstige
opwekking in Duitschlaiid", en sinds was zij
een ijverige piëtiste. Gewin teekent ons dan
verder haar leven. Door den omgang met
haar en hare vrienden, waaronder de pre
dikant Empaytaz, werd keizer Alexander van
Rusland een geloovig Christen, en onder dezen
invloed vatte hij het plan op tot de zoo schoon
bedoelde en zoo droevig mislukte Heilige
Alliantie. Naast de deugden van het piëtisme,
zelfopofferende liefde, eenvond en soberheid,
vertoonde mevrouw Von Krüdener ook de
schaduwzijde dezer richting: het hechten aan
ingevingen en openbaringen. Haar optreden
bracht haar in botsing met de vrijzinnige"
overheden in Zwitserland en Duitschland.
Van plaats tot plaats verdreven, keerde zij
naar Rusland terug, waar Aiexander zich
verder zeer terughoudend tegenover haar be
toonde, i ok in verband met hare sympathie
voor de Grieken in hun opstand tegen het
Turksch gezag. Verzwakt door de ontberingen,
die zij zich zelf had opgelegd, overleed zij
in den Kerstnacht van 1824.
Inliet tweede hoofdstuk verhaalt de schrijver
iets over het leven van den jonggestorven
Zwitser, Charles Jules Rieu (1792?1820),
die gedurende een drietal jaren predikant was
in de Fransche Gereformeerde gemeente van
Fredericiain Jutland, en daar als een heilige
werd vereerd. Het derde hoofdstuk handelt
over Amalia Sieveking (1796?185'.)), de
begaafde onderwijzeres, die door het sterven
van haren innig geliefden broeder Gustaaf
tot bekeering kwam, en met al de warmte
van haar nobel hart zich gaf aan den arbeid
voor armen en zieken en in Duitschland den
stoot gaf tot de vrouwelijke armen- en
ziekenverzorging.
Naast enkele aanteekeningen geeft de
schrijver aan het slot van zijn boekje een lijst
van geraadpleegde geschriften, waardoor een
lezers, bij wie belangstelling voor het
oneerwerp is gewekt, de weg wordt gewezen 1ot
verder onderzoek. Bij de werken over mevr.
Von Krüdener had nog kunnen genoemd
worden: Ford, Life and letters of madrme
Krüdener, Londen, 1803. In tegenstelling niet
zijn vorig geschrift was de heer Gewin voor
dez.' schetsen uitsluitend op gedrukte bronnen
aangewezen; alleen voor de korte biographie
van Rieu kon hij ook eene, niet nader aange
duide, Hollandsche correspondentie raad
plegen. Een enkele maal liet hij zich door zijn
bronnen tot slecht Hollandsch verleiden;
zoo las ik op blz. 15: Zij ging niet naar
haren man, maar bleef bij zich zelf". Doch dit
zijn kleinigheden.
Het boekje doet ons voortdurend een buk
slaan in het piëtistisch levensiniiieu der
met sympathie getcek^nde persoonlijkheden.
DL- schrijver maakt terecht onderscheid
tnsschen de strengheid en preciesheid" der
piëtisten en de Calvinistische levensopvatting;
hij had daarbij kunnen wijzen op hunne
verwantschap met de Doopsgezinden, bij wie
de mystiek ook tot mijding" en verzaking
van de wereld leidde.
D R. J o n. C. B R E E N
iiiiiiiiiiimiiliMiiMiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiMiiii
dat met alle deelen van hel lichaam slechts
n idee weergegeven moet worden. Ook
haar voeten, het verzetten hiervan had zwaar
moeten zijn door het drukkend gewicht op
de schouders.
Een van de volgende punten, die ik noemde,
was gevoel voor ruimte". Men moet bij het
opbouwen van een dans rekening houden met
de ruimte om zich heen, zoodat het heek'
tooneel beheerscht wordt. Men moet b.v. niet
een bepaalde figuur steeds naar n kant
maken, maar ook symmetrisch naar den an
deren kant, zoodat zij a. h. w. eikaars spiegel
beeld zijnen zoo elkaar aanvullen. Dit ruimte
gevoel treedt nog sterker op den voorgrond
als men een dans maakt waar meerdere
personen aan deelnemen, daar d,in natuurlijk
de harmonische ruimteverdeeling onmiddel
lijk in liet i,i;g valt, daar wij deze konkreet
voor ons zien.
Nog een punt, dal ik aanstipte, was het
rythmisch gevoel. Als wij hierover spreken,
denken wij onwillekeurig aan Dalcroze en
zijn methode. En hoewel ik niet geloof dat
men volgens zijn systeem tot danser gevormd
wordt, zijn er toch oefeningen bij, die uit
stekend zijn, zooals b.v. zijn beginocfcning.
het marcheren op maat, terwijl de muziek
telkens van tempo wisselt en 'de leerlingen
dan deze tempoveranderingen onmiddellijk
moeten overnemen. Dit is zoo goed, daar
het loopen op zichzelf geen aandacht vergt,
zoodat alles geconcentreerd is op de muziek
en de leerlingen deze dus geheel kunnen
volgen. Want juist is dikwijls het groote
gebrek dat zij niet luisteren", niet het rythme
in zich opnemen, doordat de beweging te
ingewikkeld is en geen energie meer overlaat
om ook het rythnie te verwerken. Maar
waarom zou ballettechniek zulke oefeningen
niet overnemen? Niemand zal toch beweren,
dat n de wijsheid in pacht heeft en de
beste methode is die. die zieli met .il hel
goede uit andere verrijkt.
Het gvoote gevaar van ballet vindt men
over het algemeen dat dit zou verstompen
tot gemaniereerdheid en leegheid. Dit ?.'A\
ook gebeuren bij die naturen, die geen kracht
genoeg in zich hebben om zich boven datgene
uit te werken, wat zij geleerd hebben; die
blijven hangen aan de techniek zelf en deze
niet kunnen gebruiken enkel als middel
om uit te drukken dat zij innerlijk beleven.
Maar zou dat iets beier zijn als dezen
volgens een andere methode" les hadden
gehad? Dan zou het immers evengoed na
doen" blijven, en dat is en blijft altijd dom.
Heeft men nu de volmaakte gladde"
techniek van het ballet onder de knie, dan
is het oogenblik gekomen, dat men zich
de luxe kan perniitteeren er van af te wijken.
Dan kan men de mooie" lijn (mooi is
immers maar een heel betrekkelijk begrip)
verwaarioozen en de expressieve zoeken.
Deze zal soms afwijken van wat de ballet
techniek als juist voorschreef; maar, we
zijn toch we! zóver, dat wij ons in kunst
niet meer vermeten te zeggen: Dat is
onjuist, dat mag niet". Zoo vaak hebben
wij onze pedanterie op dat punt gefnuikt
gezien doordat een geniaal iemand het toch
deed en het dan prachtig was. Maar laten
wij ook in dansen niet tot het andere uiterste
overgaan en zeggen, dat, omdat het anders
is, het goed moet zijn. Want het maakt
een groot verschil of men in die afwijking
bewust een nieuw uitdrukkingsmiddel zoekt,
of dat men het doet uit machteloosheid.
Over den scheppenden kunstenaar kan ik
kort zijn : dit is men, of men is het niet.
De leermeester kan zoo'n talent hoogstens
leiden, eenigermate den weg aangeven.
Dit heeft hij reeds gedaan door het wijzen
op lijn en het ontwikkelen van ruimtegevoel.
Men zou dit kunnen vergelijken met de
compositielessen" in de muziek.
Den verderen weg, den eigen weg, moet
de sel leppen de danser als elk ander kunstenaar
zelf zoeken.
N. S c n a i r i: R