De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 30 december pagina 6

30 december 1922 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Dec. '22. - No. 2375 MARTINE" opgevoerd door het Tooneelgezelschap Comoedia" in het Centraal Theater te Amsterdam Teekening voor de Amsterdammer" van J. C. S. Warendorf WILLY HAAK ALS MARTINE In dit uit het Fransch vertaalde tooneelwerk werd de hoofdrol (het boerenmeisje) vertolkt door de jeugdige tooneelspeelster Willy Haak. llllliililllliiiiilllliuilll aluin SCHILDERKUNSTKRONIEK ZANDLEVEN (Bij Qerbrands te Utrecht) Bij sommige schilders verliest de stof haar aardsche zwaarte,en wordt tot sprankelenden, of vlammen den geest. Hoe dit geschiedt (door overgrooten hartstocht, of door een zich levensvol schakeerend evenwicht) kan hier niet verder worden uitgelegd.... Er zijn andere schilders, sobere, volhar dende werkers, wien dit zoo goed als nooit, of nooit, overkomt. Al onze waardeering kan dit niet verbloemen. Tot deze schilders, tot deze ernstige werkers, die te zelden hun stof tot geest kunnen laten ontbloeien (want het tot geest worden is als een bloesemen) behoort Zandleven. Oe waardeert, en steeds meer; maar de gezochte bloem, en bloesem, is er zelden. Oe erkent de eerlijkheid van zijn werkmanschap, en den ernst van zijn toewijding ? maar ge bespeurt steeds het te-kort. Toch zijn er, in het laatste werk, wijzigingen te erkennen, die beter doen hopen. Het lichtspel, de erkenning der ruimten door lichtschakeermg wordt meer en meer een voorwerp van zorg. Het mozaiekachtige, dat bij hem steeds gepaard ging met zwaarte van de stof, is niet meer hoofd-indruk; het licht leeft tusschen de dingen LUCIE VAN DAM VAN ISSELT (Pulcliri studio, hoofdgroep). Het chineesche bord met het donkere vaasje, en met de bloem, die als een zware kleurvlam is, is zeker een te waardeeren werk van deze schilderes (en het is haar niet gewoon !) maar reiner is (en dat is haar type m de kleur) het stilleven met de eitjes, waar-om en waar-over een ongerept, niet tel licht, zich bijna niet beweegt. Het is innig, en zuivei, en dat is wat Lucie van Dam van Issüt op haar best bereikt. Minder geslaagd zijn tot nog toe de voorstellingen van ue binnenkamer met het blauw-linnen tafelkleed; romantischer is, en met meer grootscher gang in de schildering, dan zij gewoonlijk laat erkennen: de enkele doodsKop DE DUITSCHE TENTOONSTELLING. Deze tenlonnsteüing is geen cbcurtenis;mcKr gebeurtenis is zelfs de Breitner-tentoonstelling te Amsterdam. Maar zij is, hoewel geen be vruchtende gebeurtenis, toch als nuttig te erkennen. Het past den Hollander op de hoogte te zijn van wat de groote landen rond hem maken en maakten. En dit niet om na te bootsen (te velen zijn de nabootsend jongeren !) maar om zuiver zich te verhouden, om zuiver te staan tegenover wat Holland zelf brengt. Als zoodanig was de Duitsche tentoonstelling noodig; de kennis der meesten is te gering omtrent het hier vertoonde tijd perk. Zij vermeerdert dus onze kennis; zij vermindert een soms argeloozen eigendunk; maar zij is, ik herhaal, geen bevruchtende gebeurtenis. En konden we dat verwachten ! Behalve door het Duitsche beeldhouwwerk (er zijn in Duitschland goede beeldhouwers, verschillend als Barlachen Kolbe zijn) konden we op zoo iets niet hopen. We nrssen te veel werk van een gemoed dat Kathe Koliwitz is maar dat is in Holland zelve lang reeds erkend we zien anderen genoeg, en voor Duitschland in dien tijd van de besten. En we weten opnieuw, dat de kleur ons wer kelijker is, meer verbonden met ons wezen, dan zij dat ooit was aan het Duitsche wezen; we weten hier, dat we daarop te licht teren, wanneer we den duitschen ijver erkennen; we zijn niet altijd psychologisch genoeg, maar bij ons zou de scholieren-psychologie van een Kalkreuth niet (verkeerdelijk!) zoo hoog staan genoteerd, noch zijn wij, eenvoudigcn, ooit verward in wat de Duitschers mondaniteit heeten, en wat niets is dan maatgebrek in kleur en houding. We erkennen Menzel en Schuch P L A S S C H A E U T MEVROUW ELSA BERÜ. Mevrouw Berg stelde in haar atelier het werk ten toon aat zij gedurenue een verblijf van eenige maanden in Italië voornameHJK in Florence gemaakt had; schilderijen en aquarellen. Om den aard ervan aan te uiüen, niet om net te etiquetteeren noem ik het expressionistisch. Mevrouw Berg bootst ue natuur niet na; zij neemt de natuur ais aanleiding en interpieteert uie naar vorm en kieur op tiaie wijze. Daar is niets tegen vooral niet ais ue persoon en ue aroeid er scmideres zooais nier den steiligen indruk geven at haar opvatting op een overtuiging is gegrond. In hoever zij in haar resultaten hei terrein der schoonneid nadert dun' ik met beslissen. Het meest in de Duurt kwam zij misscmen in e m olieverf overgebrachte viSiu van eenige in net w.t gekleeete prelaten uie zien onder een gewelf bewegen. Maar wat mij bizonder trof was dat haar werk voor mijn gevoel altnans zoo weinig net eigen karakter van net Italiaansche lanuscnap sug gereerde. Ook in de manier van Mevrouw Berg moet Uat mogeliJK zijn. Kan zij u niet Uc stad of ue omgeving noemen uie om het voorzicntig uit ie drukken aan haar trans criptie den stoot heeft gegeven? Welnu, liet gevoel dat het juist een icahaansch landeigen (en zelfs een zeer bepaald) was, dat door Ue zeef narer beleving was gegaan, heeft zij bij mij niet kunnen opweknen. Dj wijze van uiting uie zij voorstaat is een stap veruer dan de uirecte. Maar ook in deze heneide moet liet karakter eener natuur herkenoaar zijn. Waar toe anders een Italiaansche reis? En juist uit typiscne kwam, naar inijn smaak, inhaarvertoiKing niet ot te zwak over. VEILING LENAERTZ WAUNER, Palchri Stuuio, den Haag. DJ ontzaggelijke menschenstroom die in dit geval ue zalen van Palam vulde stond in geen vernouuing, altnans voor zoover net ue scnilderijen betreft, tot de Kwaliteit van liet ge bodene. Het was, behoudens uitzonderingen, niet al te veel znat-cs. Sommige scni.ders waren abondant vertegenwoordigd wat hun niec altijd ten goede Kwam. Maar curieus en ver blijdend was het hoe goed cte Zwart, die men in alle hoeken en gaten ontmoette, zich handhaafde. De sterke, in-zuivere staaltjes, van zijn penseel, groot in het kleinste formaat waren even zoo vele verkwikKingen. En w\e dat heldere, kleurige schilderijtje ontdekte van kinderen die een sneeuwpop maakten, zal het zich blijvend herinneren. Akkeringadeed met een paar levendige stukjes uit vroegeren tijd, verfijnder maar zwakke'-, even aan hem denken. 11 E N N u s HET LEVENSMYSTERIE EN DE PSYCHO-ANALYSE DE WEDUWE uit het boek Fantomen", 2e deel, door FRANgois PAUWELS. Door de ervaring, in lange jaren van onder zoek verworven, kwam Prof. Freud tot de overtuiging dat onze zielsprocessen automa tisch geregeld worden door het lust-onlustprincipe, gewoonlijk kortweg het lustprincipe genoemd. Dat wil zeggen dat de verhouding der werkende krachten in ons zieleleven steeds zoodanig geregeld wordt dat onaangename gevoelens zooveel mogelijk vermeden en aan gename nagestreefd worden. DJ meeste onaangename gevoelens ontstaan door waarneming van gebeurtenissen in de buitenwereld. Een e daarvan is de waarneming van gevaar; wanneer die ons onvoorbereid treft en wa er dus door worden overrompeld, ontstaat een toestand dien men schrik noemt. Ten gevolge van hevigen schrik kan eenc zenuwziekte optreden, die men dan eene traumatische neurose" noemt. Deze vorm van zenuwziekte, die begrijpe lijkerwijze in den wereldoorlog veelvuldig voorkwam, trok toen ook meer de aandacht van Freud. In het bijzonder werd hij getroffen door het zonderlinge verschijnsel, dat vele lijders aan deze neurose telkens en telkens in hunne droomen de schrikwekkendegebeurtenis, die de aatleiding was tot hunne ziekte, weer doorleefden. Djze eigenaardigheid der schrikneurose meent Freud niet geheel door de tot nu toe ontdekte eigenschappen van onzen geest te kunnen verklaren. Daarom werd ze voor hem de aanleiding het bestaan van een oorspronkelijken herhalingsdwang" aan te nemen. Eene andere uiting van dien dwang meent hij te zien in de eindelooze herhalingen, waarin kleine kinderen bij hun spelen behagen schep pen. Ook zou die dwang op hoogst eenvoudige wijze verklaren waarom men bij de behande ling van zenuwzieken door psycho-analyse steeds ondervindt dat ze hunne verdrongen herinneringen niet als zoodanig beschrijven, maar steeds trachten de vroegere situaties opnieuw te doen herleven. Freud meent dezen herhalingsdwang als een eigenschap van ons zieleleven te moeten beschouwen, ouder en oorspronkelijker dan het lustprincipe. Daarom gaf hij aan het ge schrift 1), waarin hij zijne denkbeelden hier omtrent uiteenzette, den titel Jenseits des Lustprinzips". 1). Van dit werk is thans eene vertaling van Arie Querido verschenen onder den titel Het Levensmysterie en de Psycho-analyse" (uitgave Em. Querido, Am sterdam). Ik vermoed dat de vertaler dezen titel gekozen heeft omdat Freud aan zijne uiteen zetting van den herhalingsdwang zeer diep gaande beschouwingen omtrent de grondslagen van ons zieleleven vastknoopt. Zoo doet bijv. het driftkarakter van dezen herhalingsdwang hem de vraag behandelen of misschien het karakteristieke van elke drift zou zijn een drang tot het herstellen van een vroegeren toestand". Wat dan weer dieper voert tot beschouwingen over de eenvoudigste vormen van leven bij eencellige wezens. Bij het reeds zeer geconcentreerde van Freuds uiteenzettingen is het mij niet mogelijk daarvan in nog beknopter vorm eenig denk beeld te geven. Daartoe leze men het oor spronkelijke. Ik wil er alleen op wijzen dat ook bij beschouwing uit dit nieuwe gezichtspunt de tegenstelling voor den dag komt tusschen de Ik-driften en de sexueele driften, waarbij er aan herinnerd dient te worden dat Freud onder sexueele driften steeds verstaat en heeft verstaan alle zielsprocessen, die samenhangen met de verdeeling der menschheid in twee seksen alle driften welke de lotgevallen van het kiemplasma besturen". Oppositie tegen Freuds opvattingen is meestal he,t gevolg van miskenning van dit ruime, biologische stand punt. Heel belangwekkend is ook in dit geschrift de wijze' waarop Freud zijne denkbeelden ont wikkelt. Door tegenstanders wordt vaak be weerd dat hij een systeem opbouwde op eenige hypothesen. De lezing van dit werk kan er van overtuigen dat hij integendeel steeds uit gaat van wat hij waarnam en daarvoor eene theoretische verklaring zoekt, maar steeds daarin wijziging brengt als nieuwe waarne ming hem daartoe aanleiding geeft. Ook in Hoe stemmig gaat gij in uw middagkuier, veel vruchten wierp het vennootschapjen bedroefde weeuw, ten zijnen grave heen, [af ik kus de tip van uwen zwarten sluier die slechts hem rijker maakten, d'andren en koer met u in klagelijk geweer!.... [armer, Want hij was braaf, uw dikke bedgenoot, een koopman, schurk als allen, maar recht[schapen, in zijn papieren zwendel was hij groot, een koning onder de gorilla-apen ! och welk een trouw en vaderlijke zorgen, de brandkast bergt haar heimelijk gewin, dus vrees, Mevrouw, niet voor den dag van [morgen, wees weduwe, maar met verheugden zin ! Nog zie ik hem aan zijn bureau gezeten, C'C i den sluier weg en lacht mij toe, de veue handjes op den ronden buik, Ai wonder dat de tijd aan u kon wrochten, het bolle hoofd tot bersten volgevreten ik dacht een blik l ontwaren droef en moe, na 't hooge feest van de jenever-kruik, ult 8cn dle dcn troost des hemels zochten, een tint, verbleekt als de gestrooide kelken die op zijn graf nog niet gansch zijn vergaan, en een omfloerste matte stem, die eiken begonnen dag verwelkomt met een traan, maar zie u als verjongd, in glans van jeugd, gij traadt terug in de gevloden jaren, de zwarte rouwkleedij wordt tot een vreugd bij uwen blos en bij uw blonde haren, en heel uw wezen straalt als een verlangen, voor kort nog maar bedrieg'lijk ingetoomd, dra zult g'uw treurnis aan den kapstok hangen terwijl ge reeds van iets ondeugends droomt.... Vergun daarom mijn aarz'lend dichterwoord den braven doode teeder te gedenken, 't is zeker dat hij onze hulde hoort, zijn mollig handje zal ons dankbaar wenken, wij zullen samen bij zijn roofgeld rouwen, en tranen plengen in zijn goeden wijn, het is aandoenlijk, allerliefste vrouwe, kom aan mijn hart, ik wil uw trooster zijn maar in zijn varkensoogjes glimt een plan, gespitst op buit en onverdiende baten, het naamloos vennootschapjen eerst en dan de schraperij van duiten en dukaten, 't is alles prachtig in elkaar geweven, een symph mie van leugen en bedr g, het zal hem overdaad van winsten geven en heerlijk spoelsel in zijn vetten trog.... Als een goed vader voor zijn huisgezin laat hij de vrouw en kleuters niedeslobb'ren, het jongste kriebelt aan zijn onderkin en mag als schuitjen op zijn knieën dobb'ren, weemoedig staart hij naar de kinderwangen, vleesch van zijn eigen welgedane vleesch, zal 't knaapjen als zijn vader daalders | vangen? ontroering maakt zijn milde grocstem heesch ! Nu ligt hij in zijn fraai familiegraf, een bijbeltekst verlucht het plechtig marmer, IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII dit werk geeft hij soms verschillende mogelijke verklaringen, zelfs zonder zich voor n ervan partij te stellen. En hij besluit met de woorden : Men moet geduld hebben en op verdere middelen en aanleidingen tot onderzoek wachten. Ook moet men bereid zijn een weg, dien men een poos lang gevolgd heeft, weer te verlaten als het blijkt dat die niet tot iets goeds leidt. Slechts die geloovigen, welke verlangen dat de wetenschap den door hen verlaten catechismus zal vervangen, zullen den onder zoeker de verdere ontwikkeling van zijne denkbeelden, of zelfs de wijziging ervan mogen kwalijk nemen". DR. A D o L p n F. M E Y E K Haarlem VRAGENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden 1) Dit verscheen in 1920 als Beiheft II der Internationalen Zeitschrift für Psycho analyse. Illlllll III1IIIIUIIIIIIII Illll iiiiniiiiiMiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiini Dr. J. L. WALCH, Ons hedendaagsch Tooneel. Uitg. A. W. Sythoff's Uitg. Maatü. Leiden. Ongeveer tegelijker tijd zijn in ons land twee boeken verschenen, Herman Robbers Dj Nederlandsche Litteratuur na 1880" en Dr. Walch's Ons hedendaagsch Tooneel", die beide van-uit de gevoelssfeer van den kunstenaar een overzicht geven der laatste veertig jaren in onze letteren en tooneelkunst. En waar wij de koele verstandhouding tus schen de dramatische kunst en het publiek, dat haar mede in stand moet houden, voor een deel wijten aan een jarenlang te kort aan opbouwende bemiddeling, daar behoeft het geen betoog, dat wij voor een tooneelstudie, die wil aanvullen wat de dag- en weekblad pers in de branding van het seizoen slechts vermag aan te stippen, en vasthoudt wat van avond op avond verloren dreigt te gaan, al dadelijk warm loopen. Van den t i te-!: Ons hedendaagsch Tooneel" had ik intusschen in dit verband, eigenlijk gezegd, een werk van ander gehalte verwacht dan Dr. Walch ons hier biedt. Juist waar hij als het ware de ver dediging der dramatische kunst over de geheele linie op zich nam: Het repertoire, de Leiders, de Spelers, Het Tooneelverbond, de Opleiding der tooneelspelers en de Tooneelcritiek, kan hemzelf de hooge verantwoorde lijkheid van zijn eenzamen post niet zijn ont gaan. Ineen Naschrift" verklaart schrijver: De lange tijd -? twee jaar verloopen tusschen liet schrijven en het in druk verschij nen van dit boekje, is oorzaak dat het in verschillende opzichten niet geheel bij is". Was het noodig dit te vermelden? De intu tieve geschiedschrijver loopt in deii regel wat de quintessencc van zijn arbeid betreft, op elke evolutie vooruit. Dat we na twee jaren het hedendaagsch tooneel" reeds als van gisteren zouden moeten beschouwen, wijst op het blijkbaar ook door schrijver zelf gevoelde overwicht van het betrekkelijke in zijn werk. Vergelijkt men dit dramatisch overzicht met het letterkundig van Robbers, dan treft ons hoe alleen al het feit, dat daar een boekenschrijver sprak voor zijn eigen parochie ter wijl hier een litterator met veel kennis van zaken en onmiskenbaar ook veel genegenheid voor het tooneel, oordeelt over dingen, die hem niet onmiddellijk door het bloed zijn gegaan, een geheel andere atmosfeer rondom het werk schiep. Op een der eerste bladzijden van Walch's boek lezen wij (de tooneelspelersstand, helaas, weer dadelijk apart gesteld van alle andere kunstvakken): De tooneelkunstenaars zijn de meest concessie-bereide, de meest onderdanige dienaren van het publiek". Daar gelaten in hoever deze harde uitspraak zich tot generalisatie leent en hier gerele veerd moest worden, zou, gegeven de buiten gewoon bezwaarlijke omstandigheden waar onder in ons land het tooneel arbeidt, en het gevaar dat een impopulaire artistieke over tuiging niet n kunstmartelaar, maar vijftig gezinnen broodeloos maken kan, een ietwat verklarend en verzachtend woord daarbij op zijn plaats zijn geweest. Onder het hoofdstuk: Repertoire" vinden wij: Konden de vroolijke pessimisten in Shaw voldoening vinden, voor de behoeften der meer zwaar-op-de-handsche zorgde dus de overgelijkelijk technische Ibsen; en Strindberg leverde er de obcessies en hallucina ties bij." (ïelooft Dr. Walch dat dit de toon is, waar mede men bij ons afkeerig volk eerbeid wekt voor de dramatische kunst ? Zou het niet de naaste plicht zijn van elk geschrift op dit onontgonnen gebied, den zwaar-op-c'e-handschen Ibsen en den, als de koekenbakker koekjes, hallucinaties leverenden" Strindberg te beschermen tegen de familiare ge voelens van den grooten hoop ? De eene mis vatting sleept zoo licht de andere mee en de dramaturg van het Schouwtooneel" zit bij de opvoering van Paschen" locli waar schijnlijk ook niet graag onder een publiek, dat al om te beginnen den schrijver van het stuk niet au sérieux neemt. Vinden wij dan verderop een onvoldoende verantwoorde, algeheele misprijzing van het tooneelwerk van mevrouw Simone-Mees, een qualificatie van Marcellus Emants, waarmee men het als karakteristiek eens kan zijn om nochtans te erkennen dat aan de persoonlijk heid van Emants te-kort werd gedaan, n haastig terzijde aan het adres van Schürmann's Violiers" een stuk met blijspel en drama elementen, die niet tot een harmonisch geheel zijn samengevoegd, maar het doen", dan troosten wij ons om hunnentwil met de ge dachte, dat die Europeeschejberoemdheden]jbij Dr. Walch al geen guller onthaal vonden dan onze landgenooten. Beter op dreef raakt de schrijver waar hij een werk naar zijn smaak memoreert, Dekking's te weinig gewaardeerde Kwakzalvers", een waarlijk fijne en bedtiidenisrijke satyre" noemt, en als we op blz. 43 zijn waar we wezen moeten, in het'Paradijs van Laudy dan is dit ook voor den lezer, die met den hoogcn lof niet onverdeeld in mocht stemmen, een verademing, want hier blaast de geest drift van een overtuiging eindelijk de vlam in het betoog. Neen, het licht in dezen is liet oude licht van Rome geweest. Die het op Nederlandschen bodem ontstak was Alphons Laudy, wiens Paradijsvloek" enz. Dit is de toon, de woorden-inise-en-scéne, die ik ook enkele andere kunstenaars, die ik in elk geval de geheele dramatische kunst had toegewenscht. Dat critiek en bewondering objectief zijn, laten we het den menschen toch niet wijs willen maken ! Na een aanval op Frederik van Eeden, schrijft Walch: Men zal mis schien opmerken, dat mijn toon hier niet den rustig qualit'iceereiiden klank heeft van dien van den geschiedschrijver". Ongetwijfeld zal men dit opmerken, en gelukkig ook, hoeveel zuiverder zijn de spontane ontladingen van drift ot' verblijding dan de quasi neutrale waardemeting, waaronder immers dezelfde kolen smeulen en dezelfde adders schuilen. Een boek als dit, dat niet alleen voor den onwillekeurig corrigeerenden tijdgenoot be H. de R. te A. Kunt n ook naden' inlichtin gen geven omtrent de laatste untdMs Rcmhrandts ? Het schilderij, waarvan een afbeelding in ons vorig nummer is opgenomen, is door bekende specialiteiten op kunstgebied als Dr. Hofstede de Groot, Prof. Martin, Dr. Mayer uit München aangemerkt als een echte Rembrandt van omstreeks l (>(>H, alzoo uit den tijd toen de kunstenaar zijn biste werken maakte. De beschrijving ervan luidt: Klein borstbeeld van Christus. Hoofd iets naar voren gebogen. Halfprofiel naar rechts. Don ker haar, bruine kleuren. De linkerhand is onder de rechteroksel gestoken en slechts ten deele zichtbaar. Achtergrond bruin, tamelijk donker. In de lichte gedeelten van het schilderij, gezicht en hand, komen de hou t vezels duidelijk te voorschijn. Rechts naast den schouder het monogram R". Men hoopt in Praag dat het w-J r k door de regeering zal worden aangekocht voor het toekomstige staats-museum. H, Illlllllllllllllll II IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI III III III HM stemd is, maar mede tot fundament zal dienen voor een latere, inderdaad onafhanke lijke waardebepaling van den stand van ons tooneel op heden, behoeft een zekere natuur lijke voorkeur niet te vreezen, de tijd herstelt vanzelf het evenwicht, maar laat ons dan ook niet met plechtigheid gewagen ^ van den hier of daar verloren rustig qualificeerenden klank. Waar Dr. Walcli rustig qualificeerl, is hij., onverschillig, en het zijn de onver schillige bladzijden, die schaden aan dit werk. Aan liet hoofdstuk De leiders" gaat een heldere populaire uiteenzetting van liet, iu onzen tijd zoo moeilijk in zijn juiste en volle beteekenis doorgedrongen begrip: regie" vooraf, waarbij tot onze voldoening de bezielde monteering en emotioneele belichting van een stuk scherp worden onderscheiden van wat men in de wandeling onder aan kleeding" (Ausstattung) verstaat en danig onderschat. Bij de afzonderlijke bespreking van enkeleleidende persoonlijkheden is schrijver niet geheel ontkomen aan het gevaar van ver gelijken", hetgeen in alle kunstbeschouwing onvruchtbaar mag worden geacht. Royaards en Reinhardt, al vervulden zij, tik in zijn land, een gelijkwaardige taak, een ietwat diepgaande studie omtrent deze beide kunstenaarspersoonlijkheden zou uitwijzen hoe gering, bij zoo verschillende aanleg en om standigheden, de invloed van den een op den ander feitelijk kon zijn. Royaards en Ver kade, in n adem genoemd, zijn vooralsnog menschen van een geheel verschillende por tee, wier werk, als resultaat, niet voor vergelijking in aanmerking komt. De onder scheiding: Wij volstaan dan met tegenover Royaards, den man derechte theaterpraktijk, Verkade te stellen als man van meer litterair getinten aanleg", zou met toelichtingen die praktijk bewezen moeten worden, wilde zij eeuig gewicht in de schaal leggen. En zoo voel ikook bezwaar tegen de opmer king Co r van der Lugt Melsert betreffende , die in het hoofdstuk der Leiders" geen plaats heeft gevonden maar onder de spelers" toch als /icdaiiig wordt erkend: ,,Er ontbreekt aan zijn leiding nog n ding: liet spelen van De dagbladen maken melding van een ander te Praag ontdekt werk van Rembrandt waarvan een afbeelding voorkomt in de laatste aflevering van het tijdschrift Ktinüwunderer. Deze schilderij dateert uit Rembrandt's jeugd jaren 1628 en stelt voor het huwelijk van Alexander dcn Uroote met prinses Roxane. Karakteristiek in dit nieuw ondekte werk wordt genoemd het spe! der lichtstralen, d:c uit verschillende bronnen naar binnen stroomen. ?iiiiiiiiiiviiMKjiiiiiiiii.iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimmiiiiw T WOON DIRECTEUR: P J.2EEGER5 ?^?-«?^w-~»~x^.»-^,?"^-^?«^??s. LEID5CHE5TR.73 PRINSENGRACHT 7O9-7H- 713 AMSTERDAM LEVERT UITSLUITEN D FABRIKAAT MODELKAMERS FABRIEK: LIJN BA AN5GR AC HT 23-4-236 BIJ HET LEID5CHEPLEIN groot" werk." Er zullen aan van der Lugt's leiding vermoedelijk meer dingen ontbreken, maar wat voor nut kan het hebben een kunstenaar, die in een bepaalde richting zijn persoonlijke qualiteit bewees, te jagen naar het schijn-succes van een om-niet-oijder-tedoen geen tailleerden Vondel of Calderon? Het hoofdstuk De Spelers", met een ver heugend fijngevoelig woord aan de nagedachte nis van Schtilze, met een door warme sympathie gedragen karakteristiek van mevr. van der Horst met een slip of the pen :,, |an Muscli wordt thans algemeen als onze grootste acteur na Bouwmeester erkend en gevierd," waarbij het achterin liet boek terecht ge komen portret van Hubert La Roche symbo lisch om den hoek kijkt, niet een bevreemdend verzuim jegens mevrouw Lobo.die toch s te 111 gal vór Jan van Les het tooneellevensiiclit aan schouwde, jegens Herman Schwab, een onzer beste spelers, die als leider van een voorstel ling gewis niet onderdoet voor vele directeu ren", al is hij dan een Duitsclier van afkomst, met veel Duitsch m zijn karakterei! spel" liet hoofdstuk De Spelers" zou ik ten slotte liever onbesproken laten, aangezien de schrij ver zich hier stelde voor een onmogelijke taak. In dit bestek kan een globale karakteristiek van tooneelkunsteiiaars niet meer beteekcnen dat een willekeurige prijsuitdeeling. Een biyek De Speler;," kan slechts groeien langzaam-aan, int over vele jaren geschreven uitvoerige portretten van tooneelspelers in hun rollen, uit droombeelden, dooreen drama tisch aangelegd auteur in eigen sfeer gezet en op het papier in actie gebiacht. Ook de laatste opstellen, met een opbeurend woordje aan de To-jiieelschool en behartigens waardigs aan de Critiek, kur.nen wij met nog veel meer in dit, wat de feiten betreft, wel gedocumenteerd werk, zonder commentaar aanvaarden. De op- ui aanmerkingen door mij op een en ander in het midden gebracht, sluiten mijn waardeering voor Dr. Walch's moeilijken en in Veel opzichten respectabelen pioniers-arbeid geenszins uit, de taak voor wie na hem komen, wordt er ongetwijfeld door verlicht. 'i' o p N A u i- i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl