De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 30 december pagina 7

30 december 1922 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

30 Dec. '22. - No. 2375 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND KARAKTERISTIEKEN INLEIDING De karakteristieken" die onder dezen verzameltitel in dit weekblad, op ongeregelde tijden zullen verschijnen, zijn de voortzetting van een, elders begonnen reeks, geschreven portretten" van verschillende schrijfsters en schrijvers. Ik hoop niet het onderscheidings vermogen van mijn lezers te onderschatten, door den aard van zulk werk met een enkel woord in te leiden. Deze karakteristieken zijn hoofdzakelijk bedoeld als synthetische kenschetsingen van persoon en arbeid. Ik schrijf ze soms geheel aphoristisch, in den saamgedrongen stijl van de maxime; soms uitsluitend beeldend, toch altijd beknopt. Ik kan dus zelden met tekstcritiek en detail-critiek verduidelijken, want dan zou het wezen dier karakteristieken uitgewischt worden. Nu wenschte ik met een enkel voorbeeld de strekking nader aan te duiden. Ik zal bijv. schrijven: Verwey,...een Shelley op huispantoffels", zonder eenige verdere toelichting. Wat bedoel ik hiermee? Niets anders dan dat deze Bard soms een zeer ver heven dichtvlucht neemt, doch door zijn fijnHollandsche, spotzieke nuchterheid, waarover ingehouden melancholie waast, een scherpreëele visie op het leven behoudt, die zijn hoo gere'dichterlijkheid, als het ware vanzelf, bezinnend naar de aarde terugtrekt. Een ver hevenheid in de huiselijke spneer. In mijn kenschetsing ligt iets satirisch, om dat de symbolische dicntergeest van een Shel ley, in zijn gigantischen drang toch nog ver en ver boven het menschelijk-verhevene van Verwey uitgaat. Deze karakteristiek is dus aphoristisch en caricaturaal, doch door het aphoristischeencaricaturale heen wil ik gaarne erkend zien, dat er nochtans verhevenheid is in de poëzie van Verwey en deze in het die pere wezen kan worden vergeleken met het verhevene van een ander dichter. Zou, vraagt ge u wellicht af, een dergelijk rebusachtig aphorisme: Verwey, een Shelley op huispantoffels", dat een zuo uitvoerige omschrijving eischt, op zichzelf niet iceds veioordeeld zijn? Ik waag het te betwijfelen. Ik ben juist eenigszins uitvoerig in mijn toelich ting, wijl ik in dien maxime-stijl alle andere auteurs karakteriseer. Ik behoef dan later niets meer te verklaren. Deze karakteris tieken verlangen twee dingen: kennis van den getypeerde.i persoen en zijn werk, en een objectief vermogen van meevoelen en meebegrijpen in alle richtingen. Als u meent, dat ik al voorhands een poging doe om mijn eigen karakteristieken te karaktenseeren dan vergist gij u ernstig. Dit immers deed reeds Top Naetf in uw blad. Ik wil alleen misver standen voorkomen en verklaren, waarom men van een karakteristiek geen critiek en bewijsvoering mag verwachten noch stijlont leding. Een karakteristiek beeldt meer dan dat ze betoogt. Noem ze dus vrij: beeldende critiek. Ook zouden mijn lezers dwalen, indien zij meenen dat zulke beknopte saamvattingen slechts vluchtige opwellingen en meeningen bevatten. Integendeel, ze eischen even veel zorg als uitvoerige critieken. I. ALBERT VERWEY Een dichter van Inbeelding, die wcleens waant uitsluitend Verbeelding te zijn, met een groote V. Een ziener struikelend over de professors-toga. Een Boven-Moe rdijksch pro feet met jichtbeenen. Hij zou wel de aarde willen rondzwerven om de heele mensehheid de nieuwe heilmaere van zijn verbeeldings kracht! g Dichterschap, met een groote D, te verkonden, .... doch de rheuniatiek ziet u, CADILLAC Hit Meesterstuk der iütolocbniek Importeur: K. LANDËWEER, UTRECHT de gewrichtenpijn belet hem stoute stappen te nemen. Is het dan ook geen ondankbare taak, in het mistige en tochtige, wintergrauwe Holland, bij alle getijden, van het dichter paradijs te moeten gewagen? Onder boomvorschen die rikkekikkend kwaken dat zij eigenlijk nachtegalen zijn, te moeten getuigen van d'Elyseesche velden, van onverwelkbaar zomerhemelblauwen van altijd geurende zoete rozen, terwijl plas, sloot en polderland blik keren aan den horizon en het barre geraas der winterzee een zwakke menschenstem ver dooft? Wordt dan niet vanzelf het timbre mat en vermoeid, het rhythmus onzeker, en ontstaat zoo niet gemakkelijk het heesche ge luid van' den prosodischen en grammatischen versbouwregeleïi-doceerder, die zich in toe gepaste verfijningsvormen van onschoolsche en schoolsche techniek heeft cloodgepraat? Verwey is de vervoerde legator van zijn eigen visioenen,.... hij schenkt ze ons soms bij uitersten wil van zijn verstand, zijn In zicht, met een groote 1. Hij is- voortdurend bezig met de openbaring van zijn allerdiepst Zelf, u weet wel, het allerdiepste Zelf des Zijns, dat Kloos altijd zoo argeloos-klapwiekend bekeuvelt eens per maand. Verwey is de rijmen en voetmaten-suppoost van zijn eigen dichter schap. Zijn sentiment en poëtische bezieling wordt ons geschonken bij de gratie van zijn verbeeldingsvollen geest. Hij bezit de groote, indrmgend-psychiscne kracnt van den vormenmeter. Hij is de geluids-ontleder die een zang uit elkaar haalt als een embryoloog een keverlarve. Hij is een fijn keurder van verzen in al hun elementen van rhythmus, klank en beeldspraak. En toch wordt de vlam van zijn ontroerend-menschelijk binnenste niet gebluscht, noch door analysators-drift noch aoo r re deneeren de kalmte van den bedaarden Hollander, die eigenlijk een beetje schuw, afzijdig, zelfvoldaan en smadelijk uit de hoogte neerziet op onstuimigheid en groote harts tochtelijkheid. Verwey duldde reeds vele vernietigende vonnissen. Wel zeer merkwaar dig voor een zoo hooghartig beoordeelaar, die hei diepste en verhevenste van het Leven met kwellende vragen bedreigtjdie den temmer van het Heelal zoekt en het Wezen dat het gestarnte stom zijn banen dwingt te loopen. K.IOÜS hamerde hem pas weer in stukken. Voor Kloos is Verwey ongeveer de bevroren verzen maker, de zieilooze metselaar van rijm en rijmklanken, de rnachtelooze en kurkdroge verstandsmensch. De verkleumde en zielerige Dirk Coster hoonde Verwey's opzettelijkdiepzinnige rijmelarij, e nijdig-satynsche Bastiaause verscheurde bij felle vlagen Verwey's af gedord dichterschap. Scheltema lachte hem uit; Carel Scharten bespotte Verwey's zelf verheerlijking, hekelde den grootdoenerigen ? opdrijver van eigen trotsche ikheid, den eenigs zins mal-zelfgenoegzamen onthuller van eigen wezen aan eigen wezen. Robbers heette hem den min of meer verschrompelde, den knars! gstroeve, opgezogen door zijn eigen saplooze degelijkheid. Herman Poort trapte reeds oneeroiediglijk het gras neer op dichter's zerk. Frans Coenen grinnikte in zijn tijdschrift, toen een dichterlijk jong dichter Verwey steenigde en het schoone Verbeeldingshootd tot n bloedbrij verminkte. Zoo werd Verwey gehoond en daarna gekruisigd. Deze wandaden schonken hem bij volgelingen een stille glorie. 1 Martelaar werd hij voor zijn begaafdste leer lingen, deze eenzame van net Noordwijksche strand. Nu bezongen zij den Meester eendrachtelijker dan ooit, tegen de vernietigende von nissen, tegen de tragische miskenningen in. Is Keats met door afbrekende en laag-miskennende critieken den dood ingejaagd? Heili ge profeet en e ,,'^uarterly!" Verwey is een wonderlijk klank-verbinder onderde dichters. Een die de harmonie dwingt melodie te zijn. Geen enkel Hollandsen poëet gebruikt zooveel gnllig-chromatische teekens in zijn verzen, als hij; doet zoo vreemde har monie-sprongen bij net uitdrukken van een heid e,i verscheidenheid 111 kkukenspel. Voor een nuchter Hollander en bedaagd burger, een waagstuk. Want men beschimpt hem en hij heet al dadelijk: maker van gewrongen woorden ; stroeve,knarsende verstandsmensen, die .opziehtelijk met abbreviaturen werkt in geluidsbeeld en slordig rhytlime; over-wijze prater die de gevoels-bezetenheid wil temperen met doode bcgnps-matigheid; hakkelaar en ruige realist van het stugge, unbekoorlijke. Verwey's bundels: Aarde", DeNieuweTuin", Dagen en Daden", De Knstaltwijg", Het Brandende Braambosch", zijn vol van zulke chromatiek en harmonieën, door dezen orgelbasbrommer tot al klaarder en trotschermelodieën aangezongen. Het is bij Verwey vaak een broeisch-zomersch onweer van woor den en dan weer een norsche afwering van iedere gevoeligheid. Wist gij werkelijk, dat de eenzameling van het Noord wij ksche strand zulk een verrukten bezeten danser op en slaaf van het metrum was? Als stijl wezenlijk blijkt liet binnenste van den mensen te zijn, dan is woorddans het binnenste van Verwey. Velen missen het groote en diepmenschelijke in hem; missen z.el, gevoel, inspiratie. Hoe ratelend en snijdend gingen Herman Poort, trans Bastiaanse en Kloos niet ie keer tegen Verwey's ziellooze rijmelarij, zijn dichtmoordend en wandrochtelijk taafgeknutsel. De mildsten kenden hem slechts gedegen doorwrochtheid en doorwrochten gedegen heid tot', welke alleen versta.ids-arbeid, een povere koude poëtastery ui kleine schoonheid brengen kon. Verwey echter veelt zich Dichter, met een groote D.; dichter van C. B. VAN BOHEMEN RESTAURATEUR VAN OUDE SCHILDERIJEN (door Dr. Bredius als zoodanig erkend) HELMERSSTR. 57 DEN HAAG HET NIEUWE JAAR Teekening voor ,,dt Amsterdammer" van George van Raemdonek voren, dichter van achteren, dichter van kruin tot teen. Verstaan die andere vonnissers dan de dynamiek van zijn verzen niet, het stijgen van de sterkte-graad zijner woorden en uitdrukkingsmiddelen? Verstaan zij de enhannonische wisselingen niet van taal en taalschakee ringen? In den dichter Verwey leeft, opgelost met zijn poëtisch beeld, de Wijze, de diep-geestelijke prae-mediteerder die volstrekt niet doét alsof hij kan komen en gaan tegelijk. Wij weren alle felle vonnissen over hemfel af! Is Verwey een man van indrukken? Ja. Van aandoe ningen? Ja. Een van natuurverrukking? Ja. Doch in Verwey leeft iets dat het tijdelijke der zinnen en bedriegelijke der impressies, het voorbijgaande van het waargenomene loslaat; iets dat het bezonkene met het onver gankelijke vereent. Dit blijkt zijn geestelijke dichterreligie, zijn geestelijke kunst, waarmee hij niet de individueele beteekenis van zich zelf, doch de universeele van het heelalleven bevestigd wil zien. Verwey mist wel de betooverende mixtuur van Vondel's hymne achtige taal, het zoet en vol dooreenspelcn van allerlei klanken op n orgels te m saam gezongen, maar toch is hij zeer verwant aan diens onbewust-mystieke vereenzelvig; n g van het geobserveerde met het innerlijk geestelijkdoorleefde, zoodat indrukken, ontroering, be grip en denkbeeld, voorstelling en gewaar wording zich in n uiting kristaliiseeren. Dat is nu Verwey's innerlijkheid die gevoelsopwellingen en opstijgende hartstochten in toom houdt of het alleen-blijvende element, het element van eeuwigheid eruit benut. Zoo lijkt hij een zonduorstoofüe muur, waar aan slechts schrale druifkens bloeien. Doch hoe onmiddellijk staat deze uitzonderlijke en verhoovaardigde intellectueel onderden dam pen den geur van den wijnoogst. Hoe hartstoch telijk laat de dichter zich wiegelen op de don kere en lichte golven van het tijdelooze leven. Hoor hoe wonderlijk bij hem, het scherpe aan ge ven van zyn wisselende rhythmen,van een trilling, ee.i klank,geheel ad libitum geplaatst. Verwey met zijn stratenmakers-ryinen, Verwey niet zijn warrigen en duinpen verstandsarbeid, Verwey met zijn valsche en kromme beelden,.... met welk een ontdaanheid, o dolle steenigers, beroert hij de eeuwigheids-gedachte. Met welk een zielsverrukking ziet hij uit naar den inkeer en naar het gees telijk losbreken weer, uit dien inkeer. Deze phantastische peinzer-wandelaar, die uit tra ditioneel fatsoens-begrip altijd rechts houdt, hoe heerlijk verstaat hij niettemin den onstuimigen drang van vvoesten hartstocht, de wilde droomen der ziel, de hèe te dooreenwoeling der menschelijke instincten die ons allen juist telkens angstig-ver naar links drin gen. De natuur vergeestelijkt hij in ieder zijner verbeeldingen en door zijn vergeestelijkingen laat hij uen damp der aarde, den geur der zeezilte, den gloed van hemelen en zon heentrekken. Ook Verwey in zijn lyrische jeugd kende de heidensche vervoeringen, de Dezeten en matelooze leefdnft, de heldhaf tige spanningen van gevoel en aandoe ningen. Ook hij staarde zich eens blind op de mysteriën van het Oneindige. Ook hij speelde mee, in den mist der mytho logie, de bekoorliik-gedramatiseerde arcadia der nynifen, nayaüen, satyrs en sirenen. Ook hij beefde van verrukking onder der vogolenxomerzang en ook hij onderging de bedwelniingen van het natuurvvoiid,al st.mden Shelley en Keats aan den zoom op wacht en joegen /ij hem p den paarlnioer-vliuder te vangen, die gracieuselijk danste m het roode, verzin kende avondlicht. Verwey's Persephone" kent den diepen weemoed, die ook lieenkhnkt door Kouw 0111 het jaai", die droef droomt door Cor Curdium"en Van Liefde die Vriend schap heet.". Doch m Persephone" grijpt xijn onderbewuste dichter-Ik al even sterk naar de beeldende idee, als in zijn veel latere /waar-gehoonde en beschimpte gedichten. De tegenstelling tusschen emotie en begrip bij Verwey is slechts schijnbaar. Zijn kiankseliilderende en sensitivistische verzen uit de beginperiode, hebben niet mér gevoelsdiepte dan cijn inijinergediehten van lateren tijd, in bezon ken hei d, afzondering en stilte gewrocht. Want deze eenzame voelt en peinst op n rhythmus, op de levensbeweging zélve. Verwey is vooral beluisteraar van. het eeuwigein-den-tijd. Daarom vergeet hij vaak minuten en uren te tellen. Maar des te glansrijke!" wordt hierdoor het bovenzinnelijke in zijn versplastiek,in de beeldende kraciu van zijn woord. Toch is net bij hem ook vaak als bij een blinden ziener: van buiten duisternis, van Din.ien licht. In zijn blindheid vaak halsstarrig, uiterst bekrompen, onverb.ddellijk en eenzijdig, in zijn zienerscliap geleid door het in lerlijk intuïtieve gezicht. Hij schiep Peivephone" uit liaar dubbele latuur, van bonze niachtsvrouw Hades en algoeue dochter Demeter, waardoor zij in haar verwarringen haar eenheid terug vond. Wart wat deed deze dichter, van den klaren lichtglans Ie vu) de. ii: de vochtige-sombei e krotten van d'onderE u r u p a : Wat zal 't worden ?" iiiiliiiiiiiiiiiiimiiHiilimuiimiii imimmimiiimimiiiiiimiiiiiim BIJKOMST1GHEDEN L1I We lezen iederen dag kolommen vol met spannende of smartelijke gebeurtenissen: hongersnood, verwildering, treinbotsingen, moorden, bankbreuk en diefstal, -- en het verwaast in onze herinnering zonder een spoor achter te laten. Maar wat we, na weken,nog nauwkeurig weten, met de plaats, waar het gedrukt stond erbij, is de nuchtere mededeeling, dat de antirevolntionaire partij de weder-mvoering van de doodstraf op haar programma heeft gezet. Waarom heeft ait eene zinnetje zoo'n in druk op ons gemaakt, dat het zich in onze hersens heett vast-gehaakt, terwijl zooveel anders met het wisselend getij van onze be langstelling werd meegesleurd? Waarom heb ben we dit plan met een vagui huiver in ons meegedragen door de drukke dagen, telkens even ons erop bezinnend: of dit toch werkelijk nog mogelijk zou zijn? Het kan toch niet zijn, omdat we den dood voor iederen iiKnsch zoo zet r vreezen; omdat waereld? Niets- anders dan teerhartiglijk Kora zoeken; niets lieflijkere dan dolen met het wonderlijke meisje; dan geheimzinnig zwerven naby de Eleusinische mysteriën. Dit was dezelfde verborgen-illusicnistische trek in Ver wey's karakter, die hem ook naar Demeter voerde; die hem het donkere schimmenrijk liet naderen van Hades en toch naar het hchtrijk van Zcus deed smachten. Doch zijn bespiegelende beeldspraak kon niet blijven die van den machtigen allegorist en sym bolen-schepper. Al had hij soms de taal middelen, hij bezat ni-'t de beeldende fantasmagone van den altijd grootschen Shelley en het zielezoet van diens heerlijke versmuziek. Verwey is een groot dichter, ondanks zijn ecnzijdigetiimaginatiewa'm. Verwey's rhythme en beeld, zijn klank en plastiek voeren hem soms tot zeer hooge vlucht. In de plastiek, die den wankelen duur der impressie weert, b.eekt de vu,Ie, doch weieens draaik lkerige stroom van zijn rhythmus do;M'. En t ,eh hikt het hem meestal aandoening en verbeelding met gelijke kracht vast te leggen in zijn vers. Verwey kent ook de zielsverscheuring der dramatische bewogenheid. In zijn sehaarsche dramatische gedichten als Jan van Oldenbarneveldt", Jacoba van Beieren" en Cola Riënzi.". Doch in zulk werk plaatst hij stramheid en stugheid van het gemoed als gevoels-beteugeling, die hartstochtelijke temperamenten van verstandsdorte doen spreken. Middelpunten van dich terlijke bewegingen echter verwerpen met felheid deze misprijzingen en beschermen den eenzame van Noordwijk met een mild gebaar van aanbidding. Is het dan een straf in Holland, diepzinnig denker te zijn en tege lijk groot dichter; de geheimzinnige geesteswetten met uiterst-gevoelige en levendige verbeelding te naderen? Is dit niet tevens een fiere zelfbekrachtiging van den scheppenden Geest? En welk harig gedierte der afgunstige en vous-scliinipende critiek kan zulk ten feit opslokken? Neen, een dichter is niet gruwelijk droog, opzettelijk duister, gewrongen en gezocht, als hij kernig de geestelijke bevveegkracht van zijn arbeid allereerst naar voren stuwt, zonder de geringste uiterlijke vercieringskunst; is niet zonder aandoening en zonder ontroering, dor en klein-verstandelijk, een nuchtere, bedaarde burger", het traditioneele type van een Hollander, een calvinist door schuonheidskoorts bezocht, omdat hij ook weet logisch te schrijven en zuiver, met diep historisch en geestelijk inzicht klaar weet te ontleden. Verwey mist het geheimzinnig fluïdum van den poëet. Hij heeft zoo een droef klein beetje taalg.'voel, jammert Kbos. Ay, voor mij gaat door Verwey's arbeid veel schrijnender besef van waereldtragiek van de lagere regionen der werkelijkheid naar de hoogere stemmingen der schoone verbeelding, door den toon van d:n zang reeds onthuld, dan de laatste tien jaar Kloos ons ooit open baarde. In al Verwey's over-wijsheid en hals starrigheid, in al zijn kwastetige onderschei dingen van verbeelding en realiteit, in heel zijn soms malie hoovaardij als dichter der loutere verzinnebeelding en der Idee, blijft Verwey toch een groot, oorspronkelijk Hol landsen dichter en vat hij, gansch op eigen wij/e en in eigen spheer, werkelijkheid en droom als een eenheid van leven, tusschen diepe gemoedsbeweging en helderbewuste geesteswerkzaamheid saam. Verwey kan zijn sttophen laten volstroomen met lichte of zware muziek; soms zelfs met klaaglijke, als er kreunt in Milton's Lycidas". Deze nuch tere, bezadigde, praktische burgerman" zint tegelijk over de verborgenste bedoeling van verschijnselen en dingen in Heelal en mensch, niet de zuivere ziel van den zin genden mysticus. Is. Q u E R i n o 12 cent 12 cent Sumotra C BUITENOKWOOM " IIIIIHIIIIIII n ,?mriiiiii Minimin we het leven qua talis voor des Menschen höchstes Gut" houden. Die opvatting heeft de lange oorlog met zijn massa-slachtingen ons wei geleidelijk afgeleerd. Zuuals Tolstoi, toen hij in den Turksch-Russischen oorlog streed, dertig dooden op een nacht niet veel noemde, zoo zijn wij, sinds 11)14 ei' aan gewend geraakt, bulletins, waarin van vijf duizend dooden en vermisten, waarin van tienduizend gekwetsten sprake was, rustig uit te lezen eu verder te gaan, zonder een spier van ons ge zicht te vertrekken ; relazen over schepen vol vrouwen tn kinderen, die op een mijn liepen, en vergingen ; over steden, die gebombardeerd werden,waarbij non-combattanten omkwamen, vormden jarenlang de dagelijksche lectuur bij ons ontbijt en 's avonds aan de thtetafel. Hoe kunnen we ons er dan nu zoo over aan jagen, als er sprake van is, eens een enkelen man een enkele keer in het jaar, op een electrischen stoel te zetten, waar hij heel.wat pijnloozer van zijn leven zal worden beroofd, dan de ongelukkige drenkelingen, die dik wijls, urenlang zich aan een stuk nout vast klemmende, honger en kou en uitputting leden, en tenslotte toch den strijd moesten opgeven; of dan de stakkers, die, duur een in iiimiiiiiiilllliiililiiiililiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii granaat verscheurd, nog een dag lang lagen te zieltogen, terwijl iedere vezel van hun lichaam hun pijn deed.... Bjvendien die oorlogs slachtoffers waren misschien nobele en onschuldig-blije inenschen; terwijl iemand, die op zoo'n electrischen stoel te land komt, toch wel heel wat op zijn kerfstok moet lieüben; en nu mogen we tegenwoordig nóg zoo in de weer zijn met den invloed van het milieu, met minder-toerekenbaarheid, enz., er zijn toch wel misdaden, die, als we er van lezen,ons bloed zoo vanzelfsprekend in opstand brengen, dal we den dader op zoo'n oogenblik wezenlijk niet veel goeds toewensehen .. .. En toch.. en toch... . En toch lees ik met een geruster hart van een goede, ongelukkige vrouw, die dooi' een fataal toeval van haar nuttige leven werd beroofd, dan van een gemeenen boef, die door de wettige overheid voor goed onschadelijk is gemaakt tot hei! van de gemeenschap"; ja, /elfs de spontane doodslag, in toomeloo/.e woede begaan, vervult me niet met zoo'n stillui griezel, als die wel-overiegde levens\ernictiging door eengezaghebbcnd magistraat. Ik gehuil, dat het een gecompliceerd gevoel is, dat aan die afkeerigneid ien grondslag iimiiiiiiiiiliillliiiimiilllliliiiitlliiiMB ligt, maar een gevoel, dat, in al zijn samenge steldheid, opgeouLiwd is uit zeer primitieve instincten. In de eerste plaats is er het kinder lijke geloof in den natuurlijken groei van elke ziel. ledere ziel heelt haar lijden van bloei en haar tijden van dorheid; bij alle moeten de vruchten lijpen door lijden en bezinning. Mag nu een IIKII^C/I m dit moeizame proces ingrijpen, en een andere ziel juist in een periode van dorheid of van giitigen bloei uit de voe dende aarde losrukken? Mag aan een orga nisme de kans ontnomen worden zich te ont wikkelen tot iets beters,j tut een huoger stadi um? Welk feilbaarschepsel durft deze verant woordelijkheid op zich te nemen iets on-als, iets wederrechtelijk-afgebroken voor eeuwig in den Hades te laten rondwaren? En nu weet ik wel de practisclie tegenwerpingen: is de ge vangenis een oord om tot inkeer en beter levensbesef te komen? Zonden vele tot langecelstraf-veroordeeiden liet niet zegenen, als e-r opeens een einde kwam aan hun eindeluoslijkcndc iiepr.ievmi;? Maar dan zou ik toch wil len vragen: waarom laten we de menseliui, ge marteld door lichamelijke pijnen, hun heele foltering uit lijden, omdat we hier den Heel' van dood en leven" erkennen, en geldt deze erkenning niet, als het het recht op loute ring" door geestelijke smarten en een g stecrisis betreft? Maar wat ons toch, geloof ik, boven alles, in het gerechtelijke doodvonnis tegenstaat; wat er ons intuïtief tegen in opstand doet komen, dat is de eigengereide o verdachtheid, de verstandelijke bedachtzaamheid, de tech nische verzorging en al de voorzichtige maat regelen, die er bij te pas komen. De groote dingen van het leven, liefde en dood, behooren voor ons gevoelnietin dit redelijke gebied thuis. Zooals we de liefde om haar vervoering haar onvoorzichtigheid vergeven, maareen verstandelijk-overdacht huwelijk ons irriteert, zoo aanvaarden we den dood, als den aanslag-uit-verblinde-woede, of als den massa-moord in opgezweept chauvinisme veel gereeder, dan ais de wei-overwogen uitspraak van een verstandigen rechter, ten uitvoer gebracht door een consciëntieus staatsdienaar, op de voor het slachtoffer minst hinderlijke en snelste wijze. A N \ l i: S A l O M ONS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl