Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
30 Dec. '22. - No. 2375
OOSTERSCHE TAFEREELEN
Teekening voor de Amsterdammer" van Jan Poortenaar
KAREL BROECKAERT, Borgers in den
estaminé, met inleiding en
aanteekeningen van Dr. A. Jacob, Voor de Seven
Sinjoren uitgegeven door De Sikkel"
te Antwerpen, 1922.
Het teven van Lazarillo de Tormes, vit
het Spaansch vertaald door SOFIE
ERENS?Bouw, Amsterdam, S. L.
van Looy, 1922.
Bredero's volledige werken, Dl. II, 2de
stuk, Amsterdam S. L. van Looy, 1922.
L. VAN DEYSSEL, Verzamelde werken,
nieuwe reeks. Em. Querido, Amster
dam, 1922.
Uit de aanvang van het Moderne Vlaande
ren is hier een beeld van de eerste voltrekking
van een antithese, die sedert, langs een lood
rechte lijn, alle lagen van het Vlaamse volk
verdeelt: de tegenstelling van de
wijsgerigvrije en de kerkelik-gebonden gedachte".
AIüus karakteriseert dr. Jacob het werk van
Karel Broeckaert (1767?1826). Wat hijonsin
dit deel der Sinjoren biedt, is geschreven in
den Directoire-tijd, toen de Europeesche coali
tie worstelde tegen Frankrijk, dat onder de
leuze Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap
naar zijn beheersching van het continent
streefde; het is geschreven in de jaren, dat
Frankrijk zijn macht in België vestigde en
daarmee een sterk anti-christelijk streven liet
gepaard gaan. De nieuwe tijarekening met
Haar decaden werd ingevoerd, p focessi es werd en
verboden, heilige beelden van den publieken
weg verwijderd, kloosters als nationale goe
deren verkocht. Do geestelijkheid werd ge
dwongen tot den civieken eed.
Er was te Gent vooral een sterke katho
lieke actie tegen al deze maatregelen, waarbij
zich tal van anti-klerikalen, die vroeger de
vooruitstrevende hervormingen van Jozef II
hadden toegejuichd, aansloten. Dezen
antiklerikalen inslag" in de partij van het verzet
leert men uit Broeckaert kennen.
Fel tegen dit verzet in gaat het straffe
bewind van Van den Bossciie over het De
partement van de Schelde: Priesters die den
eed weigeren, worden gedeporteerd, liet gees
telijk habijt wordt in het openbaar verboden,
het onderwijs gaat in handen van leeken, de
Roomsche catechismus wordt vei vangen door
dien van de Rechten van den Mensch; de
kruisen gaan van de kerktorens; de kerken
worden gesloopt.
Indien tijd leefde en werkte Karel Broeckaert
als spectatoriaal schrijver, bijna een eeuw na
Steele en Addison, maar hij is cer-Vlaamsch,
tendeele voortzetter van het werk vanPoirters,
dat zoo lang onderbroken was; hij is ook de
schrijver van Jelien en Mietje (1814), een
Gentsche zedeschets, die naast de Agnietjes
van onzen Van Ellen zou kunnen gesteld
worden. De oude Vlaamschen volkskunst komt
uit zijn vergroving en verachterlijking weer
naar voren. In de stilstand van zijn geestelijk
leven teert dit volk op zijn oude kuituur. In
de dagen der Borgeis kent het zijn Reinaert
nog, leert het nog spellen uit de schone naieve
middeleeuwse Marialegenuen, uit Den
dobbelen Zielentroost. Het is de oude pure
springader der volkskunst die bij Broeckaert
andermaal opwelt, eei ze een halve eeuw later
in de volheid der Vlaamse Romantiek
njkelik zal vloeien bij de jonge Conscience der
Striata Formosissima (1843)."
Broeckaert vertegenwoordigt het liberale
element; hij is door de filosofie van Voltaire
gevormd,; hij wil de macht van den clerus
vernietigen; hij ridiculiseert alle bijgeloof; hjj
is de man van de nieuwe vrijzinnige Vlaamscrie
bourgeoisie.
Dit alles heelt Dr. Jacob in zijn inleiding
voortreffelijk uiteengezet. Broeckaert gaat
ons d.reet iriteresseeren en daarom had ik
wel graag ook iets van zijn uiterlijke levens
omstandigheden gehooid. Is daar niets van
bekend?
In zijn Borgers gaf Dr. Jacob een keuze uit
een weekblaadje uat eigenlijk heette ,,De
Sij«se-(-" Sai.s-) panne olie den Estamin
der Oudeilmgen", dat verscheen van 31 Oct
1795 tot 20 Mei 1798.
Het zijn levendige kleine schetsjes uit het
volksleven, simpele krabbels in malsche, rijke
Levensverzekering Maatschappij
H A A R L B M"
Wllsonsplel n 1!
DE VOORDEELIQSTE TARIEVEN
VIII. POUDJOU
Poedjou, Hotel Justina (met drie strepen
er onder), heerlijk, uitrusten" stond op de
lijst van hotels en adressen, die een bevriende
familie ons naar Intiië meegaf. En voor wie
het grijze, pulverige vulcaanstof van Midden
Java in oogen, neus en mond heeft gehad, is
het wel een wonderlijke gebeurtenis, daar
boven iii de frissche berglucht rond te loopen,
die zuiverend zijn schorre keel komt binnen
stroomen; de hellende paden door kampong
of bamboebosch te gaan; den stiiivenden
waterval op te zoeken of langs snel ritselende
beekjes te dwalen, w..ar vrouwen wasschen
en kleuters waterputten in bamboe-kokers,
bijna zoo groot als zijzelf.
mini mui in HUI
Boven in den hoteltuin heeft men het
wijde bergland voor zich. Steil gaat de
helling neer naar de vallei met de bedden der
artisjokken en aardbeien, en steil klimmen de
reuzenschredeii aan de overzijde op, waarin
de bouwer van het land de glooiing heeft
gebrokkeld, en de randen kringelen om de
hellingbochten heen. Daar wuiven de waaiende
bamboe-kruinen, de schuttend-breede
pisangblaren ; heuvels golven boven heuvels uit
totwaar de zware bergen zijn opgestuwd en zich
in wolken hullen.
Hier ziet ge, links, den verren Kloet,
dreigend met zijn wilde, scherpe karteling,
door diepe ravijnen van u gescheiden. En
rechtsaan is de Dorowati, waar de zon zal
ondergaan achter den hoogsteu kop.
Noordmiiiiiiillliiiiiiimi
waarts is de'Weiiran met zijn zwavelrookzuil,
die nog vreemd en licht tegen den hemel
stijgt als hier de schaduwen al donkeren en
aan de andere zijde, op de uitloopers van den
Kawi. reeds een avondvnur flikkert iu het
duister, ijl en ver. *..
In de tuinen bloeien goudsbloem, roos
en winde, viooltje en vergeet-mij-niet; daar
gieten en snoeien de kebons iu den morgen
en den avond.
Rondom de stilte van het buiten; nu en
inn eei:
M'ilang.
"age ossenkar langs den weg naar
. en verder geen gerucht.
A N
'i' i: x A A K
volksspraak. Dit zal voor den tegenwoordigen
Hollandschen lezer wel de hoofdzaak zijn.
Maar ook de politieke sociale ondergrond, waar
het oorspronkelijk om te doen was, wekt onze
belangstelling; we maken de barensweeën
mee van heel een nieuwe maatschappij,
heel onze liberale botirgeoisie-regeeiing. Wat
moeien de tijdgenootcn in die blaadjes hebben
meegeleefd en thans zijn ze nog een bron voor
levende historiekennis.
Hoor hiei Gysken,den geest van her behoud,
den Sir Roger Coverley, den Tory-landjonker
van Steüle en Addison, in zijn gesprek met
Bitterman over de invoering van den eivielen
staet".
Bitterman: Dat gij u van uw leven in liet
geval gevonden had, van Kerste-brieven te
moeten opzoeken, als gij niet jnst en wist in
w.-.t jaar en op wat Prochie van de stad dat
den pc'.soon gcbooren was; gij zond reeds voor
lang.gewenscht hebben dat'er eene gelijkvor
mige wijze bestaan had om den civielen staet
der Burgeis te bewijzen, en zoo het niet te
lang zonde doeren, ik zonde u doen zien ,\vat
gemak voor het toekomende nyt de nieuwe
wijze van ten boeksfelien spmyten moet".
Gijsken: Ja,maer daei zit nogal \\atandeis
agtei, daci' es nog al een ander zwaerigheyd
csser: - aes 'er nuy azoo ie s van bezijëns
weegs komt, verstaedc my, hoe daer n r
geleeft? ge moet daer nuy gaen by den Commis
saris van den Wijk, van daer bij de
Municipaliheyt, en ge nu.'et dat azoo aen g'heel de
werd se n nenze gaen hangen, en daer me
geraekt g'heel "t aifa'reken op straet en ai est
zoniwi:le maer een ongelukgeweest, 't movsken
es vem altyd hèu r eere l-'vvyt; -- veurtvds
me ging in stilte naer den Pasteurs, 't kind
wicrd bnyten gedaen, en daer was zéleven niet
n n haene dieucr naer kraevde".
Algezien van het groote belang, dat Laza
rillo de Tormes heeft voor hem, die tot een
juiste waardeering van Breero's meester
werk den Spaanschen Brabander wil komen,
moet ieder, die eenig begrip zoekt te krijgen
van de West-Enropeesche litteratuurgeschie
denis in het algemeen, die de groote stroo
mingen, welke et door gaan, wenscht te over
zien, dezen roman van een tot heden onbe
kend auteur gelezen hebben. Lazarillo de
Tonnes toch, reactie tegen de overdreven
fantastische, avontuurlijke romans van
Amadis van (jaula en de. vervolgen daarop, is de
eerste nuchtere realistische roman in proza
van West-Europa. Uit Lazarillo en Don
Quichotte groeien Fielding en Smollett, en over
dezen komen we tot de gioote realistische,
naturalistische romankunst van onze tijden.
Deze Spaansche roman is vermoedelijk het
eerst in Antwerpen (redrukt in 1553; in ieder
geval er is een uitgave van 1554 te Burgos.
Toen Breero in zijn Spaanschen Brabander
so;m woordelijk een belangrijk fragment er
uit volgde en toch een hoogst oorspronkelijk
.zuiver Hollandsch kunstwerk schiep, had hij
reeds twee HolIaiKkche vertalingen tot /ijn
beschikking, van 1579 en 10D9. Er bestaat een
druk van 1032 en ook nog van 1824.
Voor de Breero-stuoie verdient een oudt1
vertaling natuurlijk de voorkeur. Het gedeelte
doorBreero gebruikt, is indertijd naar der. druk
van 1032 door Vierhout in NooidenZuid XVII
afgedrukt. Maar voor ieder oie ook zonder
cenige bijzondere literatuurhistorische nei
gingen eenvoudig eens een gee>tigen ouden
Spaanschen roman wil lezen, heef! Mevrouw
Erens Bonvy drinkbaar werk getla ;n door
haar nieuwe zorgvuldige vertaling. In een
inleiding behandelt zij tamelijk uitvoerig en
zeker belangwekkend de kwestie van het
auteurschap.Toch was hier voor deumodernen
algenieenen lezer van meer belang geweest even
in hoofdtrekken de plaats aan te geven, die
Lazarillo in de geschiedenis van de romankunst
inneemt.
Lazariilo is een geschikte aanleiding om
even te herinneren aan de nieuwe aflevering
van Bredero's Volledige werken door Dr.
Knuttel. Zij brengt het Mnortje, dat ondanks
zijn uitlreemsclie elementen, toch we! de
meest schitterende schildering is van het
krachtige fuiflevx-n, ue zwatelende roes van
overdadige zinnenvreugd in die forsciie uit
bundige burgerij bij haar plotselingen groei
in fortuin en wee'de. De uitgave is goed ver
zorgd. De prenten van Halm Jr. blijven
echter beneden die van zijn vader. De
totaalexrressie is vaak voortreflelijk. Wat leeft
er een gewikste snollenpsyclre in dat
kopjevan Moy-aal b.v., maar in de details mis ik de
groote vastheid en zuiverheid van teekening,
die de prenten van den vader kenniei kten. Zie
zoo'n linkerarm van Moy-aal er onbeholpen
aanzitten. Zie de handjes b.v. van de in
totaalcxpie^sie overigens ook al weer goede Gertruy.
liet was een goed idee van Em. Querido
om wat niet in de verzamelde werken van
Van Deyssel, zooais die onlangs bij
Seheltema & llolkema verschenen, is opgenomen,
toch nog maar eens bij elkaar te brengen,
vooral nu verschillende van de oude g.oene
bundels uitverkocht taken.
lu de l wee verschenen deelen van deze
nieuwe reeks komen natuurlijk verscheidene
opstellen voor, die op den duur geen absolute
waarde zullen behouden ! Maar er slaan toch
tal van stukken in, die vo:>i ieder die nu of
later aan een grondige Van Dcvssel-studie
beVraagt Uw Leverancier;
JUIST UW SMAAK.
JAC.URLUS
HAVANA 12 15 SIGAAR
FABRIKAAT ..FUEVO"- UTRECHT
ginncn wil, onmisbaar zullen zijn; ook trou
wens voor de studie van de Niéuwe-Gids
beweging in het algemeen. Opstellen als
Menschen en Bergen, In de zwemschool zijn
data in de geschiedenis van de beweging. Ja,
van data gesproken, het is heel erg jammer,
dat de uitgever ei niet voor gczoigd heeft,
dat onder ieder opstel het jaar stond, waarin
het voor het eerst verscheen. Dit is eenvoudig
een gebrek, een ernstige fout in een dergelijke
uitgave.
J. PRINSEN J Lz.
iiiiHilllilimn IM".B»«I».<»,.,??..-... ..,..-t.it i.,....i.».im
M. DE LA PRISE. De eenzamen van
Port-Royal. Fransche kunst XIX. Leiden,
A. W. Sijthoff's Uitgevers-Maatschappij,
1922. in-8.
Een boek over Port-Royal kan altijd
op onze belangstelling rekenen. De groep van
waarachtige vromen, waartoe Pascal behoorde,
is even gewichtig als iedere verceniging van
mannen en vrouwen, die bevrediging des
harten zoeken op onbetreden paden. Er was
moed toe noodig om in de eeuw en in den staat
van Lodewijk XIV een zelfstandig geestelijk
bestaan te willen en te durven leiden, vooral
omdat de blaam der ketterij gemakkelijk
werd gelegd op wie eigen banen koos. Dat
die mannen en vrouwen geheel vrij waren van
ketterij kan moeilijk worden beweerd; van
Jansenisme waren zij niet vrij, al hebben zij
de beschuldiging van ketterij altijd ver van
zich geworpen. Ook daardoor is hun invloed
dan ook niet duurzaam geweest; wie in de
achttiende eeuw van de kerkleer afweek,
durfde nog heel wat verder gaan dan
PortRoyal. De. vrome eenzamen zouden hebben
gegruwd van het ongeloof van de dagen
der verlichte despotie.
Er is reeds zooveel en ook zooveel goeds
over Port-Royal, ook in ons land geschreven,
dat een nieuw boek aan hooge eischen moet
voldoen. Die lof kan niet ten volle worden
toegekend aan het werkje, waarvan de titel
hierboven staat. De gave een boek te kunnen
maken, bezit deze schrijfster of schrijver in
het geheel niet. Van een uiterlijke indeeling
?is geen spoor te vinden; in een vermoeiend
verhaal loopt het boek in n stuk door.
Maar ook een inwendige indeeling is nergens
aan te brengen; het boek schijnt geschreven
al naarmate de onderwerpen den auteur voor
de pen kwamen. Vandaar dan ook, dat het
verhaal zeer moeilijk is te volgen en eigenlijk
nergens houvast geeft. Wie niets of weinig
van Port-Royal weet, zal moeilijk door het
boekje van dezen schrijver worden ingelicht;
zoo goed als niets wordt hem geboden,
waardoor hij zich kan oriënteercn. Wat de
uitwendige en inwendige geschiedenis van
Port-Royal is geweest, zal men bezwaarlijk
uit dit boekje kunnen opdiepen. Hoe het
is ontstaan, hoe het is gegroeid en tot bloei
kwam, hoe het ten slotte is verloopen en
te gronde ging, welke geestelijke krachten
hier een tijd lang werkten, kan men niet zoo
onmiddellijk al lezende ontdekken. Tever
geefs zal men hier b.v. zoeken naar een om
schrijving van den inhoud van het Janse
nisme en van de beteekcnis daarvan in de
zeventiende eeuw. Ook daarom wordt geen
antwoord gegeven op de belangrijke vraag,
waarom het na hoopvollen opbloei toch
betrekkelijk spoedig ineenzonk.
De waarde van dit boekje moet in hoofd
zaak worden gevonden in de persoonsbeschrij
vingen, die gewoonlijk een goed beeld geven
van de verschillende leiders en leidsters van
de beweging van Port-Royal. Dat gaat niet
steeds even diep, maar is toch steeds duidelijk
en ook dikwijls aantrekkelijk om te lezen. Aan
trekkelijk zijn ook de vele afbeeldingen,
grootendeels zeer goede portretten. Maar
belangwekkend zijn ook de photo's van
PortRoyal, zooals het tegenwoordig is; het is
misschien aan velen niet bekend, dat het
klooster in hoofdzaak nog bestaat en een
bedevaartplaats is vanvelen.wien de geestelijke
vrijheid lief is. En zoo kan ook dit boekje
niettegenstaande zijn gebrekkige compositie
toch menigeen brengen binnen de toch altijd
suggestief-vrome sfeer van Port-Royal.
H. BRUG M"A N s
|,S. MEUWSEH, Hofl. A'
DB BESTE HOEOEN
HAA«
IN HOLLAND
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll'illlllll
HET MODERNE" JAPAN
Ik moet altijd even glimlachen als ik
menschen hoog hoor opgeven over het Moderne
Japan". Ik denk dan onwillekeurig aan de
hekserij van Ushigome en al wat daarmee
annex is.
In alle Oostersche landen, veel meer nog
dan bij ons, floreert het bijgeloof. De Parijsche
bladen staan vol advertenties van
kaartlegsters en zieners, in 't hartje van London, in
Bondstreet en in Piccadilly, kunt ge files
autos zien staan en queue maken voorliet huis
van een waarzegster. Weinig vleiend als dit
voor onze beschaving is, zijn de slachtoffers
van deze haaien toch excepties en hebben ze,
als excuus en misschien als reden, hnnd
soeuvrement. Bij ons doen alleen de noblesse en
een soort rapaille charme de se trouver en si
gente compagnie" nog aan zulke dingen.
In Japan doet alles nog aan bijgeloof.
Er is geen straat in Tokio bijna, waar ge
niet het bekende bord van den waarzegger
kunt zien hangen, als ge het kent.
Onthoudt dit: zes zwarte balken, waarvan
drie roodgekruist zijn. Hun rol is lang geen
onschuldige, want, meer dan in gospel,
gelooft men in de waarheid van hun bewe
ringen.
De kunst van deze heeren, soms dames,
berust op de laatste glimpsen van oerouden
astrologischen cultus, die-mysterieuse overeen
komst trachtte te vinden in den loop der ster
ren en 's menschen lot. De kalender speelt hier
een groote rol, en de heeren astrologen hebben
een eindeloos aantal gelukkige en ongelukkige
dagen, uren, maanden en jaren,dat niet alleen
varieert voor ieder individu maar ook
al naar de daad, die te gebeuren staat.
Ik heb in ons land ook half-ontwikkelden
en zwakken van geest ontmoet, die de
menschen beschouwden al naar den datum
hunner geboorte. Iemand zei me met een
ernstig gezicht en, ik vrees, een even
ernstig gemoed: ,,Met die vrouw krijg ik
zeker ruzie, dat is een visch, die is in April
geboren".
Gewoonlijk ga ik voor dergelijke menschen
een eindje uit den weg, omdat ik het land heb
aan aberratie. Voor een patholoog lijken zulke
wezens me zeer interessant ??maar ik voor
mij word graag beoordeeld of veroordeeld
(wat achter den rug steeds gebeurt) voor
daden of woorden, niet naar mijn verjaardag.
In Tökyo b.v. ais een zakenman zich wil
associeeren, ziet hij eerst uit te vinden wanneer
de aspirant-associégeboren is. En dan naar
den waarzegger, leder jaar heeft speciale
sterren met bijzondere invloeden op 't
inenschenleven.
Nu wordt de dag van de conreptie berekend
en met de ag van de geboorte samen in ver
band gebracht met sterrenbeelden.Zijn sterren
beelden van bruid en bruigom b.v. te vijandig,
dan moet zoo'n huwelijk niet plaats vinden,
dit geldt ook voor compagnons _. en
zakeiiconnecties in 'talgemeen. Gesteld, alles
is best, dan moei er nog een datum uitgezocht
worden, die voor beide partijen gunstig is,
enz. enz.
't Is onmogelijk te zeggen, hoe diep het bijge
loof geworteld is in de ziel van een Japanner.
Ge kunt makkelijker de kweek uit je tuin
halen dan iets afdoen aan het bijgeloof van
een Oosterling. In Ushigome werd een vrouw
gearresteerd, ie in 't holle van den nacht, io
een witte kimono, de kimono der dooden, cie
beeltenis van een ontrouwen minnaar met een
spijker door het hart, in den ouden w
nderboom sloeg, De bedreigde - want hem wiens
beeltenis dus in Ushigome bij den tempel van
Suwa Jinja misbruikt wordt, moet sterven
-?klaagde de vrouw aan wegens poging tot
moord.
Toen ik Japan verliet, was de uitspraak
nog niet gevallen -- maar zal de rechter den
moed hebben, dit oude bijgeloof van |apan
te behandelen als waanzin?
De Ushi no toki niairi, d.i. de pelgrims
tocht ondernomen in het uur van den Os"
was, tot voor 20 jaar, n van de geliefdste
hociis pocus middelen. Hier werd een beelte
nis in papier of was mishandeld, zooals men
hoopte, dat het het origineel zou gaan.Hoopte,
niet «doofde. Werd iemand bij zijn geloovige
wraakritus op heeterdaad betrapt, dan maakte
de bedreigde korte metten en sloeg het hoofd
van den nieuwsgierigen onverlaat afin eenvou
dige zelfverdediging. Deed hij dit niet,
doorverzuim of door vlugheid van den ander, dan
keerde de zwarte magie zich tegen hem en
stierf hij binnen het jaar. Niemand heeft
meer respect, kan meer respect hebben voor
den socialen arbeid der zendelingen van alle
secten van het christendom dan ik.Alleen als
ze met bekeeren beginnen, slaat de vrees me
om het hart. De Japanner, van huis uit
Shintn-ist, daarna Buddhist, daarna aanhanger
van het Ryo- bu shinto of een der tailooze
mengsels van shinto-isme en Buddhisnre,
heeft een bijzondere visie op goden.
Een God is vooral een wezen dat vrees aan
jaagt. Zoo goetl en lief ze ook zijn, houdt ze
inde gaten, want als je hun toorn ontkent,
is het mis.
Dit is misschien n van de redenen waar
om een Japanner zoo angstvallig probeert ze
allen of liever (allen is onmogelijk, er zijn er
ontelbare) er zooveel mogelijk te vriend ie
houden.
Geeft men hun nu het Chiïslendom. dan
mag men toch niet verwachten, dat
zeplotseling in dien voor hen nieuwen God, alleen
goeds zien. Men leert hun: Christus is voor
ons, ook voor hen, gestorven. Maardat maakt
op den Japanner niet zoo'u erge n indruk. De
dood heeft voor hen, sedert eeuwen, zijn prik
kel verloren.
En ze leeren toch ook weer, dat die opof
ferende God van Liefde, veel eischt. Vasten
en bidden en Zondag bonden. - Doenzedat
niet dan.... En daar is weer de vrees.
Men roeit geen bijgeloof uit bij ons in 't Westen,
maar veel minder nog in het Oosten. Veelal
beteekent het bijbrengen van het christendom
niet veel anders dan liet eene bijgeloof op
het andere enten.
Ik ken een Japansch meisje dat Katholiek
werd.
Op baar lage kaptafeltje prijkte een fleu
rige, welgedane Madonna met een overvoed,
gezwollen Kindeke.
Dat aanbad ze. Maar in den toko-iro-ma,
de eereplaats hing een Kakemono met een
Buddha ---en tegenover een kleine Kamidana
(altaar voor Kami, een Shinto God) hing de
Butsu-dana, het altaar voor Buddha. Ze bad
aan alle drie, brandde voor alle drie wierook
en zette rijst en take voor alle drie. Ze
zorgde echter angstvallig dat geen van
drie den ander kon zien. Toen ze in
Parijs was, moest ze biechten. Ze had
afgegesproken dit schriftelijk naar Tokyo te
doen en de absolutie was haar verzekerd bij
aankomst van den brief. Toen de biedrtbrief
net weg was, droomde ze van water; wat in
haar bijgeloof beteekende, dat ze sterven
zou. En nu begon haar angst. Als ze stierf
vór de brief in Tokio was, stierf ze beladen
met /.ouden. Die kan God niet vergeven, dal
moest de priester doen. Dus voer ze ter helle
en moest daar vertoeven tot de brief in
Tokio absolutie zou brengen. Maar daarmee
was het nog niet uit. Hoe moest men boven
weten waar haar te vinden? Ze zouden haar
zoeken bij de Japanners. Wie zou eraan denken
dat ze bij de blanken was, en die konden
haar niet verstaan.
Zes weken is deze naïve ziel in de hel
ge*weest. Ze liep rond met een grafgezicht en
bad zich suf. Wij hadden zielsmeelij maar
alle redelijk praten hielp niets. Een bijgeloof
geënt op een ander kan, in een naïven geest,
bijna niet anders dan zówerken.
Ik zeg u, ik glimlach, als ik hoor van dat
Moderne" Japan. Het vcrnisje is zoo dun.
Ze gedragen zich zoo keurig als ze hier
zijn,niet? Maar als ze op een Japansche boot
teruggaan beginnen ze al te rochelen, te slur
pen, te eten als zwijntjes, te spuwen en te
schreeuwen. Modern Japan is een onding.
Ze hebben er de deugden van oud Japan, de
Bushido, verloren en de ondeugden van het
Westen aangeleerd en onder dat ; l es leeft,
diep geworteld, het bijgeloof, als een niet uit'
te schakelen element, als iets wat bij hun leven
hoort, waarop hun leven voor een deel geba
seerd is en dat misschien gedeeltelijk schuld
is aan het onomstootbare feit, dat ze voor ons
Westerlingen, in zaken vooral, absoluut onbe
trouwbaar zijn.
Niet aldus de Chinees, wiens bijgeloof de
zelfde origine heeft maar anders werkt en
die als ruggesteun zijn waarachtigfilosofische
levensopvatting en levenshouding heeft. In
Japan is alles ontaard door de tijden heen.
Godsdienst en bijgeloof en zelfs de
Bushido(weg der ridderlijkheid) is door de natuurlijke
aanleg van den Japanner voor sophisterij,
verworden tot words, word s, words."
E i.
F O R E S '