Historisch Archief 1877-1940
?*. 8878
Zaterdag 6 Januari
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Redacteuren:
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
H. BRUGMAN S, TOP N A E F F, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
| Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
De Kerstnummer-prijsvragen
In het volgend nummer wordt
begonnen met de publiceering van
de oplossingen der verschillende
prijsvragen uit ons Kerstnummer
1922.
MlllllllllllltimilllllllHHMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlll
INHOUD: 1. Eigen gaat boven vreemd, door
Prof. Dr. G. W. Kernkamp De internatio
nale puzzle, door Brandaris.?2.Ruize-Rijmen,
door Charivarius Brieven uit Amerika,
door Dr. Hendrik Willim van Loon
Erfelijkheidsproblemen, dotr Prof. Dr. J. Boeke
3. Spreekzaal 5 Voor Vrouwen (red.
Elis. Rogge): Bijkomiigheden, door Annie
Salomons Rika Hcpper's Jubileum, door
Rika Hopper Uit de Natuur, door Dr.
Jac. P. Thijsse 7. Schilderkunstkroniek,
door Mr. M. F. Henras J. A. Boland f,
door Jhr. H. Tedingivan Berkhout De
Driekoningen van Labanne, teekening van
Jordaan Reclamekunst, door J. D. C.
van Dokkum 8. fynstige zijden waarde
papieren, door Theo val Reyn Aphorismen,
door Dr. Arthur EIoe$er Tooneel te Ber
lijn, door Cornelie van Oosterzee 9. Finan
ciën en Economie, dor Paul Sabel 10.
Nieuwe boeken, dooi Herman Salomonson
Nieuwe Fransche |oekett, door Joh.
Tielrooy 11. Noodlfttige gevolgen eener
grondwetsherziening, i teekening van Joh.
Braakensiek Char[raria door Charivarius
Zware arbeid, teejening van George van
Raemdonck Tegjn de taaiverwoesting
door Dr. Ch. F. Haje4 12. Uithef Kladschrift
van Jantje Krekeïiang, door J. H.
Speenhoff Garderobesjhetsen, door Ari
't Schietgat en Rijikronyck, door Melis
Stoke Omslag: D< OestX door M.
Nothmann
Bijvoegsel: De Krngloop der Europeesche
conferenties, teekerfng van Joh. Braaken
siek
EIGEN GiAT BOVEN
VR3EMD
Eenige weken geleden werden wij
verblijd met het bericht, dat een
vereeniging Nederland-Venezuela opge
richt was of binnei kort in het aanzijn
zou worden geroepen.
Als je zoo iets test, kun je er tegen
woordig niet volkomen zeker van zijn,
dat het uit den toker van een grap
penmaker komt. Kkderland-Venezuela:
ja, waarom ook ritt? liet lijkt wel een
beetje op Nederhrid-Patagonië, waar
voor Melis Stoke propaganda heeft
gemaakt, maar aan den anderen kant
is het ook niet zooveel gekker dan som
mige reeds bestaande vereenigingen, die
Nederland door een trait d'union aan
een ander land verbinden.
We zijn in de laatste jaren buiten
gewoon internationaal geworden. Het
schijnt wel, of wij een schade van jaren
her willen inhalen. Wij richten tentoon
stellingen in van Fransche en Duitsche
kunst en noodigen buitenlandsche spre
kers uit om hier conférences te geven
of lezingen te houden. De wetenschap
blijft bij de kunst niet achter; wij krij
gen niet alleen Chesterton en Duhamel
en Schnitzler en Hauptmann te zien
en te hooren, maar in onze universiteits
steden kunnen wij ook genieten van
voordrachten van geleerden uit de
meeste gioote Europeesche landen. Er
gaat, in het seizoen, geen week voorbij
of je kunt grazen in de weiden van het
internationalisme.
Het moet tegenwoordig een lust om
te leven zijn voor de menschen, die den
tijd kunnen vinden al deze buiten
landsche voorstellingen bij te wonen en
.die hun hart niet zoozeer verpand heb
ben aan de combinatie
NederlandFrankrijk, dat zij van
Nederland-Engeland niet willen weten en zelfs gruwen
van Nederland-Duitschland. En men
moet zich er mee vleien, dat de zegen
rijke uitwerking van het kunstgenot,
dat zij te smaken en van de weten
schap, die zij te verduwen krijgen, niet
beperkt blijft tot de uitverkorenen, die
er direct aan zijn blootgesteld, maar op
den duur ook ten goede komt aan hun
huisgenooten en vrienden. Want even
zeer als wie met pek omgaat, ermee be
smet wordt, zoo moet ook gezuiverd
en gelouterd worden wie het geluk
heeft te verkeeren met een mensen, die
minstens twintig avonden in n sei
zoen heeft gechestertond of geduhameld
of wat het dan ook zijn moge.
Onbeloond blijft de deugd nooit. De
hoogere sfeer van cultuur, waartoe uis
volk geleidelijk zal rijzen, dank zij de
stuwkracht van de zooeven bedoelde
bevoorrechten, zou op zich zelf reeds
meer dan voldoende belooning zijn
voor de goede daden van hen, die bui
tenlandsche kunstenaars tot ons bren
gen. Maar daarbij blijft het niet.
De vereenigingen Nederland-Frank
rijk enz. zijn natuurlijk alleen ten bate
van ons volk opgericht. Wij kunnen het
niet verhelpen, dat ze ook aan het bui
tenland diensten bewijzen. En dat die
diensten daar gewaardeerd worden
en contra-prestaties uitlokken, o. a.
door de oprichting van vereenigingen,
die Nederlandsche kunst en wetenschap
in het buitenland beter bekend willen
maken.
Deze kunnen echter niet zoo'n groote
bedrijvigheid aan den dag leggen als
hare zuster-genootschappen in Neder
land. Niet alleen omdat b.v. Frankrijk
en Engeland niet zóó hunkeren naar de
kennismaking met ons, als wij naar die
met hen, maar omdat er n groot be
zwaar blijft: de taal. Bij ons kunnen de
buitenlanders in hun eigen taal spreken;
wij moeten ons van de hunne bedienen,
als wij in hun land lezingen willen hou
den; niet iedereen gaat dat gemakkelijk
af; en in elk geval kunnen Neder
landsche schrijvers en schrijfsters hunne
werken daar ginds niet in de oorspron
kelijke taal voorlezen, zooals hunne
Fransche of Engelsche collega's dat
hier doen.
Nog op andere wijze toont het buiten
land, dat het niet koel blijft voor onze
liefdes-uitingen. De Fransche regeering
b.v. spendeert 30,000 francs voor
Fransche werken in Nederland". Een
van die werken" is: de bekostiging
van een lectoraat voor Fransch aan
de Amsterdamsche hoogeschool.
Zaterdag 30 December isjin de Fran
sche Kamer van Afgevaardigden over
dezen post op de begrooting gesproken.
Gaston Deschamps heeft toen iets ge
zegd, dat ook wij ons in het oor mogen
knoopen.
Hij herinnerde aan de toespraak, die
Cobet, bij het derde eeuwfeest der
Leidsche academie, tot de Fransche af
gevaardigden richtte, waartoe Ernest
Renan en Gaston Paris behoorden.
Cobet zei toen o. a.: Gij vooral be
hoedt het onderwijs voor het altijd
loerende gevaar van bederf. Als men niet
terdege oppast, verstikken uitgebreide
kennis en breede ontwikkeling allengs
eerst den goeden smaak, later het
gezond verstand. Wij, Nederlanders,
die de heilige overleveringen onzer vade
ren eerbiedig koesteren, zullen dan ook,
zoolang we in ons onderwijs den goeden
smaak en het gezond verstand be
waren, in u, Franschen, altijd onze'
meesters begroeten".
Waarom citeerde Gaston Deschamps
deze woorden?
Om ermede te b^ico^en, dat Frank
rijk nooit genoeg geld kon uitgeven ten
bate van zijne werkzaamheid in ons
land, waar men de Fransche beschaving
zoo hoog waardeerde?
Integendeel. Niet dat hij bezwaar
maakte tegen den begrootingspost:
dat geld achtte hij goed besteed. Maar
uit de woorden van Cobet trok hij deze
conclusie: de beste propaganda, die
Frankrijk voor zich zelf kan maken, is
deze, dat het de achting blijft afdwingen
van de beste geesten in het buitenland,
van zulke menschen, als Cobet er n
was. Dan behoeft het zelf geen propa
ganda te maken, maar kan dat aan zijn
bewonderaars overlaten.
Dit nu mag ook wel eens tot de Neder
landers gezegd worden.
Het is best, dat wij ons niet meer zoo
opsluiten als vroeger; dat wij het inter
nationaal verkeer ook op geestelijk ge
bied met het buitenland bevorderen;
dat wij ook persoonlijk contact krijgen
met kunstenaars en geleerden uit den
vreemde; en het is nu eenmaal het lot
van een klein volk, dat wij daarbij meer
zullen ontvangen dan geven; alleen
reeds de omstandigheid, dat onze taal
door de meeste vreemdelingen niet ver
staan wordt, belet ons hen zoo ont
vankelijk te maken voor de bevruchting
met ons geestelijk leven, als wij dat zijn
voor die met het hunne.
Maar willen wij bij zulk een verkeer,
waarbij wij in hoofdzaak de ontvan
gende partij zijn, op den duur ons ge
voel van eigenwaarde niet verliezen,
dan dienen wij in het buitenland het
besef levendig te houden, dat het de
moeite waard zou zijn, zich in onze be
schavingssfeer te kunnen inleven; dan
moeten wij ons uiterste best doen, het
geestelijk leven ten onzent zich zoo
rijk mogelijk te doen ontplooien; dan
hebben wij ons te herinneren, dat de
beste propaganda, die een volk voor
zich kan maken, deze is, dat het zich
den eerbied van den vreemdeling
afdwingt.
Dit mogen alle vereenigingen be
denken, die thans in het buitenland den
naam van Nederland hoog willen hou
den; een groot deel van de moeiteen
het geld, die daaraan geofferd worden,
zou beter besteed zijn wanneer het ten
goe&e kwam aan de beoefening van
de beeldende en litteraire kunst in
Nederland zelf.
En ook zij, die ten onzent ijveren
voor het doel,'dat Nederland-Frankrijk
en soortgelijke vereenigingen nastreven,
mogen zich eens afvragen, of zij daar
naast wel genoeg belangstelling toonen
voor onze vaderlandsche kunst. Het is
loffelijk, dat zij ons de gelegenheid
bieden van beroemde schrijvers uit het
buitenland een persoonlijken indruk
te krijgen en dat zij onze aandacht ves
tigen op andere, wier roem nog niet tot
ons was doorgedrongen; maar te mis
prijzen zou het zijn, wanneer hunne
liefde voor de kunst zich alleen uit, als
het kunstwerken of kunstenaars uit
den vreemde betreft.
Het is gelukkig, dat er in ons land
veel Fransche en Engelsche en Duit
sche boeken worden gelezen, maar het
zou te betreuren zijn, wanneer goede
Nederlandsche boeken niet nog meer
werden gelezen en ? bovenal ? ge
kocht; laten wij ons erover verheugen,
als wij Thomas Mann of welken anderen
beroemden vreemden auteur kunnen
hooren, maar laten wij vooral in nóg
grooteren getale opkomen, als Top
Naeff of Ina Botidier?Bakker of
Herman Robbers voor ons willen spre
ken over litteraire kunst of wel ons iets
uit hunne werken willen voordragen.
Cobet was een groot bewonderaar
van Franschen geest en Franschen
smaak; maar hij voelde op en top
Hollandsch en hij heeft zich in zijn jonge
iiMiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiliiiiilliiiiiiiilluiiiiiiiiniiiiiliiiiiliiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiniiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIM
llllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllltlllllllllllllllllllMllllllllllllllllllllMllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
DE INTERNATIONALE PUZZLE
Begin Januari 1923.
De encycliek Urbi aictno Dei, waarmede de
nieuwgekozen Paus te langverwachte ver
klaring van het door hen beoogde beleid aan
de wereld heeft gegeven, bevat drieë'rlei pui
ten van algemeen belang In de eerste plaats
wordt, gelijk reeds te vtorzien was, de toe
komstige verhouding tuschen het VaticaBn
en het Koninkrijk Italién een andere
liclrschakeering gesteld dan td: dusverre gewoonte
was. De betrekkingen tuschen Rome en htt
Quirinaal hebben sinds pruimen tijd van
weerszijden een eigenaardig tweeslachtig
karakter gedragen. Oppervakkig bezien was
daar een absolute koelhcii, gebaseerd op de
voortdurende protesten vanden Heiligen Stoel
en den vorm bewarend vm een volgehouden
weigering om de in 1870 gtschapen positie van
het pausdom te aanvaarien. Nevens dere
openlijke principieele bre.k evenwel bestoi.ci
in werkelijkheid op puntet van belang veelal
een stilzwijgende samenwerking, en een
pnitaliaansche houding van het Vaticaan. De:e
staatkundige toestand beantwoordde aan il e
zielkundige' noodzakelijkheden al zou hij
misschien in geen ander land dan in 't vader
land van Macchiavelli werkelijkheid zijn kun
nen worden. Gedurende den oorlog had dit
alles zich eerst recht afgeteekend, en kwam
vast te staan, dat zoo van hetVaticaan nimmer
te verwachten, is dat het categorisch zijn aan
spraken op de wereldlijke macht prijsgeven
zou, evenmin nimmer te verwachten is. dat
het in den grond jegens de italiaansche politiek
ontrouw zou plegen.
Van den tegenwoordigen Paus werd van den
aanvang verwacht, dat hij dezen toestand
wenschte te consolideeren, hetgeen ongetwij
feld in hooge mate de atmosfeer van rust in
het Italiaansche koninkrijk en in de wereld
der Katholieke politiek bestendig maken kan.
De vlak voor het einde van 't jaar verschenen
Encycliek heeft nog wel niet liet laatste woord
gesproken; maar is toch een opmerkelijke
stap in deze richting verder gegaan. Een be
langrijke ontwikkeling van dit kiesehe vraag
stuk staat voor den boeg, al moet men hier
nimmer opzienbarende wendingen en hoog
stens opmerkelijke schakeeringen verwachten.
Ook in dit opzicht toont zich de pauselijke
encycliek n van geest niet de italiaansche
staatkunde, dat zij van kritische stemming
tegen den door de vredestractaten geschapen
vredestoestand blijk geeft.
Welke regeering, welke richting in Itali
ook aan het roer is, steeds zal dit land ietwat
de positie innemen van den zich tusschen de
stoelen geplaatst voelende. Het staat daarom
iets losser in den trits der Geallieerden, en
aanvaardt veel gemakkelijker dan de meeste
anderen de aannemelijkheid van herziening
der grondslagen van den sinds 1918 geschapen
toestand. In dit opzicht stemmen Giolitti,
Schanzer, Nitti en ook Mussolini overeen, al
moge laatstgenoemde met zijne fascistenpartij
eigenlijk slechts de voortzetting zijn van wat
in 1915 de oorlogspartij is geweest.
En ook de pauselijke encycliek is nu reeds
van Fransche zijde beticht geworden, hier
en daar te onvriendelijke taal tegenover het
geallieerde systeem te hebben gebruikt.
Voor wie over den gang van zaken op onze
wereld nadenken willen, zijn overigens mis
schien het treffendst de woorden, welke de
Heilige Stoel gericht heeft tegen de geestelijke
en zedelijke atmosfeer, die de meeste volken
en individuen bezielt. Ongezonde onrust, bij
lieden van allerlei rang en stand; gebrek aan
eerbied voor het gezag; genotzucht en onver
antwoordelijkheid; grilligheid en lichtzinnig
heid", worden aan het menschdom voorge
houden. En merkwaardiger wijze ontmoet
hier de diagnose, te Rome gesteld, die uit
gansch andere hoeken, zooals in Frankrijk
de aanvallen op Victor Marguérite's roman
,,La Gargonne" bewijzen. Hier heeft men tegen
den geest van depravatie zelfs de discipline
van het Legioen van Eer willen inroepen, en
Anatole France stelt de ,,burgerlijke maat
schappij" aansprakelijk.
Het ware een uiterst nauwluisterend en
schier onuitvoerbaar werk, de oorzaken van
dit alles na te gaan. Eén d ing is evenwel zeker
dat de wijze waarop de groote regeeringen in
haar beleid vóórgaan, van grooten invloed ten
goede of ten kwade kun zijn. Haierzijds
moeten rust, doelbewustheid, matiging en
zelfbeheersehing een voorbeeld geven.
Het is de vraag, of de laatste dagen in uit
opzicht zeer gelukkig zijn geweest.
Nieuwjaar scheen o/is te brengen in den
geest der iiUimaia en der c/nips de tiiedtrc. Over
de houding der Turken te Ouchy, ongunstig
geïnspireerde communique's. Van Malta uit
wordt een Brilsch eskader naarden Bosphorus
gedirigeerd. Ultimatum op til? Griekenland
stelt nieuwe conflicten in 't uitzicht met
Konstantinopel, -- (of zal men van nu af aan:
Angora moeten zeggen?}. U e Commissiondes
Réparations stelt plotseling Duitschland
wegens nalatigheid in de houtleveringen in
gebreke, en dit hout geeft Poincaréden stok
om eventueel den hond te slaan. De nalatig
heid der Duitsche regeering staat vast en
bezorgt haar ook in het eigen land bittere
verwijten. Doch aan den anderen kant wordt
men zenuwachtig onder den Franschen coup
ite procédure, en <;uk in Engeland klemt de vraag
aan Parijs: wat zoekt ge, een ultimatum?
in afwachting van den uitslag der gewichtige
conferentie's, die te Parijs aangevangen en te
Lausanne voortgezet moeten worden, zeggen
de zenuwachtiger! het elkander reeds na: het
spelt alles nieuwen oorlog. Zoo althans kan
men ook in ernstige, schoon niet bijzonder
geïnformeerde, kringen hooren spreken. In
werkelijkheid evenwel wettigen de omstandig
heden een] waarschuwing tegen zulke ner
veuze zwaarmoedigheid. Neen, het zijn geen
ultimata, het zijn geen tot het uiterste door
te voeren tendenties, die dezer dagen worden
vertoond. Het zijn in waarheid slechts inci
denten, zetten in liet spel; geen evenementen,
die historie zullen maken.
Min bedenke, dat wij in de dagen van
onderhandelingen leven, en gelijk zoo vaak
behooren incidenten in dit spel thuis. Het is
niet een bijzonder gelukkig en loffelijk
verschijnsel, doch 't is in elk geval gewenscht
de gebeurtenissen als zoodanig te begrijpen
en er niet al te veel gewicht en consequentie
aan toe te kennen. Ue afloop, wanneer men
even wacht, zal waarschijnlijk minder explo
sief zijn, dan men thans soms denken zou.
Wij wachten althans liever af, dan nu uit
voerig op de/e schermutselingen en incidenten
in te gaan. Zij zullen den toestand geenszins
beheetschen. En een hunner voornaamste
resultaten is slechts, dat zij de zenuwen weer
wat meer prikkelen, -?hetgeen trouwens op
zichzelf reeds een zware verantwoordelijkheid
meebrengt.
Verantwoordelijkheid brengt ook de toe
stand van onverteerdheid mede, waarin blijk
baar het schadevergoedingsprubleem en dat
der intergeallieerde schulden nog gelaten is.
Wellicht zal dit besef van onverteerdheid den
uitslag der huidige geallieerde besprekingen
beheerschen, en is 't resultaat eenvoudig het
besluit om alles eens goed uit te zoeken".
Aan onze Medewerkers
De redactie acht het gewenscht, haren
medewerkers en inzenders nadrukkelijk
te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo
veel mogelijk rekening te houden met den
voor het Weekblad meest geschikten om
vang. Te lange artikelen leveren ver
schillende bezwaren op, zijn ook voor
de lezers veel minder aantrekkelijk. De
normale afmeting van artikelen moet
op ten hoogste 1500 woorden, en die
van Feuilletons op ten hoogste 2000
woorden worden gesteld.
Van met potlood geschreven bijdragen
kan de redactie geen kennis nemen;
evenmin van die bijdragen waarvan het
papier aan beide zijden is beschreven.
Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge
typte copie in te zenden.
Alle inzendingen moeten
geadresseerd worden: Aan
het Secretariaat der Redactie
van De Amsterdammer", Week
blad voor Nederland, Keizers
gracht 333, Amsterdam, zonder
vermelding van persoonsnamen.
Eventueele vragen over drukproeven,
overdrukken, tijdstip van plaatsing e.d.
eveneens en uitsluitend te richten tot het
Secretariaat".
.iimitiiiimmiittiiiiiiii
iiiiminiintiitniiiii iiiiiiu i
jaren wel eens minder vleiend over de
Franschen uitgelaten, dan hij het in
1875 te Leiden tegenover Renan en
Gaston Paris deed, tntusschen, wat
hij toen zei, meende hij ongetwijfeld;
het was geen gelegenheidscompliment.
Waarom lieert Gaston Deschamps
verleden Zaterdag juist die woorden
van Cobet aangehaald? Niet omdat ze
zooveel lof voor Frankrijk inhielden;
maar omdat ze door iemand als Cobet
waren uitgesproken.
Laat ons hopen, dat nog dikwijls de
lof van Frankrijk's goeden smaak en
gezond verstand in Nederland kan
worden gezongen; maar laat ons dan
den wensch er bij voegen, dat men in
Frankrijk aan dien lof altijd waarde za!
hechten, omdat hij verkondigd wordt
door den vertegenwoordiger van een
volk, dat zich Frankrijk's eerbied heeft
afgedwongen door de hooge plaats, die
het zelf op het gebied van kunst en
wetenschap inneemt.
KERNRAMP
iiiiiiiii timiiiiiiiiimiiiiiiimuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiHimiiiiini
Dit ware wellicht 't beste koren op den molen
van Amerika, waar Harding zich nu iets van
eene internationale economische conferentie"
heeft laten ontvallen. Men heef t hier blijkbaar
te doen met het balletje, dat reeds in Augustus
door enkele financieele voormannen der Unie,
versch van de reis door Europa, is opgeworpen.
Behalve hun pessimisme over den toestand,
was hun eerste indruk die van onklaarheid.
Niets staat vast, schreven zij. Betwist is
tusschen de geallieerden en Duitschland, niet
alleen wat Duitschland betalen kan, niet al
leen in welke mate Duitschland zijn financieele
verplichtingen heeft verwaterd, maar zelfs
hoeveel Duitschland reeds voldaan heeft.
Betwist is, wat de voornaamste geallieerden
nog van de kleinere te vorderen hebben. Be
twist, in welken financieelen toestand Frank
rijk verkeert; wat Frankrijk werkelijk voor
de reparatie's te eischen heeft, in welke mate
de fiscale politiek van Frankrijk, bijv. met
die van Engeland en van enkele neutralen
vergeleken, aan zwakheid lijdt. Betwist is of
en in welke Duitschland een redelijke
belastingpolitiek volgt. Betwist is.... enzoovoort.
En men wees er op, dat wellicht de sleutel
tot verbetering, het ei van Columbus, in de
objectieve vaststelling van dit alles, in het
uit den weg ruimen van gissingen en praatjes,
gelegen is. Waartoe dan nu de neiging tot
eene gezamenlijke en zakelijke internationale
behandeling zou ontstaan, teneinde eerst eens
een overzicht te hereiken, volgens de leer,
dat een nauwkeurig stellen van de vraag,
negen-tiende van hare oplossing pleegt te zijn. "
B R A N DA R l 3