Historisch Archief 1877-1940
Bangkok. Een zijarm van de Menam (illustraties uit: Hans
Morgenthaler, In het Rijk van Siameezen en Maleiers).
NIEUWE BOEKEN
Het Spaansche Goud. Oorspronkelijke
Detective-Roman door HERMAN
MIDDENDORP. Nijgh 6- van Ditmar's
Uitgevers?Maatschappij. Rotterdam
MCMXXII.
Dit is de geschiedenis van een schat, die bij
een Spaansch kasteel begraven is en die, dank
zij de bedrevenheid van den detective
Crampton in hè* ontcijferen van geheimschrift, ge
vonden wordten in handen van de eigenaars
teruggeraakt.
Het spreekt van zelf dat zulks maar niet
zonder moord en doodslag passeert. Rijkelijk
stroomt schuldig en onschuldig bloed.
Ook hier een detective van groote beroemd
heid (= Sherlock Holmes), een medicus die
hem bewondert en assisteert ( = Dr. Watson)
en een cliënt die reeds bij zijn allereerste
entree (ditmaal niet Baker-street-Londen,
maar Rue de Montmorency-Parijs), kennis
maakt met de ongehoorde scherpzinnigheid
van den detective.
Tot verontschuldiging van het slachtoffer
moeten wij echter aanvoeren, dat het verlies
van een gemerkt tramkaartje, ook voorminder
scherpzinnige stervelingen, eene aanwijzing
Tempel in Bangkok.
iiiuttiiiiiiiiiitiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiniiiiiiiiiimti
Nieuwe
Fransche Boeken
ALBERT ADÈS
(Slot)
Het is niet vreemd dat U n roi tout nu 1)
van denzelfden schrijver is als Gofia Ie Simple.
Zooals hij eerst was aangetrokken door het
zuiver instinct van wien de gemiddelde
mensch een idioot" zou noemen, zoo is hij
nu getroffen geweest, in de Parijsche jaren,
die op zijn eerste groote succes waren gevolgd,
door het wonder van de krachtige kunstenaars
ziel, die burgerlieden onpraktisch" of
dwaas" plegen te schelden. Te leven, ja
vroolijk te leven, en dat niet alleen, maar
zelfs innerlijk echt gelukkig te zijn zonder geld;
geldstukken te beschouwen als fiches, en
sie' raden van het grootburgerlijk leven (eerbe
wijzen, goede kleeren, relaties en ambten)
aan te zien als bordpapier; geheel naakt
te zijn van dit bordpapier, ontdaan van zulke
fiches, en dan toch op zijn wijze te triumfeeren:
niemand dan sommigen waren kunstenaars
is het gegeven (niet eens allen). Wie dat ver
mag, hij is een naakte koning"; wel heeft
hij niets,maar hij is veel; daardoor heerscht
hij, heerscht hij over eigen ziel en gemoed,
en tenslotte toch ook over die anderen, min
deren, die, hoe zij hem ook schelden, in den
grond hem benijden, ja haten van nijd, maar
voor hem buigen als voor den drager eener
geheimzinnige macht.
Zulk een zuivere kunstenaar, die buiten
en boven de samenleving staat, al zet zijn
huisbaas hem ae deur uit, is de hoofdpersoon
van Ad es' laatste, onvoltooid nagelaten boek.
En ik verzoek te gelooven, dat het geen on
wezenlijke held" is gebleven: men ziet hem
zeer wei en achthem in het ware leven
bestaanbaar. Ook snoeft hij niet, noch is hij volkomen
onaandoenlijk voor menschelijke smarten en
verdrieten; slechts ziet hij net bijkomstige
in het kunstenaarsleven ais bijkomstig
en de kunst als de hoofdzaak; slechts werkt hij
in vreugde, zonder aarzeling maar ook zonder
haast, rustig in zijn kracht, als een geniale
die zijn genie kent en weet uat hij de gezochte
schoonheid eens zal vinden, ware net tien
jaren later. Tijds voorbijgaan merkt hij niet
op; is hij 40, is hij 30? n ij weet het pas na
eenig bedenken. Hij mag door vrienden" be
laagd, door prulartisten benijd, gehaat, ver
nederd worden; zijn vrouw mag hem afvallen,
verlaten hij voorziet dat zij tenslotte tot
hem terugkeert, dat de belagers hem eigenlijk
niet zullen kunnen missen, dat zijn rivalen
vergeten zullen zijn met al hun fortuin en popu
lariteit, als hij zal zijn gezeten in blijvenden
roem. Hij, de naakte koning, is de man die op
1) Calmann?Lévy, 1922.
zou kunnen zijn
omtrent de .plaats
van onmiddellijke
herkomst hunner
bezoekers.
Maar laten we
niet vitten, want
tenslotte is de
schat dan toch
maar ge vonden, en
daar kwarn het
toch op aan.
Zomerwetide en
Dorre dagen,
door KERST
ZWART. Uitg.
W. J. Thienie
& Cie.,
Zutphen 1922.
De heer Kerst
Zwart heeft zich
gedurende een jaar
in goed gezelschap
begeven t.w. onder
planten en dieren
in Hameland,
graafschap
Zutphen.
Zijne ervaringen heeft hij te boek gesteld om.
anderen daardoor op te wekken
tot wandelen, kijken, luisteren
en spieden". $£)$}
Velen, die naar buiten gaan
meent hij kunnen dat niet.
Helaas, Kerst Zwart wij
moeten u deze bittere woorden
uit uw voorbericht toegeven. Ge
tuige de sinaasappelschillen en
papieren en eierschalen die onze
bosschen bevolken.
De heer Zwart nu vraagt met
zijn boek aandacht voor het rijke
leven in de natuur. Hij heeft
daarin roemrijke voorgangers.
Onze Jacques P. Thijsse maakt
school. Dit boek is vol aardige
observatie en het is met eene
klaarblijkelijke liefde van den
auteur voor zijn onderwerp ge
schreven.
Als wij een enkele opmerking
zouden mogen maken, dan zou het
deze zijn, dat hij zijn proza vrij
moet houden van gemeenplaatsen.
Dan [zoudenj wij het'boek, dat
door,Pol Dom met dejpen geïllustreerd is,
met nog meer vol
doening in de han
den van onze kin
deren laten. P*
Zinnen als: Het
komt mij voor, dat
Maart wel eens
naijverig is op de
mooie beloften, die
Februari zoo on
bezonnen doen
kan, en dan in
arren moede onze
lichtgeloovigheid
met gure winden
en sneeuwbuien
kas,tijdt en daar
mee bewijst, dat
hij ondanks de
zomersene allures
van zijn voorgan
ger en liet sprook
je van zijn tien
zomersene dagen,
een trouw aan han
ger is en blijft van
C. B. VAN BOHEMEN
RESTAURATEUR VAN '
OUDE SCHILDERIJEN
(door Dr. Bredlus als zoodanig erkend)
HELMERSSTR. 57 DEN HAAG
het norsche wintertrio" behooren niet
thuis in de sfeer van eenvoudige en dikwijls
fijne observatie van dezen Ruurlo' schen
natuurmensch.
In het rijk van Siameezen en Maleiers,
door HANS MORGENTHALER. Vertaald
door Alice van Nahuys. Met 32
autotypiëen. MGMXXII. . Em. Querido,
Amsterdam.
Wat brengen de tropen ons,behalve koloniale
waren, kamerdebatten over uitvoerrechten
en bruine nichtjes en neefjes....? De be
antwoording van die vraag brengt ons tot
eene ontstellende conclusie, want zij luidt:
Bittere menschen, rijke menschen,
gepensionneerde menschen, gedesillusioneerde menschen
....welk een inventaris voor een koloniale
mogendheid van denj eersten rang, zooals we
De Begrafenis.
ons gaarne noemen !....
De ontstentenis van het werkelijk ethisch
element in ons complex van ambtelijke,
economische en familie-banden met de tropen
is een feit dat nog maar weinig wordt gereali
seerd. Zelfs de Max Havelaar, die in vele op
zichten dat ethisch element raakt, is toch in
de eerste plaats een aanklacht tegen het
ontbreken er van. Augusta de Witt benadert
het op een wijze die de richting aanwijst
waarin de liefde van ons volk voor ons Oosten
ontwikkeld worden kan. Die liefde moet
groeien uit een kennis van verhoudingen en
toestanden, die ons bijgebracht worden, niet
door de pen van auteurs, wier zuivere ob
servatie vertroebeld is door Indische kwalen,
Indische teleurstellingen, maar door die van
menschen die, onder de tropische zon, hun
menschelijk observatievermogen bewaard
hebben. Een voorbeeld van helderen kijk op
Indische toestanden heeft ons, onlangs,
geNederl. Munt
Holland» beste 1O cent mlgaai» tropenboek
geven de journalist
K. Wijbrands in
zijn gebundelde
causeriëen
Trppenstijl". Wij
brands is in de
moeilijke positie
van den Europe
aan die het Oosten
wil doen kennen
door de groote on
wetende massa
zijner rasgenooten.
Hij neemt daar
toe het middel
van den vechters
baas en hamert
de feiten er in bij
zijn publiek,zooals
eenmaal Jan
Pietersz. Coen er het
Nederlands c hège
zag in trachtte te
hameren bij de
tegenpartij. Hij
spreekt het ver
stand aan en het
rechtsgevoel.
Hans Morgenthaler is een ander soort be
middelaar. Hij is niet een journalist uit een
koloniale mogendheid, die zich
wendt tot kiezers en parle
mentsleden en verstand, maar
een peinzer, een Zwitsersch geo
loog, en hij spreekt tot het
gemoed van den
niet-begrijpenden westerling. Hij noemt zijn
boekeen Jungleboek". Hij heeft
geen staatsburgers-in-wording
ontmoet in een gecultiveerd
landschap, maar natuurlijke en
eenvoudige menschen in de
Siameesche oerwouden.
Morgenthaler's boek blijft buiten de vraag
stukken van de sociale evolutie.
Hij vertelt zoo-maar wat hij
begrepen heeft, en, vooral, wat
hij heeft gedacht.
In 1917 is deze gelukkige
mensch meteenwetenschappelijke
opdracht en een onbevangen
gemoed van zijn Zwitsersche
bergen verhuisd naar den equator
en naar de zon. Indien hij een
Nederlander ware geweest, zoo
had het eerste liet beste maga
zijn voor complete tropen-uitrustingen hem
op zijne eerste
practische erva
ringen kunnen
voorbereiden, en,
nog voor hij een
inlander gezien
had, zou hij al uit
de couranten ge
weten hebben om
trent den Sarikat
Islam en den
Volksraad. Maar
dit alles bleef
dezen mensch be
spaard. Hij had
niets anders te
doen dan verbaasd
te zijn, en zijn boek
is dan ook niets
anders dan het ge
dachten proces dat
evolueert van ver
bazing tot begrij
pen en liefhebben.
Daardoor is dit
Zonsopgang in het rijk van Siameezen en Maleiers.
het begin tot het eind zoo naief en zoo
onbevangen opgesteld dat het voor velen
onder ons, koloniale mpgendheders, een soort
van liefelijke openbaring zal zijn.
Ik stel mij voor, dat menige koloniale
hasbeen" op een Hollandsche sociëteit, in eigen
aardige reminiscentie van sceptische
tropenervaringen, bedenkelijk het voorhoofd zal
fronsen bij het lezen van de volgende opdracht,
die door den schrijver op het schutblad ge
plaatst is:
... .Mijn Jungle-Boek zal mij altijd weer
aan Noe Kiang herinneren.
Heerlijk-natuurlijke vrouwen zijn er onder deze bruine
menschen ! Noe Kiang heeft dertig
dagen vergeefs op mij gewacht en op den
een-en-dertigsten ... een chinees genomen."
Welke afstammeling van Jan Companie zou
dat zoo geformuleerd hebben .... ?
Een woord van erkentelijkheid past voor
de uitstekende vertaling waarin dit boek,
dat helaas niet door een Nederlander geschre
ven werd, ons gebracht is.
HERMAN SALOMONSON
De hierbij gegeven illustraties zijn uit het
boek vanJHansjMorgenthaler.
van
Baby-olifanten op de spoorbaan.
Minimum iniimiiiimiiii
IIIIIIimilllllllllllllllflIllllllltllimilllIlllilllllliHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIimillM UIIIIIIIM
niemand is aangewezen, die al 't van buiten
komende kan versmaden of dienstbaar maken ;
hij is de ware persoonlijkheid, waar anderen,
naar het woord van een Duitsch ?philosocf,
slechts personen zijn.
Altijd schijnt Ad es in zijn korte bestaan
deze persoonlijkheid gezocht te hebben. Hij
schoof de halven, de zwakken, de afhankelij
ke n en slaafschen ter zijde, om afzonderlijk
te eeren hen die leven door en uit zichzelf;
de eerste maal was het een idioot, de tweede
een groot schilder.
Die tweede maal deed hij het met ongewone
forschheid. Forschheid is inderdaad het woord
voor de kracht waarmee in dit zijn laatste
boek daden en beweegredenen van menschen
worden meegedeeld. Forsch heett hij gegraven
in hun psyche, forsch op zijn bladzijden het
gevondene neergezet. Forsch deed hij het,
zonder nochtans iets te kneuzen of te ver
nielen: fijn en sterk. Hebt gij wel eens vlug,
heftig en behoedzaam iets overtoüigs wegge
sneden, om iets goeds en edels bloot te leggen ?
Het geeft een unieke gewaarwording, die ik
ook had bij het lezen, en die Ad es moet gehad
hebben bij het concipiëeren van dit boek.
De personen" hier getoond als antagonisten
van de persoonlijkheid" Fauvarque zijn:
een talentvol schrijver met een berekenend,
duivelsch karakter, die waant te heersenen
maar eigenlijk van Fauvarque afhankelijk is;
een wereldsch" schilder van rose en licht
blauwe damesportretteii, en twee vrouwen.
De vrouwen ziet de Oosterling Ad es als in
den grond ouzelfstandige wezens, en vijan
dinnen van den man, vooral hier van den
man van talent. Slechts aan ten van de twee,
Valentine, heeft hij bovendien een volledig,
uitgegroeid kaïakier gegeven; de andere
biijtt een schets, meer met. De
schrijversfiguur is misschien ook wel wat nooueloos
duivelsch noodeloos in uit drama; ik
wil zeggen, op zichzelf is het een geheel plau
sibele tiguur, maar ze heeft eigenschappen die
in uit verband onnoodig waren en niettemin met
zulke dikke lijnen geteekend worden, dat soms
de schrijver Huslin, en niet de schilder Fau
varque, e hoofdpersoon lijkt in strijd met
c!en opzet. Is hier een concrete herinnering
in het spel? Het geheele werk door gevoelt
men trouwens wel dit: er zijn drie mama's
dooreen, Ie, dat van den sltcnten maar
succesvollen schilder, uit ue voegen geraakt
door e nabijheid van liet genie; e, uat van
den schrijver, vijand en tegelijk UiaiikeUjk
van Fauvarque; e, dat van hauvarque zeil.
Slechts dooi nadenken begrijpt men, cat uit
laatste het belangrijkste is. Zoo hier een tout
ligt, dan bedenke men echter, dat Aües
wellicht nog Wijzigingen zou heoben aange
bracht, ais niet e uoou hem was voor ge
weest.
Samenvattend en aanvuüen-j tevens
kan men zeggen aat Ad es hier houtdzakelijk
van vier sentimenten uit heeft geschreven:
Ie, superbe minachting voor .,wereldsche"
kunstenaars, die an ook eigenlijk maar
kunstenmakers zijn; 2e, liefue tot oc liefde,
sensueel en niet sensueel; hij heeft er een
merkwaardig diep begrip van gehad, van
mannenliefde vooral; 3e, eenige minachting
voor de vrouw; 4e, heilig ontzag voor den
waren kunstenaar, oen creatcr.de bron die
altijd vloeit, de kracht die steeds nog over
heelt. En ook: dat dit laatste van de vier
verwant is met het sentiment dat hem
Goha had geïnspireerd.
J. DE LACRETEU.E, Silbermann, Parijs,
N. Rev. Fr., 1022.
De hoofdpersoon van dit zooeven met den
prix Foernina-Vie Heureiise bekroonde boek
is een jonge, intellectueel en artistiek aange
legde Jood, dien de schrijver ons zoo levens
waar als hij kon voor oogen heeft willen
zetten; en zelden is een taak van overigens
beperkten omvang zoo voortreffelijk ten uit
voer gebracht. Men oordeele over de waar
schijnlijkheid van de geteekende figuur door
kennis te nemen van de volgende trekken en
trekjes.
Parijsch gymnasiast, zoon van een uit het
buitenland gekomen Joodsch koopman, valt
David Silbennann bij kameraden en leeraren
op door ongewone schranderheid, vroegtijdige
rijpheid van geest, eerzucht. Aan de lichame
lijke spelen op de binnenplaats der school doet
hij nooit mee; van redetwisten houdt hij des
te meer. Over La F'ontaine sprekend, die ge
leefd heeft in een verfijnde maatschappij
ten tijde dat de voorouders van Silbennann
misschien over de Poolsche vlakten zwierven,
zegt hij onopzettelijk: La Fontaine est nutre
plus grand peintre e mceurs". Hij toont
beurtelings te veel en te weinig gevoel van
eigenwaarde. Met voorliefde vertelt hij grappen
ten koste van zijn rasgenooten. Flij nette een
waar talent om vuur goede opmerkingen de
verkeerde plaats en het ongeschikte oogenblik
uit te kiezen. Uver zichzelf spreekt hij vaker
en nadrukkelijker dan te verdragen is voor
zijn medemenschen, zelfs voor hen, die zich
inspannen aan alle vereisen ten voor den mo
dernen medemensch te voldoen. Moet hij zijn
voorkeur noemen in zake schrijfkunst, dan
blijkt die gericht te zijn op hetgeen spreekt dor
den vorm en door beeldende uitdrukkingen,
meer dan door inhoud, gevoel, atmosfeer.
/j| hij zelf beproeven iets te schrijven, onge
zocht maar onweerstaanbaar dringen stijl en
denkbeelden van anderen zich aan hem op.
Hij begrijpt anderen ook zoo goed, beter soms
dan zij zichzelf begrijpen, hij is werkzaam,
warmbloedig, levendig, geestdriftig, welspre
kend, talentvol, een idealist ondanks alles.
Hij heeft goede en slechte eigenschappen,
maar altijd zijn het eigenschappen cue U ij de
Joden inderuaad veel voorkomen. Daar
om is zijn portret zoo geslaagd.
Het ware evenwel dubb.'l te betreuren ge
weest, indien Jaequts de Lacretelle had willen
zeggen: zie, zou zijn nu de Joden. Zijn boek
zou dan ineer een verhandeling over het
Joodsche vraagstuk dan een roman zijn ge
worden en had zich bovendien, in de oogen
der eenen als een daad van anti-semitisme, in
die der anderen als het tegenovergestelde voor
gedaan. Nu David Silbermann gelukkig een
Jood is, en niet de Jood, nu de schrijver
duidelijk te kennen geeft dat er ook voor hem
anders geaarde Joden bestaan, nu blijft 't
een ieder mogeijk, zijn boek sine ira et studio
als onpartijdig beeld te genieten.
Trouwens, Silbermann's medeleerlingen,
protestanten, katholieken, zijn door den schrij
ver evenmin als hij in het durend genot van
een diepen geest, een adellijk gemoed, een
zuiver karakter gesteld. Als hij, zijn zij
menschen. Jacques de Lacretelle zelf, jong
Westerling van goede geboorte, vrijdenker in
het godsdienstige waarschijnlijk, staat boven
de partijen. Hij heeft genegenheid voor al
zijn personen, verwikkelt hen in een uit
rassentegenstelling voortkomend drama, aat
enkelen hunner, waaronder de arme Silber
mann, pijnlijke wonden slaat en ook ons wel
aandoet. In zijn handig ineengezet, eenvoudig,
wellicht iets te glad geschreven boek laai hij
elk der partijen tot haar recht komen, en aan
het eind geeft hij zelts zijn hoofdpersoon
heftige, zeker niet ongerechtvaardigde aan
klachten tegen de Westerlingen in den mond:
zij schelden gedachteloos en zonder reden;
zij verwijten de Joden zich afgezonderd te
houden, en zijn zelf in sekten verdeeld die
elkaar verketteren; zij zijn eigenlijk af
gunstig op de Joden; zij schrijven uezen haas
tige genotzucht toe, maar vergeten dat die
ondeugd dikwijls praktischen zin en bekwaam
heid tot vruchtbare daden als keerzijde heeft.
Of hij deze aanklachten al dan niet juist
acht, zegt de schrijver echter niet met zooveel
woorden. Zijn buek mocht geen beschouwing
over de Joodsche quaestie worden; het zou
slechts het beeld van een mensch zijn. Maar
dit is nu eenmaal de werking van ieder
goed beeld in marmer, op het doek, op
papier dat het onweerstaanbaar gedachten
en gevoelens in ons doet herleven, die niet
alleen den voorgestelde zelf betreffen, maar
ook de groep waartoe hij behoort. Het boek
van Jacques de Lacretelle is er niet op be
rekend, ons gevoelens van haat of van ge
negenheid in te boezemen jegens het ras van
zijn hoofdpersoon; maar wel doet het ons, als
bij een piotselingen lichtflits, de Germanen
en Romanen van Europa zien, met de overal
verspreide Oosterlingen ertusschen. Het boek
zegt niet: haat de Joden, of: houdt van ze;
wei zegt het ons zeer duidelijk: nog steeds zijn
de meeste Joden in ons midden tot op zekere
hoogte vreemdelingen. Waarmee overigens
niets tot hun nadeel gezegd is.
JU HANNES TlELROÜY
ONTVANGEN BOEKEN
Van Georges Duhamel, den h. t. p. reeds
vaak besproken schrijver:
Les plaisirs et les jeux, Mercure. (Over zijn
kinderen) een:
Lettres d'Auspasie, Editions du Sablier
(Drie opstellen. Houtsneden van B. Mahn).
Pierre Benoit, La C/iaussée des gèants,
A. Michel. (Handig maar hol.)
Lettres du lieutenant de vaisseau flupouey.
N. Rev. Fr. (Voorrede van AndréGide),
Lya Berger, Les femmes poètes de laHollande,
Perrin & Cie.
Benj. Vallotton, Patience !.... Payot.
Francis Thompson, Le lévrier du del,
Maison des amis du livre. (Gedichten uit het
Engelsch vertaald door A. Morel).
Raymond Schwab, La conquête de ia joie.
Grasset.
Jean Nesmy, Les quatre saisons de la Forêt,
Grasset. (Mooie bladzijden over het Woud).
A. Sernay, EvohëBacchë, Crès.
'T
WOON
nvyg
DIRECTEUR.ITJ.ZEEGERS
LEIDSCHESTR. 73
PRINSENGRACHT
7O9 - 711 - 713
AMSTERDAM
ONZE i
^ WONINGINRICHTINGEN l
F UIT DOOR:
SMAAKVOLLER
EN SOLIDER :
l FABRIKAAT
l PRIJZEN GELUK
60
MODELK.AMERS.
VRUE
BEZICHTIGING.