De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 6 januari pagina 2

6 januari 1923 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

'*» DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Jan. '23. No. 2376 R UIZE-RIJMEN KERST-NIEUWJAARS-RIJM Nu is de drukte weer voorbij, We zijn d'r alweer door; De wagen loopt ik ben maar blij Gesmeerd in 't rechte spoor. Niet meer wordt d'orde zoo verstoord, Dat Maandag Zondag is, En Dinsdag Maandag, enzoovoort Tot aan Sint Juttemis. De kranten komen weer op tijd, De bakkers bakken weer, De fooierige vriendlijkheid Genieten we niet meer. Geen krant staat van 't gewensch meer vol, Dat als reclame dient, Geen frazen meer, banaal en hol, Een vriend is weer een vriend. (Goddank krijg 'k haast geen kaartjes meer, Ten hoogste een of twee; Dat strekt mijn vriendenkring tot eer, En 't valt me van ze mee). Maar wat mij nog het meest mishaagt: Die nicht- en nevenschaar, Naar tante en oom en nicht gejaagd Voor 't kletswerk van Nieuwjaar! Zoo wordt de Kerst- en Nietiwjaarstijd, Bij 't weelderig festijn Aan hartlijkdoenerij gewijd, Met tranen (door den wijn). Wij zijn gewoonlijk koel en kil, Dat ligt zoo in onz' aard, En wie wat voelt, die houdt zich stil, Wie blakert, blijft bedaard. En daarom, die uitbundigheid, Die schijnt me wat gemaakt, Als men zoo op gezetten tijd In enthousiasme raakt. Ach, toonden wij, trots ons fatsoen, Zoo 's midden in het jaar In onze woorden en ons doen: Wij houden van mekaar!" Kom, ga ook tusschentijds een keer Naar d'oude arme?nicht, En breng haar zoo maar, zonder meer, Wat warmte en wat licht. Bedenk 't is toch wiskunstig waar ? Wat ik je bidden mag, Dat elke dag is Ouwejaar, En d'andre Nieuwjaarsdag. C H A R I V A R l U S llllllllllllllHHIIlllllllHtllliililitlMlllliillmiiHiiiiiiiiMiitiliimiiiilHiliiiiiimiiiliiiii VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS BRIEVEN UIT AMERIKA Baltimore, December XXII De goede Breeroo had gelijk. Het kan niet alleen verkeeren. Het verkeert werkelijk. Vier jaren geleden kwam ik in New York aan en werd vooreen tafel vol politieke agenten gebracht. Een gevaarlijk individu. Had drie jaren lang in de kranten over Holland geschreven en niet altijd met het noodige respekt over de Geallieerden gesproken. Wat kwam hij nu weer doen? De vuige propa ganda voortzettten? Wie betaalde 'dat alles? Schitterend idee ! maar toch ernstig gevraagd. Wie betaalde het? En wist hij wat er zou gebeuren als hij door bleef schrijven? Hij wist het niet, maar merkte het al heel gauw. Werd als een gejaagd konijntje achter volgd. Kamerbezoek bij afwezigheid. Brieven en koffers en elk onschuldig pakje werd door zocht. Kon geen twee stappen doen zonder een slampamper achter zich te hebben. Dat was vier jaar geleden. Einde November was ik weer in Hoboken. Weer het passen-onderzoek. Of ik de van Loon was die de geschiedenis sen schreef?" Jawel meneer". MTEM1UK J FOLMEI SPEC IALITEIT: Verhuizingen onder Garantie Bergplaatsen voor Inboedel* Wel, dan zijn we blij u weer thuis te hebben. Pas is niet ncodig". Er zit een moraal in dat kleine persoonlijke feitje. Want heusch, de wereld is wel veranderd. Van al de groote oorlogsmenschen is nie mand meer over. Wilson keft in de halve vergetelheid van een doodelijk-gewond strijder. Clemenceau kwam en werd met beleefdheid ontvangen (zooals het behoorde) maar men luisterde ternauwernood naar hem. Lloyd George is zoek. Poincaréis er helaas nog, maar hoe lang zal het duren? De Oberste Kriegsherr is op de huwelijks reis van Doorn naar Zeist. En hier in Amerika is van aldeootlogs-bevlieging i.iets meer over da., de dure eed van 99 perci-nt der vroegere kruisvaarders, dat zij nr oit o.' te .limmer er weer over zuilen denken nog eens in Europa te gaan vechten. Mam dal is niet aües. Vier jaar geleden was de Demokratische Partij de vertrouwde gids die den wegnaar het Paradijs van den eeuw/gen Vrede zou wijzen. De vertrouwde gids werd twee jaar geleden huistoe gezonden met een onmiskenbaar bre vet van onvertrouwen. Toe,i kwam de Republikeinsche partij terug om het laad en de wereld, wat zeg ik, het heel al, weer op een normale basis van business" te zetten. Zegge en schrijve: Twee jaar geleden. En thans kan men in Washington honderd prentbriefkaarten van Wilson koopen tegen i Hardmg. Thans juicht de menigte in de Kino wanneer men de strompelende figuur va.i Wilson z:et en staat hU puDliek m Washing ton als n man op, als de oude President naar b.nntn g^diagui wordt (of geschoven, want alleen loopen zal hij wel nooit meer kunnen doen) en het blijft eve.i beleefdelijk zitten als Warren Gamahel Harding verschijnt. Waar zit het hem m? Ik kan het u niet verklaren. Ik constateer alleen maar het feit. Maar er komt nog iets dat veel erger is. Vier jaren lang bestonder bij ons geen recht tot spreken. . Alles wat niet dacht zooals de reaktionairen (die de macht in handen hadden) liep gevaar gevangen genomen te worden. En dan volgde bijna automatisch een vonnis van 20 of 25 jaar. Hetgeen men gewoonlijk oorlogshysterie" noemt. Dat er onder de zoogenaamde radikalen" verschillende yoepen waren," wist men niet en wilde m.'n ook niet weten. Socialisten en Anarchisten en Bolshevisten en Vegeta riërs en Pro-Duitschers en Liberalen werden allen over een kam geschoren. Zij waren slechte patriotten ". Hetgeen wijlen Roosevelt ong^wenschte burgers" beliefde te noemen. Zij werden achtervolgd als wilde hazen en hun kranten en boeken werden ver brand, hun fondsen in beslag genomen. Hun leiders, zooals Robert La Follette, waren vogelvrij. Men probeerde hen uit den senaat te zetten. Als La Follette of zijn paar aanhangers begonnen te spreken, verliet iedereen de zaal. Ze werden opstraatnagejouwd. Men verklaarde hen dood en schreef hoofdartikelen waarin mm hun politieken zelfmoord betreurde. En nu, mijn Heeren, heeft dezelfde Bob la Follette het heft in handen. Wat nog nooit is voorgekomen, is thais gebeurd. De Senaat en het Huis van Afgtvaardigden bestaan niet meer uit Demokratai en Republikeinen. Er is een raar mengselte van liberalen" bij gekomen, menschen vai allerlei richtingen en allerlei partij-opvattingei, maar allen bezield met haat en afkeer voor het bestaande systeem en besloten er, indien mo gelijk, een einde aan te maken. En ziet, hoe aardig de oden de dobbelsteene» geworpen hebben ! Dit bloc " van wild> mannen" is de baas. Want zij houden dt meerderheid in handen, die beiden, Republi keinen en Demokraten, noodig hebben on hun deel te bereiken. Zij kunnen elke wetge ving die hun niet aanstaat onmogelijk maken en ten eeuwigen dage tegen houden. Dezelfde Bob La Follette die vier jaar ge leden vogelvrij was en gevaar liep het lot van Jan de Witt te deelen en die twee jaar geleden als gestorven" opgegeven werd, zit thans weer in zijn zelfden zetel. Maar het is niet langer een straf bankje. Het is een triomphzetel. La Follette is de dirigent van het orkest. En zelfs de Groote Witte Vader zal moeten spelen,zooals zijn oudevijand hemdataangeeft. D; vraag blijft echter: hoe komt dit?" En dan is het heel moeilijk daarop een passend antwoord te geven. Men denke aaa de toestanden hier. Dit is nog altijd een land waar een ieder de kans heeft door eigen werken zich tot een rijk man te maken. Het is niet meer zoo gemakke lijk als vroeger, maar het is mogelijk. Socialis me en alles wat dreigt het eigen initiatief te verzwakken, worden door de overgroote meerderheid uit den booze beschouwd. Vroe ger zeide men van de Joden in New-York dat zij socialisten waren totdat zij een handkarretje bezaten". Dan was het uit met het socialistische gedoe en werden zij embryo-kapitalisten. En werkelijk beteekent de socialistische partij hier weinig of niets. In het verre westen heeft rnen eenige arbeiders-bewegingen die men Bjlshevistisch kan noemen. Of dat toch ook weer niet heelemaal. De doorsnee Bolshevist is vol grauwe theorie en weet alles van de staathuishoudkunde af. De westersche I. W. W. (oftewel International Workers of the World oftewel Wobbly) weet van de theorie niets af, maar de toestanden waaronder zij hun werk moeten doen, zijn van dien aard, dat zij uit arren moede wel Bolshevist moeten worden, en van tijd tot tijd tot een bommetje of zooiets overgaan. Maar de groote, de overgroote meerderheid is volkomen tevreden met de bestaande eko.lomische toestanden. Kapitalisme en industrialisme neemt men aan als nóódig voor het gezonde bestaan van den Staat. En men denkt er niet over om het land aan het patriarchale socialisme over te leveren. Wanneer men denkt dat de politieke revolutie van de laatste twee maanden met Socialisme te maken heeft dan vergist men zich. e ontevredenheid van het publiek was niet zoozeer tegcrr de oude partijen gericht als tegen de vertegenwoordigers van deze partijen. Het twee-partijen systeem is niet ideaal. Maar het is mogelijk met hulp ervan het land te bestieren. Ons oude Republikeinsche sy steem was uit dtn booze, maar de Republiek werd er groot onder, want de mannen aan het hoofd waren mtnschen met verstand tn ini tiatief. Toen de de Witt's uitgestorven waren en de van den Spieghel's kwamen, liep de boel mis. Dat hebben wij hier thans ook beleefd. Nu men Hardmg twee jaar lang gezien en J,S.MEUWSEN, Hofl. DB BESTE HOEDEN HAA« IN HOLLAND gehoord h;eft, begint men zich af te vragen of die brave burgerman, die toch eigenlijk behalve zijn groote welwillendheid niets heeft om hem aan te bevelen, of dat nu de man was dien men in het Witte Huis had moeten zetten. En de Demokraten zien ook al niet veel bij zonders op den zetel van hunne oppositie. Wat oude kaïrenpaarden die de Demokratische koets zoolang getrokken hebben totdat zij er bij in slaap zijn gevallen. En deze verslapping heeft hst natuurlijk mogelijk gemaakt, dat de industrieele Autokratie, waaronder wij sinds vijftig jaar leven, zich weer meester gemaakt heeft van het be stuur. En wanneer dat gebeurt, dan houdt het Kapitalisme op en begint de tyrannie van het Monopolie. Alles wordt duurder. De schan dalige nieuwe invoerrechten (op verlangen van de Monopolisten gemaakt) kosten elk burger handen vol geld. De winter staat voor de deur en er zijn weer geen kolen. De trei nen zijn slecht en duur. Het elektrische licht wordt duurder. Het gas wordt duurder. Waar men zich ook wendt en hoe men zich ook draait, overal merkt men dat men weer in de macht is van de ekonomische alleenheer schappij van de grote maatschappijen. De boeren uit het Westen beginnen in wanhoop een eigen pirtij te vormen die voor agrarische belangen :al ageeren. Ze werken twintig uur per dag ai worden met het jaar armer en alles verdwint in den zak van den tusschenhandel en dei bankier. De werkman krijgt genoeg van de kletspraat van den ouden 3o m pers en begint over een Labour Partij te spreken. En de gewone burgerman kijkt het lijstje van de kandidaten eeis na en als hij iemand vindt, die als onafhankelijk bekend staat, dan stemt hij voor hem. Niet omdat hij w.et wat die bepaalde meneer eigenlijk wel z>u willen, maar om te protesteeren tegen het misbruik van macht, door de oude politiek alleenheerschappijen gemaakt. En dat verklaart de rare partijgroepeering van het tegenwoordig oogenblik. Zelfs dat geduldigst van alle schepselen, dékleine Amerikaanscie burgerman, die alles slikt en alles gelooft, begint ontevreden te worden. Hij fulmineer nog altijd tegen alle Rooien", tegen alles vat Socialist en Bolsjevist is en zegt nog stetds, dat al zulke kerels zonder vorm van procc opgehangen moesten worden. Maar ondertrsschen heeft hij zelf heel kalmpjes de plan: gelicht van de poli tieke galgwaa-onderdesude partij-leiders hun lot afwachten sn zij benden thans genoegelijk in het wintersene brhje van deze mooie Decembermaand, terwijde nieuwe regeerders, de gevaarlijke Jakobijien" van vier jaar ge leden, bezig zijn de lessnaars van hun voor gangers schoen te makei en kamers te huren in de vervelendste allerhoofdsteden, het wel bekende dorp, genaanu Washington. HENDRIK WIL.EM VAN LOON ItlllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIItHlllllllllllllllllllllltllllllllllllllllll Vraagt Uw Lererancier; JUIST U* SMAAK; JAC. URLUS HAVANA 121? SIGAAR FABRIKAAT ..FI.IVO"- UTRECHT i iiifimiiMiiimMiiiiiimiiii umin i ERFELIJKHEIDSPROBLEMEN Boekbespreking An organic being", zegt Darwin in zijn Pangenesis, is a microcosm, a little universe, formed of a host of selfpropagating organisms, inconceivably minute and numerous as the stars in heaven". En deze uitspraak, later door Hugo de Vries tot motto gekozen voor zijn in 1889 verschenen boek: Intracellulare Pangenesis, het mooiste boek, dat in dien aan verhandelingen over deze vraagstukken zoo rijken tijd over dit onderwerp geschreven is zou ook Prof. Stomps voor het door hem vóór de Volksuniversiteits-Bibliotheek ge schreven boekje over de stoffelijke basis der erfelijkheid bij planten endieren" l)als motto hebben kunnen plaatsen. Want hij eindigt zijn betoog met de woorden, waarin Hugo de Vries, zijn leermeester, de gedachte van Darwin scherper heeft geformuleerd, dat het geheele protoplasma is opgebouwd uit pangenen, en wel vooral uit die, welke in de betreffende cel hunne werkzaamheid moesten ontplooien en daarom uit de kern traden", en daarmede is ook het door hem ingenomen standpunt zuiver aangegeven. Alle erfelijkheidsproblemen, van welke zijde ook aangepakt, moeten ten slofte tot dergelijke theorieën leiden. Toen men aan de eene zijde meer en meer ds beteekenis van de cel als elementair organisme, als eenheid, als bouwsteen voor alle levende wezens, leerde inzien, toen men zich een beeld leerde vormen van de bijnaongoloofelijknauwkeurige wijze, waarop de natuur bij de deeling dier cellen er naar streeft, juist de bestanddeelen van de kernen dier cellen volkomen gelijk matig over de beide dochtercellen te verdeelen, en men de aan de bevruchting, de versmelting van de kernen der geslachts cellen, voorafgaande reductiedecling ontdekte, terwijl men aan de andere zijde d; erfelijke eigenschappen als scherp omschreven eenheden onafhankelijk van elkaar in de nakomeling schap weder zag optreden, toen lag het voor de hand, in de cel te zoeken naar de stoffelijke dragers dier eigenschappen, en deze stoffelijke dragers in de celkern te localiseeren. Immers, men zag, dat bij de bevruchting juist de kernen der beide geslachtscellen tot ver smelting kwamen. Men zag, dat de geheele organisatie van de zaadcel als 't ware er op berekend was, alles te verwijderen, wat voor de functie dier zaadcel niet noodig, overbodig of schadelijk was, terwijl de kernstof ongerept werd bewaard. Op die kernstof kwam het aan en toen men het zoo uiterst merkwaardige verschijnsel leerde kennen, dat bij de deelirig van de cel die kernstof zich altijd weer 1) Uitgegeven door de Erven F. Bohn te Haarlem. condenseert tot de in constant aantal voor komende kernlissen, uit een rij van uiterst kleine korreltjes opgebouwd, die bij de deeling elk voor zich in tweeën splitsen, zoodat elke dochtercel van al die korreltjes een gedeelte meekrijgt, kon het wel niet anders of in die kleinste korreltjes moest men zien de dragers van den aanleg der erfelijke eigenschappen, die in hst individu tot ontplooiing komen, en door de geslachtscellen weer ongerept aan de volgende generatie worden overge dragen. Sinds het verschijnen der Intracellulare Pangenesis van Hugo de Vries, waarin alles, wat toen ter tijde over de fijnere samenstelling van de cellen bekend was, werd samengevat en verwerkt op een wijze, zooals alleen de grondlegger van onze moderne plantenphysiologie dat doen kon, zijn bijna 35 jaren verloopen. Welk een ontzaglijke hoeveelheid arbeid is in die jaren door een heirleger van onderzoekers verricht, om met een steeds meer verfijnde techniek, toegerust met steeds beter en nauwkeuriger hulpmiddelen, in de wereld van het kleine door te dringen. Welk een uiterst ingewikkelde organisatie, welk een wereld op-zich-zelf heeft men in de cellen kun nen ontdekken. Naast de kern de verdere constante organellen van de plan ten cel, de plastiden, de bladgroenkorrels, de amyloplasten(zetrneelvormers), de elaioplasten van Wakker, de tonoplast van de Vries en Went, dein alle cellen aanwezige uiterst fijne korrels en draden in het protoplasma, die wij kennen als rnitochondriën met hare verscheidenheid van differentiatie-produkten, het centrosoma, het ergastoplasma van Prenant, kortom, een reeks van zelfstandige elementen in het protoplasma van de cel, die ons wel het begrijpen van de cel als elementaire eenheid moeilijker maken, doch alle hun plaats kunnen vinden in de geniale conceptie van Hugo de Vries. Het erfelijkheidsonderzoek ging evenwel jaren lang als 't ware aan deze dingen voorbij. Bij de statistische methode van onderzoek was er geen plaats voor deze fijnere histologische details, voor de mutatietheorie was het feitenmateriaal, dat aan de intraccllulare Pangenesis ten grondslag gelegen had, vol doende. Naast de erfelijkheidsleer bouwt zich langzamerhand een algemeene cytologie, een bevruchtingsleer op, die tracht uit de tallooze en uiteenloopende, elkaar dikwijls weer sprekende detailopgaven en waarnemingen een hecht, goed gefundeerd en afgerond structuurbeeld van de cel op te bouwen. Maar de erfelijkheidsonderzoekers betreden dit gebouw toch slechts zelden. Op weg naar hun kweektuinen gaan zij er voorbij, kijken eens nieuwsgierig naar binnen, knikken goed keurend met het hoofd.. .en wandelen verder. Met het begin der 20ste eeuw wordt dit anders. De zuivere lijnen" vanjohannsen, het onderzoek van de nakomelingschap niet van IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMHIMMIMMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIlmilllllllll IHIIIIHIIUIIHttlllltlltltllllllllnnlIlltllllllllllHlllttllllllllllllllllllllllllllHIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII een groep van planten of dieren, maar van n enkel individu, in ononderbroken, onvermengde reeksen van geslachten geana lyseerd, leerde ons het onjuiste inzien van veel statistisch onderzoek, aan populaties", meng sels van ongelijkwaardige individuen, ver richt. Zij brengen Johannssen tot het scherp tegenover elkander stellen van het genotype, gegrond in de inwendige structuur van de cellen waaruit het individu is opgebouwd, en het p/iaenotype, dat wat de uitwendige vorm, het uiterlijk, van plant of dier ons toont. En het weder ontdekken van de onderzoe kingen van Mendcl, die 35 jaren lang vergeten waren, het eerst door Hugo de Vries in 1900, spoedig daarna ook door andere onderzoekers Correns en Tschermak, brengt plotseling de cytologie in het middelpunt van de belang stelling, ook van hen, die zich met de studie der erfelijkheidsproblemen bezig hielden. En geen won de r. De bevruchtingsleer, de cytologie, had de groote beteekenis van de kenideelingsfiguren duidelijk aangetoond. Men zag, hoe bij de deeling van de cellen de natuur ernaar streefde, juist de zich met bepaalde kleur stoffen zoo duidelijk kleurende kernstof zoo gelijkmatig mogelijk over de beide dochter cellen te verdeelcn. Flemming had het me chanisme van de kerndccling keven kermen, Boveri toonde de individualiteit van de kernlisscn aan; het onderzoek van de ont wikkeling der geslachtscellen bracht aan het licht, op welke wijze door de reductiedeeling het aantal dier kernlissen bij de bevruchting op de normale hoogte werd gehouden en een ophooping van kernmateriaal bij de bevruch ting, de versmelting van de kernen der beide geslachtscellen, werd tegengegaan. In die kernstof, in die uit kleinste eenheden opgebouwde kernlissen zag men de dragers van de erfelijke eigenschappen, die, in de be vruchte eicel in aanleg voorhanden, bij de ontwikkeling dier eicel in het individu lang zamerhand tot ontplooiing komen. Maar evenals in de chemie de moleculen toch eerst door de onderzoekingen van von Lane, van Einstein en Perrin, van Langniair en Hawkins tot als 't ware tastbare werkelijk heid zijn geworden, zoo werd toch eerst door het onderzoek van Mendel, met zijn scherpe scheiding van de verschillende eigenschappen, zijn segregatie van de eigenschappen in de geslachtscellen, zijn dominantieleer, de brug geslagen tusschen de cytologie en de leer der erfelijkheid. Van alle kanten worden nu de cytologische methoden op de problemen van de erfelijkheidsleer toegepast, en met verrassende resultaten. In de kernchimaeren en de entbastaarden blijken de twee soorten van cellen van dezelfde plant met verwonder lijke nauwgezetheid hunne oorspronkelijke samenstelling, het aantal en de grootte hunner kernlissen, behouden te hebben; de mutaties van de Vries worden op de verhoudingen bij de ketndeeligen hunner cellen onderzocht en blijken dikwijls vormen met een dubbel of tot op de helft teruggebracht aantal kernlissen te zijn ; het raadsel van de cytisus Adami, die merkwaardige plant met zijn drie soorten bloemen aan dezelfde struik, dat zoolang onoplosbaar scheen, wordt opgelost, het blijkt een vermoedelijk door enting ontstane kernchimaere te zijn, een purperen regenin de huidvan een gouden regen, waarvan de cellen hun oorspronkelijk karakter hebben behouden, evenals in de solanum tubingense van Winkler en in de zeeappelbastaarden van Boveri. Het probleem van de bepaling van het geslacht, dat tot zooveel wonderlijke hypothesen geleid had, schijnt opgelost te worden door het bestudeeren der cytologische verhoudingen van de geslachts cellen; het geslacht blijkt gebonden te zijn aan Ivet al of niet voorhanden zijn in de bevruchtende zaadcel van een of meer uiterst kleine korreltjes, deel uitmakende van het kernapparaat, de kernlissen van de geslachtscel. Is dit korreltje, het x-chromosoom, in de zaadcel voorhanden, dan ontwik kelt zich uit de daardoor bevruchte eicel een vrouwelijk individu; is het in de zaadcel niet voorhanden, dan wordt een mannelijk individu geboren. Alle verschillen tusschen man tn vrouw worden toegeschreven aan het al of niet voorhanden zijn van dit kleine korreltje, en /ouden dus ten slotte daarvan afhankelijk zijn, dat de lichaamscellen van de man 47, die van de vrouw 48 kernlissen bevatten. Wordt h<tr dus het verband tusschen cytologische structuur en erfelijke eigenschap pen van het individu gelegd, ook verder wordt op de vroeger toch steeds als werkhypothese beschouwde leer van de kernlissen dragers der erfelijke eigenschappen als vaste basis voortgebouwd. Niet alleen dat die kernlissen in het algemeen als de dragers dier erfelijke eigenschappen worden beschouwd, doch men tracht de plaats der verschillende eigen schappen te bepalen. Bij de bananenvliegontwerpt Morgein chromosomeukaarten, waarop voor de erffactoren van honderde eigen schappen een bepaalde plaats in de verschil lende kernlissen van de cellen van dit diertje wordt aangegeven. In n der 7 kern lissen, waarin de kernstof bij de celdeelingen van deze diersoort uiteenvallen, localiseert hij 79 verschillende eigenschappen, in een andere kernlis 39, enz. De leer der erffactoren schijnt op een hechten, onwrikbaren bodem te zijn opge bouwd en het schijnt slechts een kwestie van tijd te zijn, dat, evenals de chemicus zijn moleculen uitatomen,in de ruimte gegroepeerd, opbouwt, de bioloog aan de meest verschil lende erfelijke eigenschappen der levende wezens hun plaats in de kernlissen hunner lichaamscellen toewijst. Maar, zoo ver is men bij lange na nog niet, en, evenals elders, hoede men zich hier voor overdrijving en eenzijdigheid. Bij nader inzien blijkt het gebouw toch niet zoo hecht, zoo krachtig gefundeerd te zijn, als .tien eerst dacht. De factorenhypothese, de eer van de splitsing en de dominantie deze! dragers der erfelijke eigenschappen in de tern, blijkt toch niet zoo volkomen de sleuid te zijn, die het zoo geheimzinnige gebied der erfelijkheid geheel voor ons ontsluit, en hte meer de kruisingsproeven aan ui t ge brei dei en beter geanalyseerd materiaal wordei vericht, des te meer blijken deze fnpotheen ontoereikend te zijn, de rcsultatm die kruisingsproeven te verklaren, en mee ten hilphypothesen in het veld worden gewacht om de afwijkingen weder tot de tuofdlijren terug te brengen. De onvolkomen en visselende dominantie van de erffactoren, ffi samenkoppeling en afstooting van de verschillende factoren, extensie-, conctrtratie tn mtensitcitsf actoren, de mutatieve ^erareerlijkheid der rassenfactoren, de i'ermirdering der factorenpotentie bij inteelt, (e invloed van allerlei stoffen op de facto rei, het zijn alles slechts hulphypothesen, die wel schijnbaar onze kennis" verdiepen, (och in werkelijkheid alleen kunnen aan'ojnen, hoe ver wij nog van een werkelijk te;rijpen der erfelijkheids problemen verwijd«id zijn. Een ander dan hypothetisch verbat c tusschen deerfelijkheidsfactoren in de cel «i de zichtbare kenmerken tn eigenschappen zelve, is nog steeds niet gelegd, en zelfs vai het beroemde x-chromoscom, het gcslachtschrornosoorn, is het niet mogelijk, aan te {even, hoe het met de bepaling van het geslacht kan samenhangen. Als men de bij krtisingsproeven juist zoo dik\\ijls optredende dibbelslachtige dieren nagaat, de verandering vaide geslachtskenmerken bij castratie, bij inplan tatie van heterogene g-eslachtsklieren, hj allerlei experimenteele inwerkingen op let dierlijk lichaam, dan gevoelt men,da t zeis hier het verband tusschen erfelijke eigenschappen en cytologische bij zonderheden nog ang niet als zoo goed vast gelegd beschouwi kan worden, als men dat, gezien de sndle ontwikkeling van beide tikken van' weteischap, wel zou wenschen. Juist de argutn:nten, die voor dit verband rleiten, worden in het boek van Prof. Stomps naar voren gebracht en met klem verdedigd, ei dat maakt zijn geschrift tot een interessant toekje, al zal men het wellicht niet altijd net hem eens zijn, al wordt wel eens te veel gegeneraliseerd,en al zal het vooral voor den oningewijde wei eens moeilijk zijn in den coolhof van detailopgaven en vreemde namen esn veiligen weg te vinden, die hem tot een gjed begrip van de erfelijkheidsproblemen voert. J. B O E K E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl