De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 13 januari pagina 1

13 januari 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S'. 8877 Zaterdag 13 Januari DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Een weerwraak" voor Neder land-Frankrijk, door Prof. Dr. Q. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Byvanck 2. De dictatuur van het proleta riaat, door Prof. Dr. H. Brugmans Shylock-Poincaré, teekening van Jprdaan Prof. v. d. Sande Bakhuyzen f door Prof. Dr. W. de Sitter Samenwerking en oorlog, door H. Dunlop 3. Spreekzaal 5. Voor vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons Amerikaansche vrouwen, door Dr. M. A. van Herwerden ? Vrouwenclub te Amsterdam, door Q. AndreaeVers, door Peerke den Belg Lula MijsenOmeiner, teekening van B. van Vlijmen 6. Het radio-telegraafstation Kootwijk, door Ir. A. E. R. Collette Dramatische Kroniek, door Top Naeff, met teekening van B. van Vlijmen 7. Op den Economischen uitkijk: Een eeresaluut, door Jhr. Mr. H. Smissaert Nieuwe belastingen, teekening van Qeorge van Raemdonck ? 8. Wandelingen met Dr. P. H. Berlage, door J. A. Lux, met teekeningen van Dr. P. H. Berlage Schilder kunstkroniek, door Mr. M. F. Hennus 9. Ontwerp-costuum voor de Nederl. maagd, teekening van Joh. Braakensiek Charivaria, door Charivarius Over taaiverwoesting, door Dr. Ch. F. Haje Oplossingen der Kerstpuzzles ? Vrienden en Kennissen, teekening van B. van Vlijmen, met rijm van Charivarius 10. Uit het Kladschrift van Jantje Rijmkronyck, door Melis Stoke De Nederlandsche Fascisten, door Melis Stoke, met teekeningen van Is. van Mens. Krekelzang, door J. H. Speenhoff Omslag: Schaakspel, red. Dr. A. G. Olland Feuille ton: De pianoles, door Ellen Forest. Bijvoegsel: De vriendschappelijke breuk", teekening van Joh. Braakensiek. EEN, .WEERWRAAK "VOOR NEDERLAND?FRANKRIJK Mijn artikel van de vorige week heeft eenige deining gewekt, blijkens een aantal brieven, waarin mij in stemming werd betuigd of afkeuring te kennen gegeven. Sommigen mijner correspondenten zijn in hun Nederlandsch-Fransche of Nederlandsch-Engelsche wiek gescho ten; anderen geven hun vreugde er over te kennen, dat ik eens heb uit gesproken wat hun al lang op het hart lag. Van de brieven van de eerste soort zal ik er hier n in zijn geheel laten volgen, en wel dien van den vice-voorzitter van het Genootschap Neder land-Frankrijk", Mr. H. K. Westen dorp, omdat dit Genootschap zich het meest aangerand schijnt te ge voelen. In mijn repliek op zijne op merkingen zal ik wel gelegenheid vinden ook enkelen anderen corres pondenten te woord te staan. De heer Westendorp dan schrijft: Het is een eigenaardig artikel, waarin Prof. Kernkamp verleden weck het Genoot schap Nederland-Frankrijk" en NederlandEngeland" (Nederland-Venezuela was immers maar een aanloopje?) te lijf gaat. Logisch zou de conclusie moeten luiden, dat genoemde genootschappen hun arbeid maar liever moesten staken, doch zoover gaat schrijver niet: hij bepaalt zich tot raadgevingen en veronderstellingen. Hij drukt hun, die het voor hun beschaving gewenscht oordeelen hun landgenooten kennis te doen maken met het beste wat op het gebied van weten schap, letteren en kunst in het buitenland wordt geboden, op het hart, zich af te vragen ,?ot' zij daarnaast wel genoeg belangstelling toonen voor onze vaderlandsche kunst;.... Het zou te misprijzen zijn, wanneer hun liefde voor de kunst zich alleen uit, als het kunst,,werken of kunstenaars uit den vreemde betreft"", etc. Dit klinkt niet zeer overtuigend, noch overtuigd: als het zoo ware.... Maar het is zoo niet. Prof. K. kan gerust zijn: aan de waardeering voor de kunst van eigen bodem wordt door ons werk in geen enkel opzicht te kort gedaan. Maar wij kunnen ons geen steeds zich vernieuwende en veredelende Hollandsche beschaving denken zonder den bevruchtenden invloed van het beste uit het buitenland; wij passen voor een chauvinisme, dat slechts weten wil van Hollandsche kunst uitsluitend omdat zij Hollandsen is; en wij achten de uitdrukking Eigen gaat boven vreemd" in haar algemeenheid meer passend voor de keuken dan voor de studeerkamer. Het werk, dat onze genootschappen doen, heeft echter nog een zeer belangrijken kant, die den hooggeleerden schrijver blijkbaar ontgaat. Het buitenland kent ons weinig; de onwetendheid is dikwijls verbijsterend. Welnu: de buitenlanders die door ons worden uitgenoodigd (en dat zijn almee de besten), en die veelal eenigen tijd in ons midden ver toeven, keeren naar hun vaderland terug, vol verwondering over, en ook: vol bewondering voor hetgeen zij hoorden en zagen van wat hun vóór hun komst volkomen onbekend was. Weer thuis gekomen, getuigen zij in woord en geschrift en verbreiden aldus de kennis van en de liefde voor ons land, zijn kunst en zijn kunstenaars . Het komt mij voor, dat het doel, dat prof. K. nastreeft, op deze wijze beter wordt benaderd dan langs den weg, dien hij aangeeft, en die in uiterste consequentie moet leiden tot verdorring". De vice-voorzitter van NederlandFrankrijk vergist zich, als hij meent dat Nederland-Venezuela" maar een aanloopje was om zijn genootschap en Nederland-Engeland te lijf te gaan". Dit laatste kon reeds daarom mijn doel niet zijn, omdat ik de werkzaam heid van beide genootschappen waar deer en dit ook metterdaad heb ge toond. Wat de heer W. schrijft over den dubbelen invloed, die er van deze vereenigingen uitgaat, naar binnen en naar buiten, was voor mij dan ook geen openbaring; maar het heeft mijn vol komen instemming. Ik heb alleen willen waarschuwen voor een te veel van het goede. Nederland-Venezuela (dat, naar mij bericht wordt, geen grapje, maar ernstig" gemeend is) was iets meer dan een aanloopje". Het diende ter illustratie van mijne meening, dat wij op weg zijn ons belachelijk te maken door al dat ge-Nederland-en-nog-wat. En het houdt niet op: Nederland-China is ook reeds in wording, en NederlandJapan zal wel volgen; of is het er reeds? Nederland-Frankrijk en NederlandEngeland kunnen het niet verhelpen, dat het gezin zoo onrustbarend groot wordt. Voor de stichting van deze beide genootschappen bestond een goede reden; zij zullen ook nog geruimen tijd nuttig werk kunnen verrichten. Ik ben dus volstrekt niet ^n meening, dat zij ,,hun arbeid maar liever moes ten staken"; wél zullen ook zij zich, naar mijne overtuiging, moeten hoe den voor een teveel". Dit geldt met name voor NederlandFrankrijk, dat zich het ijverigst weert en bovendien nog de Alliance naast zich heeft. Wanneer het niet alleen wil preeken voor de reeds bekeerden, maar ook zieltjes wil winnen, zal het ver moedelijk meer succes hebben, zoo het zich in het aantal van de avonden," die het geeft, eenige beperking oplegt, maar dan ook alleen het allerbeste biedt. Voor die beperking pleiten ook de omstandigheden. Het is een harde tijd voor de Nederlandsche kunstenaars. De beste tooneelgezelschappen houden nog maar even het hoofd boven water, de schilders kunnen niet verkoopen; litteraire arbeid wordt nog minder gewaardeerd dan vroeger. Daarom behoeven wij buitenlandsche kunste naars niet te weren; maar wél schijnt het geraden, hen niet in te grooten getale naar ons land te roepen. De heer Westerman past voor een chauvinisme, dat slechts weten wil van Hollandsche kunst, uitsluitend omdat zij Hollandsch is". Mijn vorig artikel gaf hem niet de minste aanlei ding, mij zulk een chauvinisme toe te dichten. Wanneer ik eigen boven vreemd" stel, nu dan beteekent dit natuurlijk niet, dat ik alleen van Nederlandsche kunst wil weten. In de terminologie van den heer W. blijvend hij sprak immers van keuken" en studeerkamer" zou ik zulk een conclusie uit mijn artikel eerder van de keukenmeid van den heer W. verwacht hebben dan van een gestudeerd" man als hij. Ik heb immers niet de wenschelijkheid ontkend, dat onze beschaving voortdurend bevrucht worde door het beste, dat het buitenland biedt, maar alleen betoogd, dat de aanmoediging van Nederlandsche kunst en ook op dat laatste woord gelieve men nadruk te leggen mij een nóg beter werk toeschijnt, dan dat, het welk door vereenigingen als Neder land-Frankrijk en Nederland-Engeland wordt verricht. Ik heb verder alleen uitgesproken, dat de beste propaganda voor ons eigen land, die wij kunnen maken, naar mijne meening hierin bestaat, dat wij be wondering afdwingen door het hooge peil, waarop kunst en wetenschap ten onzent staan. Alleen dan zal Neder land-Frankrijk ook zijn tweede doel kunnen bereiken, n.l. dat de Franschen, die een tournee in Nederland hebben gemaakt, na terugkomst in hu/i land den lof van Nederland's eigen bescha ving zullen zingen. Wanneer de heer W. nu zulk een gezindheid met den naam van chau vinisme" wil bestempelen, dan ver staat hij onder dat woord iets anders dan ik. En ook iets anders dan de Franschen zelf. Hij sla er Littréof Hatzfeld-Darmsteter maar eens op na. Een van mijne correspondenten hij vertoeft op het oogenblik voor zijne studie in het bezette gebied" en acht het daarom beter, dat ik zijn naam ver zwijg schrijft mij, onder veel dat ik moet voorbijgaan, dat de in het genoot schap Nederland-Duitschland vereenigde Nederlanders beter vaderlanders zijn dan de meeste francophilen". Het is wel eigenaardig te constateeren, dat juist onder de Nederlanders, die een eerste viool spelen bij meer nationale bewegingen (Algemeen Nederlandsch Verbond, Vlaamsche en Afrikaansche beweging enz.) de overgroote meerder heid Duitsch georiënteerd is, d.w.z. met Duitsche sympathieën, van Duitsche afstamming of opvoeding, met Duitsche connecties enz.". Voor de oprichting van het genoot schap Nederland?Duitschland be stond er, dunkt mij, veel minder reden dan voor die van Nederland-Frankrijk of Nederland-Engeland; de invloed van Duitschland op geestelijk gebied is reeds jarenlang buitengewoon groot geweest; niet voor versterking daarvan behoefde te worden gezorgd, wel voor een tegenstrooming. Intusschen, het was het volle recht van hen, die de Duitsche beschaving bewonderen, zich in een Genootschap te organiseeren; maar aan deze drie: Nederland-Frankrijk, Nederland-En geland, Nederland-Duitschland, had den wij, dunkt mij, dan ook genoeg. Ik wil niet twijfelen aan de vader landsche gezindheid van de leden van Nederland-Duitschland, maar ik doe dit evenmin aan die van de leden der beide andere genootschappen. En tegenover de opmerking van mijn correspondent uit het bezette gebied," dat juist Duitsch-georiënteerde" Ne derlanders de vurigste Groot-Neder landers zijn, zou ik de woorden van een in dezen onverdacht getuige als Mr. P. H. Ritter Jr. willen stellen, die in De Ploeg van 6 Januari 11. schrijft: llllllllllllllllllinilllllllllllllIIIIIIIHIIIIlIH IIIIIIIHliMII* IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMI) £3*1 « "*<%?' j '"? .'*»-!". - r ' ? T. - ? V \' m^m*-- «.- S.*-"'- f^ f. ' -'?'!»-?*'"*l - *'; '-tï!"-1 , \ ? l/fV/DGENGÖTEN vj k H'TT,!*,.', ' n il i,i , 'l i., ?' 'i /.W MARGOT 2e gedeelte. IV. Het was 4 Augustus 1914; den vorigen dag had Sir Edward Grey aan het Parlement verklaring gegeven van Engeland's buitenlandsche politiek, thans kwam de eerste minister aan het Huis mededeelen,dat van den kant van Duitschland een inval had plaats gehad in Belgiëen dat aan het Rijk een ulti matum was gezonden, waarop voldoening werd gewacht vóór klokke twaalf dien nacht. Het Huis was een en al opwinding, de bravo's volgden elkander op bij iedere passage; na de voorlezing van het Koninklijk Besluit ter oproeping der reserve, stormde iedereen heen om het groote nieuws te gaan ver breiden. Margot, die de zitting had bijgewoond, zocht, haar echtgenoot op in zijn kamer. Diepe ernst lag over zijn gezicht, hij reikte haar een brief over zoo juist ontvangen. Het was een antwoord van John Mornley, een van hun beste vrienden.dien hij had verzocht terug te komen op zijn verzoek om ontslag uit het ministerie. ,,Uw brief doet mij geweldig aan", schreef hem de grijze staatsman. ,,Het gaat tot in het diepst van mijn hart. Wel zijn er oogen blikken geweest waarin wij van meening verschilden, maar mijn gevoel voor u was altoos, van onze eerste kennismaking af, intiem, van mensch tot mensch, van vriend tot vriend. Het idee van verbreking van dezen trouwen band van genegenheid is wel het pijnlijkste geweest in de beroering dezer laatste dagen. Maar ik mag voor mij zelf niet verbergen dat wij niet hetzelfde inzicht hebben in de politiek tegenover het buiten land. Een verbond met Frankrijk is tegelijk een verbond met Rusland Nooit heb ik mij zoo ongelukkig gevoeld, als nu ik u dezen brief moet schrijven...." ,, Ik zal hem zoo erg missen", zeide Asquith, ,,hij is een der eerste en beste menschen van onzen tijd". Margot, die bij het raam was gegaan om Mornley's brief te lezen, nog geheel onder den indruk van de Parlementszitting, meer dan van het geschrevene, ging naar haar man toe, en achter hem staande, vroeg zij: Is er dan niets meer aan te doen?" Hij bleef voor zich staren: ,,Neen", zeide hij. niets meer". Zij kwam dichter bij hem. Een secretaris trad binnen met een stapel bureaudoozen, hij legde ze op de schrijftafel neer en ging heen. Het leven was in haar verstijfd, zij leunde haar hoofd tegen het zijne, geen van heiden kon spreken van de tranen, die opkwamen. In huis, in Downingstreet, lego e zij zich dadelijk te bed. ,,Maar hoe was dit alles gebeurd.... hoe was het mogelijk dat het kon gebeuren? Vijf dagen geleden was het toen een andere wereld? We hadden het over Ierland en burger oorlog. Burgeroorlog ! De menschen waren boos, maar niet in ernst; nu was het oorlog, het geluid ruischte om ons, over de geheele wereld ging het. Na het eten ging ik eerst naarde kinderen kijken die in bed lagen, dan ging ik Henry opzoeken in de ministerskamer van Downing street. Lord Crewe en Sir Edward Grey waren daar al, in stilte rookten wij sigaretten, de eene kwam, de andere ging, niemand zeide een woord. De klok op den schoorsteen hamerde het uur at; toen de laatste slag van twaalf neerkwam, was het stil als bij aen dageraad. We waren in oorlog. Ik ging naar bed, en toen ;k hij de trap was, zag ik Winston Churchill, die, met een blij gezicht en een tieren stap, toeschreed op de dubbele deur van de ministerskamer. ' O, zij vatten den oorlog zeer serieus op, deze High ministers met uitzondering misschien van Winston Churchill. Zij kunnen voor hun bedoelingen uitkomen. Heeft Asquith dan toen hij de eerste maal aan het Parle ment het geld voor den oorlog aanvroeg er niet duidelijk op gewezen? ,,Vraagt men ir,ij waarvoor wij vechten, zoo antwoord ik in twee zinnen. Ten eerste, om een plechtige internationale verplichting te vervullen, die geen mensch met eerbied voor zich zelf zou hebben kunnen loochenen. Ten tweede, wij nemen den strijd op voor ons beginsel in deze dagen, nu geweld de overheerschende invloed schijnt te worden in de ontwikkeling der menschheid, wij verlangen niet te bukken voor den eigenmachtigen wil van een overmeesterende!! potentaat. Ik geloot niet, dat eenig volk ooit met zuiverder conscientie tot een groote strijdvraag zich heeft aangegord". Zoo heeft Henry Asquith gesproken; toen hij na de rede zijn plaats weer innam, was het Huis een rumoer van toejuichingen. Margot, als zij naar Downingstreet terug ging, was in de wolken. Lord Choplin vroeg 'haar te mogen begeleiden. ,, Ik beu trotseh", yeide hij ,,in uw gezelschap gezien te worden. Had ooit iemand mij verteld dat een eerste minister van het Parlement een crediet van honderdniillioen had verlangd, en dat hij liet met een eenstemmig votum verkreeg, ik zou hebben beweerd, dat l.et onmogelijk was. Ik zeg het niet omdat ik een oude kennis hen, mil'i beste mevrouw Asquith, maar ik denk en ik hen niet de eenige dat uw echtgenoot de merkwaardigste man ter wereld is. Hij en Grey hebben dezen oorlog ingeleid op een manier die de meuschen nog lang zal heugen". Het was Margot alsof zij op een hoogte stond ! Ach van die verhevenheid af zou zij alle wisselingen van den oorlog meemaken en den tegenspoed gevoelen alsof hij haar eigen persoon aanging, terwijl zij nog haar eigen persoonlijke verdriet en naar persoonlijke vernedering had te verduren. Want van den huize Asquith vorderde de krijg, als van zoovelen, >ijn slachtoffers en er was. geen jaar verstreken na de oorlogsverklaring of de eerste minister was het mikpunt geworden van de kritiek der openbare meening, die zich beklaagde over de weinige energie waarmee de krijg werd gevoerd. En toch had Asquith zich aan het front in Frankrijk vertoond en ook Margot had de troepen opgezocht, zij die waarlijk niet had te roemen over haar gezondheid en die dikwijls de grootste moeite had zicJi op te houden. Maar de eerste minister met zijn overmaat van belangloosheid en van gebrek aan zelf zucht, wanneer het zaken waren die zijn per soon betroffen, wilde geen strenge maatregelen nemen tegen de dagbladen,die staatsgeheimen op en haard en t n hunge/ag.daardoor verkregen, gebruikten om de regcering als onkundig en onmachtig voor te stellen; hij wilde niet zien dat een web van intriges tegen hem werdgesponnen, en dat een handige, roekelooze ambtgenoot hem van zijn plaats zocht te dringen. Zij, Margot, zag verder, voelde dieper, zij wist zicii te verdedigen en van The (Jlube een schadeloosstelling van duizend pond te verkrijgen, wat andere bladen ten minste verhinderde hun laster te doen drukken, ofschoon de kwaadsprekendheid van de hoogst fatsoenlijke kringen daardoor eerder nog toenam. Ja, er was niets aan te doen. Strooide de hertogin van Westminster niet de onzinnigste dingen uit? llaareigendochter, hlizabctli, heette het, was verloofd meteen Duitschen admiraal of generaal, aandeelen in Krupp's firma waren hun toegestopt.... het vernederendste en meest groteske dat te bedenken viel werd aan de tamilie Asquith toegedicht. Sinds liet midden van 1915 zag de huisvrouw van den eersten minister den vloed rijzen tegen haar echtgenoot. Voor liet eind van l'Jlb was hij eerste minister ;,f; Lloyd eorge trad in zijn plaats. Zoo moest Downingstreet worden verlaten, het oude huis in Lavenüish square diende weer opgezocht. Het waren zeer harde oogenblikken voor Margot, toen zij moest bemerken met hoe weinig schroom haar echtgenoot werd op zijde geschoven als een verbruikte kracht. Zij kon niet vergeven; zij zag hoe verraad hem omringde, van partijgangers, van vrienden, zijn woorden overtuigden niet langer, zi| moest zich leeren schikken. Gelukkig zij had een vergoeding en een troost bij zich: haar kinderen: haar dochter, haar zoon. BERICHT Naar aanleiding der verschillende reclames over het te laat of niet ont vangen van nummers van ons blad, deelen wij mede dat de expeditie door ons steeds nauwkeurig en op tijd ge schiedt. Reclames over te late bezor ging gelieve men dus aan het post kantoor ter plaatse te richten, terwijl wij voor eventueel zoek geraakte nummers gaarne een ander nummer toezenden. De uitgevers VAN HOLKEM A & WARENDORF IIIIIIIIIIII1IIIIII1IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Veelvuldig contact met GrootNederlandsche stamgenooten heeft mij de overtuiging gegeven, dat in onze kringen het gevaar van hetmillioenenvolk aan onze Oostgrenzen onvoldoende wordt ingezien. Er zijn getrouwe GrootNederlanders, die een aansluiting bij Duitschland, ja een opgenomen-worden in het Duitsche staatsverband geens zins verwerpen. Naar mijn innige over tuiging beteekent deze neiging: een begin van zelfmoord van den Nederlandschen- stam". Naar de mijne ook. Daarom heb ik het niet erg begrepen op deze soort van getrouwe Groot-Nederlanders". In dien deze heeren ook lid zijn geworden van het Genootschap NederlandDuitschland, dan onderscheidt dit zich althans in ji opzicht ongunstig van de beide andere. Want zelfs onder de vurigste Nederland-Frankrijk-ers of Nederland-Engeland-ers zal je nie mand vinden, die aansluiting" bij of opgenomen worden in " het staats verband van Frankrijk of Engeland wenscht, of zelfs maar geenszins ver werpt". Ten slotte nog dit. Een ijverig bestuurslid van de Utrechtsche afdeeling van NederlandFrankrijk kwam mij, onder mededeeling dat zij mijn stuk had gelezen, een inteekenlijst aanbieden voor het Fonds ten bate der noodlijdende Nederl. beeldende kunstenaars en musici". Ik heb haar gezegd de vice-voorzitter van Nederland-Frankrijk houde het mij ten goede dat ik dit den aardigsten en ook den meest Franschen" weerslag op mijn artikel vond. En het zou mij buitengemeen ver heugen wanneer alle ijveraars voor Nederland-Frankrijk een dergelijke weerwraak" namen voor wat zij ten onrechte als een aanval op hun genootschap hebben beschouwd. Alleen maar niet op mij. Want ook van dit goede zou ik teveel kunnen krijgen. KERNRAMP Uit den allerlaatsten tijd van Asquith's eerste ministerschap heeft zij in haar dagboek bewaard een briefje door Mornley geschreven, waarin hij dank zegt voor het genot, dat zij en haar gezin hem hebben gegeven gedurende liet paar dagen toen hij buiten bij haar lo geerde. ,,lk ben nooit zoo heerlijk uit geweest", schrijft de goede, wijze man, ,.alles was vol maakt bij u, de muziek (van de kinderen) was goddelijk, de conversatie was wat men maar kon wensclien, iedereen was op goeden voet met ieder ander; ik ten n; -te ben onder een betoovering geweest". Onder den indruk van zuike vriendenwoorden zou men Margot willen verlaten; zeker er kwamen nog wel oogenblikken voor haar van vreugd en van voldoening, toen de wapenstilstand werd gesloten en de koning liet gelukwenschtelegram van Henry Asquitu en zijn echtgenoote dadelijk beantwoordde, met een warm gestelden dank voor zijn raa in moeilijke tijaen; maar de bladzijden van het dagboek eindigen toch met een scherpen dissonant. De gevallen eerste minister immers, om te tonnen liuc de dienst van het vaderland bij hem ging boven alle wrokgevoel, heeft den triomtanten mededinger, opgezocht om hem te melden dat hij bereid was met hem te dienen. Wat kan ik u geven? riep Lloyd eorge enthousiast. Asquith legde hem toen breed uit, dat noch financiën noch internationaal recht het fort waren van Wilson of Uemenceau, zoodat y.ijn steun van nut kon wezen bij de conferentie van Versailles; en hij daarheen mee wilde gaan, wanneer zijn right honorable friend nem benoemde. Misschien was de uiteenzetting iets te lang: de ij ver van Lloyd eorge bekoelde sterk, op eens was zijn geest niet meer bij de zaken, hij liet verder niets meer van zien hooren. Men moet op de laatste bladzijden van het dagboek zelf maar nalezen, het oordeel van Margot over iiet dievenhol" van Versailles en over ,,t!ie ;« Four" die zicli vier kwade dwergjes toonden. W. (i. C. B v v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl