De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 13 januari pagina 6

13 januari 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR 1EDERLAND 13 Jan. '23. - No. 2377 HET RADIO-TELEGRAAFSTATION KQOTWIJK Het koloniaal bezit heeft het Nederlandsche volk gedwongen tot buitengewone krachts inspanning, om de geweldige taak te kunnen vervullen, welke daarmede op zijne schouders was gelegd. Aanvankelijk werd het noodige contact alleen door de scheepvaart onderhou den; hierin kwam eene ontzaglijke verbetering toen de telegraaf, tijd en afstand overwinnen de, de gedacntenwisseling, het overleg vereen voudigden de bestuurders van-hier en ginds tot elkaar bracht. Het was dan ook van het meeste belang het nieuwe verkeersmiddel met pijnlijke toewijding te verzorgen, uit te breiden en te verbeteren. Daar aan Nederland de be schikking ontbrak over landen of terreinen, voldoende dicht bij elkaar gelegen om aan de. telegraafkabels, landingspunten te ver schaffen voor het opstellen van de toestellen waarmede de berichten van post tot post moeten worden overgebracht, was men ge noodzaakt de medewerking van andere Staten in te roepen. Nochtans is het van groote beteekenis voor het bestuur van de Koloniën, dat men in het telegrafisch ver keer met deze niet afhankelijk is van vreem de invloeden. Vooral tijdens den jongsten wereldoorlog is dit meer in het bijzonder gebleken toen Engeland met zijne macht over de kabels naar 'het Verre Oosten, het NederlandschIndische verkeer knevelde en in 1917 zelfs gedurende enkele maanden voor bepaalde categorieën van telegrammen stop zette. Daar intusschen de vooruitgang op weten schappelijk'gebied de mogelijkheid had ge opend eene directe radio-gemeenschap zonder overdraagstations tusschen Nederland en 'Indiëtot stand te brengen, was voor de Regeering het oogenblik gekomen opdracht te geven hiertoe over te gaan. Na zorgvuldig onderzoek of en in hoeverre de vereischte inrichtingen voor'deze gemeen schap uitsluitend met oehulp van Nederland sche krachten en Nederlandsch materiaal konden worden tot stand gebracht, werd be sloten tot eene samenwerking met een der groote maatschappijen, welke op radiotelegraaf-gebied hare sporen had verdiend. Gevraagd werd een afstand van rond 12000 K.M. te overbruggen, terwijl de groot ste destijds bereikte seinwijdte slechts 9000 K.M. bedroeg. Het in gemeen overleg met de Duitsche Gesellscliaft für drahtlose Tele grafie" samengesteldeplan omvat een gecombi neerd sein- en ontvangstation, benevens een afzonderlijk ontvangstation, de gelegenheid CADILLAC Kit Itaifstak dir AfltoluMik Importeur: K. LANDEWEEI, UTRECHT _Fig. 2.|Mast~met, op den voorgrond terrein , A zooals dat oorspronkelijk was biedende tegelijkertijd te seinen en te ontvan gen, zoogenaamd duplex te werken. Voor het eerste station bleek noodig te zijn een terrein van rond 300 H.A. op minstens 2 K.M. gelegen van de groote telefoonlijnen; dit laatste om storende invloeden bij het telefoonverkeer te voorkomen. Het terrein voor het afzonderlijk ontvangstation zou minstens 30 K.M. van het eerste hehooren verwijderd te zijn. De keus is toen gevallen op het Kootwijksche Zand voor het hoofd station, en op de Sambeeksche heide, nabij Boxmeer, voor het afzonderlijke ontvangstation. Reeds dadelijk was liet duidelijk dat groote bedragen zouden worden vereischt om het eerste geschikt te maken. Tevens werd evenwel overwogen, dat, daar het hier domeingrond betrof, de kosten voor den aan koop van den grond vervielen, en dat deze allicht niet minder zouden hebben bedragen dan die, welke voor de egaliseering en vast legging van de Kootwijksche woestijn /.ouden worden gevorderd. Het Kootwijksche Zand ligt voor een klein gedeelte in de gemeente Apeldoorn en overigens in de gemeente Burneveld. Het grenst aan de terreinen waarop de Harstkamp gevestigd is. Het bestaat uit stuifzand met dalen en heuvels, waarin de zoogenaamde Heidensberg met achtergelegen Brummelkamer de hoogste is. Van dien heuvel kan men het geheele terrein overzien. In fig. l is de situatie van het terrein voorgesteld. De masten van de antenne hebben eene plaats gevonden op het meest westelijke gedeelte daarvan. Deze hebben eene hoogte van 210 meter; n staat in het midden en de andere zijn daaromheen in een veelhoek geplaatst op 450 M. van den middenmast. In fig. 2 geeft de voorgrond een beeld van het terrein in zijn oorspronkelijke!! toe stand. Het eigenlijke radio-station bevindt zich daarachter ter plaatse waar een der masten zichtbaar is. Elke mast wordt door driemaal vier tuien in verticalen stand gehouden. Rekening houdend met de steunpunten dezer tuien en met de ruimte welke bovendien noodig is voor het aardnet, dat als contra-antenne moet dienst doen, verkreeg men aldus eene nagenoeg cirkelvormige vlakte met eene middellijn van gemiddeld 1200 M., welke gelijk gemaakt en vastgelegd moest worden. Maar ook daarbuiten moesten hinderlijke hoogten worden weggenomen en was het. ter voorkoming van te groote zVmdverstuiving, noodzakelijk den grond tnet hei- en dennenbeplanting vast te leggen. Voor deze werk zaamheden is de hul,> der Nederlmnlsclie Heidemaatschappii alsook van het Stoatsboschbeliecr ingeroepen. Vooruit plan is ruim een halt' millinen M', grond verzet. Het grootste gedeelte derwerklieden werd ingevolge eene overeenkomst met het Nationaal Steun comitébetrokken uit de werkloozen te Am sterdam. Nadat door Décauville-baantjes in de eerste verkeersbehoeffe was voorzien, werd de spoorwegaansluiting op de halte Kuotu'ijk ter nand genomen. Tegelijkertijd werd de; zandweg, welke van de spoorweghalte Assel liep naar Huo^Bniirlo, verbreed en verhard en doorgetrokken naar het centrum van het radio-terrein. Uen tweede weg is ontworpen langs de zuidzijde van het terrein over Hoog-Hiinrlo naar den straatweg Arnhem?Apeldoorn. Deze weg zal te zijner tijd, wanneer de behoefte daartoe uit de ervaring zal zijn gebleken, door de zorg van den Rijkswaterstaat worden tot stand gebracht. De Hoofdingenieur der Telegrafie jhr. W. M. de Branw is meer in het bijzonder belast geweest met de uitvoering van de civiele werkzaamheden, terwijl aan den Ingenieur der Telegrafie E. I'. W. i'ölter de zorg voor het electrotechnische gedeelte werd toevertrouwd. Het groote seingebouw is onder leiding van den Rijksbonwmeester H Th, Teenwese ontworpen door den architect ?. Luthniunn. Het heeft eeue plaats gevonden nabij den middenmast- Het bestaat m hoofdzaak uit eene machine-hal, lang 35 M. en breed 2,'i.SO M. met daaronder gelegen ruimten voor de accnmulatoren mei hunne laadinrichtingen en schakelnorden en verdere macl.ines voor den electrischen bednifsstrooni. hen toren biedt de gelegenheid voorliet invoeren van de anten ne, terwijl vóór het gebouw een vijver is aangelegd voor het afkoelen van de olie van de transformatoren, zooals uit lig. 4 meer in bijzonderheden re zien is. Voor de watervoorziening van het terrein en de gehouwen is het advies ingewonnen van 12 cent 12 cent Sumotr» CBUlTKNOBWOOtQ Sigaar Fig. 3. Oprichting van een mast het Nederlandsch bureau voor Drinku'utervoorienina, welk bureau zich tevens met de uitvering daarvan heeft belast. In samenwering met den genoemden Rijksbouwmeeter is hiertoe een toren met hoo^-reservoirgesticht. Electrisch gedreven pompen. welk op den bodem van een tweetal schachten ter cepte van 18 M. zijn geplaatst, zuigen het vater 30 M. uit den bodem op en persa het in het reservoir. Van daar word het met behulp van een buizennet naar de verschillende gebouwen gevoerd, alsmde naar den zich vóór het gebouw bevindendn vijver. Op den watertoren wordt een electische schijnwerper geplaatst, welke een krachigen lichtbundel naar boven zal werpen om <e vlietenk'rs te waarschuwen voor de gevadijke nabijheid der hooge masten met (aaraan opgehangen antenne. Ovrigens is getracht om zooveel doenlijk het naterieel van de Nederlandsche markt te hcvekken. Met name is dit ook geschied niet letrekking tot de masten. Het bleek evenwl dat dit destijds onmogelijk was. Elke mast 'eegt ruim HOOOO K-G., zoodat in totaal eene k'ine 500 ton ijzer nnodig was, waarvan toen tr tijd nog gien zesde gedeelte in ons land voorradig was. Zij zijn daarop in Dnitschland tisteld hij de tirma H e in."Lehman £?? Co. die zia speciaal met de constructie van der gelijke groote ijzeren lichamen bezighoudt. De prichting van eiken mast is geschied door en ploeg van (i werklieden niet een monter als voorman. De werkwijze, welkt' daarbij gevolgd is, blijkt uit fig. 3; de werkkooi m t zes etages ziet men in het bovenste gedeelt der tig mi r afgebeeld. De electrische stroom voor het drijven van de machines, voor de verlichting en het opwekken en uitzenden van de electrische seinenergie, wordt betrokken van het Provinciuul Geldersche Electrische Bedrijf. Het seingehouw, dat meer het karakter van eene fabriek dan van een telegraafkantoor vertoont. be.'at alle toestellen, welke noodig zijn om de electrische sein-energie op te \\ekken en tusschen lucht- en aardnet te doen slingeren. Daar liet overbrengen van de teekens geschiedt met behulp van de Morse code (het punt-streep-schrift) slingert de energie ook, in overeenstemming met de Mnrse-teekens. sein- en rustpoozen tusschen de beide netten, waarbij overeenkomstige etherslingeringen (electrische golven) rondom worden opgewekt, welke zich door net heelal voortplantende ten doel hebben de toestellen op de verwijderde ontvangstations te beïn vloeden en de atgezonden teekens te reproduceeren. De manipulatie van het seinen met den Morse-sleutel, geheel conform de werkwijze bij eene gewone Morse-draadver binding, geschiedt door de telegrafisten in een afzonderlijk gebouw. Daarbij worden slechts zwakke electrische stroompjes door kabel draden naar het machine-gebouw geleid, waar zij relais in werking brengen, welke de mach tige electrische energie-zenders in werking brengen. De eigenlijke telegrafist bemerkt van dat alles niets. Hij manipuleert en be handelt het hem ter overseinen ter hand gestelde telegram geheel op dezelfde wijze als hij dit reeds jaren lang gedaan heeft op het oude. gewone telegraatkantoor. In bedoeld afzonderlijk gebouw, dat een geheel provisorisch karakter draagt, daar du eigenlijke ontvangdienst in het station te Sambeek zal geschieden, zijn tevens de ont vangtoestellen ondergebracht. Bij het ter perse gaan van dit artikel is een aanvang gemaakt met het afregelen van de toestellen, waarna tot het proefseinen met Indiëwordt overgegaan. Januari 1923. ? l K. A. E. R. C o L L E t i E Fig. 1. Sitnatie-teekening JAC. URLUS HAVAMA 18 Ct. S M, A V K bij HAlïlllüCoJembraniilpl.ynistelslr, F'g. 4 Perspectivische teekening van seingebouw, koelx ijver, magazijnen en werkplaatsen IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIHIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIMI Rika Hopper De ware feestredenaarster ben ik niet.... bnoze brieven, waar ik op mijn wij-ze het rede lijke had bedoeld, zijn daar om mij ervan te overtuigen, en in de meeste gevallen, de roem rijkste, waag ik er mijn hals niet meer aan. Doch een enkele maal kan het voorkomen, dat het feestgedrnisch de diepere aandacht samentrekt niet alleen op den aard en de waarde van een talent, maar vooral op de positie, die dat talent inneemt. Aan miskende genieën geloof ik niet recht, het tegenover gestelde: middelmatigheden, die zich ten ge volge der onbevredigende samenstelling onzer gezelschappen, als kunstenaars van den eersten rang doen gelden, komt meer voor, maar tusschen deze uitersten ligt nog de begaafd heid, die onoordeelkundig geleid, afdwaalde, en onder den druk eener onbestemde innerlijke geremdheid en den loop der omstandigheden, meer op den achtergrond geraakte dan voor de tooneelkunst in het algemeen wenschelijk was. Oppervlakkig bezien, kan men niet zeg gen, dat Rika Hopper, toen ze met Annetje K'aassen, als een allerliefst paar Romaneskjes" haar joyeuse entree maakte bij het eer waardig ..Nederlandsch Tooneel" geen geluk had, noch dat haar in de latere jaren de kansen zijn onthouden zich tegenover het publiek in hoofdrollen te doen kennen. Maar de drawback voor Rika Hopper is geweest, dat zij haar jong succes gevonden heeft in dien onbewusten tooneeltijd, in een omgeving, waar de bewondering veelal in n richting schoot en de zelfgenoegzaamheid op sloffen liep. En dat zij ,,a woman of destiny" zich daaraan niet tijdig wist te ontworstelen, en toen het keerpunt in de dramatische kunst daar was, plotseling tusschen twee stoelen zat. Onbe vredigd in het oude, niet gereed voor het wordende. Het mag tegen den geijkten jubeltoon ingaan om bij een mijlpaal in kunstenaarsloopbaan naar een zuivere basis voor onze gevoelens te trachten, niet minder waar is, dat toch alleen een zeker geloof in een talent IIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIItllllllllllllllMllllnilllllMIIIIIHIIMII ons verleidt niet achter een hartelijke ge meenplaats weg te schuilen. Ons huldigings arsenaal biedt te kust en te keur en daaraan zou ik dan maar enkele herinneringen be hoeven vast te knoopen, waarvoor ik Rika Hopper stellig niet minder erkentelijk ben dan haar vele bewondenaars. Van bijna vijfen-twintig jaar terug: het jonge meisje Borgny" aan het slot van Bjornson's ,,Laborenus, de Maslowa" in Opstanding", de rol, waarin zij zich in den loop van deze week op haar best zal kunnen tonnen, in Bernsteins, Le Secret", waarbij zij portuur bleek voor Mevrouw Mann, als Postia". als Aim (Mensch en oppcrmensch). En eens, lang ge leden, heb ik haar Heine's Ein Weib" liooren opzeggen. . . . Neen, niet in den aangeleerden voordrachtskunstenaressentoon, maar waar lijk als ein Weib", met huiveringwekkende kracht, met een hartstocht, die steun vond in een, voor deze kleine s.ityre volkomen techniek, haar opvoerde tot een gruwelijk drama. Maar het geval is verder-strekkend dan deze herinneringen. Want hoe hon ger het repertoire steeg en veel-eischend werd, des te nijpender bleek ook het te-kort aan vrouwelijk temperament, aan actrices die de groote rollen van dat grootere repertoire intellectueel en met lijt en ziel aan kunnen. Gelaarsd en gespoord zijn ze niet op ons tooneel gestapt, de Ladies ..Macheth", de smartelijk verwarde stiefkinderen Strindhergs, de hel dinnen van Sophokles, Hebbel's nooge vrou wen... schaarsch bleven de ., Rebecca's", de ., Hedda's" en de goede Molière-speelsters. Het is waar, vijfentwintig jaren, ze strekken ter nauwernood om naar deze figuren te mogen reiken. En hoe intensief moeten ze gewerkt hebben, de actrices als Rosa Bertens. Hermine Körner, Susanne Lesprès, Hedwig Bleubtreu, Tilla Durioux. Toch was in Rika Hopper oorspronkelijk veel, dat haar scheen vóór te bestemmen... Een vrouw die, jong al, houding had, een van nature nobel geluid, met diepe, soms rauwe accenten, en met een zwier van romantiek. Als ze wilde. Als ze niet wilde, lusteloos, zonder innerlijke bewo genheid zich liet drijven op de gemakkelijke cadanzen van die précieus geschoolde stem, wekte ze des te wrevcler verzet, juist omdat daar altijd was: verwachting. Het heeft ongetwijfeld aan de geheele con stellatie van ons tooneel gelegen, aan de omstandigheid, dat dit talent veelal op z'chzelf was aangewezen, en in den loop dei jaren, naar verhouding van zijn middelen en IIIHIIIMIIMHIIIIIIIIIIIII»1' zijn mogelijkheden, te weinig dat wij thans nog, bij dit feest ter middag hoogte, in liet onzekere verkeeren omtrent zijn cpialiteit. omtrent zijn gevoelsdiepte en zijn draagkracht. Van beteekenis kan dit jubileum /.ijn. doordat het een begaafdheid in de laatste jaren wat uit het spoor, en dientengevolge" in de schaduw geraakt - voor een reeks van gelukkige avonden, terugbrengt iu de zon der algeineene belangstelling, nieuwe verschieten opent wellicht. De vrouw, in haar vollen bloei en zelf bcwnste kracht, de man schrijft zijn meesterwerk om haar, en het is billijk dat hij in elk land zijn vertolksters vindt Wij hebben er in ons land geene te missen. Moge Rika Hopper zich op haar feestavond met vreugde bewust worden van 'de taak, die nog vóór haar ligt. minimiinimimiiimimmiiiiilmiuiiiHmiiiiiiiiiimiiimium evolueerde, iii mi minimi Max Pallenberg MAX PALI.LNBERG Het taent van Max PMlenberg kan ik altijd pas den ,'olgenden morgen bewonderen. Ter wijl hij ,,am den gang" is, boeit het mij nauwe lijks. Ual is t/nen ongewoon verschijnsel, het houdt zelfs het criterium in voor alle Kunst met een hoofdletter. Middelmatige tooneel kunst, wiarbij het beeld zich niet boven de stof verluft schijnkunst dus -? bezinkt niet, ze vtrvlicgt. Wij moeten er onafgebroken onze aaiuacht op spannen en den volgenden dag desondanks onze herinnering uitputten. er ri>>kvar\ bij fantaiseercu, om er nog iets van na te kunnen vertellen. Zond ra ze echter boven deze grens uitstijgt waarachtig wordt overkomt ons het tegenovergestelde, de geest kan dan best eens een oogenblik af dwalen zonder schade voor den indruk, die langs geheimzinnige wegen in ons onderbe wustzijn verdwijnt, om den dag daarna, als het ware gezuiverd, verscherpt en tot een onvergankelijke aandoening gestold, weer op te komen. Oeldt dit in het algemeen, het meester schap van Pallenberg voert in deze richting tot een venassend uiterste. Gedurende het wordingspncès, waarbij van den toeschouwer een bijna gelijke activiteit wordt gevraagd als van de:i speler, kan ik deze t ligraankunst van scheppen en vernielen, deze aan grijpende baldadigheid, dit rusteloos ver wér, niet alleen niet genieten, ik kan h-t er niet bij uithouden. Zoo ooit critiek subjectief mag zijn, dan in dit geval de mijne, verder dan deze bekentenis zal ik het niet brengen, en voor eenige conclusie zal ik mij wachten. Ik vraag me alleen in verwondering af: kan een kunst in zichzelf zoo kras-volmaakt zijn, dat ze al het omringende, zelfs de ontvanke lijkheid, de toegenegenheid, van den onschul digen toeschouwer, fnuikt? Of spartelt hier alleen, als voor de apenkooi, ons zelfbewust zijn tegen, wil toch een zekere cultuur-vaneeuwen, dit jammerlijk: zie den mensch.... niet aan? ,,W;ui-wau !" blaft Pallenberg, wat raakt het hem of die om hem schate rende menigte straks op straat staat hongerig en berooid. Maar als dan de nacht het heelal heeft schoongcveegct en de echo van dit onmenschelijk mirlitu'.i-geiuid verstorven is. dan rijst uit de ruïne van het circus waarin we gezeten hebben, een verstild gezicht, met bijna bovenmenschelijke trekken, met, op de plaats waar wc twee «o i;s pi eet j es hebben zien flikkeren on *)itxen, een blik, vol en wijü. . . . en dan eerst staan we, geloof ik, voor den grooten kunstenaar, dien Max Pallenberg is, maar dien hij wel zorgt dat niemand in de werkelijkheid des tooneels ooit familiaar de hand drukt. Voor het overige zou men zijn geheele reper toire, waarbij elke tegenstelling een verbijs terende verscheidenheid biedt, moeten kennen om, zij het alleen langs den buitenkant van deze fenomenale maskerkunst, tot een ietwat samenvattende karakteristiek te kunnen ko men. We behoeven zijn portretten maar naast elkaar te leggen. (In Der Biberpelz", als ,,Rappclkopf", in die La'stigen", als Menelaus", en in zijn laatste creatie ais Lilioin") om te beseffen welke een klein tipje van dat onberekenbaar fantastisch, overgevoelig ver mogen ons in de zoogenaamde echte" Pallenbcrgstiikken (Wau-wau, Familie .Schimek en zelfs nog in Molière's Vrek") wordt getoonü. De nog echtere" Pallenberg.... uit welk diep-aandoenlijk gedrocht zal hij nog eenmaal te voorschijn treden als een boven 's levens gansche santekraam verheven mensch! Ook hier spraken omstandigheden mee. Pallenberg kwam van de operette, daarvan blijft in eigen aspiraties, in andermans schat ting, altijd wel iets. Verleden winter stond hij avond aan avond in zijn hemelsblauwe kamer japon met het dronken kroontje op, als ,,Jnpiter" op den wolkentroon in Reinhardt's revue: Oi'pheus in der Unterwclt", waaraan ook Offenbach ietwat te pas kwam. De lach salvo's dreunden door de stampvolle arena a'.s )upi" den telefoon-hoorn aan zijn oor legde om met ,,Pluti" te tclefoneeren over de weersgesteldheid, maar het succes van den avond was toch het onverbeterlijk gebaar waarmee deze Jupiter" den lastigen lucht ballon van zijn statiekleed met twee handen ophaalde, als een meneer die zijn bretels ver geten heeft. Tot de pauze heb ik het dien avond gebracht. En dezer dagen zag ik hem weer in het onherkenbaar vermalen rompie" als een kleinen, aftandschen eigengerechtigden monsieur Ie prefect. Het buitengewoonste vond ik zijn rug, met het eigenwijze, te korte jasje. Dat stramme, jengelende kinderrugje, dat parmantig jasje, ze speelden de geheele gamma van dïn recalcitranten, belachelijken, vernederenden ouderdom. Die rug zal mij mijn leven lang bijblijven. Maar na het derde be drijf leek mi; ook ditmaal de vlucht de eeiiig»; uitkomst. TOP N A E F r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl