De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 27 januari pagina 2

27 januari 1923 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 Jan. '23. - No. 2379 SERENADE Illustration Nieuw-dadaïstisch Rijm, opgedragen aan denschranderen schilder^Theo van Doesburg. Dada is een ladder zonder sporten." TH. VAN DOESBURG. (De 17-jarige burchtvrouw Kunigond, groengelokt en met prachtige' geribde oogen is ingesluimerd op een telegraafdraad. Ridder Deodaat staat, met zijn kunstgebit in de eene en een driesnijdend zwaard in de andere hand, op het linker voorwiel van den electrischen trein, die dwars er onder door achteruit snelt. Pikzwarte stoom verdwijnt in de veiligheids klep, en Deodaat fluit, tokkelend op een mondharmonica, terwijl hem het klamme angst zweet tegen de wangen opkronkelt, Kuni gond tweestemmig toe:) O, Kunigond ! O, Kunigond ! Heel mijn genezen tninnewond ! Ontwaak, zoodat uw boezem ziet Den drieklank van mijn liefdelied ! De smartgeur van mijn grooten teen Juicht door den nacht der eeuwen heen. O, Kunigond ! O, Kunigond ! Slaag door, en kijk terwijl in 't rond: Ziet, hoe de heete regen schijnt, Hoe druipend kil de zon verdwijnt, De krijtrots ruischt, de beek verwelkt, Terwijl de boer zijn kiekens melkt. O, Kunigond ! O, Kunigond ! De plek, waar eens ons graf op stond, Snelt henen in onblu«chbren vaart, De wurmen fladren hoog bij d'aard, De leeuw beklimt den torenklok, Onwrikbaar, in gestaag geschok. O, Kunigond ! O, Kunigond ! Mijn oogen puilen uit mijn mond, 'k Druk in mijn schedel haar op haar, En 'k pers mijn ooren op elkaar; Hoort hoe 'k, den brauw bedekt van 't schuim, Mijn tranen wegpink met mijn duim. O, Kunigond !, O, Kunigond ! De sneeuwlaag dondert, kakelbont, Als, lonkend naar uw Deodaat, Uw rechter neusgat opengaat, Hier staan ik, in parfait amour! (Ik zeif niet, maar mijn oudste broer.) O, Kunigond! O, Kunigond! Hoog boven den verganen grond! Wen straks de telegraafdraad breekt, Dan slaapt gij rustig door, dat spreekt, Maar ik klim, staande op mijn kop, Een sportenloozen ladder op. O, Kunigond ! O Kunigond ! Wee! Godin Amor schiet zijn lont. Ruik hoe, terwijl gij wordt geschaakt, Uw kleinzoon in vervoering raakt, Onz' ouders, die in 't water staan, Zien ons, twee arme weezen, gaan. O, Kunigond ! O, Kunigond ! Nu blaft de kat, en fluit de hond. Wij rennen toomeloos, maar vlug, Op liefdevleuglen, rug-aan-rug. Om met uw bruid, gelijk de vlieg, Den dood t'hervinden in den wieg. C H A R i v A R i u s (Dit Rijm mag op dadaïstische avonden gratis voorgedragen worden.) pleet voor ons staat in de geschiedenis, is de Fransche; net Fransche volk, geleid door een krachtige dynastie, heeft het eerst de organi satie geschapen, waardoor het een politieke macht van beteekenis kon worden in de wereld. Die organisatie is territoriaal en staatsrechterlijk voltooid aan het einde der middeleeuwen; als Lodewijk XI Bourgondiëen Karel VIII Bretagne aan de Fransche kroon brengt, is de Fransche staat omstreeks 1500 een stevig aaneengesloten geheel geworden. Maar het is er nog verre van af, dat Frank rijk dan zijn uiterste expansie heeft bereikt. Dat kan ook niet; want iedere krachtige staat streeft naar uitbreiding; bovendien had FrankWELKOM, LANDGENOOT Aan den Heer Curnelis Vetli Teneinde de kans op de door mij geambi eerde gastvrijheid in ,,de Amsterdammer' niet te verspelen, maar ook omdat ik het op een der hoofdpunten van Uw betoog geheei met U eens ben, kan het niet mijn bedoeling zijn te trachten Uw bewijsvoering punt voor punt te refuteeren. Trouwens, het nut daar van ware in ieder geval twijfelachtig: immers wat de een interessant vindt, kan de ander van weinig waarde of zelfs overbodig achten Dit geldt in de eerste plaats voor tentoon stellingen. Alleen zou men kunnen opmerken dat het belangwekkend en ook wel verfrisschend kan zijn eens iets anders te zien, ik zeg: iets anders, niet: iets beters, dan de elkander vortdurend opvolgende tentoonstel lingen van vaderlandsche kunst, die voor een trouw bezoeker toch ook weinig hebben van openbaringen". 12 oent 12 cent sigaar O?1'""" * # f*ï^<®»!<?S®»<C3»É2ï^ A 'C'E^. l*"~' ?""?-^NSCfe«r?... «??JKAMEJJ/ o,/ « ^-v Kolenmijnen . Hoogovens Metaalfabrieken . Andere liulustrieën Voornaamste spoorwegen Secondaire spoorwegen - en mijnspoorwegeii Tram Kanalen en havens Grens van liet kolenbekken HET ROERGEBIED rijk nog deze speciale reden tot expansie, dat zijn hoofdstad en middelpunt. Parijs, veelte dicht bij de grens lag om veilig te zijn. Maar nu wilde het lot, dat de grenzen van het Fran sche staatsgebied omstreeks 1500 nog steeds dezelfde waren als die der negende eeuw; wilde Frankrijk zich uitzetten naar het oosten en naar het noorden, dan stuitte het overal op het gebied van het Duitsche rijk: zuiver Fransche landen als Fransche Comté, Lotharingen, Henegouwen enz. behoorden tot'het Duitsche rijk. Zoo moest wel een conflict ontstaan tusschen Frankrijk en Duitschland, dat dan ook de nieuwe geschiedenis geheel vult. Frank rijk had daarbij het voordeel van zijn stevige, steeds meer gecentraliseerde organisatie|onder een krachtig koningschap. Duitschland moest wel de verliezende partij zijn, omdat het was verdeeld en nauwelijks een politieke organisa tie onder den Keizer bezat. Geen wonder, dat Duitschland steeds verloor en duurzaam verloor; want verreweg het meeste wat door Frankrijk werd veroverd en geannexeerd, was in beschaving altijd Fransch geweest. De veroveringen van het koninklijke Frankrijk waren dan ook blijvend. Het is in dezen tijd, dat men ook reeds be gint te spreken van Frankrijks natuurlijke grenzen, die het voor zijn eigen veiligheid noodig heeft. En de natuurlijke grens, waar van vooral sprake is, is de Rijn. Qelijk Jeruza lem de heilige stad is van Joden en Christenen beide, zoo is ook de Rijn de gewijde stroom van Franschen en Duitschers. Zingt de Duitscher zijn Wacht am Rhein, de Franschman houdt niet minder de wacht aan denRijn. Maar verder dan den Boven-Rijn zijn de Franschen vóór 1789 niet gekomen. Dat wordt eerst het geval als in den tijd dergroote revolutie alle volks krachten in Frankrijk los komen. Dan klinkt weer de leuze der natuurlijke grenzen; zij worden in een paar veldtochten veroverd; VRAAGT i SI-FA-KO S IO ARE N Het voornm»m»to Sorlomork reeds bij den vrede van Campo Formio in 1797 moet de Keizer den geheelen linkerRijnoever en de Zuidelijke Nederlanden aan Frankrijk afstaan: van Bazel tot Emmerik wordt de Rijn de oostgrens van Frankrijk. Napoleon gaat zelfs nog verder; hij annexeert om Engeland te verpletteren, ook nog Hol land en Noord-Duitschland; zelfs over de Elbe en tot aan de Oostzee strekte zich de grens van het Fransche keizerrijk uit. Daarmede had Frankrijk zijn natuurlijke expansie verre overschreden en ook zijn krachten mateloos overspannen. Het sprak dus wel van zelf, dat het na den val van Napo leon weer werd teruggebracht tot zijn grenzen van 1790. Van misschien nog meer beteekenis was het, dat het eerst toen Pruisen tot onmiddellijken buur kreeg. Voor Pruisen was dat stellig bij een groot voordeel een ernstig na deel. De verkrijging van Westfalcn en de Rijnprovincie breidde zijn West-Duitsch gebied zoo mateloos uit, dat het voortaan betrokken werd bij alle conflicten der West-Europeesche wereld." En bovendien, terwijl Pruisen tot dusverre meer dan eens vriendschappelijk had samengewerkt met Frankrijk, werd het nu als de Duitsche wacht aan den Rijn gezet en moest dus ook wel alle slagen opvangen, die Frankrijk tegen Duitscrtland richtte. Wat vroeger nog nooit zoo was geweest, gebeurde nu, in plaats van Duitschland werd Pruisen de erfvijand van Frankrijk. Die functie verplichtte Pruisen tot een voortdurende waakzaamheid; men kan zelfs zeggen, dat het bezit van het Rijnland Prui sen heeft gedwongen tot zijn Duitsche annexatiepolitiek; want alleen een door Pruisen ge leid Duitschland zou Frankrijk op den duur kunnen weerstaan. Dat zag men in Frankrijk dan ook wel in; de expansie van Pruisen in 1866 heeft logisch den oorlog van 1870 ten gevolge gehad. Toen heeft Duitschland een groote politieke fout begaan door het grens gebied Elzas en Lotharingen van Frankrijk af te nemen. In deze bepaling van het tractaat van Frankfort ligt de kiem van alle verdere verwikkelingen in Europa. Zij riep in Frankrijk de revanche-gedachte in het leven, maar bovendien de herinnering aan de natuurlijke grenzen. Daardoor werd Duitschland ge dwongen steeds een geweldige wacht aan den Rijn te plaatsen; het moest bondgenooten zoeken om zich te versterken tegen de pogin gen van Frankïijk orn den vrede van Frank fort weer ongedaan te maken. Dat einddoel der Fransche politiek is einde lijk bereikt; het tractaat van Frankfort is vernietigd. Frankrijk heeft Elzas en Lotha ringen terug gewonnen. Maar zal het daarbij blij ven staan? Het is nauwelijks te verwachten. Het heeft in den grooten wereldoorlog het gevaar van een Duitsche invasie te scherp aan den lijve gevoeld om niet den vasten wil te hebben dat gevaar voor altijd in de toe komst te voorkomen. Hoe verder dus de Fransche grens naar het oosten wordt opge schoven, hoe veiliger gevoelt men zich te Parijs. Het Saargebied is reeds in beheer ge nomen en gedurende vijftien jaren na den vrede betrekken Fransche troepen de wacht aan den Rijn. Nu is men nog iets verder ge gaan: het Ruhrgebied is bezet. Zal Frankrijk dus zijn doel bereiken? Zal het in het vervolg veilig zijn voor het Duitsche gevaar? Het is nauwelijks aan te nemen. Want Poincaréis geen Napoleon; maar wel heeft zijn politiek veel met die van den Keizer gemeen. Ook Poincaréwil Frankrijk veilig stellen tegen een aanval uit het oosten; maar ook hij neemt tot dat doel maatregelen, die dat gevaar eerder vergrooten dan verkleinen. Den duivel, zooals hij hem nu eenmaal ziet, bestrijdende, roept hij den duivel in levenden lijve op. Want men kan er zeker van zijn: wat titans in het Rijnland gebeurt, roept met niet minder kracht in Duitschland de revanche gedachte op dan vroeger in Frankrijk. En Poincaréweet dat natuurlijk zeer wel, maar hij kan nu eenmaal niet anders; ook een staats man van beteekenis is slechts gedeeltelijk de leider van zijn werk. Met historische nood wendigheid heeft hij zijn weg te vervolgen, waarvan het einde misschien de zege, mis schien de ondergang is. Dat i's de tragedie der historie. Wat uit dat alles voor Europa zal voort komen, is niet in bijzonderheden te zeggen. Maar dit is wel volkomen zeker, dat wij nog niet staan aan het einde der verwikkelingen en dus ook niet aan het einde der gewapende conflicten. En er is een element, dat men vroeger miste en dat den toestand dubbel gevaarlijk maakt: het is de onvastheid van het tegenwoordige statencomplex. Vóór den oorlog had men te doen met eenige groote mogendheden, waarvan men de kracht en de beteekenis zoo ongeveer kende. Maar wat is in den tegenwoordigen tijd de kracht van Italië, van Frankrijk, om van Duitschland en vooral van Rusland niet te spreken? Eigenlijk het eenige vaste punt in de tegen woordige verwarde wereld is Engeland; en juist dit land trekt zich blijkbaar hoe langer hoe meer van het vasteland terug. Wil het zich weer retireeren in zijn ,,spiend id isolation"?Bereidt het zichvoorop een nauwe re aaneensluiting met Duitschland, nu Frank rijk militair althans weer al te machtig gaat worden? Zoo zou Engeland weer zijn oude politiek van alliantie met de zwakkere con tinentale mogendheid opvatten. Maar is Frankrijk wel zoo sterk ais het schijnt, zoo krachtig, dat'het Engeland moet nopen op nieuw het roer om te werpen? En is Duitsch land ten slotte eigenlijk wel een gewenscht en begeerlijk bondgenoot? Men zou zoo zeggen van niet. Maar men kan op den duur nooit weten.. Zoo is de wereld nog vol onrust en onveilig heid. En het merkwaardigste is, dat er in ons land nog menschen zijn, die Nederland willen ontwapenen. Ongetwijfeld bedoelen zij het goed. Maar het eenige gevolg van onze ont wapening zou zijn, dat Nederland weerloos ten prooi zou vallen aan wie het zou willen aanvallen. Zelfs zou in dat geval een weerloos Nederland het gevaar van conflicten in Europa nog belangrijk vergrooten. Wie dat wil, moet het ook openlijk en ruiterlijk zeggen en er kennen. H. B R u o M A N s loflinklijke Meubel transport-Maatschappij PEGRUYTER&CO. DEN HAAQ AMSTERDAM ARNHEM Bergplaatsen voor Inboedels l iiiiuuimiiiiiii llllllllllillllllIIIMllMIIIIIIIIIIIItlMMMIMMMIlHIimtM MlHIMMIMIllll l Wat de lezingen betreft, ik ben het volko men met U eens, dat liet voorlezen van eigen werk in de meeste gevallen een tamelijk nuttelooze bezigheid mag worden genoemd; Nederland-Frankrijk heeft dergelijke le zingen" ook nooit gegeven. En indien er al eens een conférencier bij zijn komst meende hier een publiek te zullen vinden dat van toeten noch blazen weet", ik verzeker U dat bij zijn heengaan die meening wel grondig gewijzigd was. Maar, men weet over het alge meen daarginds nu wel heel goed, dat men niet naar Holland behoeft te gaan als men niet iets nieuws en eigens te zeggen heeft. Uitzon deringen komen natuurlijk voor en zullen ook wel blijven voorkomen: verkeerde recomman datie kan daar wel eens de oorzaak van zijn; maar zulke menschen worden geen tweeden keer gevraagd. Hier is een punt, waar ik het volmaakt met u oneens ben. Gij vindt het voldoende wanneer men gedurende een menschenleeftijd eenmaal de gelegenheid heeft gehad groote mannen uit een afgelegen land van nabij te zien en een indruk te krijgen van hun persoonlijkheid"; wij daarentegen, wanneer wij het voorrecht hebben gehad kennis te maken met een man van supérieuren geest, zij het uit een afgelegen" land, dan verlangen wij hem weer te zien en te hooren. Zoo zullen wij zeer zeker trachten Duhamel wederom hierheen te krijgen, en ik twijfel geen oogenblik of de leden van Neder land-Frankrijk zullen hun bestuur daarvoor dankbaar zijn. Laat mij U van het bezoek van Duhamel nog wat vertellen. Hij is niet overladen met diners en soupers, maar hem is de groote Kunst ge toond die ons Museum bevat, en een onzer heeft met hem een rondrit gemaakt door de schilderachtigste en meest typische buurten van Amsterdam, en daarna is hij met hem gaan lunchen aan den overkant van het IJ; hij heeft niet veel met hem gesproken over Kunst en Literatuur, maar hij heeft geant woord als Duhamel vroeg, en gezwegen als die wilde zwijgen. Zóó heeft Duhamel onze stad gezien, en hij is heengegaan, vol innige bewondering voor haar schoonheid. Misschien meent ge dat hier wat te veel aan het toeval werd overgelaten. Het zij zoo: de uitkomst was niettemin bevredigend. Hiermede is niet gezegd dat Duhamel (ik behoud hem even als type) niet een even goe den, of moet ik zeggen: beteren? indruk zou hebben gekregen indien hij uitsluitend Kunstenaars en intellectueelen" hadde ont moet, inplaats van Prof. Salverda de Grave, onzen voorzitter, en diens rnedebestuursleden (de tegenstelling blijve voor uwe rekening). F.n nu kom ik tot het punt waarop ik zeide het geheel met U eens te zijn: de wenschelijkheid van aansluiting met de vereenigingen en genootschappen van Nederlandsche Kunste naars. Geloof mij als ik u zeg dat wij niets liever wenschen. Misschien is het U niet be kend dat op wetenschappelijk gebied reeds herhaaldelijk samenwerking met andere ver eenigingen werd verkregen. (NederlandFrankrijk is een genootschap voor Wetenschap, Letteren en Kunst). Dit vond o.a. plaats bij de voordrachten van RenéGillouin over de Philosophie van Berg^on, van Dr. Jean Comandon, den uitvinder der wetenschappelijke film. J'en passé, et des meilleurs. (Nu wij ons toch op dit gebied bevinden, mag ik U mis schien nog even mededeelen dat de weten schappelijke sectie van ons genootschap catalogi uitgeeft en gratis verspreidt, die een uitgelezen verzameling van Fransche weten schappelijke werken bevatten.) Zijn wij het derhalve over het principe volkomen eens, de verwezenlijking daarvan stel ik mij eenigszins anders voor dan gij, doch alleen om practische redenen. Het lijkt mij n.l. voor ons Bestuur buitengewoon moeilijk den juisten weg te vinden: er bestaan immers niet weinig vereenigingen van Nederlandsche Kunstenaars, en hoe zullen wij steeds jiust hen kunnen bereiken die prijs stellen op aan sluiting bij, op samenwerking met ons? Laat dan liet initiatief daartoe door hen wor den genomen; zij weten wat wij willen en waar zij ons kunnen vinden; zij weten thans ook dat, indien zij zich tot ons wenden, ons ant woord zijn zal: Welkom, landgenoot! H. K- W K S T E N D O R H Gillette HETVeillfiHCIDSSai j. BIJ UITNEMENDHEID EEN?GUIelk*SAFETrRAZOR IAAT U NIMMER IN DEN STEEK; ECNSCHE RIEM is OVERBODIG; eu Bf HOEFT OOK NIET TE WACHTEN TOT UW SCHEERMES VAN DEN BAR BIER, BIJ WIEN U HET UVA AANZETTEN .TERUGKOMT EN TOCn SCHEERT f ZICH ALTIJD ONBE RISPELIJK GLAD. SNEL EN MET VEEL COMfORT p. JKDZCRSCRACHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl